- 35. P35062NL01/MHR
CONCLUSIES
1. Up-endkraan, om te worden ondersteund door de romp van een vaartuig naast een up-enddek voor het up-enden van windturbinecomponenten, bijvoorbeeld palen of masten, waarbij de up-end kraan omvat: - een kraanbasis; - een kraanhuis en een draailager voorzien tussen de kraanbasis en het kraanhuis, waarbij het draailager het mogelijk maakt om het kraanhuis te draaien om een verticale draai-as; - een giek, waarbij de giek zich uitstrekt tussen een basis en een topeinde, waarbij de giek bij de basis scharnierbaar wordt ondersteund door het kraanhuis voor het optillen van een last op een afstand van de kraanbasis en een opgeheven stand voor het up- enden van windturbinecomponenten naast de kraanbasis; - een oploeflier en een geassocieerde oploefdraad, waarbij de oploeflier is aangebracht op het kraanhuis en de oploefdraad zich uitstrekt tussen de oploeflier en de giek, om scharnieren van de giek tussen de neergelaten en de opgeheven stand mogelijk te maken; en - een hijsinrichting, waarbij de hijsinrichting een hijslier en een geassocieerde hjisdraad omvat, waarbij de hijslier geleid wordt via een bovenste schijvensamenstel in de giek naar een lager schijvensamenstel van de lastkoppelinrichting voor het koppelen met een last, bijvoorbeeld een boveneinde van een windturbinecomponent, om het de kraan mogelijk te maken een last op te tillen met gebruik van de hijslier; - een trolleygeleiding, bijvoorbeeld een baan omvattende een of meer geleidingsrails, aangebracht op de giek van de kraan; en - een trolley, gekoppeld met de trolleygeleiding om te worden geleid langs de giek van de kraan, waarbij de trolley is voorzien van een windturbinecomponentkoppelinrichting die is ingericht om een windturbinecomponent scharnierend te ondersteunen aan een boveneinde daarvan, of waarbij de trolley is ingericht om een windturbinecomponentkoppelinrichting en/of een lastkoppelinrichting die een windturbinecomponentkoppelinrichting ondersteunt te ontvangen.
2. Up-end kraan volgens conclusie 1, de kraan verder omvattende een giekzekeringsinrichting, de giekzekeringsinrichting omvattende een aanslag voor het positioneren van de giek in de up-endstand, en een giekvergrendelinrichting, voor het zekeren van de giek in de up-endstand.
-36 -
3. Up-endkraan volgens conclusie 1 of conclusie 2, de kraan verder omvattende een giekmobilisatie-inrichting, voor het uit de up-endstand bewegen van de giek, bijvoorbeeld een hydraulische cilinder voor het uit de up-endstand wegduwen van de giek, of een lier met geassocieerde draad voor het uit de up-endstand wegtrekken van de giek.
4. Up-endkraan volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de trolleygeleiding zich uitstrekt onder de horizontale giekscharnier-as wanneer de giek zich in de up-endstand bevind.
5. Up-endkraan volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de trolleygeleiding een gieksectie omvat die is aangebracht op de giek van de kraan, en een basissectie omvat die is aangebracht op de basis van de kraan, en een trolley kan worden neergelaten van de gieksectie naar de basissecte voor het koppelen van de trolley met een boveneinde van een windturbinecomponent, met gebruik van een windturbinecomponentkoppelinrichting, en waarbij de trolley kan worden bewogen van de basissectie naar de gieksectie om de windturbinecomponent die is gekoppeld met de trolley te up-enden.
6. Up-endkraan volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij een actieve horizontale bewegingsinrichting is aangebracht tussen de trolley en de lastkoppelinrichting, wanneer opgenomen in de trolley, en/of de windturbinecomponentkoppelinrichting ondersteund door de lastkoppelinrichting, waarbij de actieve horizontale bewegingsinrichting is ingericht om actief te compenseren voor door zeecondities veroorzaakte horizontale verplaatsingen van de windturbinecomponentkoppelinrichting, en waarbij de trolley kan worden bewogen van de basissectie naar de gieksectie om de windturbinecomponent die is gekoppeld met de trolley te up-enden.
7. Up-endkraan volgens conclusie 6, waarbij de uitvoering de actieve horizontale bewegingsinrichting een of meer motoraangedreven verplaatsingsactuatoren omvat, bijvoorbeeld een hydraulische krachtbronsamenstel omvattende een pomp en een of meer hydraulische cilinders of een liersamenstel.
