NL2028147B1 - Verfroller - Google Patents

Abstract

Verfroller voor gebruik met een verfbeugel, welke verfroller een tangentieel om de rotatie?as van de verfroller aangebracht verfroloppervlak omvat dat zich uitstrekt tussen een eerste axiale uiteinde en een tweede axiale uiteinde, waarbij de verfroller aan het tweede axiale uiteinde een beugelopname omvat, waarbij de verfroller aan het eerste axiale uiteinde een coaxiaal met de rotatie?as aangebrachte cirkelvormige afstandsschijf omvat.

Description

Verfroller De uitvinding heeft betrekking op een verfroller voor gebruik met een verfbeugel, welke verfroller een tangentieel om de rotatie-as van de verfroller aangebracht verfroloppervlak omvat dat zich uitstrekt tussen een eerste axiale uiteinde en een tweede axiale uiteinde, waarbij de verfroller aan het tweede axiale uiteinde een beugelopname omvat.

Verfrollers worden veel gebruikt in combinatie met verfbeugels voor het snel en egaal verven van grotere oppervlakken. Hiervoor wordt het verfroloppervlak, bijvoorbeeld van vilt, schuim of een ander verfopnemend oppervlak, voorzien van verf, waarna de verf aan het te verven oppervlak afgegeven wordt door de verfroller over het te verven oppervlak te rollen. Doordat zich aan de randen van het verfroloppervlak ook verf bevindt, kan een verfroller niet eenvoudig gebruikt worden bij binnenhoeken of voor het verkrijgen van een strakke afscheiding tussen een geverfd en een niet geverfd oppervlak.

Om ongewenste overdracht in binnenhoeken te voorkomen, worden de randen vaak afgeplakt met schilderstape. Dit is enorm bewerkelijk en, zeker bij oneffen oppervlakken, vaak niet doeltreffend. Er loopt bijvoorbeeld vaak verf onder de tape. Ook moet de tape op het juiste moment verwijderd worden. .

Het is nu een doel van de uitvinding een verfroller voor gebruik met een verfbeugel te verschaffen, waarbij bovengenoemde nadelen verminderd of zelfs voorkomen worden.

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt met een verfroller volgens de aanhef, daarin gekenmerkt dat de verfroller aan het eerste axiale uiteinde een coaxiaal met de rotatie-as aangebrachte cirkelvormige afstandsschijf omvat.

Door de aan het eerste axiale uiteinde, welk uiteinde bij gebruik het dichtst bij een binnenhoek of scheidingslijn tussen twee te verven vlakken ligt, een afstandsschijf te bevestigen, kan ongewenste verfoverdracht voorkomen worden. De afstandsschijf voorkomt dat het verfroloppervlak in aanraking komt met het vlak dat in de binnenhoek met het beschilderde vlak samenkomt. De afstandsschijf kan daarbij aanliggen tegen het vlak waarop geen verf gewenst is.

Door de schijf coaxiaal met de rotatie-as te plaatsen, is de afstand van de omtreksrand van de afstandsschijf tot de rand van het verfroloppervlak rond de hele omtrek gelijk. Hierdoor kan makkelijk gerold worden met de verfroller, zonder een rond de omtrek variërend effect van de afstandsschijf.

In een andere uitvoeringsvorm van een verfroller volgens de uitvinding, is de afstandsschijf vast verbonden met het eerste axiale uiteinde van de verfroller.

De afstandsschijf kan eenvoudig op het eerste axiale uiteinde van de verfroller aangebracht worden. De afstandsschijf kan bijvoorbeeld verlijmd worden met het materiaal van het verfroloppervlak, of aangebracht worden op een eventueel hard oppervlak van de verfroller.

In een andere uitvoeringsvorm van een verfroller volgens de uitvinding, ligt de omtreksrand van het verfroloppervlak aan het eerste axiale uiteinde in een eerste vlak en ligt de omtreksrand van de afstandsschijf in een tweede vlak, welk tweede vlak evenwijdig is aan het eerste vlak en waarbij de afstand tussen het tweede vlak en het tweede axiale uiteinde groter dan of gelijk is aan de afstand tussen het eerste vlak en het tweede axiale uiteinde.

De omtreksrand van de afstandsschijf behoudt bij gebruik de afstand van het verfroloppervlak tot het vlak dat niet van verf voorzien hoeft te worden.

