NL2027991B1 - Gevelsysteem en werkwijze voor het samenstellen van een geïsoleerde gevel met het gevelsysteem - Google Patents

Abstract

De uitvinding betreft een betreft een gevelsysteem (1), omvattende een plaatvormige drager (10) van isolatiemateriaal, een aantal gevelelementen (20) voor bevestiging op de plaatvormige drager en een aantal bevestigingselementen (30) voor het bevestigen van de gevelelementen op de plaatvormige drager. De plaatvormige drager is aan een zijde voorzien van groeven (11), die zich in hoofdzaak parallel aan elkaar uitstrekken over althans een deel van de zijde. Elk bevestigingselement is voorzien van een voet, waarin de voet is ingericht voor uitlijning in een van de groeven. Elk bevestigingselement is voorzien van een houder die is ingericht voor aangrijping op een of meer van de gevelelementen. De uitvinding heeft tevens betrekking op een werkwijze voor het samenstellen van een ge'isoleerde gevel met het gevelsysteem volgens de uitvinding.

Description

GEVELSYSTEEM EN WERKWIJZE VOOR HET SAMENSTELLEN VAN EEN

GEÏSOLEERDE GEVEL MET HET GEVELSYSTEEM De onderhavige uitvinding betreft een gevelsysteem, omvattende een plaatvormige drager van isolatiemateriaal, een aantal gevelelementen voor bevestiging op de plaatvormige drager en een aantal bevestigingselementen voor het bevestigen van de gevelelementen op de plaatvormige drager.

Uit US 9,032,683 is een decoratief wandsysteem bekend, waarin in een holte van een dunne stenen wandelement eerst een clip wordt gestoken, waarna de clip met de dunne steen wordt bevestigd op een houten dragerwand. De clip is daartoe voorzien van een voorbij de steen uitstekende richel met een gat voor een schroef.

Het samenstellen van een wand met het bekende wandsysteem is heel tijdrovend. Bij het aanbrengen van de clip in het stenen wandelement dienen eerst de zijden van de clip te worden ingedrukt alvorens de clip in de holte kan worden gestoken.

Elke clip dient vervolgens met het stenen wandelement erin te worden vastgeschroefd op de houten dragerwand. De richel aan de bovenzijde van de clip dient ten behoeve van de onderlinge uitlijning.

De uitvinding heeft tot doel om een systeem van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen, waarmee een gevel snel kan worden samengesteld.

Het gevelsysteem volgens de uitvinding heeft daartoe het kenmerk, dat de plaatvormige drager aan een zijde is voorzien van groeven, die zich in hoofdzaak parallel aan elkaar uitstrekken over althans een deel van de zijde, dat elk bevestigingselement is voorzien van een voet, waarin de voet is ingericht voor uitlijning in een van de groeven, en dat elk bevestigingselement is voorzien van een houder die is ingericht voor aangrijping op een of meer van de gevelelementen.

Het gevelsysteem volgens de uitvinding kan snel worden samengesteld en is bovendien maatvast. De samenwerkende voeten en groeven maken een waterpas montage van de bevestigingselementen en daarmee ook van de gevelelementen op de drager mogelijk. De gevelelementen kunnen opeenvolgend in de houders worden geschoven of geklikt. Door het gebruik van voeten kan de afstand tussen aangrenzende gevelelementen minimaal zijn. Afwerking met voegmateriaal is daardoor niet noodzakelijk, maar optioneel en kan middels dunne voegen die algemeen als esthetisch worden beschouwd. Dankzij de stevige bevestiging middels de bevestigingselementen en de smalle voegen volstaat hiervoor een licht vulmateriaal, bijvoorbeeld kit. Het gevelsysteem volgens de uitvinding is ook geschikt voor het veilig samenstellen van zwaardere wanden, zoals buitengevels met stenen gevelelementen.

In een elegante voorkeursuitvoeringsvorm van het gevelsysteem volgens de uitvinding is de voet ingericht voor passende opname in een van de groeven. De passende opname leidt tot een automatische uitlijning.

Volgens een praktische voorkeursuitvoeringsvorm heeft de voet een of meer positioneerzijden die zijn bestemd voor uitlijning in de groef.

Volgens een verdere praktische voorkeursuitvoeringsvorm heeft de voet een bevestigingszijde die is bestemd voor fixatie in de groef.

Bij voorkeur hebben de voet en de groeven een algemeen U-vormige doorsnede.

