NL2032029B1 - Inrichting voor het zuiveren van gas. - Google Patents

Abstract

Inrichting voor het zuiveren van gas. Inrichting voor het zuiveren van gas, waarbij de inrichting 5 (l) hoofdzakelijk een vat (2) omvat met een inlaat (3) voor te zuiveren. gas en een uitlaat (4) voor gezuiverd gas, waarbij in het vat (2) twee of meer blokken (6) van een zuiveringsmiddel zijn aangebracht welke op elkaar gestapeld zijn ter vorming van een stapel (7), daardoor gekenmerkt 10 dat tussen de op elkaar gestapelde blokken (6) een afdichting (8) is aangebracht, waarbij de blokken (6) bijeengehouden worden door: — een element (29) dat zich doorheen de blokken (6) uitstrekt; en/of 15 — een omhulsel (20) vervaardigd uit een niet elastisch of flexibel materiaal welke rondom de stapel (7) blokken (6) is aangebracht; en/of — het feit dat de afdichtingen (8) vastgelijmd zijn aan de blokken (6). 20 Figuur: l.

Description

Inrichting voor het zuiveren van gas. De huidige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het zuiveren van gas. Meer speciaal, heeft de uitvinding betrekking op een inrichting voor het zuiveren van gas die een vat omvat met een inlaat voor te zuiveren gas en een uitlaat voor gezuiverd gas. Met ‘zuiveren van gas’ wordt hier bedoeld dat het gas gezuiverd wordt van een ander gas, een vloeistof of een andere stof die uit het te zuiveren gas wordt gehaald.

In het vat is een zuiveringsmiddel aangebracht. Dit zuiveringsmiddel kan verschillende vormen aannemen, bijvoorbeeld korrels of bijvoorbeeld een gestructureerd materiaal onder de vorm van één of meer blokken. Deze zijn typisch op elkaar gestapeld. Het zuiveringsmiddel kan bijvoorbeeld een droogmiddel zijn, ook wel desiccant genaamd, waarbij het te zuiveren gas gedroogd wordt, waarbij waterdamp uit het gas gescheiden zal worden door het droogmiddel. Dit gebeurt bijvoorbeeld klassiek bij samengeperst gas afkomstig van een compressor, waarbij het samengeperste gas vrij moet zijn van vocht alvorens het naar de gebruikers wordt afgevoerd.

Klassiek is dat de blokken van zuiveringsmiddel of droogmiddel een vorm vertonen welke complementair is aan de vorm van het vat waarin ze gestapeld zijn.

De blokken bezitten holtes, kanalen en dergelijke waardoorheen het te zuiveren gas kan stromen. In WO2017/035607 worden dergelijke blokken bij opstapeling op elkaar verankerd gebruik makende van afdichtingen welke rond de blokken worden aangebracht, ter plaatse van de locatie waar twee blokken op elkaar gestapeld zijn, waarbij de afdichting een naar binnen uitstekende lip bezit welke tussen de blokken reikt.

De afdichting zal twee opeenvolgende blokken op elkaar verankeren, waarbij de uitstekende lip de blokken op een afstand van elkaar zal houden.

Aangezien de geometrie en de locatie van de voornoemde holtes, kanalen en dergelijke van de verschillende blokken verschillend is, is het noodzakelijk de blokken op een afstand van elkaar te houden, zodat het ene blok de kanalen van het andere blok niet kan afsluiten.

Rond de blokken wordt een krimpkous aangebracht welke rondom rond de omtrekwand van de stapel blokken wordt aangebracht, om ervoor de zorgen dat de blokken op elkaar gestapeld blijven.

Hierdoor wordt één module of een zogenaamde ‘cartrigde’ gevormd welke gemakkelijk in het vat geplaatst kan worden, en de montage en onderhoud sterk zal vereenvoudigen.

De huidige uitvinding heeft tot doel om een alternatief te bieden aan de voornoemde methode om de blokken zuiveringsmiddel te stapelen en vast te maken.