Door de omtreksrand evenwijdig aan de omtreksrand van het verfroloppervlak aan het eerste axiale uiteinde op te stellen, waarbij de omtreksrand gelijk ligt met, of uitsteekt ten opzichte van, de omtreksrand van het verfroloppervlak aan het eerste axiale uiteinde, ligt de afstandsschijf aan voordat het verfroloppervlak in aanraking kan komen met een vlak waarop geen verf dient te komen.

Door de evenwijdige opstelling wordt rond de volledige omtrek een consistente afstand gehouden.

Bij voorkeur is de afstand tussen het eerste vlak en de omtreksrand van de afstandsschijf 1mm, zodat de afstandsschijf niet in aanraking komt met verf dat op het eerste axiale uiteinde van de verfroller terechtkomt.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van een verfroller volgens de uitvinding, heeft het verfroloppervlak aan het eerste axiale uiteinde een randdiameter die gelijk is aan, bij voorkeur groter is dan, bij voorkeur 5 mm groter is dan, bij voorkeur 8 mm groter is dan de diameter van de afstandsschijf.

Doordat het verfroloppervlak aan het eerste axiale uiteinde een randdiameter heeft die gelijk is aan de diameter van de afstandsschijf, kan de zich op verfroloppervlak bevindende verf ook aan de rand afgegeven worden aan het te verven oppervlak.

Bij voorkeur is de randdiameter groter dan diameter van de afstandsschijf, zodat het verfroloppervlak ook aan de rand voldoende ingedrukt kan worden voor een normale verfafgifte.

Het verschil tussen de randdiameter en de diameter van de afstandsschijf kan afgestemd worden aan de hand van hoe ver een normale verfroller ingedrukt wordt tijdens het rollen voor het verkrijgen van een goede verfafgifte.

De afstandsschijf voorkomt daarbij nog steeds dat verf afgegeven wordt aan het vlak waartegen de afstandsschijf aanligt.

In het bijzonder wanneer de randdiameter 5 mm groter is dan de diameter van de afstandsschijf, kan het verfroloppervlak bij bijvoorbeeld de gebruikelijke vacht- en schuimverfrollers voldoende, ongeveer 2,5 mm, ingedrukt worden.

Wanneer de randdiameter 8 mm groter is dan de diameter van de afstandsschijf, kan ook bij verfrollers voorzien van bijvoorbeeld een vezelig verfroloppervlak een passende indrukking van 4 mm verkregen worden.

Ook een uitvoeringsvorm van een verfroller volgens de uitvinding, is een verfroller waarbij het verfroloppervlak gevormd wordt door een op een kern aangebrachte verfopnemende laag, waarbij de diameter van de afstandsschijf groter is dan de diameter van kern. Doordat de diameter van de afstandsschijf groter is dan de diameter van de kern, wordt voorkomen dat bij indrukking van het verfroloppervlak de verfopnemende laag om de kern heen kan vouwen en daarmee in aanraking kan komen met een vlak dat niet geverfd hoeft te worden. In een andere uitvoeringsvorm van een verfroller volgens de uitvinding, is de verfopnemende laag aan het eerste axiale uiteinde voorzien van een coaxiaal met de kern aangebrachte uitsparing. Door een rondom de kern aangebrachte uitsparing aan te brengen aan het eerste axiale uiteinde, kan voorkomen worden dat de zone van de verfopnemende laag nabij het eerste axiale uiteinde teveel verf op kan nemen. Doordat het verfroloppervlak nabij het eerste axiale uiteinde door de uitsparing minder tegendruk geeft, kan het verfroloppervlak makkelijker vervormen en is de verfafgifte van de randzone van het verfroloppervlak minder gevoelig voor drukvariaties, waardoor eenvoudiger een strakke randlijn verkregen kan worden. In een uitvoeringsvorm van een verfroller volgens de uitvinding, omvat het verfroloppervlak een eerste conische sectie, waarbij de diameter in de eerste conische sectie in de richting van het tweede axiale uiteinde afneemt.

Door de verfroller van een deels of volledig conisch 5 verfroloppervlak te voorzien, kan de verfroller eenvoudig in een binnenhoek geplaatst worden. Doordat de verfroller door de coniciteit van het verfroloppervlak onder een hoek komt te staan met het te verven oppervlak, komt ook de afstandsschijf onder een grotere hoek met het naastliggende vlak van de binnenhoek, waarbij dan nagenoeg alleen de omtreksrand van de afstandsschijf aanligt.

