NL2027690B1 - De uitvinding heeft betrekking op een transportmiddel, voorzien van een lichtdetectie- en emissiesysteem, alsmede printplaat en werkwijze - Google Patents

De uitvinding heeft betrekking op een transportmiddel, voorzien van een lichtdetectie- en emissiesysteem, alsmede printplaat en werkwijze Download PDF

Info

Publication number
NL2027690B1
NL2027690B1 NL2027690A NL2027690A NL2027690B1 NL 2027690 B1 NL2027690 B1 NL 2027690B1 NL 2027690 A NL2027690 A NL 2027690A NL 2027690 A NL2027690 A NL 2027690A NL 2027690 B1 NL2027690 B1 NL 2027690B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
printed circuit
circuit board
transmitter
receiver
transport
Prior art date
Application number
NL2027690A
Other languages
English (en)
Inventor
Antonius Jansen Paulus
Vugteveen Hendrikus
Original Assignee
Phyco Trading B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Phyco Trading B V filed Critical Phyco Trading B V
Priority to NL2027690A priority Critical patent/NL2027690B1/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL2027690B1 publication Critical patent/NL2027690B1/nl

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G01MEASURING; TESTING
    • G01SRADIO DIRECTION-FINDING; RADIO NAVIGATION; DETERMINING DISTANCE OR VELOCITY BY USE OF RADIO WAVES; LOCATING OR PRESENCE-DETECTING BY USE OF THE REFLECTION OR RERADIATION OF RADIO WAVES; ANALOGOUS ARRANGEMENTS USING OTHER WAVES
    • G01S7/00Details of systems according to groups G01S13/00, G01S15/00, G01S17/00
    • G01S7/48Details of systems according to groups G01S13/00, G01S15/00, G01S17/00 of systems according to group G01S17/00
    • G01S7/481Constructional features, e.g. arrangements of optical elements
    • G01S7/4811Constructional features, e.g. arrangements of optical elements common to transmitter and receiver
    • G01S7/4813Housing arrangements
    • GPHYSICS
    • G01MEASURING; TESTING
    • G01SRADIO DIRECTION-FINDING; RADIO NAVIGATION; DETERMINING DISTANCE OR VELOCITY BY USE OF RADIO WAVES; LOCATING OR PRESENCE-DETECTING BY USE OF THE REFLECTION OR RERADIATION OF RADIO WAVES; ANALOGOUS ARRANGEMENTS USING OTHER WAVES
    • G01S17/00Systems using the reflection or reradiation of electromagnetic waves other than radio waves, e.g. lidar systems
    • G01S17/88Lidar systems specially adapted for specific applications
    • G01S17/93Lidar systems specially adapted for specific applications for anti-collision purposes
    • G01S17/931Lidar systems specially adapted for specific applications for anti-collision purposes of land vehicles

Abstract

Transportmiddel , voorzien van een lichtdetectie- en emissiesysteem, het systeem omvattende: -ten minste één printplaat (1; 101; 201); -een op de printplaat aangebrachte zender (2), bijvoorbeeld een laserdiode, voor het in een van het transportmiddel (V) afgekeerde richting uitzenden van een optisch signaal; en -een op de printplaat aangebrachte ontvanger (3), bijvoorbeeld een fotodiode, voor ontvangst van op het transportmiddel (V) gerichte optische signalen; waarbij de printplaat is voorzien van of geassocieerd met scheidingsmiddelen (4, 5; 104; 204) om de zender (2) en ontvanger (3) optisch en elektrisch van elkaar te scheiden en/of om de printplaat (1 ; 101 ; 201) optisch en elektrisch te scheiden. Verder biedt de uitvinding een printplaat, alsmede een werkwijze voor het tegelijkertijd verzenden en detecteren van optische signalen vanuit een transportmiddel .