In een optimale voorkeursuitvoeringsvorm van het gevelsysteem volgens de uitvinding is elk gevelelement aan een of meer zijden voorzien van een sleuf en waarin de houder is voorzien van een of meer borgranden voor aangrijping in de een of meer sleuven. De samenwerkende sleuven en borgranden zorgen voor een positieve vergrendeling van de gevelelementen dwars op de drager.

In een verdere optimale voorkeursuitvoeringsvorm van het gevelsysteem volgens de uitvinding omvat de houder ten minste een goot en is het gevelelement voorzien van ten minste een slede voor opname in de goot. Met meer voorkeur omvat de houder twee goten, die in hoofdzaak parallel aan elkaar verlopen en waarin het gevelelement is voorzien van twee sledes voor opname in de goten. De samenwerkende sledes en goten zorgen voor een vormgesloten opsluiting van de gevelelementen in de houders. Bij voorkeur hebben de goten een algemeen U-vormige doorsnede.

In een andere voorkeursuitvoeringsvorm van het gevelsysteem volgens de uitvinding zijn de bevestigingselementen negenzijdig uitgevoerd. Bij voorkeur omvatten de bevestigingselementen metaal of kunststof.

Geschikt isolatiemateriaal is geëxpandeerd polystyreen (EPS).

Geschikte gevelelementen zijn steenstrips, die bij voorkeur van keramisch materiaal of beton zijn vervaardigd.

De uitvinding betreft tevens een werkwijze voor het samenstellen van een geïsoleerde gevel met het gevelsysteem volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de werkwijze de volgende stappen omvat: a) Het positioneren en uitlijnen van de voeten van de bevestigingselementen in de groeven van de plaatvormige drager;

b) Het fixeren van de voeten van de bevestigingselementen in de groeven van de plaatvormige drager; C) Het plaatsen van de gevelelementen, bijvoorbeeld steenstrips, in de houders van de bevestigingselementen; en d) Optioneel het opvullen van de ruimte tussen aangrenzende gevelelementen met geschikt materiaal, bijvoorbeeld kit.

Toepassing van de werkwijze volgens de uitvinding leidt tot een esthetische gevel, die ook geschikt is als buitengevel, en in een sterk verkorte bouwtijd kan worden gerealiseerd. De werkwijze kan bovendien door weinig personeel worden uitgevoerd.

De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de hand van de bijgevoegde figuren, waarin: Figuur 1A een schematisch aanzicht toont van een voorkeursuitvoeringsvorm van een gevelsysteem volgens de uitvinding in samengestelde toestand; Figuur 1B het gevelsysteem uit Figuur 1A schematisch in vooraanzicht toont; Figuur 2A een dwarsdoorsnede van het gevelsysteem toont langs de lijn B-B uit figuur 1B; Figuur 2B deel A uit figuur 2A in meer detail toont; Figuur 3 een schematisch aanzicht toont van een bevestigingselement als onderdeel van het gevelsysteem volgens de uitvinding; en Figuur 4 een schematisch aanzicht toont van een gevelelement als onderdeel van het gevelsysteem volgens de uitvinding.

In alle figuren zijn gelijke onderdelen aangeduid met gelijke cijfers.

Figuur 1A toont een schematisch aanzicht van een voorkeursuitvoeringsvorm van een gevelsysteem 1 volgens de uitvinding in samengestelde toestand. Figuur 1B toont het gevelsysteem 1 schematisch in vooraanzicht. In de getoonde voorkeursuitvoeringsvorm vormt gevelsysteem 1 een geïsoleerde gevel of wand, die geschikt is als buitengevel ter afwerking voor een gebouw.

Het gevelsysteem 1 omvat een plaatvormige drager 10, een aantal gevelelementen 20 voor bevestiging op de plaatvormige drager 10 en een aantal bevestigingselementen 30 voor het bevestigen van de gevelelementen 20 op de plaatvormige drager 10. Volgens de uitvinding is elk bevestigingselement 30 zowel ingericht voor samenwerking met de plaatvormige drager 10 als voor samenwerking met een of meer van de gevelelementen 20.

De plaatvormige drager 10 is aan een zichtzijde voorzien van groeven 11, die zich in hoofdzaak parallel aan elkaar uitstrekken. In de getoonde voorkeursuitvoeringsvorm strekken de groeven 11 zich in rijen uit over de gehele zichtzijde. Dit is echter niet noodzakelijk. De groeven 11 kunnen een andere oriëntatie hebben en/of zich over een deel van de zichtzijde uitstrekken.