Ook volgens de uitvinding, is een uitvoeringsvorm van een verfroller waarbij de tophoek van de kegel die de eerste conische sectie van het verfroloppervlak doorsnijdt 10- 30°, bij voorkeur 20° is.

Bij voorkeur is de tophoek van de kegel waar de eerste conische sectie van het verfroloppervlak deel van uitmaakt tussen de 4-30°. De rotatie-as maakt dan bij gebruik van de eerste conische sectie een hoek tussen de 2-15° met het te verven oppervlak. Bij voorkeur is de tophoek 20°, waarbij de rotatie-as een hoek maakt met het te verven oppervlak van 10°. Het is gebleken dat een verfroller met een volledig conisch verfroloppervlak met aan het eerste axiale uiteinde een diameter van 35 mm en aan het tweede axiale uiteinde een diameter van 19 mn, met een evenwijdig aan de rotatie-as gemeten lengte van het verfroloppervlak van ongeveer 46 mm, zeer goede resultaten geeft.

In een uitvoeringsvorm van een verfroller volgens de uitvinding, begint de eerste conische sectie op een eerste afstand van het eerste axiale uiteinde, welke eerste afstand groter dan of gelijk is aan Ô mm, bij voorkeur groter dan of gelijk is aan 8 mm.

De eerste conische sectie kan bij het eerste axiale uiteinde beginnen, dus op 0 mm afstand. Hiermee kan het verfroloppervlak vanaf het eerste axiale uiteinde gelijkmatig aanliggen wanneer de verfroller onder een hoek gebracht wordt zodat de eerste conische sectie op het te verven oppervlak aanligt. Voor het verder controleren van de verfafgifte, begint de eerste conische sectie op afstand van het eerste axiale uiteinde. Het, bijvoorbeeld en bij voorkeur cilindrische, verfoppervlak tussen het eerste axiale uiteinde en het begin van de eerste conische sectie geeft dan, wanneer de verfroller onder een hoek gebruikt wordt, door de sterkere indrukking van dat deel van het verfroloppervlak iets meer verf af. Daardoor kan de rand makkelijker vol gedekt worden.

Ook een uitvoeringsvorm van een verfroller volgens de uitvinding, is een verfroller welke tevens een, aan het tegenover het eerste axiale uiteinde gelegen uiteinde van de eerste conische sectie grenzende, tweede conische sectie omvat, waarbij de tophoek van de kegel die de eerste conische sectie van het verfroloppervlak doorsnijdt groter is dan de tophoek van de kegel die de tweede conische sectie van het verfroloppervlak doorsnijdt.

Door een aan de eerste conische sectie aansluitende tweede conische sectie te voorzien, waarbij de eerste conische sectie een stompere tophoek heeft, wordt in de zone nabij of bij voorkeur aangrenzend aan het eerste axiale uiteinde een grotere omtrek van het verfroloppervlak verkregen. In het bijzonder wanneer de eerste conische sectie doorloopt tot het eerste axiale uiteinde, dus wanneer de eerste conische sectie op 0 mm afstand van het eerste axiale uiteinde begint, kan het verfroloppervlak onder lichte indrukking beter vervormen. Door de vervorming van de omtreksrand van het verfroloppervlak aan het eerste axiale uiteinde, komt deze omtreksrand iets voorbij het vlak waarin het eerste axiale uiteinde in rust ligt. Hierdoor kan door een aanpassing van de druk nauwkeurig

: bepaald worden hoever het verfroloppervlak de binnenhoek raakt.

Doordat de tweede conische sectie een scherpere tophoek heeft, is het verschil tussen de randdiameter van aan het eerste axiale uiteinde en het tweede axiale uiteinde kleiner dan wanneer de hele verfroller de stompere tophoek van de eerste conische sectie zou hebben.

Het is gebleken dat hiermee eenvoudiger geschilderd kan worden, om dat ook het verfafgevende vermogen van de diameter afhankelijk is.

In een uitvoeringsvorm van een verfroller volgens de uitvinding, is de evenwijdig aan de rotatie-as gemeten lengte van het verfroloppervlak 50-65%, bij voorkeur 60% van de grootste diameter van het verfroloppervlak.

Door het verfroloppervlak klein te maken in verhouding tot de diameter, wordt een smalle verfroller verkregen waarmee nog eenvoudiger randen afgewerkt kunnen worden.