8. Up-endkraan volgens een of meer van de voorgaande conclusies, de kraan verder omvattende een kraantoren voor het ondersteunen van een windturbinecomponent aan een zijde van de kraan tegenovergesteld aan de giek\, bijvoorbeeld voor het ondersteunen van een monopaal in de monopaalgrijper en voor het neerlaten van de
-37- monopaal in een verticale stand in het water naast het vaartuig, waarbij de kraantoren zich uitstrekt tussen een basis en een topeinde, en is aangebracht in een vaste en overeindstaande stand op het kraanhuis voor verdraaien met de giek van de kraan om de verticale draai-as, waarbij de kraantoren is voorzien van: - een ondersteuningstrolley, ingericht voor het ondersteunen van een windturbinecomponent aan een boveneinde daarvan; - een trolleygeleiding, bijvoorbeeld een baan omvattende een of meer gelidingsrails, voor het geleiden van de trolley langs de kraantoren; - een hijslier en een geassocieerde hijsdraad, waarbij de hijslier geleid wordt via de top van de kraantoren voor het hijsen van de trolley langs de trolleygeleiding voor het optillen een neerlaten van de windturbinecomponent.
9. Up-end kraan volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de kraan is voorzien van een windturbinecomponentzekeringsarmen of tuggers voor aangrijpen op een lagere sectie van een windturbinecomponent ondersteund door de kraan in een verticale positie, in het bijzonder voor het voorkomen van slingeren van de windturbinecomponent gedurende verdraaien van de kraan tijdens het ondersteunen van de windturbinecomponent in een verticale positie.
19. Up-endkraan volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de up- endhijsdraad is, of draden zijn, gelust tussen het bovenste schijvensamenstel en het lagere schijvensamenstel, en waarbij de hijsdraad of draden zijn verbonden met de hijslieren van de kraan, waarbij de lieren een capaciteit hebben om de windturbinecomponent op te tillen, bijvoorbeeld om een geassembleerde windturbine of een funderingspaal op te tillen.
11. Up-endkraan volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de giek is voorzien van een kraanarm, en waarbij het bovenste schijvensamenstel is voorzien in de kraanarm zodanig dat de hijsdraad, wanneer de lastkoppelinrichting is ontvangen in de trolley, gepositioneerd is weg van de giek, en is gepositioneerd bij de positie van een centrale as van de windturbinecomponent ondersteund in een verticale stand door de trolley.
12. Up-endkraan volgens conclusie 11, waarbij het deel van de hijsdraad dat zich uitstrekt tussen de trolley en het bovenste schijvensamenstel parallel loopt aan de trolleygeleiding.
-38-
13. Up-endkraan volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de giek aan het basiseinde een portaal omvat, en aan het topeinde een kraanarmportaal, en is voorzien van een of meer portaaldraden die zich uitstrekken tussen het portaal en het kraanarmportaal, en waarbij de oploefdraad die zich uitstrekt tussen de oploeflier en de en de giek zich uitstrekt tussen de oploeflier en het portaal van de lier.
14. Up-endkraan volgens een of meer van de voorgaande claims, waarbij de giek een A- frame, omvattende twee benen, is en waarin de trolleygeleiding is voorzien op beide benen.
15. Up-endkraan volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de grijper X-y gecompenseerd is, bij voorkeur is ingericht voor het positioneren van een monopaal, ondersteund in een rechtopstaande stand, in het X-Y vlak, en dus is ingericht voor het compenseren van bewegingen van het vaartuig ten opzichte van een monopaalinstallatielocatie.
16. Up-endkraan volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de trolley is voorzien van een windturbinecomponentaangrijpinrichting die is ingericht om een windturbinecomponent aan een topeinde daarvan scharnierbaar te ondersteunen en waarbij de trolley is ingericht om te worden gekoppeld met de lastkoppelinrichting van de hijsinrichting.
17. Up-endkraan volgens een of meer van de conclusies 1-15, waarbij de trolley is ingericht om een windturbinecomponentaangrijpinrichting die wordt ondersteund door de lastkoppelinrichting van de hijsinrichting te ontvangen.
18. Up-endkraan volgens een of meer van de conclusies 1-15, waarbij de trolley is ingericht om de laskoppelinrichting van de hijsinrichting te ontvangen, welke lastkoppelinrichting de windturbinecomponentaangrijpinrichting ondersteunt die is ingericht voor het scharnierbaar ondersteunen van een windturbinecomponent aan het boveneinde daarvan.
19. Up-endkraan volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de kraan verder een trolleyhijsinrichting omvat, de trolleyhijsinrichting omvattende een trolleyhijslier met een geassocieerde trolleyhijsdraad, en waarbij de trolleyhijslier via een kroonblok wordt geleid naar de lasttrolley voor het verplaatsen van de trolley langs de trolleygeleiding.
