NL2027826B1

NL2027826B1 - Werkwijze voor het met elkaar verbinden van houten palen

Info

Publication number: NL2027826B1
Application number: NL2027826A
Authority: NL
Inventors: Petrus Johannes Bisseling Jacobus
Original assignee: Protekta Aqua Tech B V
Priority date: 2020-09-28
Filing date: 2021-03-24
Publication date: 2023-12-07
Also published as: NL2027826A

Abstract

Werkwijze voor het met elkaar verbinden van houten palen 5 Bij een werkwijze voor het met elkaar verbinden van twee houten palen 1 en 3, worden allereerst uitsparingen in de vorm van langssleuven 9 en 11 in de buitenzijde van de palen 1 en 3 aangebracht. Deze langssleuven 9 en 11 strekken zich vanaf de tegenover elkaar aanwezige kopse kanten 5 en 7 in lengterichting van de palen 1 en 3 uit. Vervolgens worden verbindingsstaven 13 in de in elkaars verlengde liggende 10 langssleuven 9 en 11 in de beide palen 1 en 3 aangebracht, waarbij elke staaf 13 zich zowel in een van de langssleuven 9 in een van de palen 1 als in de in lijn daarmee aanwezige langssleuf 11 in de andere paal 3 uitstrekt. Tot slot wordt de ruimte in de langssleuven 9 en 11 tussen de staven 13 en de begrenzingswanden van de uitsparingen met epoxy gevuld. 15 (Figuur 3)

Description

Werkwijze voor het met elkaar verbinden van houten palen

BESCHRIJVING:

Gebied van de uitvinding

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het met elkaar verbinden van houten palen, waarbij de palen in lengterichting in lijn aanwezig zijn en met een kopse kant tegenover elkaar aanwezig zijn.

Stand van de techniek

Een dergelijke werkwijze voor het verlengen van palen door twee palen met elkaar te verbinden is algemeen bekend. Indien er onvoldoende lange palen voorhanden zijn, kan het tekort aan lange palen opgevangen worden door twee kortere palen aan elkaar te bevestigen. Om dezelfde sterkte te verkrijgen als bij een lange paal dient deze bevestiging voldoende sterk te zijn. Om de aan elkaar bevestigde palen interessant te laten zijn voor toepassing bij het bouwen van houten constructies, dient de werkwijze van het verbinden bovendien niet te duur te zijn.

Samenvatting van de uitvinding

Een doel van de uitvinding is het verschaffen van een werkwijze voor het met elkaar verbinden van houten palen, waarbij de met elkaar verbonden palen nagenoeg even sterk zijn als een even lange paal uit een geheel, en waarbij de werkwijze prijstechnisch interessant is voor de beoogde toepassing. Hiertoe omvat de werkwijze volgens de uitvinding de volgende stappen: - het aanbrengen van zich in lengterichting van de palen uitstrekkende uitsparingen in de palen vanaf de tegenover elkaar aanwezige kopse kanten, zodanig dat elk van de uitsparingen in een van de palen in lijn ligt met een van de uitsparingen in de andere paal,

- het aanbrengen van verbindingsstaven in de in elkaars verlengde liggende uitsparingen in de beide palen, waarbij elke staaf zich zowel in een van de uitsparingen in een van de palen als in de in lijn daarmee aanwezige uitsparing in de andere paal uitstrekt, en - het vullen van de ruimte in de uitsparingen tussen de staven en de begrenzingswanden van de uitsparingen met epoxy.

Een uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding is gekenmerkt, doordat de uitsparingen in de vorm van boorgaten in de tegenover elkaar aanwezige kopse kanten worden aangebracht. Deze werkwijze is met name gunstig indien paal waarbij de zijwanden moeilijk toegankelijk zijn verlengd dient te worden, bijvoorbeeld bij een verticaal in het water aanwezige paal.

Een andere uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding is gekenmerkt, doordat de uitsparingen in de vorm van langssleuven in de buitenzijde van de palen worden aangebracht. Deze werkwijze is met name geschikt voor horizontaal aanwezige palen met elkaar te verbinden, bijvoorbeeld in geval de palen nog niet toegepast zijn in een constructie en vrij verplaatst kunnen worden.

Bij deze laatste uitvoeringsvorm worden na het aanbrengen van de langssleuven en voor het vullen van de langssleuven met epoxy, bij voorkeur dwarssleuven die aansluiten op de van de kopse kanten afgekeerde uiteinden van de langssleuven in de buitenzijde van de palen aangebracht, om daarmee de ruimte in de langssleuven via de dwarssleuven met elkaar in verbinding te brengen zodat de epoxy bij het aanbrengen in slechts een van de sleuven gegoten hoeft te worden en via de dwarssleuven in de andere langssleuven vloeit.

