NL2027114B1 - Systeem en werkwijze voor het verwijderen van mest van een vloer in een stal, alsmede mestverwijderingsvoertuig - Google Patents

Abstract

Een systeem voor het verwijderen van mest van een vloer in een stal omvat een autonoom mestvenNijderingsvoertuig met een mestopslaghouder, die is voorzien van een inwendige, en een mestafvoeropening voor het afvoeren van mest uit het inwendige van de mestopslaghouder. Een mestinvoerinrichting is uitgevoerd voor het invoeren van mest van de vloer en het verplaatsen van de ingevoerde mest naar het inwendige van de mestopslaghouder. Een stortplaats is voorzien van een stortopening in de vloer voor het storten van mest uit de mestafvoeropening van de mestopslaghouder door de stortopening heen naar een mestreservoir dat zich onder de vloer uitstrekt. Een spoelinrichting is voorzien voor het spoelen van het inwendige van de mestopslaghouder met spoelvloeistof, zoals water.

Description

Systeem en werkwijze voor het verwijderen van mest van een vloer in een stal, alsmede mestverwijderingsvoertuig De uitvinding heeft betrekking op een systeem voor het verwijderen van mest van een vloer in een stal, in het bijzonder mest van koeien, zoals melkkoeien of vleeskoeien.

De Lely Discovery 120 Collector ® is bekend. Dit is een autonoom mestverwijderingsvoertuig voor het verwijderen van mest van de vloer van een stal. Het voertuig bevindt zich tussen de dieren in de stal. Het voertuig heeft een mestinvoerinrichting voor het invoeren van mest van de vloer en het verplaatsen van de ingevoerde mest naar het inwendige van een mestopslaghouder. Tijdens het rijden verzamelt het voertuig mest van de vloer in het inwendige van de mestopslaghouder. De mestopslaghouder heeft een bodem, waarin een mestafvoeropening voor het afvoeren van mest is aangebracht. Om de mestopslaghouder te legen, rijdt het mestverwijderingsvoertuig naar een stortplaats met een stortopening in de vloer, die uitmondt in een mestreservoir dat zich onder de vloer uitstrekt. Als het mestverwijderingsvoertuig zich met de mestafvoeropening boven de stortopening bevindt, wordt de mest uit de mestopslaghouder door de stortopening heen naar het mestreservoir afgevoerd.

In de praktijk is echter gebleken dat na het afvoeren van de mest naar het mestreservoir een hoeveelheid mest in de mestopslaghouder achterblijft. Dit speelt vooral een rol bij relatief dikke mest. De achtergebleven mest kan na verloop van tijd een harde laag in de mestopslaghouder vormen. Ook kan zich zand ophopen in de mestopslaghouder, dat door de mestinvoerinrichting tijdens het verwijderen van de mest van de vloer wordt meegevoerd, in het bijzonder als het mestverwijderingsvoertuig wordt toegepast in zandstallen. Ook kunnen andere restanten achterblijven, zoals ligboxenstrooisel. Als mest of zand, of andere restanten, achterblijven in de tank, vermindert echter de opnamecapaciteit van de mestopslaghouder.

Een doel van de uitvinding is een verbeterd systeem voor het verwijderen van mest van een vloer in een stal te verschaffen, waarbij in het bijzonder de opnamecapaciteit van de mestopslaghouder ook na langdurig gebruik in hoofdzaak in stand blijft.

Dit doel is volgens de uitvinding bereikt door een systeem voor het verwijderen van mest van een vloer in een stal, welk systeem is voorzien van: e een autonoom mestverwijderingsvoertuig, omvattende

— een mestopslaghouder, die is voorzien van een inwendige, en een mestafvoeropening voor het afvoeren van mest uit het inwendige van de mestopslaghouder, — een mestinvoerinrichting voor het invoeren van mest van de vloer en het verplaatsen van de ingevoerde mest naar het inwendige van de mestopslaghouder, in het bijzonder voor het tijdelijk verzamelen van die mest daarin, e een stortplaats, die is voorzien van een stortopening in de vloer voor het storten van mest uit de mestafvoeropening van de mestopslaghouder door de stortopening heen naar een mestreservoir dat zich onder de vloer uitstrekt, waarbij het systeem is voorzien van een spoelinrichting voor het spoelen van het inwendige van de mestopslaghouder met spoelvloeistof, zoals water.

Het mestverwijderingsvoertuig volgens de uitvinding is uitgevoerd om autonoom ten minste route tussen de dieren in de stal af te leggen.

Tijdens het rijden verzamelt het mestverwijderingsvoertuig mest van de vloer in het inwendige van de mestopslaghouder.

De mestinvoerinrichting neemt de mest van de vloer op en verplaatst de opgenomen mest naar het inwendige van de mestopslaghouder.

De mest wordt daarin tijdelijk opgeslagen.

Nadat de mestopslaghouder vol geraakt is, rijdt het mestverwijderingsvoertuig naar de stortplaats.

De mestafvoeropening kan zijn aangebracht in een bodem van de mestopslaghouder.

Als het mestverwijderingsvoertuig zich met die mestafvoeropening boven de stortopening bevindt, wordt de mest uit de mestopslaghouder door de stortopening heen naar het mestreservoir afgevoerd.

Onder invloed van zwaartekracht valt de mest naar beneden.

De spoelinrichting volgens de uitvinding maakt het mogelijk om het inwendige van de mestopslaghouder te spoelen met de spoelvloeistof, in het bijzonder water.

Als de spoelinrichting wordt toegepast nadat het mestverwijderingsvoertuig mest uit de mestopslaghouder in het mestreservoir onder de vloer heeft gestort, kunnen mestresten, in het bijzonder achtergebleven dikke mest, eventuele zandresten, ligboxenstrooisel en/of andere achtergebleven materie uit de mestopslaghouder worden gespoeld.

Elke keer nadat het mestverwijderingsvoertuig de mest uit de mestopslaghouder in de stortopening heeft gestort, kan worden nagespoeld om de mestopslaghouder in hoofdzaak volledig te legen.

Hierdoor zullen mest- en zandresten, of andere restanten, zich niet ophopen, en blijft de opnamecapaciteit van de mestopslaghouder ook na langdurig gebruik in hoofdzaak behouden.

Een verder voordeel is dat de gewichtsverdeling optimaal blijft.