De huidige uitvinding heeft een inrichting als voorwerp voor het zuiveren van gas, waarbij Bde inrichting hoofdzakelijk een vat omvat met een inlaat voor te zuiveren gas en een uitlaat voor gezuiverd gas, waarbij in het vat twee of meer blokken van een zuiveringsmiddel zijn aangebracht welke op elkaar gestapeld zijn ter vorming van een stapel, met als kenmerk dat tussen de op elkaar gestapelde blokken een afdichting is aangebracht, waarbij de blokken bijeengehouden worden door: - een element dat zich doorheen de blokken uitstrekt; en/of - een omhulsel vervaardigd uit een niet elastisch of flexibel materiaal welke rondom de stapel blokken is aangebracht; en/of — het feit dat de afdichtingen vastgelijmd zijn aan de blokken.

De drie voornoemde opties bieden een alternatief aan de gekende oplossing bestaande uit een krimpkous en afdichtingen.

Een voordeel is dat de nadelen welke verbonden zijn aan het gebruik van een krimpkous, zoals bijvoorbeeld het slecht aansluiten van de krimpkous na montage, vermeden worden.

Nog een ander voordeel is dat de voornoemde opties het mogelijk maken om in de stapel blokken, of ‘cartrigde’ nog andere functionaliteiten te integreren.

De voornoemde drie opties kunnen op verschillende manieren uitgevoerd worden, zoals later zal worden uitgelegd. Een voorkeurdragend kenmerk van de uitvinding betreft dan ook dat de stapel blokken aan zijn uiteinden voorzien zijn van inlaatelement en een uitlaatelement, waarbij één of meer van de volgende onderdelen in het inlaatelement voorzien zijn: - inlaatfilter; — luchtverdeler; — afdichting; - één of meer kleppen of ventielen; - geluidsdemper; - veer; - afstandshouder; - waterafscheider; en waarbij één of meer van de volgende onderdelen in het uitlaatelement voorzien zijn: - uitlaatfilter; -— luchtverdeler; - afdichting; - één of meer kleppen of ventielen; — geluidsdemper;

- veer; - afstandshouder.

Door deze ver doorgedreven integratie van allerhande 5 functies en onderdelen in de stapel blokken zal de assemblage van de inrichting en in het bijzonder van het vat veel eenvoudiger worden.

Ook zal het onderhoud en eventuele herstellingen veel vlotten en efficiënter kunnen gebeuren.

In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm strekt de voornoemde afdichting zich uit over de omtreksranden van de op elkaar gestapelde blokken, waarbij de afdichting opgebouwd is uit een cilindermantel welke over de omtreksranden van de blokken is aangebracht en uit twee aan de binnenzijde van de cilindermantel bevestigde en naar binnen gekeerde, V-vormige geplaatste lippen die zich tussen de blokken uitstrekken, waarbij de vrije randen van de cilindermantel opengeplooid zijn weg van de blokken.

Een voordeel is dat de vrije opengeplooide randen contact zullen kunnen maken met de binnenwanden van het vat of met de binnenwanden van het omhulsel, wat zal zorgen voor een afdichting ter voorkoming van lekken.

De V-vormige lippen zorgen er voor dat de blokken onderling op een afstand van elkaar gehouden worden.

Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven van een inrichting voor het zuiveren van gas volgens de uitvinding, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin:

figuur 1 schematisch een inrichting voor het zuiveren van gas volgens de uitvinding weergeeft; figuur 2 een doorsnede van het vat uit figuur 1 weergeeft volgens de lijn II-I1I in figuur 1; figuur 3 een doorsnede van het vat uit figuur 1 weergeeft volgens de lijn III-III in figuur 1; figuur 4 een detailweergave weergeeft van een afdichting uit figuur 2; figuur 5 een detailweergave weergeeft van een eindafdichting uit figuur 2; figuren 6 tot 13 varianten van de stapel blokken uit figuur 2 weergeven.

In figuur 1 is schematisch een inrichting 1 volgens de uitvinding voor het zuiveren van gas omvat een vat 2 met een inlaat 3 voor te zuiveren gas en een uitlaat 4 voor gezuiverd gas.

Het vat 2 is in dit geval cilindrisch, maar dit is uiteraard niet noodzakelijk voor de uitvinding.

Het vat kan ook balkvormig zijn, bijvoorbeeld, en een vierkante doorsnede hebben.

Het is ook mogelijk dat de inrichting 1 voorzien is van meerdere vaten 2, teneinde de capaciteit te vergroten of,

indien het zuiveringsmiddel regenereerbaar is, de vaten 2 afwisselend te kunnen laten zuiveren en regenereren.