Het is gebleken dat een verfroller met een grootste diameter van 35 mm en een evenwijdig aan de rotatie-as gemeten lengte van het verfroloppervlak van 20 mm zeer handig werkt.

Bij het verkorten van het verfroloppervlak kan het voordelig zijn de kern met de beugelopname ook te verkorten.

Hierdoor wordt voorkomen dat het te verven oppervlak geraakt wordt als de verfroller onder een hoek gebruikt wordt.

Ook kan eventueel een kleinere verfbeugel gebruikt worden.

Cok een voorkeursuitvoeringsvorm van een verfroller volgens de uitvinding, is een verfroller waarbij het verfroloppervlak richting het eerste axiale uiteinde trompetvormig uitloopt.

Met een trompetvormig uitlopend verfroloppervlak in de zone nabij of bij voorkeur aangrenzend aan het eerste axiale uiteinde, wordt een gradueel groter wordende omtrek van het verfroloppervlak verkregen.

In het bijzonder wanneer de trompetvorm doorloopt tot het eerste axiale uiteinde.

Vergelijkbaar met de uitvoeringsvorm waarbij de verfroller twee conische secties omvat, kan door de vervorming van de omtreksrand van het verfroloppervlak aan het eerste axiale uiteinde de omtreksrand iets voorbij het vlak komen waarin het eerste axiale uiteinde in rust ligt. Hierdoor kan door een aanpassing van de druk nauwkeurig bepaald worden hoever het verfroloppervlak de binnenhoek raakt.

De eerste conische sectie van andere uitvoeringvormen kan ook vervangen worden door een trompetvormig uitlopende sectie. Hierdoor kan een vloeiende overgang verkregen worden, wat voordelig is voor het gebruiksgemak van de roller.

In een andere uitvoeringsvorm van een verfroller volgens de uitvinding, is de afstandsschijf concaaf.

Door de afstandsschijf concaaf te maken, ligt de afstandsschijf alleen met de omtreksrand aan tegen het oppervlak dat niet geverfd moet worden.

Ook volgens de uitvinding, is een uitvoeringsvorm van een verfroller waarbij de afstandsschijf een ring is.

Bijvoorbeeld om gewicht te besparen, kan de afstandsschijf ook uitgevoerd worden als een ring.

Ook een voorkeursuitvoeringsvorm van een verfroller volgens de uitvinding, is een verfroller waarbij de afstandsschijf metaal omvat.

Het is bijzonder voordelig gebleken de afstandsschijf van metaal of een metaallegering te maken. Metaal heeft voldoende stijfheid en veerkracht en is slijtvast, zodat wanneer bijvoorbeeld een binnenhoek tussen een kozijn en metselwerk geverfd moet worden, de afstandsschijf van metaal niet beschadigd raakt van de aanraking met het metselwerk.

In een andere uitvoeringsvorm van een verfroller volgens de uitvinding, neemt de dikte van de afstandsschijf in radiale richting af.

Hoewel een afstandsschijf met een uniforme dikte goed kan werken, zorgt een verdikking richting de rotatie-as ervoor dat de afstandsschijf meer stevigheid heeft. Hierdoor kan is minder kans op te grote vervorming van de omtreksrand van de afstandsschijf met ongewenste verfoverdracht tot gevolg. De versteviging kan bijvoorbeeld verkregen worden door de afstandsschijf te construeren door twee schijven concentrisch op elkaar aan te brengen, waarbij een van de schijven een kleinere diameter heeft, bijvoorbeeld 4 mm kleinere. Bij schijven van gelijke dikte wordt de zo verkregen afstandsschijf tweemaal zo dik als de dikte van de omtreksrand van de afstandsschijf.

Ook helpt een verdikking richting de rotatie-as voor het onder een hoek plaatsen van de verfroller. Hierdoor kan de verfroller eenvoudiger correct toegepast worden.

Cok een uitvoeringsvorm van een verfroller volgens de uitvinding, is een verfroller waarbij de omtreksrand van de afstandsschijf een dikte heeft van minder dan 1 mm, bij voorkeur 0,2 mm.

Door een dunne omtreksrand van de afstandsschijf te nemen, met een dikte van minder dan 1 mm, kan zeer ver in de hoek geverfd worden. Bij voorkeur is de omtreksrand van de afstandsschijf 0,2 mm dik. Deze dikte, in het bijzonder wanneer de afstandsschijf vervaardigd is van een metaal of metaallegering, staat een zeer strakke randafwerking van het geverfde oppervlak toe.