Zoals hierboven beschreven, kan bij de bekende Lely Discovery 120 Collector ® mest of zand achterblijven in de mestopslaghouder nadat de mest is in het mestreservoir gestort. Dit heeft een negatieve invloed op de gewichtsverdeling, waardoor het voertuig de neiging kan krijgen om tijdens het rijden achterover te kantelen. Met de spoelinrichting volgens de uitvinding kan worden gewaarborgd dat niet of nauwelijks mest- of zandresten, of andere restanten, in de mestopslaghouder achterblijven, zodat de gewichtsverdeling daardoor niet nadelig wordt beïnvloed. In een uitvoeringsvorm is de spoelinrichting uitgevoerd voor het spoelen van het inwendige van de mestopslaghouder ten minste terwijl de mestopslaghouder in hoofdzaak is geleegd door en/of na het storten van mest uit de mestafvoeropening. In het bijzonder spoelt de spoelinrichting het inwendige van de mestopslaghouder met de spoelvloeistof ten minste gedurende een tijdsduur direct nadat de mest die tijdelijk in het inwendige van de mestopslaghouder was verzameld, via de stortopening in het mestreservoir onder de vloer is gestort. Hierdoor wordt het inwendige van de mestopslaghouder nagespoeld, en stromen eventuele mest- en zandresten of andere materie met de spoelvloeistof mee uit de mestafvoeropening. Vervolgens is de mestopslaghouder in hoofdzaak volledig leeg en is het mestverwijderingsvoertuig gereed om opnieuw een route tussen de dieren in de stal te rijden om mest van de vloer te verwijderen en te verzamelen in de mestopslaghouder.

Het is volgens de uitvinding verder mogelijk dat de spoelinrichting is uitgevoerd voor het spoelen van het inwendige van de mestopslaghouder tijdens het storten van de mest uit de mestafvoeropening. In dit geval begint de spoelinrichting het inwendige van de mestopslaghouder met de spoelvloeistof te spoelen terwijl de mest die tijdelijk in het inwendige van de mestopslaghouder is verzameld, via de stortopening in het mestreservoir onder de vloer wordt gestort. Tijdens het storten van de mest uit de mestafvoeropening, d.w.z. terwijl de mestopslaghouder wordt geleegd, voert de spoelinrichting de spoelvloeistof toe aan de mestopslaghouder. De spoelvloeistof vermengt zich met de mest, en stroomt dan samen met de mest uit de mestafvoeropening door de stortopening heen het mestreservoir in. Hierdoor wordt de mest enigszins verdund, waardoor vooral dikke mest eenvoudiger uit de mestopslaghouder kan stromen. Dit betekent dat minder mest achterblijft en de spoeltijd na het storten gereduceerd kan worden. Overigens kan de spoelinrichting zijn uitgevoerd om pas na het begin van het stortproces, d.w.z. met een vertraging, actief te worden. Hierdoor kan de hoeveelheid spoelvloeistof die met de afgevoerde mest in het mestreservoir onder de vloer terechtkomt, worden gereduceerd.

In een uitvoeringsvorm is de spoelinrichting uitgevoerd voor het spoelen van het inwendige van de mestopslaghouder gedurende een instelbare spoeltijd. In het bijzonder is een regelsysteem voorzien dat is uitgevoerd om de spoeltijd in te stellen. De spoeltijd kan bijvoorbeeld handmatig als een tijdsduur {in minuten en/of seconden) ingevoerd worden door een boer. De spoeltijd ligt bijvoorbeeld tussen 30 seconden en 5 minuten, in het bijzonder tussen 1 en 3 minuten. Daarbij is het ook mogelijk, dat instelbaar is wanneer de spoelinrichting begint met spoelen, bijvoorbeeld met een opgegeven vertraging nadat het mestverwijderingsvoertuig zich met de mestafvoeropening boven de stortopening bevindt en is gestart met het storten van de mest.

In een uitvoeringsvorm omvat de mestopslaghouder een bodem, waarin de mestafvoeropening is aangebracht. De bodem loopt schuin naar beneden af naar de mestafvoeropening die zich op een laagste niveau van de bodem bevindt. De spoelinrichting omvat ten minste een sproeikop, die is uitgevoerd voor het zodanig sproeien van spoelvloeistof dat die spoelvloeistof in een hoogst gelegen gebied van de bodem terechtkomt. In dit geval bereikt de spoelvloeistof in hoofdzaak het gehele oppervlak van de bodem: de sproeikop sproeit de spoelvloeistof naar de hoogst gelegen gebieden van de bodem, en vanaf daar stroomt de spoelvloeistof onder invloed van zwaartekracht langs de schuin naar beneden lopende bodem naar de mestafvoeropening, en neemt daarbij mest- en zandresten en eventuele andere restanten mee. Hierdoor kan de mestopslaghouder in hoofdzaak volledig worden ontdaan van ongewenste restanten.

In een uitvoeringsvorm omvat het mestverwijderingsvoertuig twee zijwanden, die elk een wielkast voor het opnemen van een wiel, en in het bijzonder ook een bijbehorende elektrische aandrijfmotor, omvatten, waarbij de zijwanden met de wielkasten aan de binnenzijde daarvan het inwendige van de mestopslaghouder begrenzen, en waarbij de sproeikop is uitgevoerd voor het sproeien van spoelvloeistof in ten minste een gebied van het inwendige van de mestopslaghouder dat zich, gezien in rijrichting van het mestverwijderingsvoertuig, voor en/of achter de wielkasten bevindt. De gebieden voor en/of achter de wielkasten kunnen “dode zones” vormen, waarin mest- en zandresten en/of andere restanten de neiging hebben om achter te blijven als de mest wordt afgestort. Door de sproeikop juist op die gebieden te richten, kan bijzonder effectief worden gespoeld.

Bijvoorbeeld bevindt de mestafvoeropening zich, gezien in rijrichting van het mestverwijderingsvoertuig, voor de wielkasten, waarbij de bodem van de mestopslaghouder van achteren naar voren schuin naar beneden afloopt naar de mestafvoeropening, en waarbij de sproeikop is uitgevoerd voor het sproeien van spoelvloeistof in een gebied van het inwendige van de mestopslaghouder achter de wielkasten. Hierdoor bereikt de spoelvloeistof effectief in hoofdzaak alle gebieden van de bodem, waardoor mest- en zandresten en/of andere restanten effectief worden 5 afgevoerd. De mestafvoeropening kan echter ook, gezien in rijrichting van het mestverwijderingsvoertuig, achter of tussen de wielkasten zijn aangebracht, waarbij de sproeikop op een andere geschikte manier kan worden gericht om het inwendige van de mestopslaghouder te spoelen.