In het weergeven voorbeeld is de inrichting 1 meer specifiek een droger om samengeperst gas te drogen, i.e.

om vocht uit het te zuiveren samengeperst gas te halen, waarbij het gas afkomstig is van een compressor 5, doch de uitvinding is hiertoe niet beperkt.

Het moge duidelijk zijn dat de inrichting 1 ook gebruikt kan worden om een gas dat gecontamineerd is met een ander gas te zuiveren door het contaminerend gas eruit te zuiveren.

Inderdaad, met ‘zuiveren van gas’ wordt hier zeer algemeen bedoeld dat het gas gezuiverd wordt van een ander gas, een vloeistof of een andere stof die uit het te zuiveren gas wordt gehaald.

Zoals te zien is in de doorsnede figuur 2, zijn een aantal blokken 6 van een zuiveringsmiddel in het vat 2 aangebracht.

In dit geval betreft het zuiveringsmiddel dus een droogmiddel, ook wel desiccant genaamd. De blokken 6 hebben een cilindrische vorm, complementair aan de vorm van het vat 2, zoals te zien is in figuren 2 en

3.

In dit geval zijn er drie dergelijke blokken 6, doch dit kunnen er minder of meer dan drie zijn ook. De blokken 6 zijn op elkaar gestapeld ter vormig van een stapel 7. Volgens de uitvinding is tussen de op elkaar gestapelde blokken 6 een afdichting 8 aangebracht. Tussen elke twee op elkaar gestapelde blokken 6 is met andere woorden een afdichting 8 aangebracht. Tevens zijn aan beide uiterste blokken 6 van de stapel 7 een zogenaamde eindafdichting 9 aangebracht.

In figuren 4 en 5 wordt een voorbeeld van de afdichting 8 en de eindafdichting 9 weergegeven. De voornoemde afdichting 8 zoals weergegeven in figuur 4, strekt zich uit over de omtreksranden 10 van de op elkaar gestapelde blokken 6. De afdichting 8 opgebouwd is uit een cilindermantel 11 welke over de omtreksranden 10 van de blokken 6 is aangebracht en uit twee aan de binnenzijde van de cilindermantel 11 bevestigde en naar binnen gekeerde, V- vormige geplaatste lippen 12 die zich tussen de blokken 6 uitstrekken, Deze lippen 12 zullen ervoor zorgen dat de blokken 6 elkaar niet raken. Dit is van belang om ervoor te zorgen dat de kanalen, openingen en dergelijke in de blokken 6 niet afgesloten worden doordat de blokken 6 contact maken met elkaar. Bovendien zijn de vrije randen 13 van de cilindermantel 11 opengeplooid zijn weg van de blokken 6 en V-vormige lippen 12, i.e. naar buiten toe. De eindafdichting 9, welke aan de uiterste blokken 6 van de stapel 7 blokken 6 aan hun vrije omtreksrand 10 voorzien zijn, is uitgevoerd als een V-vormige afdichting die over de betreffende omtreksrand 10 is geschoven, één en ander zodanig dat een eerste been 14 van de eindafdichting 2 tegen het axiale bovenvlak 15 van het uiterste blok © drukt, terwijl het tweede been 16 van de eindafdichting 9 tegen de radiale buitenwand 17 van het blok 6 drukt. De eindafdichting 9 is voorzien van een uitstulping 18 waar de twee benen 14, 16 met elkaar verbonden zijn. Deze uitstulping 18 is in dit geval lobvornmig. Analoog als bij de voornoemde afdichtding 8, is het vrije uiteinde 19 van het tweede been 16 opengeplooid weg van het blok 6.

Volgens de uitvinding worden de blokken 6 bijeengehouden. Met ‘bijeenhouden’ wordt hier bedoeld dat ze één geheel vormen en dus als een geheel gemanipuleerd kunnen worden.

In het voorbeeld van figuur 2 en figuur 3 gebeurt dit door een omhulsel 20 vervaardigd uit een niet elastisch of flexibel materiaal welke rondom de stapel 7 blokken 6 is aangebracht.

Het omhulsel 20 bevat in dit geval twee deelstukken 21a, 21b welke rond de blokken 6 aan elkaar bevestigd kunnen worden.