Description

P129346NL00 Titel: De uitvinding heeft betrekking op een transportmiddel, voorzien van een lichtdetectie- en emissiesysteem, alsmede printplaat en werkwijze De uitvinding heeft betrekking op een transportmiddel, bijvoorbeeld een voertuig of vaartuig, voorzien van een lichtdetectie- en emissiesysteem.
Dergelijke transportmiddelen zijn op zichzelf bekend. Zo kan het lichtdetectie- en emissiesysteem bijvoorbeeld deel uitmaken van een systeem om afstand tot hindernissen te meten, bijvoorbeeld een parkeerassistentie-systeem. Verder kan het systeem worden ingezet als afstandsbediening, bijvoorbeeld voor bediening van een hek of garagedeur.
Daarnaast kan het systeem bijvoorbeeld een systeem omvatten voor het detecteren van optische signalen van een transportmiddel-snelheidsmonitor (bijv. een lasergun’), waarbij de inrichting laserpulsen kan terugsturen om de snelheidsmonitor te storen. Het te verzenden en detecteren licht kan bijvoorbeeld infrarood (IR) licht omvatten.
Voorbeelden van laser transponders worden bijvoorbeeld beschreven in US5,793,476 (Laakman et al.), bijvoorbeeld een lasertransponder welke door het bedrijf Lidatek is ontwikkeld. De bekende transponder is ingericht om op de voorzijde van een voertuig te worden geplaatst, om inkomende optische signalen (bijvoorbeeld afkomstige van een snelheidsmonitor) te detecteren en om stoorsignalen terug te sturen. Voor het bepalen van de optische stoorsignalen zijn een groot aantal verschillende methoden bekend, bijvoorbeeld verzending van een vast patroon (onafhankelijk van de inkomende signalen), of verzending van stoorsignalen die specifiek afhankelijk zijn van waargenomen signalen.
Een van de nadelen van het bekende systeem is dat het doorgaans moeilijk om een geschikte locatie voor de transponder te vinden. Zo dient een dergelijke transponder doorgaans aan een voertuigvoor- en/of achterzijde te worden gemonteerd, zodanig dat het inkomende optische signalen goed kan ontvangen, en om stoorsignalen in een geschikte richting terug te zenden. Hierbij is het bovendien relatief lastig om de transponder zodanig aan te brengen dat deze geen afbreuk doet aan het aanzicht van het voertuig. Bovendien kan de geïnstalleerde transponder gemakkelijk beschadigd raken door tijdens gebruik inkomende objecten, en is onderhavig aan regen en wind.
Toepassing van een enkele transponder blijkt niet altijd tot goede resultaten te leiden. Zo bestralen bepaalde transportmiddel- snelheidsmonitors slechts een relatief klein deel van een transportmiddel. Daarom 1s in bekende systemen voorgesteld om een voertuig aan de buitenzijde op verschillende locaties van verschillende transponders te voorzien, opdat inkomende signalen op verschillende locaties kunnen worden gedetecteerd. Dat is een relatief kostbare oplossing, en vergroot bovengenoemde problemen. Verder leidt toepassing van verschillende, op afstand van elkaar opgestelde, transponders tot een aanzienlijke toename van het gebruik van elektrische bekabeling om de diverse componenten onderling te koppelen, hetgeen storingsgevoeligheid verhoogt.
Bovendien blijkt verstoring van moderne laserguns lastig te zijn, in het bijzonder wanneer de lasergun is ingericht om pseudo-random signalen te versturen. Gebleken is dat in een dergelijk geval een snelle transponder- reactie nodig kan zijn, waarbij signalen gelijktijdig (i.e. op precies hetzelfde moment) door de transponder moeten worden ontvangen en verzonden. Een ut US2016/0011302 bekend systeem beoogt een complexe oplossing waarbij een groot aantal op afstand van elkaar opgestelde transponders wordt toegepast, welke transponders zodanig worden aangestuurd dat een transponder wordt geselecteerd om alleen te zenden terwijl andere transponders ontvangen. Nadeel is dat een groot aantal transponders moet worden gemonteerd, hetgeen tijdrovend is en niet in alle situaties (bij alle transportmiddelen) mogelijk is.
De onderhavige wtvinding beoogt de hiervoor genoemde problemen op te lossen. In het bijzonder beoogt de uitvinding een systeem dat relatief eenvoudig is, compact kan worden uitgevoerd, kosten-efficiënt produceerbaar kan zijn, alsmede betrouwbaar.
Volgens een aspect van de uitvinding wordt een voertuig hiertoe gekenmerkt door de maatregelen van conclusie 1.
Het transportmiddel is met voordeel voorzien van een lichtdetectie- en emissiesysteem, het systeem omvattende: -ten minste één printplaat; -een op de printplaat aangebrachte zender, bijvoorbeeld een laserdiode, voor het in een van het voertuig afgekeerde richting uitzenden van een optisch signaal; en -een op de printplaat aangebrachte ontvanger, bijvoorbeeld een fotodiode, voor ontvangst van op het transportmiddel gerichte optische signalen; waarbij de printplaat is voorzien van of geassocieerd met scheidingsmiddelen om de zender en ontvanger optisch van elkaar te scheiden en/of om de printplaat optisch te scheiden.
Op deze manier kan een relatief compact systeem worden verschaft, bijvoorbeeld met slechts één genoemde printplaat (of slechts twee), waarbij het systeem toch betrouwbaar optische signalen kan verzenden en detecteren. Dat geldt in het bijzonder indien te verzenden optische signalen hoog-vermogens signalen omvatten, bijvoorbeeld laserdiode-signalen. De scheidingsmiddelen kunnen bewerkstelligen dat de, op dezelfde printplaat aangebrachte, ontvanger niet of nauwelijks wordt gestoord door dergelijke zendersignalen. Bij voorkeur is de printplaat ingericht om een optische scheiding te leveren. De scheidingsmiddelen kunnen bijvoorbeeld in de printplaat zijn geïntegreerd en/of zich in de printplaat wtstrekken. Volgens een nadere uitwerking kunnen de scheidingsmiddelen bijvoorbeeld een lichtabsorberend materiaal en/of een lichtabsorberende laag omvatten, dat zich in de printplaat uitstrekt, bijvoorbeeld om de printplaat in twee (of meer) plaatsecties onder te verdelen. Gebleken is dat scheiding van de printplaat tot goede resultaten leidt, waarbij in het bijzonder kan worden vermeden dat licht via de printplaat zelf kan worden doorgegeven tussen zender en ontvanger. Dit geldt in het bijzonder indien de printplaat op zichzelf is vervaardigd van lichtdoorlatend en/of lichtgeleidend materiaal en/of is voorzien van een aantal lichtdoorlatende boringen (hetgeen gebruikelijk is). Volgens een alternatieve uitwerking kan de printplaat zelf zijn vervaardigd van lichtabsorberend materiaal, en/of bijvoorbeeld bestaan uit een infrarood (IR) licht blokkerend materiaal Daarnaast kan de printplaat, volgens een nadere uitwerking, zijn ingericht om een elektrische barrière te bieden. In beide gevallen kunnen de scheidingsmiddelen bijvoorbeeld zijn voorzien van een in de printplaat aangebrachte sleuf (bijvoorbeeld spleet, doorgang). Verder kunnen goede resultaten worden bereikt indien de scheidingsmiddelen een zich tussen de zender en ontvanger uitstrekkend, lichtblokkerende structuur, bijvoorbeeld een lichtabsorberende laag, een scherm of tussenschot en/of deel van een lichtabsorberend lichaam, omvatten. Een dergelijke structuur kan bijvoorbeeld in een genoemde sleuf (indien beschikbaar) worden aangebracht. Een dergelijke structuur kan, volgens een nadere uitwerking, bijvoorbeeld deel uitmaken van een gietlichaam waarin tevens een genoemde zender en/of ontvanger zijn ingebed, bijvoorbeeld een van kunsthars (bijv. epoxyhars) vervaardigd gietlichaam.
Een tweede aspect van de uitvinding biedt een printplaat, bijvoorbeeld een printplaat van een transportmiddel volgens de uitvinding.
De innovatieve printplaat is voorzien van een zender, bijvoorbeeld een laserdiode, voor het in een eerste richting uitzenden van een optisch signaal, alsmede van een ontvanger, bijvoorbeeld een fotodiode, voor ontvangst van uit genoemde eerste richting afkomstige optische signalen, waarbij de printplaat is voorzien van of geassocieerd met scheidingsmiddelen om de zender en ontvanger optisch van elkaar te scheiden en/of om de printplaat optisch te scheiden.