In een uitvoeringsvorm omvat de spoelinrichting ten minste een sproeikop die is aangebracht in het inwendige van de mestopslaghouder voor het sproeien van spoelvloeistof in het inwendige van de mestopslaghouder. Als de sproeikop binnen in het inwendige van de mestopslaghouder is aangebracht, kan de sproeikop eenvoudig worden gericht om nauwkeurig te bepalen waar binnen het inwendige van de mestopslaghouder wordt gesproeid. Hierdoor is het mogelijk om de mestopslaghouder bijzonder effectief schoon te spoelen. Vanzelfsprekend kunnen een of meer sproeikoppen voor het sproeien van spoelvloeistof in het inwendige van de mestopslaghouder zijn aangebracht.

Daarbij is het volgens de uitvinding verder mogelijk, dat het mestverwijderingsvoertuig een watersysteem voor het sproeien van water op de vloer omvat, welk watersysteem is voorzien van ten minste een waterreservoir voor het opnemen van water, ten minste een sproeikop voor het sproeien van water op de vloer, en een watertoevoeraansluiting voor het toevoeren van water aan het watersysteem, waarbij de watertoevoeraansluiting, het waterreservoir en de sproeikop van het watersysteem onderling zijn verbonden door middel van een leidingstelsel, en waarbij de sproeikop van de spoelinrichting is aangesloten op het watersysteem.

Om het opnemen van mest van de vloer door het mestverwijderingsvoertuig te bevorderen, vooral als de mestinvoerinrichting is uitgevoerd voor het opzuigen van mest, is het gunstig wanneer de vloer van de stal wordt bevochtigd. Hiervoor dient het watersysteem van het mestverwijderingsvoertuig, dat is uitgevoerd voor het sproeien van water op de vloer. Bijvoorbeeld is een sproeikop van het watersysteem aangebracht aan een voorzijde van het mestverwijderingsvoertuig, waarbij die sproeikop water op de vloer voor het mestverwijderingsvoertuig sproeit terwijl het mestverwijderingsvoertuig in een rijrichting vooruit rijdt. M.a.w. deze sproeikop sproeit water steeds in een gebied van de vloer waar het mestverwijderingsvoertuig op af rijdt. Daarnaast kan het watersysteem een verdere sproeikop omvatten, die bijvoorbeeld is uitgevoerd om het gebied van de vloer achter het mestverwijderingsvoertuig te besproeien met water. Als het mestverwijderingsvoertuig is voorzien van een watersysteem, is het bijzonder gunstig om de sproeikop van de spoelinrichting daarmee te integreren. Hierdoor kan de gewenste spoelfunctionaliteit eenvoudig worden toegevoegd.

In een bijzondere uitvoeringsvorm is de watertoevoeraansluiting van het watersysteem van het mestverwijderingsvoertuig koppelbaar met een watervoorraadaansluiting, die zich in het bijzonder bij de stortplaats bevindt, voor het toevoeren van water aan het watersysteem om het waterreservoir te vullen en de sproeikop van de spoelinrichting te laten sproeien met water. Via de watervoorraadaansluitng bij de stortplaats kan water worden toegevoerd aan het watersysteem. Dat water wordt tegelijkertijd gebruikt om te spoelen. Hierdoor wordt met een eenvoudig ontwerp een effectieve spoelreiniging van de mestopslaghouder bereikt.

In een voorkeursuitvoeringsvorm is de sproeikop van de spoelinrichting door middel van een terugslagklep, en bijvoorbeeld ook een T-stuk, verbonden met een leiding van het leidingstelsel van het watersysteem. De terugslagklep voorkomt een tegenstroming vanuit het inwendige van de mestopslaghouder het leidingstelsel in. Hoewel water vanuit het leidingstelsel via de terugslagklep uit de sproeikop kan stromen, is de stromingsweerstand van de terugslagklep groter dan de druk in het leidingstelsel naar het waterreservoir. Na de totstandkoming van de koppeling van de watertoevoeraansluiting van het mestverwijderingsvoertuig met de watervoorraadaansluiting, bijvoorbeeld een waterbuffervat of waterleiding, stroomt water vanuit de watervoorraadaansluiting hierdoor eerst naar het waterreservoir. Pas nadat het waterreservoir van het watersysteem in hoofdzaak volledig is gevuld met water, wordt de stromingsweerstand van de terugslagklep overwonnen en begint automatisch de sproeikop water het inwendige van de mestopslaghouder in te sproeien.

Bij voorkeur zijn de watervoorraadaansluiting van de stortplaats en de watertoevoeraansluiting van het mestverwijderingsvoertuig uitgevoerd om gekoppeld te worden als het mestverwijderingsvoertuig tot boven de stortopening op de stortplaats is gereden om de mest te storten. M.a.w. terwijl de mest uit de mestopslaghouder wordt gestort in het mestreservoir onder de vloer, wordt het waterreservoir van het watersysteem gevuld met water. Nadat het waterreservoir vervolgens in hoofdzaak volledig is gevuld met water, begint de sproeikop van de spoelinrichting water te sproeien zolang de koppeling tussen de watertoevoeraansluiting van het mestverwijderingsvoertuig en de watervoorraadaansluiting in stand blijft. De spoeltijd is afhankelijk van de tijdsduur van die koppeling.

In een verdere uitvoeringsvorm omvat de spoelinrichting ten minste een sproeikop die is aangebracht in de stortopening van de stortplaats, waarbij de sproeikop is uitgevoerd voor het sproeien van spoelvloeistof door de mestafvoeropening heen in het inwendige van de mestopslaghouder als het mestverwijderingsvoertuig zich met de mestafvoeropening boven de stortopening bevindt. In plaats van een sproeikop binnen in het inwendige van de mestopslaghouder kunnen ook een of meer sproeikoppen daarbuiten zijn opgesteld en door de mestafvoeropening heen spoelvloeistof in het inwendige van de mestopslaghouder sproeien. Hierdoor is eveneens een effectieve spoeling mogelijk om mest- en zandresten en/of andere restanten weg te spoelen uit de mestopslaghouder van het mestverwijderingsvoertuig.