-39.-
20. Up-endkraan volgens een of meer van de voorgaande conclusies, de kraan verder omvattende een tweede hijsinrichting omvattende een tweede hijslier met een geassocieerde tweede hijsdraad die een tweede lastkoppelinrichting ondersteunt die is ingericht om te worden verbonden met een last, en waarbij de hijsdraad wordt geleid via een kroonblok naar een lastkoppelinrichting voor het hijsen van een last op een afstand van de kraanbasis met gebruik van de tweede hijsinrichting.
21. Installatievaartuig, voor installatie en bij voorkeur transport van windturbinecomponenten, bijvoorbeeld monopalen of masten, het installatievaartuig omvattende: - een romp, waarbij de romp een up-enddek vormt, - een up-endkraan volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de up- endkraan wordt ondersteund door de romp van het vaartuig naast het up-enddek, - een wagenbaan, zich uitstrekkende langs het up-enddek; - een ondersteuningswagen voor het ondersteunen van een ondereinde van de windturbinecomponent, waarbij de ondersteuningswagen wordt ondersteund door de wagenbaan om het de wagen mogelijk te maken om langs de wagenbaan te bewegen voor het geleiden van het ondereinde van de monopaal langs het up-enddek van een positie distaal van de kraan naar een positie naast de kraan; - een grijper, waarbij de grijper zich uitstrekt buiten de contour van het vaartuig, bijvoorbeeld voor het geleiden van een monopaal die in een verticale stand wordt neergelaten in het water naast het vaartuig of voor het aangrijpen op, en bij voorkeur stabiliseren van, een drijvende fundering voor het aanbrengen van een mast.
22. Vaartuig volgens conclusie 21, waarbij het vaartuig verder is voorzien van een opslagdek, ondersteund door de romp van het dek, waarbij het opslagdek is voorzien van opslagrekken voor het ondersteunen van meerdere monopaals in een horizontale stand, waarbij het opslagdek en de opslagrekken zijn ingericht om meerdere monopaals parallel aan elkaar en bij voorkeur parallel aan de lengteas van het vaartuig te ondersteunen.
23. Vaartuig volgens conclusie 21 of conclusie 22, waarbij de kraan is gelokaliseerd aan een einde van het opslagdek, en waarbij het vaartuig is voorzien van een opslagkraan aan een tegenovergesteld einde van het opslagdek, en waarbij de kraan en de opslagkraan zijn ingericht om samen een monopaal van het opslagdek op het up-enddek te tillen, waarbij de kraan en de opslagkraan ieder een uiteinde van de monopaal tillen.
- 40 -
24. Vaartuig volgens conclusie 22 of conclusie 23, waarbij het up-enddek en het opslagdek beide onderdeel uitmaken van een enkel vaartuigdek.
25. Vaartuig volgens een of meer van de conclusies 22-24, waarbij het up-enddek en de kraan zodanig zijn ingericht dat de windturbinecomponent, wanneer ondersteund in een horizontale stand op het up-enddek en met het boveneinde van de windturbinecomponent gekoppeld met de lastkoppelinrichting, parallel is aan een lengteas van het vaartuig.
26. Vaartuig volgens een of meer van de conclusies 22-25, waarbij de wagenbaan is uitgelijnd met de zwenkas van de kraan, zodanig dat een centrale as van de monopaal die aan een einde wordt ondersteund door de wagen en aan een tegenovergelegen einde is gekoppeld met de trolley is uitgelijnd met de draai-as van de up-endkraan.
27. Vaartuig volgens een of meer van de conclusies 22-25, waarbij het up-endek met de wagenbaan is gelokaliseerd op de centrale as van het vaartuig, en de kraan is aangebracht weg van de centrale as van het vaartuig, bijvoorbeeld aan een zijde van het vaartuig, en waarbij de wagenbaan dus niet is uitgelijnd met de draai-as van de kraan.
28. Vaartuig volgens een of meer van de conclusies 22-27, waarbij de grijper een monopaalgrijper is, en is gelokaliseerd bij de achtersteven van het vaartuig en op de centrale lengteas van het vaartuig.
29. Vaartuig volgens conclusie 28, waarbij het vaartuig een uitsparing omvat bij de achtersteven van het vaartuig, waarbij de uitsparing wordt geflankeerd door twee dekdelen, en waarbij de grijper een monopaalgrijper is die is ingericht voor het geleiden van een monopaal in de uitsparing.
30. Vaartuig volgens conclusie 29, waarbij de monopaalgrijper is aangebracht op een van de dekdelen en de up-endkraan is aangebracht op het tegenovergelegen dekdeel.