5 Op deze manier kunnen bovengenoemde voordelen worden bereikt. De printplaat (met daarop aangebrachte componenten) kan in het bijzonder als compacte transponder fungeren, om optische signalen gelijktijdig, betrouwbaar, te verzenden en te ontvangen. Bij voorkeur zijn de scheidingsmiddelen ten minste deels in de printplaat geïntegreerd en/of strekken zich uit in de printplaat. In een praktische nadere uitvoering kan de printplaat in een behuizing zijn opgesteld, welke behuizing bijvoorbeeld kan zijn voorzien van ten minste een lichttransmissievenster voor doorgifte van optische signalen tussen een omgeving enerzijds en de zender en ontvanger van de printplaat anderzijds. De behuizing is bij voorkeur voorzien van een kabeldoorvoer voor doorvoer van een voedings-en/of signaalkabel tussen printplaatcontacten en een externe voedings en/of stuureenheid.
Voorts biedt een aspect van de uitvinding een werkwijze voor het verzenden en detecteren van optische signalen vanuit een transportmiddel, bijvoorbeeld onder gebruikmaking van een transportmiddel volgens de uitvinding en/of ten minste printplaat volgens de uitvinding, de werkwijze omvattende: -aanbrengen van ten minste een printplaat bij of nabij een buitenzijde van het transportmiddel, welke printplaat is voorzien van een zender, bijvoorbeeld een laserdiode, voor het in een eerste, van het transportmiddelafgekeerde richting uitzenden van een optisch signaal, alsmede van een ontvanger, bijvoorbeeld een fotodiode, voor ontvangst van uit genoemde eerste richting afkomstige optische signalen, waarbij de printplaat is voorzien van of geassocieerd met scheidingsmiddelen om de zender en ontvanger optisch van elkaar te scheiden en/of om de printplaat optisch te scheiden; en gelijktijdig activeren van de zender en ontvanger van de printplaat, in het bijzonder zodanig dat optische signalen in de eerste richting worden uitgezonden door de zender terwijl optische signalen afkomstig uit de eerste richting worden ontvangen door de ontvanger.
Op deze manier is toepassing van een groot aantal op afstand van elkaar opgestelde transponders overbodig, bijvoorbeeld om optische overspraak tegen te gaan, waarbij een enkele printplaat (met daarop aangebrachte zender en ontvanger) al voldoende is om betrouwbaar optische signalen te verzenden en ontvangen.
Opgemerkt wordt dat door de zender te verzenden signalen bijvoorbeeld kunnen zijn gerelateerd aan signalen die door de ontvanger worden ontvangen. Indien de ontvanger tijdens gebruik bijvoorbeeld een pseudo-random signaal ontvangt dan kan de zender bijvoorbeeld een nagenoeg identiek signaal terugzenden.
Nadere voordelige utwerkingen van de uitvinding zijn beschreven in de volgconclusies. Thans zal de uitvinding worden verduidelijkt aan de hand van niet-limitatief uitvoeringsvoorbeelden en de tekening. Daarin toont: Figuur 1 schematisch een bovenaanzicht van een uitvoeringsvoorbeeld van een transponder-printplaat; Figuur 2A een vooraanzicht van het in Fig. 1 getoonde uitvoeringsvoorbeeld, zonder lichtblokkerend element; Figuur 2B een dergelijk vooraanzicht als Fig. 2A, met lichtblokkerend element; Figuur 3 schematisch een bovenaanzicht van een uitvoeringsvoorbeeld van een voertuig; Figuur 4 een blokschema van een uitvoeringsvoorbeeld;
Figuur 5 toont een dergelijk vooraanzicht als Fig. 2B van een alternatief witvoeringsvoorbeeld; en Figuur 6 toont een dergelijk vooraanzicht als Fig. 2B van een ander alternatief uitvoeringsvoorbeeld. Gelijke of overeenkomstige maatregelen worden in deze aanvrage met gelijke of overeenkomstige verwijzingstekens aangeduid. Figuren 1, 2A, 2B tonen een uitvoeringsvoorbeeld van een innovatieve printplaat 1, welke printplaat 1 is voorzien van een zender 2, bijvoorbeeld voorzien van een lichtbron, in het bijzonder een laserdiode 2a, voor het in een eerste richting T uitzenden van een optisch signaal S1 (bijvoorbeeld een lichtbundel S1), alsmede van een ontvanger 3, bijvoorbeeld voorzien van een of meer sensoren, in het bijzonder fotodiodes 3a, voor ontvangst van uit genoemde eerste richting T afkomstige optische signalen S2. De printplaat 1 en bijbehorende zender 2 en ontvanger 3 (en lokale besturingseenheid 6) kunnen bijvoorbeeld ‘transponder’ of ‘transpondereenheid’ worden genoemd. De printplaat 1 kan bijvoorbeeld worden toegepast in of deel uitmaken van een transportmiddel, bijvoorbeeld een voertuig V, als onderdeel van een (transponder-)systeem voor lichtdetectie en lichtemissie. Een voorbeeld van een dergelijk voertuig wordt getoond in Figuur 3, en een blokschema van een dergelijk systeem in Figuur
4. Na voertuigmontage 1s genoemde eerste richting T in het bijzonder een van het voertuig afgekeerde richting. Printplaten zijn op zichzelf algemeen bekend; een printplaat 1 omvat op zichzelf uit een plaat isolatiemateriaal waarop elektronische componenten 2, 3 zijn aangebracht, welke componenten onderling 2, 3 zijn verbonden door geleidende banen 8, 9 (printsporen), in het bijzonder metalen (koperen) printsporen 8, 9 die op de plaat zijn aanbracht (bijvoorbeeld op een bovenzijde O van de plaat 1 en/of op een van die bovenzijde afgekeerde onderzijde L). Componenten 2, 3 kunnen bijvoorbeeld op de printplaat zijn gefixeerd door middel van solderen. In het bijzonder kunnen de componenten 2, 3 elk op zichzelf zijn voorzien van elektrisch geleidende contacten (voor voeding en/of signaaluitwisseling), welke via elektrisch geleidende (soldeer)verbindingen aan de printsporen zijn gefixeerd.
De op de printplaat 1 aangebrachte zender 2 kan op zichzelf op verschillende manieren zijn uitgevoerd. De zender 2 kan op zichzelf bijvoorbeeld een behuizing 2c omvatten, bijvoorbeeld een metalen (bijv. blikken) behuizing voor elektromagnetische afscherming, welke behuizing 2c een respectieve lichtbron 2a bij voorkeur in hoofdzaak omgeeft. De zenderbehuizing 2c is in Fig. 1 opengewerkt weergeven. Een in de zendrichting gekeerde voorzijde van de zender 2 (bijvoorbeeld van de zenderbehuizing 2c) kan bijvoorbeeld een lichtuitzendopening 2b omvatten voor transmissie van door de lichtbron 2a van de zender 2 gegenereerde optische signalen S1. In het voorbeeld bevindt genoemde lichtuitzendopening 2a zich aan of nabij een printplaatvoorrand R, welke voorrand zich na voertuigmontage bijvoorbeeld aan of nabij een buitenzijde van het betreffende voertuig V bevindt. Volgens een nadere utwerking kan de zender 2 bijvoorbeeld zijn ingebed in een gietlichaam 104, bijvoorbeeld epoxyhars (zie Fig. 5).
Een genoemde zender 2 kan in het bijzonder een of meer lichtbronnen omvatten. In het onderhavige voorbeeld omvat de zender 2 een laser, bijvoorbeeld een halfgeleider-laser 2a (bijv. een laserdiode). De zender 2 kan bijvoorbeeld zijn ingericht om infrarode optische signalen S1 uit te zenden, althans signalen S1 waarvan een golflengte slechts in het infrarode spectrum ligt, of andere signalen Genoemde golflengte kan bijvoorbeeld liggen in het bereik van circa 850-1000 nm, bijvoorbeeld 905 nm, of een andere bereik.
Bij voorkeur is de zender (bijv. de respectieve lichtbron of laserdiode 2a) ingericht om ten minste circa 10 Watt lichtvermogen uit te zenden per signaalgeleider en respectieve optische doorgang 1. In het bijzonder kan de zender (bijv. respectieve laserdiode) zijn ingericht om ten minste 50 Watt piek-vermogen uit te zenden, bijvoorbeeld circa 75 Watt of meer.
Volgens een nadere uitwerking is de zender van de printplaat 1 1ingericht 2 om de optische pulssignalen S1 uit te zenden, bijvoorbeeld lichtpulsen S1 met een pulslengte van minder dan 200 ns, in het bijzonder een pulslenge in het bereik van 10 — 100 ns.
De op de printplaat 1 aangebrachte ontvanger 3 kan eveneens op zichzelf op verschillende manieren zijn uitgevoerd.
De optische ontvanger 3 kan bijvoorbeeld een beeldsensor omvatten, een fotocel en/of op een andere wijze zijn uitgevoerd.
De ontvanger 3 kan op zichzelf bijvoorbeeld een behuizing 3c omvatten, bijvoorbeeld een metalen (bijv. blikken) behuizing voor elektromagnetische afscherming, welke behuizing 3c een of meer respectieve sensoren (bijvoorbeeld diode of diodes) 3a bij voorkeur in hoofdzaak omgeeft.
De ontvangerbehuizing 3c is in Fig. 1 opengewerkt weergeven.
Een in de ontvangstrichting gekeerde voorzijde van de ontvanger 3 (bijvoorbeeld van de ontvangerbehuizing 3c) kan bijvoorbeeld een of meer openingen 3b omvatten voor transmissie van te ontvangen optische signalen S2. In het voorbeeld bevindt genoemde een of meer openingen 3b zich eveneens aan of nabij de printplaatvoorrand R.