Daarbij is het volgens de uitvinding mogelijk dat de spoelinrichting is voorzien van een watervoorraadaansluiting, die door middel van een bedienbare klep en een toevoerleiding is verbonden met de sproeikop, waarbij de klep bedienbaar is door een regeleenheid die is verbonden met een sensorinrichting voor het waarnemen of het mestverwijderingsvoertuig zich met de mestafvoeropening boven de stortopening bevindt. De sensorinrichting omvat bijvoorbeeld een drukschakelaar die is aangebracht om bediend te worden door het mestverwijderingsvoertug als het mestverwijderingsvoertuig zodanig de stortplaats is opgereden dat de mestafvoeropening van het mestverwijderingsvoertuig tot boven de stortopening is gepositioneerd. Als de drukschakelaar wordt ingedrukt, opent de regeleenheid de bedienbare klep, zodat water uit de watervoorraadaansluiting via de toevoerleiding naar de sproeikop stroomt. De sproeikop begint dan water door de mestafvoeropening heen het inwendige van de mestopslaghouder in te sproeien. Het is mogelijk dat de regeleenheid de klep weer sluit als het mestverwijderingsvoertuig wegrijdt uit de stortplaats en de drukschakelaar niet langer indrukt. Daarnaast kan de regeleenheid een tijdschakelaar omvatten om een spoeltijd te bepalen, d.w.z. pas nadat de tijdschakelaar vaststelt dat de spoeltijd is verstreken, sluit de regeleenheid de klep.

De uitvinding heeft verder betrekking op een autonoom mestverwijderingsvoertuig voor het verwijderen van mest van een vloer in een stal, welk mestverwijderingsvoertuig is voorzien van: — een mestopslaghouder, die is voorzien van een inwendige, en een mestafvoeropening voor het afvoeren van mest uit het inwendige van de mestopslaghouder, — een mestinvoerinrichting voor het invoeren van mest van de vloer en het verplaatsen van de ingevoerde mest naar het inwendige van de mestopslaghouder, waarbij het mestverwijderingsvoertuig is voorzien van een spoelinrichting voor het spoelen van het inwendige van de mestopslaghouder met spoelvloeistof, zoals water.

Dit mestverwijderingsvoertuig kan zijn uitgevoerd en heeft dezelfde technische effecten en voordelen als hierboven beschreven met betrekking tot het systeem volgens de uitvinding.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een werkwijze voor het verwijderen van mest van een vloer in een stal, welke werkwijze omvat: e het verplaatsen van een autonoom mestverwijderingsvoertuig over de vloer tussen dieren, zoals koeien, in de stal, waarbij het mestverwijderingsvoertuig mest van de vloer opneemt en verplaatst naar een inwendige van een mestopslaghouder voor het tijdelijk verzamelen van mest in het mestverwijderingsvoertuig, e het rijden van het mestverwijderingsvoertuig naar een stortplaats, die is voorzien van een stortopening in de vloer voor het storten van mest naar een mestreservoir dat zich onder de vloer uitstrekt, e het storten van mest uit een mestafvoeropening van de mestopslaghouder van het mestverwijderingsvoertuig via de stortopening in het mestreservoir, e het spoelen van het inwendige van de mestopslaghouder met spoelvloeistof, zoals water, in het bijzonder na en/of tijdens het storten van de mest.

De werkwijze volgens de uitvinding heeft dezelfde technische effecten en voordelen als hierboven beschreven met betrekking tot het systeem volgens de uitvinding.

De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van de bijgaande figuren.

Figuur 1 toont een aanzicht in perspectief van een mestverwijderingsvoertuig voor toepassing bij een eerste uitvoeringsvorm van een systeem voor het verwijderen van mest van een vloer in een stal volgens de uitvinding.

Figuur 2 toont een gedeeltelijk opengewerkt aanzicht in perspectief van het in figuur 1 weergegeven mestverwijderingsvoertuig.

Figuur 3 toont een zijaanzicht in dwarsdoorsnede van het in figuur 1 weergegeven mestverwijderingsvoertuig op een stortplaats van het systeem voor het verwijderen van mest van een vloer in een stal volgens de eerste uitvoeringsvorm.

Figuur 4 toont een bovenaanzicht van het in figuur 3 weergegeven mestverwijderingsvoertuig op de stortplaats.

Figuur 5 toont een zijaanzicht in dwarsdoorsnede van een mestverwijderingsvoertuig op een stortplaats van een systeem voor het verwijderen van mest van een vloer in een stal volgens een tweede uitvoeringsvorm.

Figuur 6 toont een bovenaanzicht van de stortopening met de spoelinrichting van het systeem voor het verwijderen van mest van een vloer in een stal volgens de tweede uitvoeringsvorm.

Figuur 7 toont een zijaanzicht in dwarsdoorsnede van een mestverwijderingsvoertuig voor toepassing bij een derde uitvoeringsvorm van een systeem voor het verwijderen van mest van een vloer in een stal volgens de uitvinding.

Een systeem 1 voor het verwijderen van mest van een vloer 3 in een stal met dieren, zoals koeien, omvat een mestverwijderingsvoertuig 2. Op de vloer 3 liggen mest en andere uitscheidingsproducten van de dieren. Het mestverwijderingsvoertuig 2 bevindt zich op de vloer 3 tussen de dieren. Het mestverwijderingsvoertuig 2 steunt in dit uitvoeringsvoorbeeld op de vloer 3 door middel van twee wielen 4 en een mestschuif 5 (zie figuur 3). Het mestverwijderingsvoertuig 2 kan echter ook anders afsteunen, bijvoorbeeld met een voorwiel of een steunelement, zoals een glijblok.

Het mestverwijderingsvoertuig 2 is onbemand en zelfrijdend. Het mestverwijderingsvoertuig 2 kan autonoom zijn weg vinden door middel van een elektronisch regelsysteem met sensoren, zoals een ultrasoonsensor en een gyroscoop (niet getoond). Op basis van de door de sensoren waargenomen signalen bestuurt het regelsysteem een aandrijfsysteem met elektrische aandrijfmotoren voor de wielen 4 van het mestverwijderingsvoertuig 2. Doordat de wielen onafhankelijk van elkaar bedienbaar zijn, kan het mestverwijderingsvoertuig 2 worden gestuurd en een gewenste route rijden.

Het aandrijfsysteem en het regelsysteem worden gevoed door een accusysteem aan boord van het mestverwijderingsvoertuig 2. Het accusysteem omvat een oplaadbare batterij.