Het omhulsel 20 kan vervaardigd zijn uit metaal of kunststof, of het omhulsel 20 kan een roostervormig of meshvormig materiaal omvatten.

De deelstukken 21a, 21b worden aan elkaar bevestigd door middel van een kliksysteem 22, zoals schematisch weergegeven in figuur 3.

Het is uiteraard mogelijk dat er meer dan twee deelstukken 214, 21b zijn of dat het omhulsel 20 bestaat uit één stuk dat rond de blokken 6 kan worden geplaatst met slechts éen kliksysteem 22.

In plaats van een kliksysteem 22 kunnen ook bouten of schroeven gebruikt worden of andere bevestigingsmiddelen om de deelstukken 21a, 21b vast aan elkaar te bevestigen. De voornoemde opgeplooide randen 13, 19 van de afdichtingen 8 en de eindafdichting 9 zullen contact maken met het omhulsel 20.

Dit zal zorgen voor een afdichting voor het gas, zodat het niet kan ontsnappen en verplicht wordt om doorheen de volledige stapel 7 te stromen. De werking van de inrichting 1 is zeer eenvoudig en als volgt. De door de compressor 5 gecomprimeerde lucht zal via de inlaat 3 van de inrichting 1 in het vat 2 terechtkomen, alwaar het doorheen de stapel blokken zal stromen.

De blokken 6 van droogmiddel zullen het aanwezige vocht onttrekken aan het samengeperst gas.

De dichtingen 8 en eindafdichtingen 9 zullen verhinderen dat gas kan ontsnappen en de uitlaat 4 kan bereiken zonder volledig door de stapel 7 blokken 6 te stromen.

Wanneer het gas doorheen de stapel 7 blokken € is gestroomd, zal het vocht eruit gezuiverd zijn en kan het nu gedroogde gas het vat 2 en de inrichting 1 verlaten via de uitlaat 4.

Het in de figuren 1 tot 5 weergeven voorbeeld is slechts één mogelijkheid om de blokken 6 bijeen te houden.

In figuur 6a en 6b is een variante weergegeven volgens figuur 2, waarbij in dit geval het omhulsel 20 een tube 23, koker of buis omvat welke rond de blokken 6 is aangebracht.

De blokken 6 kunnen hierin los of met behulp van lijm of sealing pasta aan de omtrek van het omhulsel 20 gemonteerd worden. Aan beide open uiteinden 24 van de tube 23, koker of buis is een eindkap 25 of deksel aangebracht. Deze eindkappen 25 zijn gemaakt van een gasdoorlaatbaar materiaal.

In figuur 7 is het omhulsel 20 uit verschillende delen 26 opgebouwd, waarbij elk deel 26 een klemsysteem omvat dat in twee opeenvolgende blokken 6 kan vastklikken.

Zoals weergegeven in figuur 7, is elk deel 26 een ring die rondom de blokken 6 is aangebracht. Het klemsysteem kan bijvoorbeeld pinnen omvatten die in de blokken 6 doordringen.

Alternatief kan het klemsysteem ook een ribvormige verdikking omvatten welke in een daartoe voorziene groef in de blokken past.

Het aantal delen 26 is gelijk aan het aantal blokken 6, verminderd met één. Figuur 8 toont een variant waarbij het omhulsel 20 een coating 27 betreft welke rond de blokken 6 is aangebracht.

De coating 27 is hierbij zodanig dat een sterk omhulsel 20 wordt bekomen. Een mogelijke coating 27 is bijvoorbeeld een PU coating. Doch elke andere coating met vergelijkbare resistentie tegen druk, trillingen en schokken dan een PU coating en/of met vergelijkbare trekvaste verbindings- en afdichtingseigenschappen dan een PU coating, is geschikt. Figuren 9, 10 en 11 tonen varianten waarbij de blokken bijeengehouden worden door een element 29 dat zich doorheen de blokken 6 uitstrekt. In figuur 9 is dit element 29 een draad 30 die doorheen de blokken 6 is aangebracht. In het bijzonder zijn de twee uiteinden van de draad 30 doorheen de stapel 7 blokken 6 aangebracht en zijn de uiteinden vervolgens vastgeknoopt.