Volgens een nadere uitwerking kan de ontvanger 3 bijvoorbeeld zijn ingebed in een gietlichaam 104, bijvoorbeeld epoxyhars (zie Fig. 5). De ontvanger 3 kan zijn ingericht om in elk geval inkomende optische signalen S2 te detecteren die een golflengte hebben welke hetzelfde 1s als een golflengte van door de zender 2 uit te zenden signalen S1 (i.e. de ontvanger 3 kan zijn ingericht om licht S2 van een bepaald spectrum te detecteren, welk spectrum ten minste deels overlapt met een spectrum van door de zender 2 uit te zenden licht S1). Meer in het bijzonder kan de ontvanger 3 zijn uitgevoerd om infrarode optische signalen S2 te detecteren,
althans signalen S2 waarvan een golflengte ligt in het bereik van circa 850- 1000 nm, bijvoorbeeld 905 nm, of een andere bereik.
Verder kan de printplaat 1 van andere componenten zijn voorzien, bijvoorbeeld van een besturingseenheid 6 voor besturing van de zender 2 en de ontvanger 3. De besturingseenheid 6 kan bijvoorbeeld elektrisch aan de zender 2 zijn verbonden via eerste printsporen 8, en elektrisch aan de ontvanger via tweede printsporen 9.
Voorts kan de printplaat 1 zijn voorzien van een of meer contacten (of interface) 10 voor aankoppeling van een of meer (bij voorkeur slechts één) externe voedings- en/of signaalkabels K, in het bijzonder om de printplaat 1 aan een externe voeding te koppelen en aan een externe stuureenheid U, hetgeen de vakman duidelijk zal zijn. In het onderhavige voorbeeld wordt een enkele kabel K getoond welke zowel voeding aan de printplaat 1 kan leveren als een communicatieverbinding met een genoemde externe stuureenheid U, waarbij genoemde externe stuureenheid U bijvoorbeeld kan zijn ingericht om direct met de zender 2 en ontvanger 3 te communiceren, of indirect via een genoemde zender/ontvanger- besturingseenheid 6 van de printplaat zelf, voor ontvangst en verwerking van door de ontvanger 3 ontvangen signalen S2 en voor aansturing van door de zender 2 te verzenden signalen S1. Volgens een nadere uitwerking kan genoemde externe stuureenheid U zijn ingericht om de onderdelen van de printplaat 1 (althans een daardoor geleverde transponder) zodanig aan te sturen dat de te verzenden signalen S1 zijn gerelateerd met de ontvangen signalen S2 (zoals reeds 1s genoemd: de relatie tussen de signalen S1, S2 kan bijvoorbeeld zodanig zijn dat de zender 2 een aan het ontvangen signaal S2 nagenoeg identiek signaal S1 terugzendt.
Volgens een voordelige uitwerking kan de printplaat 1 tevens zijn voorzien van een accelerometer 7, bij voorkeur een 3D-accelerometer ingericht om versnellingen in drie orthogonale richtingen te meten. Een besturingseenheid 6 van de printplaat 6 kan bijvoorbeeld via printplaatsporen aan de accelerometer 7 zijn gekoppeld voor ontvangst, doorgifte en/of verwerking van door de accelerometer 7 gegenereerde meetsignalen, hetgeen de vakman duidelijk zal zijn.
Volgens een nadere uitwerking kan de printplaat 1 in een behwzing H zijn opgesteld (de behuizing H is in Figuur 1 schematisch met streeplijnen ingetekend). De behuizing H kan de printplaat 1 in hoofdzaak omgeven, voor bescherming van de printplaat 1 en de daarop aangebrachte onderdelen 2, 3,6, 7, 10. De behuizing H kan op zichzelf bijvoorbeeld aan een voorzijde zijn voorzien van een of meer lichttransmissievensters (welke zich tegenover genoemde lichtopeningen 2b, 3b van de zender 2 en ontvanger 3 uitstrekken) voor doorgifte van de optische signalen S1, S2 tussen een omgeving enerzijds en de zender 2 en ontvanger 3 van de printplaat 1 anderzijds. Verder kan de behuizing bijvoorbeeld zijn voorzien van een kabeldoorvoer D voor doorvoer van een voedings-en/of signaalkabel K tussen printplaatcontacten en een genoemde externe voedings- en/of stuureenheid U.
Bij voorkeur is de printplaat 1 compact uitgevoerd. Zo kan een lengte X van de printplaat 1 bijvoorbeeld kleiner zijn dan 10 cm, en kan een maximale breedte Y van de printplaat 1 kleiner zijn dan 10 cm.
Genoemde zender 2 en ontvanger 3 kunnen bijvoorbeeld dicht bij elkaar op de printplaat zijn aangebracht. Zo kan een onderlinge aftstand P1 van naar elkaar toe gekeerde zijden van zender 2 en ontvanger 3 bijvoorbeeld kleiner zijn dan 5 cm, in het bijzonder kleiner dan 2 cm.
In een compacte uitvoering kan een lichtuitzendopening 2b van de zender 2 zich bijvoorbeeld op een afstand P2 minder dan 5 cm van een (meest nabije) lichtontvangstopening 3b van de ontvanger 3 bevinden, en bij voorkeur een afstand van minder dan 3 cm.
Om een extra betrouwbare werking van de zender/ontvanger- combinatie te bereiken is de printplaat 1 op voordelige wijze voorzien van voorzien van en/of geassocieerd met scheidingsmiddelen 4, 5, 104, 204 ingericht om de zender 2 en ontvanger 3 optisch van elkaar te scheiden. Dergelijke scheidingsmiddelen kunnen op verschillende manieren zijn uitgevoerd. Opgemerkt wordt dat de scheidingsmiddelen 4, 5 , 104, 204 op zichzelf tevens voor verbeterde elektrische scheiding kunnen leveren tussen een zenderdeel en ontvangerdeel van de printplaat 1.
Bij voorkeur is zijn de scheidingsmiddelen 4, 5, 104, 204 ingericht om ten minste de printplaat 1 zelf optisch te scheiden, bijvoorbeeld in twee of meer optisch van elkaar gescheiden printplaatdelen 1A, 1B, waarbij de scheidingsmiddelen 4, 5, 104, 204 kunnen bewerkstelligen dat lichttransmissie tussen die printplaatdelen 1A, 1B wordt geblokkeerd. Dit is in het bijzonder voordelig indien de respectieve printplaatdelen 1A, 1B bestaan uit lichtdoorlatend materiaal, bijvoorbeeld een (enigszins) transparante lichtverstrooiende kunststof.
De scheidingsmiddelen kunnen in de printplaat 1 zijn geïntegreerd en/of zich in de printplaat 1 uitstrekken.
Volgens een nadere uitwerking omvatten de scheidingsmiddelen een lichtblokkerende structuur (zie Figuur 2B en Figuur 5), bijvoorbeeld een scherm of scheidingswand 4, een lichtabsorberend lichaam, een lichtabsorberend gietlichaam 104, of een lichtabsorberende laag 204 (zie Fig.
6). De lichtblokkerende structuur kan bijvoorbeeld een lichtabsorberend materiaal omvatten of daaruit bestaan, of van een lichtabsorberende coating zijn voorzien, bijvoorbeeld op een naar de zender 2 toegekeerde zijde. De lichtblokkerende structuur 4, 104, 204 is in het bijzonder ingericht om transmissie van licht te blokkeren. Een lichtblokkerende structuur kan bijvoorbeeld een hoofdzakelijk verticale oriëntatie hebben, in het bijzonder bij een horizontale positionering van de printplaat 1, maar dat is niet noodzakelijk. Een mogelijke positie van een lichtblokkerend element 4 is in Figuur 1 met streeplijnen 4 ingetekend.
De lichtblokkerende structuur 4, 104, 204 is bij voorkeur ingericht om ten minste transmissie van (op die structuur 4 , 104, 204 invallend) licht te blokkeren dat dezelfde golflengte heeft als een golflengte van door de zender 2 uit te zenden signalen S1.
Bij voorkeur strekt de lichtblokkerende structuur 4, 104, 204 zich ten minste in de printplaat 1 uit, om de plaat in verscheidende plaatdelen 1A, 1B te scheiden.
Een in Figuren 1-2 getoond (wand/plaatvormig) Hchtblokkerend element 4 reikt bijvoorbeeld tussen de zender 2 en ontvanger 3 in een van een bovenzijde O van de printplaat 1 afgekeerde richting, bijvoorbeeld over een afstand H1 welke ten minste groter is dan een afstand gemeten tussen de positie van een lichtuitzendopening van de zender 2 en de bovenzijde van de printplaat 1. Bij voorkeur reikt het lichtblokkerend element 4 tot een afstand die groter is dan een positie van een bovenzijde van de zender 2, gezien in vooraanzicht (zie Figuur 2B).
Een lichtblokkerend element 4 kan zich bijvoorbeeld in hoofdzaak haaks uitstrekken ten opzichte van een voorrand R van de printplaat 1 (zie Fig. 1) maar dat is niet noodzakelijk. Volgens een nadere uitwerking kruist het lichtblokkerend element 4 de voorrand R van de printplaat. Een lengte van het lichtblokkerend element 4, gemeten vanaf de printplaatvoorrand R in een richting haaks ten opzichte van die printplaatvoorrand R en gezien in bovenaanzicht (zie Fig. 1) is bijvoorbeeld zodanig dat dat element 4 verder reikt dan de positie van een achterzijde 2g van de zender 2 en/of verder dan de positie van een achterzijde 3g van de ontvanger 3 (welke achterzijden 2g, 3g van genoemde printplaatvoorrand R zijn afgekeerd).
Zoals uit Figuur 2B volgt kan een lichtblokkerende structuur 4 zich tevens in een van een onderzijde L van de printplaat 1 afgekeerde richting (in de tekening neerwaarts) uitstrekken, bijvoorbeeld over een afstand H2 van ten minste 1 mm. In het geval van volledig een in de printplaat 1 geïntegreerde (bijv. ingebedde) lichtblokkerende structuur 204 (zie bijv. Figuur 6) hoeft die structuur zich niet boven een printplaatbovenzijde en onder een printplaatonderzijde uit te strekken.