De oplaadbare batterij van het accusysteem en elektronische onderdelen van het regelsysteem, die niet bestand zijn tegen mest of urine, zijn opgenomen in een behuizing 6 van het mestverwijderingsvoertuig 2. In dit uitvoeringsvoorbeeld is deze behuizing 6 aangebracht boven de mestschuif 5. De behuizing 6 omvat een toegangsopening, bijvoorbeeld voor onderhoudswerkzaamheden. De toegangsopening is afsluitbaar door een scharnierbare afdekkap 7.

Achter de behuizing 6 bevindt zich een mestopslaghouder 8, dat een inwendige 9 bepaalt, waarin mest tijdelijk kan worden verzameld. De mestopslaghouder

8 omvat een bodem 10, die schuin afloopt naar een mestinvoer- en afvoeropening 11, die op een laagste niveau van de bodem 10 is aangebracht. Het inwendige 9 van de mestopslaghouder 8 is verder begrensd door de binnenzijde van de twee zijwanden 12 van het mestverwijderingsvoertuig 2. In elke zijwand 12 is een wielkast 14 voor het opnemen van een wiel 4 en bijbehorende elektrische aandrijfmotor gevormd.

In dit uitvoeringsvoorbeeld heeft de mestopslaghouder 8 weliswaar een enkele mestinvoer- en afvoeropening 11, d.w.z. van de vloer opgenomen mest wordt via deze opening 11 toegevoerd aan de mestopslaghouder 8 en bij het leegstorten van de mestopslaghouder 8 verlaat de verzamelde mest de mestopslaghouder 8 via dezelfde opening 11, maar het is ook mogelijk dat het mestverwijderingsvoertuig 2 twee afzonderlijke openingen heeft: een eerste opening voor het toevoeren van mest en een tweede opening voor het afvoeren van mest. Dit is bijvoorbeeld weergegeven bij het in figuur 7 getoonde mestverwijderingsvoertuig, dat hieronder nader zal worden toegelicht.

De mestschuif 5 maakt deel uit van een mestinvoerinrichting voor het invoeren van mest van de vloer 3 en het verplaatsen van de ingevoerde mest naar het inwendige 9 van de mestopslaghouder 8. Tijdens het rijden verzamelt mest op de vloer zich voor de mestschuif 5, die zich gedeeltelijk rond de mestinvoer- en afvoeropening 11 uitstrekt. In dit uitvoeringsvoorbeeld is een luchtpomp voorzien om in het inwendige 9 van de mestopslaghouder 8 een onderdruk aan te brengen, waardoor mest van de vloer 3 wordt opgezogen en via de mestinvoer- en afvoeropening 11 naar het inwendige 9 van de mestopslaghouder 8 stroomt. Daarin wordt de mest opgeslagen totdat de mestopslaghouder 8 in hoofdzaak vol is geraakt.

Een mestinvoerinrichting voor het opzuigen van mest is in detail beschreven in WO 2013/010785 A1, waarvan de inhoud door verwijzing wordt opgenomen in de onderhavige octrooiaanvraag, en zal thans niet verder worden toegelicht. Opgemerkt wordt dat de mestinvoerinrichting ook anders kan zijn uitgevoerd, zoals hieronder aan de hand van figuur 7 zal worden toegelicht.

Als de mestopslaghouder 8 vol is, rijdt het mestverwijderingsvoertuig 2 naar een stortplaats 15 om de mestopslaghouder 8 te legen. Bij de stortplaats 15 is een stortopening 16 in de vloer 3 aangebracht, die uitmondt in een mestreservoir 17 dat zich onder de vloer 3 uitstrekt. Als het mestverwijderingsvoertuig 2 met de mestinvoer- en afvoeropening 11 boven de stortopening 16 is gepositioneerd (zie figuur 3), schakelt het regelsysteem de luchtpomp uit, waardoor de onderdruk in het inwendige 9 van de mestopslaghouder 8 verdwijnt en de mest onder invloed van zwaartekracht uit de mestopslaghouder 8, door de stortopening 16 heen, in het mestreservoir 17 stroomt.

Om na het afstorten van de mest achtergebleven mest- en zandresten, of andere materie, effectief te verwijderen, is volgens de uitvinding een spoelinrichting 18 voorzien voor het spoelen van het inwendige van de mestopslaghouder met spoelvloeistof, zoals water. De spoelinrichting kan op verschillende manieren zijn uitgevoerd.

In de in figuren 1-4 getoonde uitvoeringsvorm is de spoelinrichting 18 geïntegreerd met een watersysteem 19 van het mestverwijderingsvoertuig 2, dat is uitgevoerd voor het sproeien van water op de vloer 3. Het is gunstig om de vloer 3 te bevochtigen om het opnemen van mest van de vloer 3 te bevorderen. Zoals zichtbaar in figuren 2 en 4 omvat het watersysteem 19 in dit uitvoeringsvoorbeeld een watertoevoeraansluiting 20 voor het toevoeren van water aan het watersysteem 19. De watertoevoeraansluiting 20 is koppelbaar met een watervoorraadaansluiting 23 (zie figuur 4), die zich bij de stortplaats 15 bevindt. De watervoorraadaansluiting 23 omvat bijvoorbeeld een waterbuffervat of waterleiding (niet getoond).

De watervoorraadaansluiting 23 van de stortplaats 15 en de watertoevoeraansluiting 20 van het mestverwijderingsvoertuig 2 worden automatisch gekoppeld om water toe te voeren aan het watersysteem 19 als het mestverwijderingsvoertuig 2 tot boven de stortopening 16 de stortplaats 15 is opgereden om de mest te storten. M.a.w. terwijl de mest uit de mestopslaghouder 8 wordt gestort in het mestreservoir 17 onder de vloer 3, wordt het watersysteem 19 gevoed met water.

De watertoevoeraansluiting 20 van het mestverwijderingsvoertuig 2 is door middel van een leidingstelsel 21 verbonden met twee waterreservoirs 22 voor het opnemen van water. In dit uitvoeringsvoorbeeld zijn de waterreservoirs 22 gevormd als flexibele waterzakken, zoals ook beschreven in WO 2017/089615 A1. In figuren 3 en 4 zijn de waterzakken 22 niet gevuld met water en daardoor in hoofdzaak plat. Als de waterzakken 22 worden gevuld met water, neemt het volume van de waterzakken 22 toe. Vanzelfsprekend kan slechts één waterreservoir worden toegepast, en kan het waterreservoir anders zijn uitgevoerd, bijvoorbeeld als een kunststof of metalen tank.