Figuur 2A toont een dwarsdoorsnede van het gevelsysteem langs de lijn B-B uit figuur 1B. Figuur 2B toont deel A uit figuur 2A in meer detail. In figuren 2A en 2B is te zien dat het bevestigingselement 30 is voorzien van een voet 33 met een vorm die overeenkomt met de vorm van een of meer van de groeven 11. De voet 33 is verschuifbaar in de groeven 11. Tevens is zichtbaar dat elk bevestigingselement 30 is voorzien van een houder 31, 32 die is ingericht voor aangrijping op een of meer van de gevelelementen 20. De voet 33 past in de groeven 11. In de getoonde voorkeursuitvoeringsvorm hebben de voet 33 en de groeven 11 een algemeen U- vormige doorsnede.

Figuur 3 toont een voorkeursuitvoeringsvorm van een bevestigingselement 30. De voet 33 heeft een bevestigingszijde 332 die is bestemd voor fixatie in de groef. De bevestigingszijde 332 is voorzien van een opening 34 voor een fixatie-element, zoals een schroef 40.

De houder omvat ten minste een goot 31. In de getoonde voorkeursuitvoeringsvorm omvat de houder twee goten 31, 32, die in hoofdzaak parallel aan elkaar verlopen.

De houder grijpt althans ten dele om het gevelelement 20 en de goot of goten fungeren als geleider(s) voor het positioneren van de gevelelementen op de drager 10. De een of twee goten 31, 32 hebben een algemeen U-vormige doorsnede.

De bevestigingselementen 30 zijn in de getoonde voorkeursuitvoeringsvorm negenzijdig uitgevoerd. De voet 33 omvat verder twee in hoofdzaak parallelle positioneerzijden 331 en 333 voor uitlijning in een van de groeven 11. De positioneerzijden 331 en 333 strekken zich vanaf de randen van de bevestigingszijde 332 in hoofdzaak loodrecht uit.

De eerste goot 31 is gevormd door een steunzijde 312, een vleugel 313 en een borgrand 311. De tweede goot 32 is gevormd door een steunzijde 322, een vleugel 323 en een borgrand 321.

Figuur 4 toont een voorkeursuitvoeringsvorm van een gevelelement 20. Het gevelelement 20 is aan een of meer zijden voorzien van een sleuf. In de getoonde voorkeursuitvoeringsvorm heeft het gevelelement een in hoofdzaak rechthoekige doorsnede en is het gevelelement 20 aan twee tegenoverliggende korte zijden 22, 24 voorzien van een sleuf 221 respectievelijk 241. De borgranden 311 respectievelijk 321 5 passen in de sleuven 221 respectievelijk 241. De hoek tussen de achterzijde 21 en de onderzijde 22 tot en met sleuf 221 vormt een slede die schuifbaar is in de eerste goot 31 van het bevestigingselement 30. Vanwege de symmetrische uitvoering van het gevelelement 20 geldt dit ook voor de hoek tussen de voorzijde of zichtzijde 23 en de onderzijde 22 tot en met sleuf 221.

De hoek tussen de achterzijde 21 en de bovenzijde 24 tot en met sleuf 241 vormt een slede die schuifbaar is in de tweede goot 32 van het bevestigingselement 30. Vanwege de symmetrische uitvoering van het gevelelement 20 geldt dit ook voor de hoek tussen de voorzijde of zichtzijde 23 en de bovenzijde 24 tot en met sleuf 241.

De vorm van de sledes komt overeen met de vorm van de goten. In de getoonde voorkeursuitvoeringsvorm is die vorm algemeen U-vormig. De sledevorm kan ook anders gekozen zijn, bijvoorbeeld halfcirkelvormig of in de vorm van een zwaluwstaart.

In de getoonde voorkeursuitvoeringsvorm zijn de gevelelementen 20 steenstrips. Geschikte materialen voor de steenstrips zijn keramisch materiaal of beton. Geschikte materialen voor de bevestigingselementen 30 zijn metaal of kunststof. Een voorbeeld van een geschikt isolatiemateriaal voor de plaatvormige drager 10 is geëxpandeerd polystyreen (EPS). Voorbeelden van geschikte schroeven 40 zijn kunststof schroefwokkels of Tox-pluggen.

De werkwijze voor het samenstellen van een geïsoleerde gevel met het gevelsysteem 1 volgens de uitvinding omvat de volgende stappen.

In een eerste stap worden de voeten 33 van de bevestigingselementen 30 in de groeven 11 van de plaatvormige drager 10 geplaatst op een gewenste positie. Deze positie kan gemakkelijk worden aangepast omdat de voeten 33 in de groeven 11 verschuifbaar zijn.

In een tweede stap worden de voeten 33 van de bevestigingselementen in de groeven 11 van de plaatvormige drager 10 gefixeerd. Dit kan plaatsvinden door schroeven 40 door de opening 34 in de bevestigingszijde 332 aan te brengen.