Deze en andere kenmerken van de uitvinding worden nader toegelicht aan de hand van de bijgaande tekeningen.

Figuur 1 toont een axiale doorsnede van een uitvoeringsvorm van een verfroller volgens de uitvinding.

Figuur 2 toont een axiale doorsnede van een tweede uitvoeringsvorm van een verfroller volgens de uitvinding met een conisch verfroloppervlak.

Figuur 3 toont een axiale doorsnede van een derde uitvoeringsvorm van een verfroller volgens de uitvinding met een conisch, kort verfroloppervlak.

Figuur 4 toont een zijaanzicht van een vierde uitvoeringsvorm van een verfroller volgens de uitvinding.

Figuur 5 toont een axiale doorsnede van een vijfde uitvoeringsvorm van een verfroller volgens de uitvinding.

Figuur 6 toont een axiale doorsnede van een zesde uitvoeringsvorm van een verfroller volgens de uitvinding in gebruik.

Figuur 1 toont een axiale doorsnede van een verfroller 1 volgens de uitvinding.

Het verfroloppervlak 2 strekt zich uit tussen het eerste axiale uiteinde 3 en het tweede axiale uiteinde 4. In het tweede axiale uiteinde 4 is een beugelopname 5 voorzien.

De verfroller 1 heeft een op een kern 6 aangebrachte verfopnemende laag 7. Aan het eerste axiale uiteinde 3 is een afstandsschijf 8 coaxiaal met de rotatie-as 9 aangebracht.

De randdiameter 10 van de omtreksrand 11 van het verfroloppervlak 2 aan het eerste axiale uiteinde 3 is groter dan de diameter 12 van de afstandsschijf 8. De diameter 13 van de kern 6 is kleiner dan de diameter 12 van de afstandsschijf 8. De omtreksrand 11 van het verfroloppervlak 2 aan het eerste axiale uiteinde 3 ligt in het eerste vlak 14. De omtreksrand van de afstandsschijf 8 ligt in het tweede vlak 15. De afstand tussen het tweede vlak 15 en het tweede axiale uiteinde 4 is groter dan de afstand tussen het eerste vlak 14 en het tweede axiale uiteinde 4. Figuur 2 toont een axiale doorsnede van een verfroller 21 volgens de uitvinding met een conisch verfroloppervlak 22. Het verfroloppervlak 22 strekt zich uit tussen het eerste axiale uiteinde 23 en het tweede axiale uiteinde 24. In het tweede axiale uiteinde 24 is een beugelopname 25 voorzien. De verfroller 21 heeft een op een kern 26 aangebrachte verfopnemende laag 27. Aan het eerste axiale uiteinde 23 is een afstandsschijf 28 coaxiaal met de rotatie-as 29 aangebracht. De randdiameter 30 van de omtreksrand 31 van het verfroloppervlak 21 aan het eerste axiale uiteinde 23 is groter dan de randdiameter 32 van de omtreksrand 33 van het verfroloppervlak 21 aan het tweede axiale uiteinde 24, Figuur 3 toont een axiale doorsnede van een verfroller 41 volgens de uitvinding met een conisch, verkort verfroloppervlak 42. Aan het eerste axiale uiteinde 43 is een concave afstandsschijf 48 coaxiaal met de rotatie-as 49 aangebracht. De verfroller 41 heeft een op een kern 46 aangebrachte verfopnemende laag 47. Een deel van de kegel, met tophoek 45, die het conische verfroloppervlak 42 doorsnijdt is met stippellijnen 44 aangeduid. De omtreksrand 51 van het verfroloppervlak 42 aan het eerste axiale uiteinde 43 ligt in het eerste vlak 54. De omtreksrand van de concave afstandsschijf 48 ligt in het tweede vlak 55.

De evenwijdig aan de rotatie-as 49 gemeten lengte 56 is ongeveer 60% van de grootste diameter 57 van het verfroloppervlak 42.

Figuur 4 toont een zijaanzicht van een verfroller 61 volgens de uitvinding, met een verfroloppervlak dat bestaat uit een cilindrische sectie 62 en een conische sectie 63. De conische sectie 63 begint op afstand 64, bijvoorbeeld 8 mm, van het eerste axiale uiteinde 65. De beugelopname 66 is verkort, zodat makkelijker onder een hoek gewerkt kan worden, zonder het te verven oppervlak met de verfbeugel of beugelopname 66 te raken.