In figuren 10 en 11 daarentegen, is het element 29 een stang 31. In figuur 10 is de stang 31 die doorheen de blokken 6 is aangebracht, aan beide uiteinden voorzien van een moer 32 of dergelijke voor het vastklemmen van de blokken 6 tussen deze twee moeren 32. In figuur 11 is de stang 31 aan één uiteinde, in dit geval het onderste uiteinde, voorzien van een stop 33 of aanslag voor de blokken, welke stop 33 of aanslag gasdoorlaatbaar is. Tevens is in dit geval het andere uiteinde van de stang 31 voorzien van een moer 32 of dergelijke. Zoals te zien is in figuur 11, is tussen de moer 32 en een blok 6 een veerelement 34 aangebracht.

Het veerelement 34 zal voor een spanning of druk zorgen op de blokken 6 zodanig dat zij tegen elkaar gedrukt worden en niet kunnen bewegen ten gevolge van luchtsnelheid of andere invloeden.

Het veerelement 34 zal ook toelaten dat de blokken 6, als gevolg van adsorptie van vocht, kunnen uitzetten.

Figuur 12 tenslotte toont de variant waarbij de afdichtingen 8 zijn vastgelijmd aan de blokken 6 teneinde de blokken 6 samen te houden.

Er is met andere woorden geen omhulsel 20 rondom de stapel 7 blokken 6 aangebracht, geen element 29 doorheen de stapel 7 blokken € aangebracht of geen krimpkous rondom de stapel 7 blokken 6 aangebracht.

Een andere alternatieve uitvoeringsvorm betreft het verbinden van de blokken 6 met elkaar met behulp van een kleefkrachtige en sterke tape in plaats van met een lijm, zoals bijvoorbeeld ducttape, die over de omtrek van de blokken 6 wordt gekleefd tussen twee opéénvolgende blokken en eventueel over de volledige omtrek van de blokken 6 wordt aangebracht als bescherming. In figuur 13 is een laatste alternatief van figuur 2 voorgesteld. De stapel 7 blokken 6 is aan zijn uiteinden voorzien van inlaatelement 35 nabij de inlaat 3 van het vat 2 en een uitlaatelement 36 nabij de uitlaat 4 van het vat 2.

In het inlaatelement 35 zijn één of meer van de volgende onderdelen voorzien: - inlaatfilter; — luchtverdeler; - afdichting; - één of meer kleppen of ventielen; - geluidsdemper; - veer; - afstandshouder; - waterafscheider. Door al deze onderdelen te groeperen in het inlaatelement 35 en vervolgens te integreren in de stapel 7 blokken 6, wordt de montage, installatie, onderhoud en herstelling van de inrichting 1 sterk vereenvoudigd. Analoog zijn in het uitlaatelement 36 één of meer van de volgende onderdelen voorzien: - uitlaatfilter; -— luchtverdeler; — afdichting;

- één of meer kleppen of ventielen; - geluidsdemper; - veer; - afstandshouder.

Zo zou bijvoorbeeld ook het voornoemde veerelement 34 geïntegreerd kunnen worden in het inlaatelement 35 of in het uitlaatelement 36.

Het moge duidelijk zijn dat het inlaatelement 34 en uitlaatelement 35 ook toegepast kan worden in de uitvoeringsvormen van figuren 6 tot 12.

De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch een inrichting voor het zuiveren van gas volgens de uitvinding kan in allerlei vormen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Claims (17)

Conclusies.

1.- Inrichting voor het zuiveren van gas, waarbij de inrichting (1) hoofdzakelijk een vat (2) omvat met een inlaat (3) voor te zuiveren gas en een uitlaat (4) voor gezuiverd gas, waarbij in het vat (2) twee of meer blokken {6} van een zuiveringsmiddel zijn aangebracht welke op elkaar gestapeld zijn ter vorming van een stapel (7), daardoor gekenmerkt dat tussen de op elkaar gestapelde blokken (6) een afdichting (8) is aangebracht, waarbij de blokken (6) bijeengehouden worden door: - een element (29) dat zich doorheen de blokken (6) uitstrekt; en/of - een omhulsel (20) vervaardigd uit een niet elastisch of flexibel materiaal welke rondom de stapel (7) blokken (6) is aangebracht; en/of - het feit dat de afdichtingen (8) vastgelijmd zijn aan de blokken (6).

2.- Inrichting volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat het element (29) een draad (30) is die doorheen de blokken (6) is aangebracht.