De scheidingsmiddelen kunnen zijn voorzien van een in de printplaat aangebrachte sleuf 5. De sleuf 5 omvat bijvoorbeeld een (lucht)spleet welke de printplaat 1 verdeelt in een eerste deel 1A waarop de zender 2 zich bevindt en een tweede deel 1B waarop de ontvanger 3 zich bevindt. Volgens een nadere uitwerking bevindt een genoemde printplaatbesturingseenheid 6 zich tevens ten minste deels op het eerste printplaatdeel 1A, bij of nabij de zender 2, in het bijzonder voor verdere reductie van mogelijke verstoring van de ontvanger 3.
De sleuf 5 strekt zich bijvoorbeeld haaks uit ten opzichte van de voorrand R van de printplaat 1. Een breedte Q van de sleuf 5 is bijvoorbeeld kleiner dan 1 cm, bijvoorbeeld een breedte van 1- 5 mm, of kleiner (zie Fig. 6). De scheidingssleuf 5 kan bijvoorbeeld zijn ingericht om het lichtblokkerend element 4, 104, 204 (of een deel daarvan) te ontvangen (zie figuren 1-2, 5). Uiteraard kan de sleuf 5 zich ook in andere richtingen uitstrekken en andere dimensies omvatten Een lengte van de sleuf 5, gemeten vanaf de printplaatvoorrand R in een richting haaks ten opzichte van die printplaatvoorrand R en gezien in bovenaanzicht (zie Fig. 1) is bijvoorbeeld zodanig dat de sleuf 5 verder reikt dan de positie van een achterzijde 2g van de zender 2 en/of verder dan de positie van een achterzijde 3g van de ontvanger 3 (welke achterzijden 2g, 3g van genoemde printplaatvoorrand R zijn afgekeerd).
Het eerste printplaatdeel 1A en tweede printplaatdeel 1B kunnen bijvoorbeeld integraal aan elkaar zijn verbonden via een derde printplaatdeel 1C (dat een integraal brugdeel kan bieden). Bij voorkeur zijn de printplaatdelen 1A, 1B, 1C uit één stuk vervaardigd. De printplaat 1 kan bijvoorbeeld uit printplaat-basismateriaal zijn vervaardigd, waarbij het eerste en tweede plaatdeel 1A, 1B kunnen zijn gevormd door dergelijk printplaat-basismateriaal van genoemde sleuf 5 te voorzien (bijvoorbeeld door middel van zagen, snijden, boren, slijpen, en/of een andere materiaalbewerkingsmethode). Alternatief kan de printplaat 1 zijn samengesteld uit een verscheidene plaatdelen 1A, 1B, 1C die aan elkaar zijn gefixeerd, bijvoorbeeld door middel van een geschikte fixatiemethode, lijm of dergelijke.
Een lichtblokkerend element 4 kan bijvoorbeeld zijn bevestigd/gefixeerd aan de printplaat 1, of aan een mogelijke behuizing H van de printplaat 1, of aan beide.
Volgens een nadere uitwerking kan een plaatvormig lichtblokkerend element 4 bijvoorbeeld een binnenwand of tussenschot van een printplaatbehuizing H omvatten.
Volgens een extra voordelige uitwerking kan de printplaat 1 zijn voorzien van genoemde printplaatvoorrand R, waarbij elke lichtuitzendopening 2a van de zender 2 zich nabij een eerste sectie R1 van de voorrand bevindt, en waarbij een (of elke) lichtontvangstopening 3a van de ontvanger 3 zich nabij een tweede sectie R2 van de printplaatvoorrand bevindt.
Het 1s dan voordelig indien de eerste sectie R1 van de printplaatvoorrand en de tweede sectie R2 van de printplaatvoorrand zich niet op één lijn ten opzichte van elkaar uitstrekken, althans gezien in bovenaanzicht (zie Fig. 1). Zo kan de eerste randsectie R1 versprongen zijn ten opzichte van de tweede randsectie R2, bijvoorbeeld over een afstand W van meer dan 1 mm, in het bijzonder een afstand in het bereik van 1-5 mm.
De eerste randsectie R1 kan bijvoorbeeld de printplaatvoorrand van een genoemd zenderdeel 1A van de printplaat zijn, en de tweede randsectie R2 kan een printplaatvoorrand van een ontvangerdeel 1B van de printplaat 1 zijn.
Een breedte Y’ van het ontvangerdeel kan bijvoorbeeld kleiner zijn dan een breedte Y van het zenderdeel 1A (ten gevolge van het verspringen van de voorrand R). Genoemde scheidingsmiddelen 4, 5 kunnen zich bijvoorbeeld uitstrekken tussen, of een scheiding vormen tussen, de twee voorrandsecties R1, R2 van de printplaat 1 (zie Fig. 1, 2A, 2B: genoemde scheidingsmiddelen 4, 5 strekken zich uit tussen de eerste en tweede sectie van de printplaatvoorrand R).
Zoals genoemd kan de besturingseenheid 6 elektrisch aan de zender 2 zijn verbonden via eerste printsporen 8, en elektrisch aan de ontvanger via tweede printsporen 9. Bij voorkeur zijn de eerste printsporen 8 ten minste deels van de tweede printsporen gescheiden door genoemde scheidingsmiddelen 4, 5. Naar de zender lopende printsporen 8 (bijvoorbeeld om de zender aan de besturingseenheid te koppelen en/of buiten de besturingseenheid aan een voeding) kunnen tijdens gebruik bij voorkeur relatief hoge zendstromen verwerken, in het bijzonder indien de zender 2 een relatief hoog zendvermogen kan bereiken. Bij voorkeur bevinden dergelijke printsporen 8 zich geheel of deels op het gescheiden printplaatdeel 1A dat met de zender 2 is geassocieerd.
De configuratie van de printplaat 1 is zodanig dat bedrijf van de zender 2 en mogelijk aan de zender 2 gerelateerde componenten of signalen (bijvoorbeeld genoemde zendstromen) geen of nauwelijks storing opleveren bij de nabijgelegen ontvanger 3 van de printplaat. Bij voorkeur zijn de zender 2 en ontvanger 3 tijdens bedrijf ten minste deels gelijktijdig werkzaam. De locale besturingseenheid 6 van de printplaat kan bijvoorbeeld zijn ingericht om de zender 2 en ontvanger 3 zodanig te besturen dat de zender 2 en ontvanger 3 ten ten minste deels gelijktijdig optische signalen kunnen verzenden respectievelijk ontvangen. Aangezien de zender- en ontvangeraansturing lokaal geschiedt, onder invloed van de nabijgelegen op de printplaat 1 aangebrachte besturingseenheid 6, kan een snel acterende transpondereenheid worden bereikt.
Figuur 3 toont schematisch eenvoertuig V met een systeem dat is voorzien van een aantal van genoemde printplaten 1 (bijvoorbeeld zoals hierboven beschreven), welke elk als transpondereenheid kunnen fungeren. In het voorbeeld is een enkele printplaateenheid aan een voertuigachterzijde B voorzien, en zijn twee printplaateenheden 1, op afstand van elkaar, aan een voertuigvoorzijde voorzien. Het voertuig V omvat een centrale besturingseenheid U welke via kabels K aan de diverse printplaateenheden 1 is gekoppeld, om die eenheiden 1 te voeden en besturen. Het systeem, omvattende een of meer printplaten 1, kan worden gebruikt om op het voertuig invallende signalen S2 te ontvangen, en bijvoorbeeld om in antwoord op ontvangst van dergelijke signalen, signalen S1 terug te zenden.
Figuur 4 toont een blokschema van een een lichtdetectie- en emissiesysteem, omvattende twee printplaten 1, kabels K voor signaaldoorgifte en levering van voeding, en een centrale besturingseenheid U. Optioneel is elke printplaat voorzien van een eigen, lokale, voedingseenheid 15, bijvoorbeeld een batterij. De centrale besturingseenheid U kan bijvoorbeeld zijn voorzien van een geïntegreerde voeding en/of aansluitbaar zijn op een externe voeding (bijvoorbeeld op een batterij van een voertuig V). Verder kan de centrale besturmgseenheid U bijvoorbeeld koppelbaar zijn aan een gebruikersinterface UI, bijvoorbeeld een in een voertuig V, nabij een voertuigbestuurderpositie opgestelde gebruikersinterface (bijvoorbeeld omvattende een of meer bedieningselementen, knoppen of toetsen, een display, een of meer lichtbronnen, een touchscreen, luidspreker en/of dergelijke). De gebruikersinterface UI kan bijvoorbeeld worden aangestuurd om een gebruiker te voorzien van informatie betreffende een actuele status van het systeem.
Gebruik van de in figuren 1-2, 5, 6 getoonde printplaat kan bijvoorbeeld een werkwijze voor het verzenden en detecteren van optische signalen vanuit een voertuig V omvatten (zie tevens Figuur 3), de werkwijze omvattende: aanbrengen van ten minste een printplaat 1 bij of nabij een buitenzijde B, F van het voertuig V, welke printplaat 1 is voorzien van een zender 2, bijvoorbeeld een laserdiode, voor het in een eerste, van het voertuig afgekeerde richting uitzenden van een optisch signaal, alsmede van een ontvanger 3, bijvoorbeeld een fotodiode, voor ontvangst van uit genoemde eerste richting afkomstige optische signalen, waarbij de printplaat 1 is voorzien van of geassocieerd met scheidingsmiddelen 4, 5, 104, 204 om de printplaat zelf optisch te scheiden (zie Figuren 1-2, 5, 6), en bij voorkeur om de zender 2 en ontvanger optisch van elkaar te scheiden.