De afstandsschijf 68 is vervaardigd uit twee concentrische schijven 69 en 70. De kleinste schijf 69 geeft stevigheid en zorgt voor een juiste plaatsing. Hierdoor kan de grotere schijf 70 dunner zijn.

Een goed werkende dimensionering is bijvoorbeeld een cilindrische sectie 62 met een diameter van 30 mm, waarbij de conische sectie 63 op 8 mm van het eerste axiale uiteinde ofwel de rand van het verfroloppervlak begint. De kleinste diameter van het verfroloppervlak 62, 63 is aan de nabij de beugelopname 66 gelegen rand 71 van het verfroloppervlak 62,

63. Deze diameter is bijvoorbeeld 20 mm.

De randdiameter van de afstandsschijf 68 wordt gevormd door de grootste schijf 70 en is bijvoorbeeld 26 mm. De diameter van de kleinere schijf 69 is bijvoorbeeld 22 mm. Bij een dikte van 0,2 mm van de schijven 69 en 70, is de totale dikte van de afstandsschijf 68 dan 0,4 mm. De dikte van de afstandsschijf neemt dus in radiale richting af.

Figuur 5 toont een axiale doorsnede van een verfroller 81 volgens de uitvinding met een trompetvormig uitlopende sectie 82 en aansluitende een tweede conische sectie 83. Aan het eerste axiale uiteinde 84 is een convexe afstandsschijf 85 coaxiaal met de rotatie-as 86 aangebracht.

De verfroller 81 heeft een op een kern 87 aangebrachte verfopnemende laag 88. De afstandsschijf 85 is op enige afstand 89 aangebracht van het vlak 90 waarin de omtreksrand 91 van het verfroloppervlak aan het eerste axiale uiteinde 84 ligt. Een uitsparing 92 aangebracht in de verfopnemende laag 88 aan het eerste axiale uiteinde 84 zorgt dat de omtreksrand 91 onder andere eenvoudiger kan vervormen. De uitsparing 92 kan trompetvormig zijn, maar ook andere vormen zoals een cilindrische of conische uitsparing kunnen, bijvoorbeeld in afhankelijk van het materiaal waarvan de verfopnemende laag 88 vervaardigd is, toegepast worden. De diepte van de afstandsschijf 85 ten opzichte van de kern 87 wordt door een in de kern 87 aangebrachte richel 93 begrensd. Doordat de beugel van de verfroller bij gebruik in de opname 94 van de afstandsschijf 85 rust, kan de afstandsschijf 85 eenvoudig uit de kern 87 gedrukt worden door de beugel in de richting van de afstandsschijf 85 te drukken. Dit kan bijvoorbeeld het reinigen vereenvoudigen.

Figuur 6 toont een axiale doorsnede van een verfroller 101 volgens de uitvinding in gebruik. De beugel van de verfrolhouder is niet getoond. De verfroller 101 verschilt van de uitvoeringsvorm 81 van figuur 5 in dat er geen uitsparing is toegepast en in dat de afstandsschijf 105 tegen het eerste axiale uiteinde 84 aanligt. De overige corresponderende kenmerken zijn derhalve dezelfde verwijzingscijfers toegekend. In de binnenhoek 102 van het kozijn 103 is duidelijk zichtbaar dat de omtreksrand 391 vervormd is doordat de trompetvormig uitlopende sectie 82 vlak aanligt tegen het te verven kozijn 103. Door de conische sectie 83 komt de verfroller 101 onder een hoek met het te verven kozijn 103 te liggen. Hierdoor wordt door het aanliggen op punt 104 van de afstandhouder 85 tegen het tegenoverliggende kozijndeel 106, samen met de vervorming van de trompetvormige sectie 82 de binnenhoek 102 nauwkeurig geraakt door de verfroller 101. Hierdoor kan zeer eenvoudig een binnenhoek geverfd worden, zonder dat er ongewenst verf op het tegenovergelegen deel 106 van het kozijn komt. De afstand tussen het aanligpunt 104 van de afstandsschijf 85 aan het kozijn 106 wordt in afhankelijkheid van de eventuele vervorming en vorm van de verfroller gekozen, zodat de omtreksrand 91 bij gebruik in de binnenhoek 102 uitkomt. Dit effect is onafhankelijk van of de afstandsschijf al dan niet tegen het eerste axiale uiteinde aanligt en wordt dus ook verkregen met bijvoorbeeld de afstandsschijf 85 van de uitvoeringsvorm van figuur 5. Door de vorm van de afstandsschijf 105, kan het aanligpunt 104 ook op een ander punt van de bolling komen te liggen met hetzelfde effect.