3.- Inrichting volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat het element (29) een stang (31) is.

4.- Inrichting volgens conclusie 3, daardoor gekenmerkt dat de stang {31) aan beide uiteinden voorzien is van een moer (32) of dergelijke voor het vastklemmen van de blokken (6) tussen de twee moeren (32).

5.- Inrichting volgens conclusie 3, daardoor gekenmerkt dat de stang (31) aan één uiteinde voorzien is van een stop (33) of aanslag voor de blokken (6}, welke stop (33) of aanslag gasdoorlaatbaar is.

6.- Inrichting volgens conclusie 5, daardoor gekenmerkt dat het andere uiteinde van de stang (31) voorzien is van een moer (32) of dergelijke.

7.- Inrichting volgens conclusie 6, daardoor gekenmerkt dat tussen de moer (32) en een blok (6), een veerelement (34) is aangebracht.

8.- Inrichting volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat het omhulsel (20) éen of meer deelstukken {({21a, 21b) omvat welke rond de blokken (6) aan elkaar bevestigd kunnen worden.

9.- Inrichting volgens conclusie 8, daardoor gekenmerkt dat de deelstukken (21a, 21b)}) aan elkaar bevestigd kunnen worden door middel van een kliksysteem (22) of bouten of dergelijke.

10.- Inrichting volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat het omhulsel (20) een tube (23) of buis omvat welke rond de blokken (6) is aangebracht, waarbij aan beide uiteinden (24) van de tube (23) of buis een eindkap (25) of deksel is aangebracht.

11.- Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies 8 tot 10, daardoor gekenmerkt dat het omhulsel (20) vervaardigd is uit metaal of kunststof, of dat het omhulsel (20) een roostervormig of meshvormig materiaal omvat.

12.- Inrichting volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat het omhulsel (20) uit verschillende delen (26) is opgebouwd, waarbij elk deel (26) een klemsysteem omvat dat in twee opeenvolgende blokken{6) kan vastklikken.

13.- Inrichting volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat het omhulsel (20) een coating (27) betreft welke rondom de blokken {6) is aangebracht.

14.- Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde afdichting (8) zich uitstrekt over de omtreksranden (10) van de op elkaar gestapelde blokken (6), waarbij de afdichting (8) opgebouwd is uit een cilindermantel (11) welke over de omtreksranden (10) van de blokken (6) is aangebracht en uit twee aan de binnenzijde van de cilindermantel (11) bevestigde en naar binnen gekeerde, V-vormige geplaatste lippen (12) die zich tussen de blokken (6) uitstrekken, waarbij de vrije randen {13) van de cilindermantel (11) opengeplooid zijn weg van de blokken (6).

15.- Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat aan de uiterste blokken (6) van de stapel (7) blokken (6) aan hun vrije omtreksrand (10) voorzien zijn van een eindafdichting (9) die is uitgevoerd als een V-vormige afdichting die over de betreffende omtreksrand (10) is geschoven, één en ander zodanig dat een eerste been (14) van de eindafdichting (9) tegen het axiale bovenvlak (15) van het uiterste blok (6) drukt, terwijl het tweede been (16) van de eindafdichting (9) tegen de radiale buitenwand (17) van het blok (6) drukt, waarbij de eindafdichting (9) voorzien is van een uitstulping (18) waar de twee benen (14, 16) met elkaar verbonden zijn, waarbij het vrije uiteinde (19) van het tweede been (16) opengeplooid is weg van het blok.

16.- Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de stapel (7) blokken (6) aan zijn uiteinden voorzien zijn van inlaatelement (35) en een uitlaatelement (36), waarbij één of meer van de volgende onderdelen in het inlaatelement (35) voorzien zijn: - inlaatfilter; -— luchtverdeler; — afdichting; - één of meer kleppen of ventielen; - geluidsdemper; - veer; - afstandshouder; - waterafscheider; en waarbij één of meer van de volgende onderdelen in het uitlaatelement (36) voorzien zijn: - uitlaatfilter; — luchtverdeler; — afdichting; - één of meer kleppen of ventielen; - geluidsdemper; - veer;

- afstandshouder.

17.- Inrichting volgens conclusie 7 en 16, daardoor gekenmerkt dat veerelement (34) geïntegreerd is in het inlaatelement (35) of in het uitlaatelement (36).