In een derde stap worden de gevelelementen 20, bijvoorbeeld steenstrips, in de houders 31, 32 van de bevestigingselementen aangebracht. De gevelelementen kunnen in de houder worden geklikt of vanaf de zijkant in de houder worden geschoven.

In een optionele stap vindt de afwerking plaats door het opvullen van de ruimte tussen aangrenzende gevelelementen, bijvoorbeeld steenstrips. Een geschikt materiaal hiervoor is bijvoorbeeld kit.

Doorgaans zullen de stappen van de werkwijze worden uitgevoerd op een of meer plaatvormige dragers 10, die eerst waterpas op een binnenblad van een gebouw zijn gemonteerd.

De onderhavige uitvinding berust op het inzicht om een gevelsysteem te voorzien van bevestigingselementen, die enerzijds samenwerken met de drager en anderzijds samenwerken met de gevelelementen voor een snelle en maatvaste samenstelling van een geïsoleerde gevelafwerking.

De uitvinding is vanzelfsprekend niet beperkt tot de beschreven en getoonde uitvoeringsvorm. De uitvinding strekt zich in het algemeen uit tot elke uitvoeringsvorm die valt binnen de reikwijdte van de beschermingsomvang, zoals gedefinieerd in de conclusies en bezien in het licht van de voorgaande beschrijving en bijbehorende tekeningen.

Claims (15)

CONCLUSIES

1. Gevelsysteem, omvattende een plaatvormige drager van isolatiemateriaal, een aantal gevelelementen voor bevestiging op de plaatvomige drager en een aantal bevestigingselementen voor het bevestigen van de gevelelementen op de plaatvormige drager, met het kenmerk, dat de plaatvormige drager aan een zijde is voorzien van groeven, die zich in hoofdzaak parallel aan elkaar uitstrekken over althans een deel van de zijde, dat elk bevestigingselement is voorzien van een voet, waarin de voet is ingericht voor uitlijning in een van de groeven, en dat elk bevestigingselement is voorzien van een houder die is ingericht voor aangrijping op een of meer van de gevelelementen.

2. Gevelsysteem volgens conclusie 1, waarin de voet is ingericht voor passende opname in een van de groeven.

3. Gevelsysteem volgens conclusie 1 of 2, waarin de voet een of meer positioneerzijden heeft die zijn bestemd voor uitlijning in de groef.

4. Gevelsysteem volgens conclusie 1, 2 of 3, waarin de voet een bevestigingszijde heeft die is bestemd voor fixatie in de groef.

5. Gevelsysteem volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarin de voet en de groeven een algemeen U-vormige doorsnede hebben.

256. Gevelsysteem volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarin elk gevelelement aan een of meer zijden is voorzien van een sleuf en waarin de houder is voorzien van een of meer borgranden voor aangrijping in de een of meer sleuven.

7. Gevelsysteem volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarin de houder ten minste een goot omvat en waarin het gevelelement is voorzien van ten minste een slede voor opname in de goot.

8. Gevelsysteem volgens conclusie 7, waarin de houder twee goten omvat, die in hoofdzaak parallel aan elkaar verlopen en waarin het gevelelement is voorzien van twee sledes voor opname in de goten.

9. Gevelsysteem volgens conclusies 7 of 8, waarin de een of twee goten een algemeen U-vomige doorsnede hebben.

10. Gevelsysteem volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarin de bevestigingselementen negenzijdig zijn uitgevoerd.

1011. Gevelsysteem volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarin de bevestigingselementen metaal of kunststof omvatten.

12. Gevelsysteem volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarin het isolatiemateriaal geëxpandeerd polystyreen (EPS) is.

13. Gevelsysteem volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarin de gevelelementen steenstrips zijn.

14. Gevelsysteem volgens conclusie 13, waarin de steenstrips keramisch materiaal of beton omvatten.

15. Werkwijze voor het samenstellen van een geïsoleerde gevel met het gevelsysteem volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de werkwijze de volgende stappen omvat: a) Het positioneren en uitlijnen van de voeten van de bevestigingselementen in de groeven van de plaatvormige drager; b) Het fixeren van de voeten van de bevestigingselementen in de groeven van de plaatvormige drager; c) Het plaatsen van de gevelelementen, bijvoorbeeld steenstrips, in de houders van de bevestigingselementen; en d) Optioneel het opvullen van de ruimte tussen aangrenzende gevelelementen met geschikt materiaal, bijvoorbeeld kit.