Een bijzonder voordeel van de verfroller 101, is dat de afstandsschijf 105 tegen het eerste axiale uiteinde 84 van de verfopnemende laag 88 aanligt en bij voorkeur de verfopnemende laag 88 licht comprimeert.

Hierdoor wordt het opstuwen van verf door de laag 88 richting de afstandsschijf 105 voorkomen, waardoor deze schoon blijft en niet ongewenst verf afgeeft.

Om voldoende indrukking van de verfopnemende laag 88 te verkrijgen, kan de kern 87 eventueel aan het eerste axiale uiteinde iets teruggezet worden ten opzichte van de verfopnemende laag 88.

Claims (14)

Conclusies

1. Verfroller voor gebruik met een verfbeugel, welke verfroller een tangentieel om de rotatie-as van de verfroller aangebracht verfroloppervlak omvat dat zich uitstrekt tussen een eerste axiale uiteinde en een tweede axiale uiteinde, waarbij de verfroller aan het tweede axiale uiteinde een beugelopname omvat, met het kenmerk, dat de verfroller aan het eerste axiale uiteinde een coaxiaal met de rotatie-as aangebrachte cirkelvormige afstandsschijf omvat.

2. Verfroller volgens conclusie 1, waarbij de afstandsschijf vast verbonden is met het eerste axiale uiteinde van de verfroller.

3. Verfroller volgens conclusie 1 of 2, waarbij de omtreksrand van het verfroloppervlak aan het eerste axiale uiteinde in een eerste vlak ligt en de omtreksrand van de afstandsschijf in een tweede vlak ligt, welk tweede vlak evenwijdig is aan het eerste vlak en waarbij de afstand tussen het tweede vlak en het tweede axiale uiteinde groter dan of gelijk is aan de afstand tussen het eerste vlak en het tweede axiale uiteinde.

4. Verfroller volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het verfroloppervlak aan het eerste axiale uiteinde een randdiameter heeft die gelijk is aan, bij voorkeur groter is dan, bij voorkeur 5 mm groter is dan, bij voorkeur 8 mm groter is dan de diameter van de afstandsschijf.

5. Verfroller volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het verfroloppervlak gevormd wordt door een op een kern aangebrachte verfopnemende laag, waarbij de diameter van de afstandsschijf groter is dan de diameter van kern.

6. Verfroller volgens conclusie 5, waarbij de verfopnemende laag aan het eerste axiale uiteinde is voorzien van een coaxiaal met de kern aangebrachte uitsparing.

7. Verfroller volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het verfroloppervlak een eerste conische sectie omvat, waarbij de diameter in de eerste conische sectie in de richting van het tweede axiale uiteinde afneemt.

8. Verfroller volgens conclusie 7, waarbij de tophoek van de kegel die de eerste conische sectie van het verfroloppervlak doorsnijdt 4-30°, bij voorkeur 20° is.

9. Verfroller volgens conclusie 7 of 8, waarbij de eerste conische sectie begint op een eerste afstand van het eerste axiale uiteinde, welke eerste afstand groter dan of gelijk is aan 0 mm, bij voorkeur groter dan of gelijk is aan 8 mm.

10. Verfroller volgens één van de conclusies 7-9, welke verfroller tevens een, aan het tegenover het eerste axiale uiteinde gelegen uiteinde van de eerste conische sectie grenzende, tweede conische sectie omvat, waarbij de tophoek van de kegel die de eerste conische sectie van het verfroloppervlak doorsnijdt groter is dan de tophoek van de kegel die de tweede conische sectie van het verfroloppervlak doorsnijdt.

11. Verfroller volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de evenwijdig aan de rotatie-as gemeten lengte van het verfroloppervlak 50-65%, bij voorkeur 60% is van de grootste diameter van het verfroloppervlak.

12. Verfroller volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het verfroloppervlak richting het eerste axiale uiteinde trompetvormig uitloopt.

13. Verfroller volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de dikte van de afstandsschijf in radiale richting afneemt.

14. Verfroller volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de omtreksrand van de afstandsschijf een dikte heeft van minder dan 1 mm, bij voorkeur 0,2 mm.