De waterreservoirs 22 zijn door middel van het leidingstelsel 21 verder verbonden met een of meer sproeikoppen voor het sproeien van water op de vloer {niet weergegeven). Bijvoorbeeld is een sproeikop van het watersysteem 19 aangebracht aan een voorzijde van het mestverwijderingsvoertuig 2, waarbij die sproeikop water op de vloer 3 voor het mestverwijderingsvoertuig 2 sproeit terwijl het mestverwijderingsvoertuig 2 vooruit rijdt. M.a.w. deze sproeikop sproeit water steeds in een gebied van de vloer 3 waar het mestverwijderingsvoertuig 2 op af rijdt. Daarnaast kan het watersysteem een verdere sproeikop omvatten, die bijvoorbeeld is uitgevoerd om het gebied van de vloer 3 achter het mestverwijderingsvoertuig 2 te besproeien met water.

De spoelinrichting 18 voor het spoelen van de mestopslaghouder 8, die is geïntegreerd met het watersysteem 198, omvat een sproeikop 24 die is aangebracht binnen in het inwendige 9 van de mestopslaghouder 8 voor het sproeien van spoelvloeistof in het inwendige 9 van de mestopslaghouder 8. De sproeikop 24 is door middel van een terugslagklep 25 en een T-stuk 26 verbonden met het leidingstelsel 21 van het watersysteem 19. De terugslagklep 25 voorkomt een tegenstroming vanuit het inwendige 9 van de mestopslaghouder 8 het leidingstelsel 21 in.

Hoewel water vanuit het leidingstelsel 21 via de terugslagklep 25 uit de sproeikop 24 kan stromen, is de stromingsweerstand van de terugslagklep 25 groter dan de druk in het leidingstelsel 21 naar de waterreservoirs 22. Na de totstandkoming van de koppeling van de watertoevoeraansluiting 20 van het mestverwijderingsvoertuig 2 met de watervoorraadaansluiting 23, stroomt water vanuit de watervoorraadaansluiting 23 eerst naar de waterreservoirs 22. Pas nadat de waterreservoirs 22 in hoofdzaak volledig zijn gevuld met water, wordt de stromingsweerstand van de terugslagklep 25 overwonnen en begint automatisch de sproeikop 24 water het inwendige 9 van de mestopslaghouder 8 in te sproeien.

De sproeikop 24 is uitgevoerd voor het sproeien van water in de gebieden van het inwendige 9 van de mestopslaghouder 8 die zich, gezien in de rijrichting van het mestverwijderingsvoertuig 2, achter de wielkasten 14 bevinden. Het water komt dan terecht in hoogst gelegen gebieden van de bodem 10. De gebieden achter de wielkasten 14 kunnen “dode zones” vormen, waarin mest- en zandresten en/of andere restanten de neiging hebben om achter te blijven als de mest wordt afgestort. Door de sproeikop 24 juist op die gebieden te richten, wordt in hoofdzaak de gehele bodem 10 gespoeld. Het achter de wielkasten 14 gesproeide water loopt vanaf de hoogst gelegen gebieden van de bodem 10 via de schuin naar beneden verlopende bodem 10 van de mestopslaghouder 8 naar de mestinvoer- en afvoeropening 11, die op een laagste niveau van de bodem 10 ligt, en, gezien in de rijrichting van het mestverwijderingsvoertuig 2, voor de wielkasten 14 is aangebracht. Daarbij worden mest- en zandresten en andere achtergebleven materie mee afgevoerd.

Derhalve is de spoelinrichting met de sproeikop 24 uitgevoerd voor het spoelen van het inwendige 8 van de mestopslaghouder 8 tijdens en/of na het storten van de mest uit de mestinvoer- en afvoeropening 11. De spoelinrichting begint het inwendige 9 van de mestopslaghouder 8 met water te spoelen terwijl de mest die tijdelijk in de mestopslaghouder 8 is verzameld, via de stortopening 16 in het mestreservoir 17 onder de vloer 3 wordt of is gestort.

De spoelinrichting blijft spoelen met water zolang de koppeling tussen de watertoevoeraansluitng 20 van het mestverwijderingsvoertuig 2 en de watervoorraadaansluiting 23 in stand blijft. De spoeltijd is afhankelijk van de tijdsduur van die koppeling, en kan worden ingesteld, bijvoorbeeld doordat een boer de spoeltijd handmatig als een tijdsduur (in minuten en/of seconden) invoert. De spoeltijd ligt bijvoorbeeld tussen 1 en 3 minuten. Het spoelen vindt ten minste ook plaats terwijl de mestopslaghouder 8 na het storten van de mest uit de mestinvoer- en afvoeropening 11 in hoofdzaak is geleegd. Het spoelen heeft dan het meeste effect. Als de mest- en zandresten en eventuele andere restanten zijn weggespoeld, is de mestopslaghouder 8 in hoofdzaak volledig leeg en is het mestverwijderingsvoertuig 2 gereed om opnieuw een route tussen de dieren in de stal te rijden om mest van de vloer 3 te verwijderen en te verzamelen in het inwendige 9 van de mestopslaghouder 8.

Bij de in figuren 5 en 6 getoonde uitvoeringsvorm van het mestverwijderingsvoertuig 2 zijn dezelfde of gelijksoortige onderdelen aangegeven met dezelfde verwijzingscijfers als hierboven. In de in figuren 5 en 6 getoonde uitvoeringsvorm omvat de spoelinrichting 18 twee sproeikoppen 24 die zijn aangebracht aan een toevoerbuis 27 die zich dwars in de stortopening 16 van de stortplaats 15 uitstrekt. Daarbij zijn de sproeikoppen 24 uitgevoerd voor het sproeien van water door de mestinvoer- en afvoeropening 11 heen in het inwendige 9 van de mestopslaghouder 8 als het mestverwijderingsvoertuig 2 zich met de mestinvoer- en afvoeropening 11 boven de stortopening 16 bevindt. Vanzelfsprekend is het mogelijk om een enkele sproeikop of meer dan twee sproeikoppen toe te passen.