Tijdens gebruik worden de zender 2 en ontvanger 3 van de printplaat 1 bij voorkeur gelijktijdig geactiveerd, in het bijzonder zodanig dat optische signalen S1 in de eerste richting worden uitgezonden door de zender 2 terwijl optische signalen S2 afkomstig uit de eerste richting worden ontvangen door de ontvanger 3. Het gelijktijdig verzenden en ontvangen van de signalen S1, S2 blijkt in de praktijk bijzonder betrouwbaar te kunnen worden uitgevoerd, waarbij genoemde scheidingsmiddelen 4, 5, 104, 204 kunnen bewerkstellingen dat de ontvanger 3 van de printplaat geen of weinig storing ondervindt van andere printplaatonderdelen, in het bijzonder van de zender 2. Door optische scheiding van de printplaat 1 zelf (in plaatdelen 1A, 1B) kan worden vermeden dat van de zender 2 afkomstig licht door via de printplaat zelf (i.e. door printmateriaal heen) de ontvanger 3 bereikt.
Figuur 5 toont een nader uitvoeringsvoorbeeld, dat van het in Figuren 1-2 getoonde uitvoeringsvoorbeeld verschilt, dat de zender 2 en/of ontvanger 3 (in dit geval zowel de zender als ontvanger) is/zijn ingebed in een gietlichaam 104, en daarmee op de printplaat 101 is/zijn aangebracht.
Het gietlichaam 104 (van de zender en/of ontvanger) kan bijvoorbeeld van lichtabsorberend materiaal zijn vervaardigd, bijvoorbeeld (zwarte) epoxyhars.
In dit voorbeeld 1s het gietlichaam 104 voorzien van een neerwaarts uitstekende kam of richel 1044 welke door de sleuf 5 van de printplaat 101 heen reikt (naar een onderzijde van de printplaat 101) en zo een optische blokkade binnen in de printplaat 101 bewerkstelligt.
Optioneel kunnen andere onderdelen van het systeem, bijvoorbeeld en genoemde beturingseenheid 6 en/of accelerometer 7, eveneens in het gietlichaam 104 zijn ingebed.
Op deze manier kunnen bovengenoemde voordelen worden bereikt, waarbij de gietlichaam 104 zich daarm bevindende onderdelen kan beschermen alsmede een bijzonder optische scheiding kan leveren tussen zender en ontvanger (door de printplaat 101 optisch in respectieve plaatdelen 1A, 1B) te scheiden.
In een nadere, niet weergegeven uitvoering kan bijvoorbeeld een gietlichaam zijn voorzien, waarin de zender 2 en/of ontvanger 3 is/zijn ingebed alsmede een scheidingswand 4, zodanig dat de ingebedde scheidingswand 4 na montage door de sleuf 5 van de printplaat 101 heen reikt (naar een onderzijde van de printplaat 101) om een optische blokkade binnen in de printplaat 101 te bewerkstelligen.
Figuur 6 toont een nader uitvoeringsvoorbeeld, dat van de in Figuren 1-2, 5 getoonde uitvoeringsvoorbeelden verschilt, dat de scheidingsmiddelen zijn voorzien van een in de printplaat 201 geïntegreerd scheidingmiddel 204, bijvoorbeeld omvattende een of meer lichtabsorberende coatings, een lichtabsorberende structuur of een of meer interne lichtabsorberende oppervlakken, tussen een printplaatzenderdeel 1A en een printplaatontvangerdeel 1B. Op deze manier kan eveneens worden bereikt dat transmissie van licht vanuit printplaatzenderdeel 1A naar printplaatontvangerdeel 1B wordt voorkomen. Het scheidingsmiddel 204 kan bijvoorbeeld een lichtabsorberend vulmiddel omvatten dat een genoemde, in een printplaat aangebrachte spleet 5 opvult. Alternatief kan de printplaat 201 uit twee of meer aan elkaar gefixeerde printplaatdelen 1A, 1B bestaan, welke plaatdelen op naar elkaar toegekeerde oppervlakken (die zich in het bijzonder tussen zender en ontvanger uitstrekken) van het scheidingsmiddel 204 zijn voorzien. Optioneel kan het scheidingsmiddel 204 een lichtabsorberend fixatiemiddel (bijvoorbeeld lichtabsorberende lijm) omvatten om printplaatdelen 1A, 1B aan elkaar te fixeren. Opgemerkt wordt dat in dit geval eveneens bijvoorbeeld een gietlichaam kan zijn voorzien, waarin de zender 2 en/of ontvanger 3 is/zijn ingebed.
Het spreekt vanzelf dat de uitvinding niet is beperkt tot de beschreven uitvoeringsvoorbeelden. Diverse wijzigingen zijn mogelijk binnen het raam van de uitvinding zoals is verwoord in de navolgende conclusies. Zo kan de term “een” in deze aanvrage bijvoorbeeld slechts één, ten minste één, of een aantal betekenen.
Verder kan een genoemd systeem eenvoudig in verschillende soorten transportmiddelen worden geïnstalleerd, bijvoorbeeld omvattende een motorvoertuig, auto, motor, vrachtwagen, een deel van een motorvoertuig, een door een motorvoertuig voortgetrokken aanhang, bijvoorbeeld trailer of caravan, en/of een combinatie hiervan.
Verder kunnen optische signalen S2 bij voorkeur binnen relatief grote openingshoeken ten opzichte van een voorrand van de printplaat 1 door de zender 3 worden ontvangen. Volgens een nadere uitwerking kunnen bijvoorbeeld een of meer optische middelen worden toegepast om een horizontale openingshoek bij een optische ingang 3b te vergroten.
De printplaat 1, 101, 201 en/of systeem zijn op verschillende soorten transportmiddelen inzetbaar, bijvoorbeeld voertuigen, motorvoertuigen, auto’s, motorfietsen, vaartuigen of dergelijke. Bij voorkeur wordt slechts een beperkt aantal printplaat(transponder)-eenheden 1, 101, 201 per transportmiddel toegepast, bijvoorbeeld maximaal twee of drie op een personenwagen en maximaal één of twee op een motorfiets. Volgens een nadere uitwerking wordt een voorzijde F van het transportmiddel voorzien van slechts één of twee van genoemde printplaten (of transponders) 1, 101,
201.
Volgens een nadere uitwerking kan de transponder bijvoorbeeld tegelijk zowel infrarode lichtpulsen uitzenden als ontvangen. Volgens een nadere uitwerking is een gevoeligheid van de ontvanger 3 regelbaar. Optioneel kan de respectieve zender 2 bijvoorbeeld worden aangestuurd om op (vaste) intervallen optische controlepulsen uit te zenden, waarbij gevoeligheid van de ontvanger 3 kan worden aangepast, bijvoorbeeld om ontvangst van signalen ten gevolge van vanuit een omgeving (bijvoorbeeld verkeersborden) afkomstige reflecties van die controlepulsen te reduceren of weg te nemen.
Een centrale besturingseenheid U kan bijvoorbeeld zijn ingericht om te om te communiceren met de printplaten (transponder(s)) 1, en bijvoorbeeld om gewenste spanningen aan die transponderprintplaten te leveren.
Het systeem kan bijvoorbeeld zijn voorzien van een op zichzelf bekende busstructuur (bijvoorbeeld omvattende een half-duplex RS485 verbinding, een CAN-netwerk, of dergelijke) om de een of meer printplaten (transponders) 1, 101, 201 aan elkaar en aan de centrale besturingseenheid U te koppelen. Tevens kunnen de printplaten 1, 101, 201 via deze busstructuur worden voorzien van spanning. Volgens een nadere uitwerking is de spanning voor de zender 2 gescheiden van de spanning voor de bijbehorende 3 ontvanger, op in elke locale printplaat 1, 101, 201 van het systeem.
Bij toepassing van infrarood onvangerdiode’s 3a verdient het de voorkeur indien elke diode 3a bij is voorien van een lichtbundelmiddel, bijvoorbeeld een lens, om invallend licht op de respectieve sensor te bundelen.
Volgens een nadere uitwerking is de printplaat 1, 101, 201 voorzien van een locale voedinghseenheid 15, bijvoorbeeld ingericht om de ontvanger 3, de zender 2 en beturingseenheid 6 van spanning te voorzien. De spanningen naar de ontvanger 3 en de zender 2 zijn bij voorkeur gescheiden om overspraak (interferentie) te voorkomen tussen de zender 2 en de ontvanger 3.
Met voordeel is de printplaat voorzien van een genoemde accelerometer 7, bijvoorbeeld een 3-D versnellingsopnemer. Tijdens montage, bijvoorbeeld aan een voertuig, kan een door de accelerometer 7 geleverd signaal worden gebruikt voor een gewenste uitrichting/uitlijning van de printplaat. Zo kan de accelerometer 7 worden gebruikt om een hoek te bepalen, waaronder deze (en de bijbehorende printplaat 1, 101, 201) is gemonteerd, en/of om een hoekverdraaing te bepalen. Op deze manier kan een geschikte transponder-uitlijning worden bereikt, waarbij de accelerometer 7 na montage kan worden toegepast in (al dan niet periodieke) controlemetingen of de transponder nog steeds goed is uitgelijnd.
Voorts kan de printplaat 1 bijvoorbeeld geheel of deels zijn vervaardigd van een een niet-IR-licht doorlatend materiaal en/of kan er voor worden gekozen om een zijkant van de printplaat 1 te metaliseren, ten behoeve van het voorzien van genoemde scheidingsmiddelen.