Om de sleuven in alle vier de zijden van de palen in een keer vol te kunnen gieten met epoxy worden, voordat de epoxy in de sleuven wordt aangebracht, eerst de palen horizontaal of nagenoeg horizontaal gelegd en tegen de onderzijde en tegen de beide zijvlakken platen aangebracht om de open bovenzijde van de in deze zijden aanwezige sleuven af te dichten, waarna de epoxy ten minste in een van de in de bovenzijde aanwezige langssleuven of dwarssleuven wordt gegoten en via de andere dwarssleuven en langssleuven de ruimtes in de sleuven vult.

Om de palen nog steviger aan elkaar te bevestigen worden de platen op afstand van de onderzijde en op afstand van de zijvlakken van de palen aangebracht en wordt voorts een plaat op afstand van de bovenzijde van de palen aangebracht zodanig dat de platen een koker om de palen vormen, waarbij de ruimtes tussen de uiteinden van de platen en de palen worden afgedicht en daarna via een gat in de gevormde koker de ruimte tussen de palen en de koker en de ruimtes in de sleuven gevuld worden met epoxy.

Om de bevestiging verder te verstevigen wordt, voordat de platen ter plaatse van de sleuven worden aangebracht, een net om de palen aangebracht. Dit net komt na het aanbrengen van de epoxy ingebed te liggen in de epoxy en vormt zo een wapening in de epoxylaag.

Beknopte omschrijving van de tekeningen

Hieronder zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van een in de tekeningen weergegeven uitvoeringsvoorbeelden van de werkwijze volgens de uitvinding. Hierin toont:

Figuur 1 een detail van twee met elkaar te verbinden palen volgens een eerste uitvoeringsvorm van de werkwijze, voorzien van uitsparingen voor verbindingsstaven;

Figuur 2 de in figuur 1 weergegeven met elkaar te verbinden palen in doorsnede tijdens het verbinden;

Figuur 3 de in figuur I weergegeven met elkaar verbonden palen tijdens gebruik;

Figuur 4 een doorsnede van de in figuur 3 weergegeven met elkaar verbonden palen;

Figuur 5 een detail van twee met elkaar verbonden palen volgens een tweede uitvoeringsvorm van de werkwijze;

Figuur 6 de in figuur 5 weergegeven met elkaar verbonden palen tijdens gebruik; en

Figuur 7 een doorsnede van de in figuur 6 weergegeven met elkaar verbonden palen.

Gedetailleerde omschrijving van de tekeningen

Hieronder wordt aan de hand van figuren 1 en 2 een werkwijze beschreven voor het met elkaar verbinden van twee houten palen 1 en 3, waarbij de palen in lengterichting in lijn aanwezig zijn en met een kopse kant 5 en 7 tegenover elkaar aanwezig zijn. Allereerst worden uitsparingen in de vorm van langssleuven 9 en 11 in de buitenzijde van de palen 1 en 3 aangebracht. Deze langssleuven 9 en 11 strekken zich vanaf de tegenover elkaar aanwezige kopse kanten 5 en 7 in lengterichting van de palen 1 en 3 uit. Hierbij wordt ervoor gezorgd dat elk van de langssleuven 9 in een van de palen 1 in lijn ligt met een van de langssleuven 11 in de andere paal 3.

Vervolgens worden verbindingsstaven 13 in de in elkaars verlengde liggende langssleuven 9 en 11 in de beide palen 1 en 3 aangebracht, waarbij elke staaf 13 zich zowel in een van de langssleuven 9 in een van de palen 1 als in de in lijn daarmee aanwezige langssleuf 11 in de andere paal 3 uitstrekt.

Tot slot wordt de ruimte in de langssleuven 9 en 11 tussen de staven 13 en de begrenzingswanden van de uitsparingen met epoxy gevuld. Om de epoxy op efficiënte wijze in de langssleuven aan te brengen worden eerst dwarssleaven 17 en 18, die aansluiten op de van de kopse kanten afgekeerde uiteinden van de langssleuven 9 en 11, in de buitenzijde van de palen 1 en 3 aangebracht om daarmee de ruimtes in de langssleuven via de dwarssleuven met elkaar in verbinding te brengen.

Vervolgens worden de palen 1 horizontaal of nagenoeg horizontaal gelegd, zie figuur 2, en tegen de onderzijde en tegen de beide zijvlakken platen 19 aangebracht om de open bovenzijde van de in deze zijden aanwezige sleuven 9, 11, 17 en 18 af te dichten. Daarna wordt de epoxy 15 ten minste in een van de in de bovenzijde aanwezige langssleuven of dwarssleuven gegoten en stroomt de epoxy via de andere dwarssleuven en langssleuven in de door de sleuven gevormde ruimtes.

In figuur 3 zijn de beide aan elkaar bevestigde palen 1 en 3 tijdens gebruik weergegeven. De onderste paal 1 bevindt zich hierbij deels in de bodem 21 van een waterpartij en bevindt zich voor de rest in het water 23. De bovenste paal 3 1s met het onderste deel in het water 23 aanwezig en steekt met de rest boven het water 23 uit en bevindt zich daar in de buitenlucht 25. In figuur 4 is de paal 3 in dwarsdoorsnede weergegeven waarbij duidelijk de positie van de langssleuven 11 en staven 13 zichtbaar is. De ruimte tussen de begrenzingswanden van de langssleuven 11 is gevuld met epoxy 15.