Bij het in figuren 5 en 6 weergegeven mestverwijderingsvoertuig 2 ontbreken de in figuren 1-4 getoonde waterreservoirs 22. Het water dat via de mestinvoer- en afvoeropening 11 door de sproeikoppen 24 in het inwendige 9 van de mestopslaghouder 8 wordt gesproeid, kan in hoofdzaak ongehinderd de gebieden achter de wielkasten 14 bereiken. De spoelinrichting 18 levert voldoende druk om het water uit de sproeikoppen 24 tot in het achterste gedeelte van het inwendige 9 van de mestopslaghouder 8 te sproeien.

Hoewel het in figuren 5 en 6 getoonde mestverwijderingsvoertuig 2 geen watersysteem heeft om de vloer te bevochtigen met water tijdens het opnemen van mest van de vloer 3, is het ook bij deze uitvoeringsvorm van de spoelinrichting 18 mogelijk dat het mestverwijderingsvoertuig 2 is voorzien van een watersysteem voor het sproeien van water op de vloer 3. Het watersysteem kan daarbij een afzonderlijk systeem vormen, d.w.z. niet geïntegreerd met de spoelinrichting 18. Op dezelfde manier als bij het in figuren 1-4 getoonde uitvoeringsvoorbeeld kan het watersysteem bijvoorbeeld een watertoevoeraansluiting voor het toevoeren van water aan het watersysteem omvatten, die weer koppelbaar is met een watervoorraadaansluiting bij de stortplaats 15. Daarbij kunnen de waterreservoirs van het watersysteem anders zijn uitgevoerd dan getoond in figuren 1-4, zoals in plaats van twee waterzakken 22 een of meer waterreservoirs die niet in de weg zitten bij het sproeien van het water door de mestinvoer- en afvoeropening 11 heen naar de gewenste gebieden in het inwendige 9 van de mestopslaghouder 8. Het waterreservoir omvat bijvoorbeeld een kunststof of metalen tank, die in het inwendige 9 van de mestopslaghouder 8 tegen een zijwand is aangebracht, zodanig dat de baan van de waterdruppels uit de sproeikoppen 24 niet wordt gehinderd.

Bij het in figuren 5 en 6 getoonde uitvoeringsvoorbeeld omvat de spoelinrichting 18 een watervoorraadaansluiting, die door middel van een bedienbare klep 28 (schematisch weergegeven in figuur 8) en een toevoerslang 29 via de toevoerbuis 27 is verbonden met de sproeikoppen 24. De klep 28 is bedienbaar door een regeleenheid 30 die werkzaam is verbonden met een drukschakelaar 31 die is aangebracht om bediend te worden door het mestverwijderingsvoertuig 2 als het mestverwijderingsvoertuig 2 zodanig de stortplaats 15 is opgereden dat de mestinvoer- en afvoeropening 11 tot boven de stortopening 16 is uitgelijnd.

Als de drukschakelaar 31 wordt ingedrukt, opent de regeleenheid 30 de klep 28, zodat water uit de watervoorraadaansluiting 23 via de toevoerslang 29 en de toevoerbuis 27 naar de sproeikoppen 24 stroomt. De sproeikoppen 24 beginnen dan water door de mestinvoer- en afvoeropening 11 heen het inwendige 9 van de mestopslaghouder 8 in te sproeien. Het is mogelijk dat de regeleenheid 30 de klep weer sluit als het mestverwijderingsvoertuig 2 wegrijdt uit de stortplaats 15 en de drukschakelaar 31 niet langer indrukt. In plaats daarvan kan de regeleenheid 30 een tijdschakelaar 32 omvatten om een spoeltijd in te stellen. Pas nadat de tijdschakelaar 32 signaleert dat de ingestelde spoeltijd is verstreken, sluit de regeleenheid 30 dan de klep 28 om het spoelen te stoppen.

In figuur 7 is een altematieve uitvoeringsvorm van een mestverwijderingsvoertuig volgens de uitvinding weergegeven, waarin dezelfde of soortgelijke onderdelen weer met dezelfde verwijzingscijfers zijn aangegeven. Bij het in figuur 7 getoonde mestverwijderingsvoertuig 2 is de mestinvoerinrichting anders uitgevoerd. In plaats van het opzuigen van mest zoals hierboven beschreven, omvat de mestinvoerinrichting een mechanisch opschepmechanisme voor het opscheppen van mest van de vloer 3. Ook omvat het mestverwijderingsvoertuig 2 twee afzonderlijke openingen voor het toevoeren respectievelijk afvoeren van mest, dw.z. een mestinvoeropening 11a en een mestafvoeropening 11b. De mest wordt door middel van een roterende invoer 33 omhoog verplaatst, en komt via de mestinvoeropening 11a in het inwendige 9 van de mestopslaghouder 8 terecht. De mest kan worden afgevoerd door de mestafvoeropening 11b. Ook bij een mestverwijderingsvoertuig 2 met een dergelijke mestinvoerinrichting kan de spoelinrichting 18 volgens de uitvinding worden toegepast om mest- en zandresten of andere achtergebleven materie uit het inwendige 9 van de mestopslaghouder 8 weg te spoelen. Hoewel niet getoond in figuur 7, kan het mestverwijderingsvoertuig 2 volgens deze uitvoeringsvorm eveneens zijn voorzien van een watersysteem voor het bevochtigen van de vloer 3 zoals hierboven beschreven.

De uitvinding is niet beperkt tot het in de figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeeld. De vakman kan verschillende aanpassingen aanbrengen die binnen de reikwijdte van de uitvinding liggen.

Claims (15)

CONCLUSIES

1. Systeem voor het verwijderen van mest van een vloer (3) in een stal, welk systeem (1) is voorzien van: e een autonoom mestverwijderingsvoertuig (2), omvattende — een mestopslaghouder (8), die is voorzien van een inwendige (9), en een mestafvoeropening (11) voor het afvoeren van mest uit het inwendige (9) van de mestopslaghouder (8), en — een mestinvoerinrichting voor het invoeren van mest van de vloer (3) en het verplaatsen van de ingevoerde mest naar het inwendige (9) van de mestopslaghouder (8), alsmede e een stortplaats (15), die is voorzien van een stortopening (16) in de vloer (3) voor het storten van mest uit de mestafvoeropening (11) van de mestopslaghouder (8) door de stortopening (16) heen naar een mestreservoir (17) dat zich onder de vloer (3) uitstrekt, met het kenmerk, dat het systeem (1) is voorzien van een spoelinrichting (18) voor het spoelen van het inwendige (9) van de mestopslaghouder (8) met spoelvloeistof, zoals water.