Claims (15)

CONCLUSIES
1. Transportmiddel, bijvoorbeeld een voertuig of vaartuig, voorzien van een lichtdetectie- en emissiesysteem, het systeem omvattende: -ten minste één printplaat (1; 101; 201); -een op de printplaat aangebrachte zender (2), bijvoorbeeld een laserdiode, voor het in een van het transportmiddel(V) afgekeerde richting uitzenden van een optisch signaal; en -een op de printplaat aangebrachte ontvanger (3), bijvoorbeeld een fotodiode, voor ontvangst van op het transportmiddel(V) gerichte optische signalen; waarbij de printplaat is voorzien van of geassocieerd met scheidingsmiddelen (4, 5; 104; 204) om de zender (2) en ontvanger (3) optisch van elkaar te scheiden en/of om de printplaat (1; 101; 201) optisch te scheiden.
2. Transportmiddel volgens conclusie 1, waarbij de scheidingsmiddelen in de printplaat (1; 101; 201) zijn geïntegreerd en/of zich in de printplaat (1; 101; 201) uitstrekken.
3. Transportmiddel volgens conclusie 1 of 2, waarbij de scheidingsmiddelen een zich tussen de zender (2) en ontvanger (3) uitstrekkend en/of een de printplaat scheidend lichtblokkerende structuur (4; 104; 204) omvatten.
4. Transportmiddel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de scheidingsmiddelen zijn voorzien van een in de printplaat aangebrachte sleuf (5) en/of in de printplaat aangebracht lichtabsorberend materiaal (4; 104; 204).
5. Transportmiddel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de printplaat (1) is voorzien van een naar een omgeving van het transportmiddel gekeerde printplaatvoorrand (R), waarbij een lichtuitzendopening van de zender (2a) zich nabij een eerste sectie (R1) van de voorrand bevindt, waarbij een lichtontvangstopening (3a) van de ontvanger zich nabij een tweede sectie (R2) van de printplaatvoorrand bevindt, waarbij de eerste sectie (R1) van de printplaatvoorrand en de tweede sectie (R2) van de printplaatvoorrand zich niet op één lijn met elkaar uitstrekken.
6. Transportmiddel volgens conclusie 5, waarbij genoemde scheidingsmiddelen (4, 5; 104; 204) zich tussen de eerste en tweede sectie van de printplaatvoorrand (R) wutstrekken.
7. Transportmiddel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de printplaat (1; 101; 201) is voorzien van een besturingseenheid (6) voor besturing van de zender (2) en de ontvanger (3), waarbij de besturingseenheid is ingericht om de zender (2) en ontvanger (3) zodanig te besturen dat de zender (2) en ontvanger (3) ten misnte deels gelijktijdig optische signalen kunnen verzenden respectievelijk ontvangen.
8. Transportmiddel volgens conclusie 7, waarbij de besturingseenheid (6) elektrisch aan de zender (2) 1s verbonden via eerste printsporen (8), en elektrisch aan de ontvanger via tweede printsporen (9), waarbij de eerste printbanen ten minste deels van de tweede printbanen zijn gescheiden door genoemde scheidingsmiddelen (4, 5; 104; 204).
9. Transportmiddel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de ontvanger (3) 1s ingericht om licht van een bepaald spectrum te detecteren, welk spectrum ten minste deels overlapt met een spectrum van door de zender (2) uit te zenden licht.
10. Transportmiddel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de printplaat (1; 101; 201) is voorzien van een accelerometer (7), bij voorkeur een 3D-accelerometer ingericht om versnellingen en/of hoekverdraaiingen in drie orthogonale richtingen te meten.
11. Transportmiddel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij een lichtuitzendopening van de zender (2) zich op een afstand minder dan 5 cm van een lichtontvangstopening van de ontvanger (3) bevindt, en bij voorkeur een afstand van minder dan 3 cm.
12. Printplaat, bijvoorbeeld een printplaat van een transportmiddel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de printplaat (1; 101; 201) 1s voorzien van een zender (2), bijvoorbeeld een laserdiode, voor het in een eerste richting uitzenden van een optisch signaal, alsmede van een ontvanger (3), bijvoorbeeld een fotodiode, voor ontvangst van uit genoemde eerste richting afkomstige optische signalen, waarbij de printplaat (1) is voorzien van of geassocieerd met scheidingsmiddelen (4, 5; 104; 204) om de zender (2) en ontvanger (3) optisch van elkaar te scheiden en/of om de printplaat (1; 101; 201) optisch te scheiden.
13. Printplaat volgens conclusie 12, waarbij de scheidingsmiddelen in de printplaat (1; 101; 201) zijn geïntegreerd en/of zich in de printplaat (1; 101; 201) witstrekken.
14. Printplaat volgens conclusie 12 of 13, waarbij de printplaat in een behuizing (H) is opgesteld, welke behuizing is voorzien van ten minste een lichttransmissievenster voor doorgifte van optische signalen tussen een omgeving enerzijds en de zender (2) en ontvanger (3) van de printplaat (1; 101; 201) anderzijds, waarbij de behuizing bij voorkeur is voorzien van een kabeldoorvoer voor doorvoer van een voedings-en/of signaalkabel (K) tussen printplaatcontacten (10) en een externe voedings en/of stuureenheid (U).
15. Werkwijze voor het verzenden en detecteren van optische signalen vanuit een transportmiddel , bijvoorbeeld onder gebruikmaking van een transportmiddel volgens een der conclusies 1-11 en/of een printplaat volgens een der conclusie 12-14, omvattende: -aanbrengen van ten minste een printplaat (1; 101; 201) bij of nabij een buitenzijde van het transportmiddel , welke printplaat is voorzien van een zender (2), bijvoorbeeld een laserdiode, voor het in een eerste, van het transportmiddel afgekeerde richting uitzenden van een optisch signaal, alsmede van een ontvanger (3), bijvoorbeeld een fotodiode, voor ontvangst van uit genoemde eerste richting afkomstige optische signalen, waarbij de printplaat (1; 101; 201) is voorzien van of geassocieerd met scheidingsmiddelen (4, 5; 104; 204) om de zender (2) en ontvanger (3) optisch van elkaar te scheiden en/of om de printplaat (1; 101; 201) optisch te scheiden; en gelijktijdig activeren van de zender (2) en ontvanger (3) van de printplaat (1), in het bijzonder zodanig dat optische signalen (S1) in de eerste richting worden uitgezonden door de zender (2) terwijl optische signalen (S2) afkomstig uit de eerste richting worden ontvangen door de ontvanger (3).
NL2027690A 2021-03-03 2021-03-03 De uitvinding heeft betrekking op een transportmiddel, voorzien van een lichtdetectie- en emissiesysteem, alsmede printplaat en werkwijze NL2027690B1 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2027690A NL2027690B1 (nl) 2021-03-03 2021-03-03 De uitvinding heeft betrekking op een transportmiddel, voorzien van een lichtdetectie- en emissiesysteem, alsmede printplaat en werkwijze