Bij de in figuur 5 weergegeven uitvoeringsvorm van twee met elkaar bevestigde palen 101 en 103, zijn de zich in lengterichting uitstrekkende uitsparingen 109 en 111 uitgevoerd als boorgaten die in de tegenover elkaar aanwezige kopse kanten 105 en 107 zijn aangebracht. De staven 113 zijn hierbij eerst in de vooraf met nog niet 5 uitgeharde epoxy gevulde uitsparingen 109 in de onderste paal 101 gestoken waarna de bovenste paal 103 met de eveneens met epoxy gevulde uitsparingen 111 over de uitstekende delen van de staven 113 wordt aangebracht.

In figuur 6 zijn de beide aan elkaar bevestigde palen 101 en 103 tijdens gebruik weergegeven. In figuur 7 is de paal 103 in dwarsdoorsnede weergegeven waarbij duidelijk de positie van de langssleuven 111 en staven 113 zichtbaar is.

Hoewel in het voorgaande de uitvinding is toegelicht aan de hand van de tekeningen, dient te worden vastgesteld dat de uitvinding geenszins tot de in de tekeningen getoonde uitvoeringsvormen is beperkt. De uitvinding strekt zich mede uit tot alle van de in de tekeningen getoonde uitvoermgsvormen afwijkende _ uitvoeringsvormen binnen het door de conclusies gedefinieerde kader.

Claims

CONCLUSIES:

1. Werkwijze voor het met elkaar verbinden van houten palen (1, 3; 101, 103) waarbij de palen in lengterichting in lijn aanwezig zijn en met een kopse kant (5, 7; 105, 107) tegenover elkaar aanwezig zijn, omvattende: - het aanbrengen van zich in lengterichting van de palen (1, 3; 101, 103) uitstrekkende uitsparingen (9, 11; 109, 111) in de palen (1, 3; 101, 103) vanaf de tegenover elkaar aanwezige kopse kanten (5, 7; 105, 107), zodanig dat elk van de uitsparingen (9; 109) in een van de palen (1; 101) in lijn ligt met een van de uitsparingen (11; 111) in de andere paal (3; 103), - het aanbrengen van verbindingsstaven (13; 113) in de in elkaars verlengde liggende uitsparingen (9, 11; 109, 111) in de beide palen, waarbij elke staaf zich zowel in een van de uitsparingen (9; 109) in een van de palen (1; 101) als in de in lijn daarmee aanwezige uitsparing (11; 111) 1n de andere paal (3; 103) uitstrekt, en - het vullen van de ruimte in de uitsparingen (9, 11; 109, 111) tussen de staven (13; 113) en de begrenzingswanden van de uitsparingen (9, 11; 109, 111) met epoxy (15; 115).

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de uitsparingen (109, 111) in de vorm van boorgaten in de tegenover elkaar aanwezige kopse kanten (105, 107) worden aangebracht.

3. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de uitsparingen in de vorm van langssleuven (9, 11) in de buitenzijde van de palen (1, 3) worden aangebracht.

4. Werkwijze volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat na het aanbrengen van de langssleuven (9, 11) en voor het vullen van de langssleuven met epoxy (15), dwarssleuven (17, 18) in de buitenzijde van de palen (1, 3) worden aangebracht, die aansluiten op de van de kopse kanten afgekeerde uiteinden van de langssleuven (9, 11), om daarmee de ruimtes in de langssleuven via de dwarssleuven met elkaar in verbinding te brengen.

5. Werkwijze volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat voordat de epoxy (15) in de sleuven (9, 11, 17, 18) wordt aangebracht eerst de palen (1, 3) horizontaal of nagenoeg horizontaal worden gelegd en tegen de onderzijde en tegen de beide zijvlakken platen (19) aangebracht worden om de open bovenzijde van de in deze zijden aanwezige sleuven (9, 11, 17, 18) af te dichten, waarna de epoxy (15) ten minste in een van de in de bovenzijde aanwezige langssleuven (9, 11) of dwarssleuven (17, 18) wordt gegoten en via de andere dwarssleuven en langssleuven de ruimtes in de sleuven vult,

6. Werkwijze volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de platen (19) op afstand van de onderzijde en van de zijvlakken van de palen (1, 3) worden aangebracht en voorts een plaat op afstand van de bovenzijde van de palen (1, 3) wordt aangebracht zodanig dat de platen (19) een koker om de palen (1, 3) vormen, waarbij de ruimtes tussen de uiteinden van de platen (19) en de palen (1, 3) worden afgedicht en daarna via een gat in de gevormde koker de ruimte tussen de palen (1, 3) en de koker en de ruimtes in de sleuven (9, 11, 17, 18) gevuld worden met epoxy (15).

7. Werkwijze volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat voordat de platen (19) aangebracht worden ter plaatse van de sleuven (9, 11, 17, 18) een net om de palen (1, 3) aangebracht wordt.