31. Vaartuig volgens conclusie 30, waarbij het up-enddek is voorzien op de centrale as van het vaartuig, en is uitgelijnd met de uitsparing, en waarbij aan tegenovergelegen zijden van het up-enddek een opslagdek is voorzien, waarbij de opslagdekken zijn uitgelijnd met de dekdelen, en waarbij het opslagdek uitgelijnd met het dekdeel waarop de kraan is aangebracht, is voorzien van opslag voor windturbinebladen.
-41 -
32. Vaartuig volgens een of meer van de conclusies 22-31, waarbij het vaartuig is voorzien van een windturbineassemblagestation aan een einde van het up-enddek en naast de up-endkraan, voor het assembleren van een windturbine, bijvoorbeeld voor het aanbrengen van een nacelle op een mast en voor het aanbrengen van bladen op de nacelle.
33. Vaartuig volgens een of meer van de conclusies 22-32, waarbij de kraan een bladinstallatie-inrichting omvat, welke bladinstallatie-inrichting, kan worden aangebracht op de trolley, voor het ondersteunen van een windturbineblad en voor het positioneren van het blad ten opzichte van de nacelle aangebracht op een mast ondersteund in een windturbineassemblagestation naast de up-endkraan.
34. Vaartuig volgens conclusie 33, de bladinstallatie-inrichting omvattende: - een basis ingericht om te worden aangebracht op de trolley, of om te worden geïntegreerd met de trolley; - een connector, waarbij de connector is ingericht voor aangrijpen op een windturbineblad, of voor het aangrijpen op een bladondersteuning die verwijderbaar is aangebracht op het blad; - een scharnierarm, welke aan zijn basis is verbonden met de basis voor, in gebruik, scharnieren om een verticale as, en is aan een tegenovergelegen einde verbonden met de connector voor, tijdens gebruik scharnieren om een verticale as
35. Vaartuig volgens een of meer van de claims 22-34, waarbij de trolley is ingericht voor het ondersteunen van een geassembleerde windturbine, en waarbij de up-endkraan is voorzien van een tweede trolley, voor aangrijpen op de mast van de geassembleerde windturbine bij een ondereinde daarvan, om de windturbine te stabiliseren wanneer ondersteund door de up-endkraan.
36. Vaartuig volgens een of meer van de conclusies 22-35, waarbij de grijper een funderingsgrijper is, ingericht om aan te grijpen op een drijvende fundering, om de drijvende fundering te positioneren in het horizontale vlak ten opzichte van het vaartuig en/of de drijvende fundering te stabiliseren ten opzichte van het vaartuig.
37. Vaartuig volgens een of meer van de conclusies 32-38, waarbij de grijper een monopaalgrijper is, ingericht voor het geleiden van een monopaal die wordt neergelaten naast het vaartuig met gebruik van de up-endekraan.
-42-
38. Vaartuig volgens een of meer van de conclusies 32-37, waarbij het vaartuig een funderingsgrijper en een monopaalgrijper omvat, bij voorkeur de paalgrijper geïntegreerd is in de funderingsgrijper.
39. Werkwijze voor het up-enden van een monopaal met gebruik van een installatievaartuig volgens een of meer van de conclusies 22-38, waarbij de werkwijze de stappen omvat: - optillen van een windturbinecomponent in een horizontale positie op het up-enddek, met gebruik van de kraan met de giek in een hijspositie voor het optillen van een einde van de windturbinecomponent en een opslagkraan die een tegenovergelegen einde van de windturbinecomponent optilt; - bewegen van de giek van de hijspositie naar de opgetilde up-endpositie; - aangrijpen op de windturbinecomponent met een windturbinecomponentaangrijpinrichting ondersteund door de lastkoppelinrichting en/of de trolley; - up-enden van de windturbinecomponent met gebruik van de kraan met de giek in de up- endpositie voor het optillen van een einde van de windturbinecomponent door bewegen van de trolley langs de giek van een neergelaten koppelpositie naar een opgetilde ondersteuningspositie
40. Werkwijze volgens conclusie 39, waarbij de windturbinecomponent een monopaal is, waarbij de grijper een monopaalgrijper is, de werkwijze verder omvattende de stappen: - na het up-enden, verplaatsen van de monopaal van een up-endlocatie boven het up- enddek naar een installatiepositie, in welke installatiepositie de monopaal is uitgelijnd met de monopaalgrijper, door draaien van de kraan om de verticale draai-as, over een draaihoek van ten minste 180 graden, bij voorkeur over een draailager van meer dan 180 graden, bijvoorbeeld over een draaihoek van 190 graden, de monopaal verplaatsende van het up-enddek over de zijkant van het vaartuig, en vervolgens richting de monopaalgrijper aangebracht op het achtereinde van de romp van het vaartuig.