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2027690A NL2027690B1 (nl) 2021-03-03 2021-03-03 De uitvinding heeft betrekking op een transportmiddel, voorzien van een lichtdetectie- en emissiesysteem, alsmede printplaat en werkwijze

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2027690B1 true NL2027690B1 (nl) 2022-09-22

Family

ID=75108754

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2027690A NL2027690B1 (nl) 2021-03-03 2021-03-03 De uitvinding heeft betrekking op een transportmiddel, voorzien van een lichtdetectie- en emissiesysteem, alsmede printplaat en werkwijze

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL2027690B1 (nl)

Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5793476A (en) 1995-12-04 1998-08-11 Lidatek L.L.C. Laser transponder and method for disabling laser speed monitors
US20160011302A1 (en) 2014-02-28 2016-01-14 Marko Borosak Laser transponder system and method for disrupting advanced speed measuring lidars
US20180182913A1 (en) * 2016-12-27 2018-06-28 Advanced Semiconductor Engineering, Inc. Optical device, optical module structure and manufacturing process
US20190243023A1 (en) * 2018-02-06 2019-08-08 Sick Ag Optoelectronic Sensor and Method of Detecting Objects in a Monitoring Zone
US20200127441A1 (en) * 2017-01-06 2020-04-23 Princeton Optronics, Inc. VCSEL Narrow Divergence Proximity Sensor
WO2020239538A1 (en) * 2019-05-29 2020-12-03 Ams International Ag Reducing optical cross-talk in optical sensor modules

Patent Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5793476A (en) 1995-12-04 1998-08-11 Lidatek L.L.C. Laser transponder and method for disabling laser speed monitors
US20160011302A1 (en) 2014-02-28 2016-01-14 Marko Borosak Laser transponder system and method for disrupting advanced speed measuring lidars
US20180182913A1 (en) * 2016-12-27 2018-06-28 Advanced Semiconductor Engineering, Inc. Optical device, optical module structure and manufacturing process
US20200127441A1 (en) * 2017-01-06 2020-04-23 Princeton Optronics, Inc. VCSEL Narrow Divergence Proximity Sensor
US20190243023A1 (en) * 2018-02-06 2019-08-08 Sick Ag Optoelectronic Sensor and Method of Detecting Objects in a Monitoring Zone
WO2020239538A1 (en) * 2019-05-29 2020-12-03 Ams International Ag Reducing optical cross-talk in optical sensor modules

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US11467597B2 (en) Flash LADAR collision avoidance system
CN101641573B (zh) 光学传感器芯片和具有这种传感器芯片的防夹装置
JP4602303B2 (ja) 運転における補助のための、及び/又は自動車に設けられたシステムを自動的に作動させるための、自動車に搭載される光センサデバイス
US9834209B2 (en) Automotive auxiliary ladar sensor
US7000721B2 (en) Optical object detection apparatus designed to monitor front and lateral zones of vehicle
CA2618147C (en) Electrooptical distance measuring device
US20160144770A1 (en) Automotive lighting device and a vehicle having the same
US20140168437A1 (en) Vehicle camera and door switch assembly
CN101080733A (zh) 具有vcsel二极管阵列的对象检测系统
US20220003848A1 (en) Range finding apparatus
NL2027690B1 (nl) De uitvinding heeft betrekking op een transportmiddel, voorzien van een lichtdetectie- en emissiesysteem, alsmede printplaat en werkwijze
US10351105B2 (en) Illumination for detecting raindrops on a pane by means of a camera
US7209272B2 (en) Object detecting apparatus having operation monitoring function
CN112918372A (zh) 用于机动车头灯的照明设备
US7078721B2 (en) Object detection apparatus for a vehicle
CN110979154A (zh) 探测灯组及车辆
JP2012129976A (ja) 撮像モジュールおよび撮像装置
CN110857976A (zh) 目标检测装置和目标检测系统
US7199368B2 (en) Device for detecting the crossing of a road marking for motor vehicle
US6625382B2 (en) Configuration for an optical device interface
US11573292B2 (en) Transmitting device for an optical sensing device of a motor vehicle with a specific pre-assembly module, optical sensing device and motor vehicle
CN113875086A (zh) 用于包括至少一个车辆构件的车辆的雷达天线布置和车辆
CN110953550A (zh) 照明探测灯组及车辆
CN211642005U (zh) 探测灯组及车辆
CN211399635U (zh) 照明探测灯组及车辆