2. Systeem volgens conclusie 1, waarbij de spoelinrichting (18) is uitgevoerd voor het spoelen van het inwendige (9) van de mestopslaghouder (8) ten minste terwijl de mestopslaghouder (8) in hoofdzaak is geleegd door en/of na het storten van mest uit de mestafvoeropening (11).

3. Systeem volgens conclusie 1 of 2, waarbij de spoelinrichting (18) is uitgevoerd voor het spoelen van het inwendige (9) van de mestopslaghouder (8) tijdens het storten van mest uit de mestafvoeropening (11).

4. Systeem volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de spoelinrichting (18) is uitgevoerd voor het spoelen van het inwendige (9) van de mestopslaghouder (8) gedurende een instelbare spoeltijd.

5. Systeem volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de mestopslaghouder (8) een bodem (10) omvat, die schuin afloopt naar de mestafvoeropening (11), die op een laagste niveau van de bodem (10) is aangebracht, en waarbij de spoelinrichting (18) ten minste een sproeikop (24) omvat, die is uitgevoerd voor het zodanig sproeien van spoelvloeistof dat die spoelvloeistof in een hoogst gelegen gebied van de bodem (10) terechtkomt.

6. Systeem volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij het mestverwijderingsvoertuig (2) is voorzien van twee zijwanden (12), die elk een wielkast (14) voor het opnemen van een wiel (4) omvatten, waarbij de zijwanden (12) met de wielkasten (14) aan de binnenzijde daarvan het inwendige (8) van de mestopslaghouder (8) begrenzen, en waarbij de sproeikop (24) is uitgevoerd voor het sproeien van spoelvloeistof in ten minste een gebied van het inwendige (9) van de mestopslaghouder (8) dat zich, gezien in rijrichting van het mestverwijderingsvoertuig (2), voor en/of achter de wielkasten (14) bevindt.

7. Systeem volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de spoelinrichting (18) is voorzien van ten minste een sproeikop (24) die is aangebracht in het inwendige (98) van de mestopslaghouder (8) voor het sproeien van spoelvloeistof in het inwendige (9) van de mestopslaghouder (8).

8. Systeem volgens conclusie 7, waarbij het mestverwijderingsvoertuig (2) een watersysteem (19) voor het sproeien van water op de vloer (3) omvat, welk watersysteem (19) is voorzien van ten minste een waterreservoir (22} voor het opnemen van water, ten minste een sproeikop voor het sproeien van water op de vloer (3), en een watertoevoeraansluiting (20) voor het toevoeren van water aan het watersysteem (19), waarbij de watertoevoeraansluiting (20), het waterreservoir (22) en de sproeikop van het watersysteem (19) onderling zijn verbonden door middel van een leidingstelsel (21), en waarbij de sproeikop (24) van de spoelinrichting (18) is aangesloten op het watersysteem (19).

9. Systeem volgens conclusie 8, waarbij de watertoevoeraansluiting (20) van het watersysteem (19) van het mestverwijderingsvoertuig (2) koppelbaar is met een watervoorraadaansluiting (23), die zich in het bijzonder bij de stortplaats (15) bevindt, voor het toevoeren van water aan het watersysteem (19) om het waterreservoir (22) te vullen en de sproeikop (24) van de spoelinrichting (18) te laten sproeien met water.

10. Systeem volgens conclusie 9, waarbij de sproeikop (24) van de spoelinrichting (18) door middel van een terugslagklep (25) is verbonden met een leiding van het leidingstelsel (21) van het watersysteem (19).

11. Systeem volgens een of meer van de conclusies 1-8, waarbij de spoelinrichting (18) is voorzien van ten minste een sproeikop (24) die is aangebracht in de stortopening (16) van de stortplaats (15), waarbij de sproeikop (24) is uitgevoerd voor het sproeien van spoelvloeistof via de mestafvoeropening (11) in het inwendige (9) van de mestopslaghouder (8) als het mestverwijderingsvoertuig (2) zich met de mestafvoeropening (11) boven de stortopening (16) bevindt.

12. Systeem volgens conclusie 11, de spoelinrichting (18) is voorzien van een watervoorraadaansluiting, die door middel van een bedienbare klep (28) en een toevoerleiding (29) is verbonden met de sproeikop (24), waarbij de klep (28) bedienbaar is door een regeleenheid (30) die is verbonden met een sensorinrichting (31) voor het waarnemen of het mestverwijderingsvoertuig (2) zich met de mestafvoeropening (11) boven de stortopening (16) bevindt.

13. Autonoom mestverwijderingsvoertuig voor het verwijderen van mest van een vloer (3) in een stal, welk mestverwijderingsvoertuig (2) is voorzien van: — een mestopslaghouder (8), die is voorzien van een inwendige (9), en een mestafvoeropening (11) voor het afvoeren van mest uit het inwendige (9) van de mestopslaghouder (8), — een mestinvoerinrichting voor het invoeren van mest van de vloer (3) en het verplaatsen van de ingevoerde mest naar het inwendige (9) van de mestopslaghouder (8), met het kenmerk, dat het mestverwijderingsvoertuig (2) is voorzien van een spoelinrichting (18) voor het spoelen van het inwendige (8) van de mestopslaghouder (8) met spoelvloeistof, zoals water.

14. Mestverwijderingsvoertuig volgens conclusie 13, waarbij het mestverwijderingsvoertuig (2) is uitgevoerd volgens een of meer van de conclusies 1-10.

15. Werkwijze voor het verwijderen van mest van een vloer (3) in een stal, welke werkwijze omvat: e het verplaatsen van een autonoom mestverwijderingsvoertuig (2) over de vloer (3) tussen dieren, zoals koeien, in de stal, waarbij het mestverwijderingsvoertuig (2) mest van de vloer (3) opneemt en verplaatst naar een inwendige (9) van een mestopslaghouder (8) voor het tijdelijk verzamelen van mest daarin, e het rijden van het mestverwijderingsvoertuig (2) naar een stortplaats (15), die is voorzien van een stortopening (16) in de vloer (3) voor het storten van mest in een mestreservoir (17) dat zich onder de vloer (3) uitstrekt, e het storten van mest uit een mestafvoeropening (11) van de mestopslaghouder (8) van het mestverwijderingsvoertuig (2) via de stortopening (16) in het mestreservoir (17), e het spoelen van het inwendige (98) van de mestopslaghouder (8) met spoelvloeistof, zoals water, in het bijzonder na en/of tijdens het storten van de mest.