NL2026984B1 - Wandbekledingssysteem - Google Patents

Wandbekledingssysteem Download PDF

Info

Publication number
NL2026984B1
NL2026984B1 NL2026984A NL2026984A NL2026984B1 NL 2026984 B1 NL2026984 B1 NL 2026984B1 NL 2026984 A NL2026984 A NL 2026984A NL 2026984 A NL2026984 A NL 2026984A NL 2026984 B1 NL2026984 B1 NL 2026984B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
wooden
profile
leg
profiles
cladding system
Prior art date
Application number
NL2026984A
Other languages
English (en)
Inventor
Jozef Maria Paulussen Steven
Original Assignee
Paulussen Houthandel B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Paulussen Houthandel B V filed Critical Paulussen Houthandel B V
Priority to NL2026984A priority Critical patent/NL2026984B1/nl
Priority to EP21210252.9A priority patent/EP4050178A1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL2026984B1 publication Critical patent/NL2026984B1/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04FFINISHING WORK ON BUILDINGS, e.g. STAIRS, FLOORS
    • E04F13/00Coverings or linings, e.g. for walls or ceilings
    • E04F13/07Coverings or linings, e.g. for walls or ceilings composed of covering or lining elements; Sub-structures therefor; Fastening means therefor
    • E04F13/08Coverings or linings, e.g. for walls or ceilings composed of covering or lining elements; Sub-structures therefor; Fastening means therefor composed of a plurality of similar covering or lining elements
    • E04F13/0801Separate fastening elements
    • E04F13/0803Separate fastening elements with load-supporting elongated furring elements between wall and covering elements
    • E04F13/081Separate fastening elements with load-supporting elongated furring elements between wall and covering elements with additional fastening elements between furring elements and covering elements
    • E04F13/0821Separate fastening elements with load-supporting elongated furring elements between wall and covering elements with additional fastening elements between furring elements and covering elements the additional fastening elements located in-between two adjacent covering elements
    • E04F13/0826Separate fastening elements with load-supporting elongated furring elements between wall and covering elements with additional fastening elements between furring elements and covering elements the additional fastening elements located in-between two adjacent covering elements engaging side grooves running along the whole length of the covering elements
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04FFINISHING WORK ON BUILDINGS, e.g. STAIRS, FLOORS
    • E04F13/00Coverings or linings, e.g. for walls or ceilings
    • E04F13/07Coverings or linings, e.g. for walls or ceilings composed of covering or lining elements; Sub-structures therefor; Fastening means therefor
    • E04F13/08Coverings or linings, e.g. for walls or ceilings composed of covering or lining elements; Sub-structures therefor; Fastening means therefor composed of a plurality of similar covering or lining elements
    • E04F13/0889Coverings or linings, e.g. for walls or ceilings composed of covering or lining elements; Sub-structures therefor; Fastening means therefor composed of a plurality of similar covering or lining elements characterised by the joints between neighbouring elements, e.g. with joint fillings or with tongue and groove connections
    • E04F13/0891Coverings or linings, e.g. for walls or ceilings composed of covering or lining elements; Sub-structures therefor; Fastening means therefor composed of a plurality of similar covering or lining elements characterised by the joints between neighbouring elements, e.g. with joint fillings or with tongue and groove connections with joint fillings
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04FFINISHING WORK ON BUILDINGS, e.g. STAIRS, FLOORS
    • E04F2201/00Joining sheets or plates or panels
    • E04F2201/02Non-undercut connections, e.g. tongue and groove connections
    • E04F2201/023Non-undercut connections, e.g. tongue and groove connections with a continuous tongue or groove

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Building Environments (AREA)

Abstract

Wandbekledingssysteem voor bevestiging aan een gevelwand omvattende langwerpige houten profielen en langwerpige niet-houten profielen waarbij elk houten profiel is ingericht voor verbinding met een niet-houten profiel zodanig dat, wanneer twee houten profielen verbonden zijn met eenzelfde niet-houten profiel, de houten profielen zich op afstand van elkaar bevinden met het niethouten profiel ertussen, en waarbij de houten profielen in hoofdzaak balkvormige profielen zijn omvattende een voorzijde en een overstaande achterzijde in langsrichting van het houten profiel, alsook een eerste zijde en een overstaande tweede zijde die zich in langsrichting uitstrekken tussen de voorzijde en de achterzijde, waarbij de eerste en de tweede zijde zijn ingericht voor verbinding met het niet-houten profiel, waarbij tenminste een overgang tussen de voorzijde en de eerste zijde en/of tussen de voorzijde en de tweede zijde en/of tussen de achterzijde en de eerste zijde en/of tussen de achterzijde en de tweede zijde afgerond en/of afgeschuind is.

Description

Wandbekledingssysteem
VELD VAN DE UITVINDING De uitvinding heeft betrekking op een wandbekledingssysteem, een gevelwand voorzien van een wandbekledingssysteem en een set van delen. Een wandbekledingssysteem wordt aan een gevelwand bevestigd.
ACHTERGROND VAN DE UITVINDING Bij het vormgeven van een bouwwerk kunnen structurele wanden of muren bekleed worden met een wandbekledingssysteem. Dit wandbekledingssysteem zorgt bijvoorbeeld voor de esthetische vormgeving van de wand of muur, en geeft het bouwwerk een bepaald uiterlijk waarbij vaak één of meer materialen centraal staan in het uiteindelijke uiterlijk van het bouwwerk. Hout is hierbij een veelvoorkomend materiaal. Wandbekledingssystemen moeten aan bepaalde normen voldoen, welke normen doorheen de jaren alsmaar strenger worden. Het alsmaar behalen van deze normen blijft dan ook een uitdaging. Een belangrijke norm voor een wandbekledingssysteem is de brandreactie van het wandbekledingssysteem, zoals bijvoorbeeld vastgelegd in NBN EN 13501-1, waarvoor Single Burning Item (SBI)-testen volgens norm EN 13823 nodig zijn. Hout is echter een relatief brandbaar materiaal in vergelijking met alternatieve materialen zoals kunststof of metaal. Wandbekledingssystemen die hout omvatten zijn dan ook gekend voor hun nadelige brandreactie. In het bijzonder heeft dit als gevolg dat hout zelden gebruikt wordt bij grotere constructies en/of in utiliteitsbouw. Het verlagen van de brandreactie van een wandbekledingssysteem dat hout omvat is dus een gekend probleem. Een gekende oplossing voor het verbeteren van de brandreactie is het impregneren van het hout met brandvertragende zouten. Deze brandvertragende zouten zorgen er voor dat een houten profiel langer aan een brand blootgesteld kan worden alvorens zelf te ontbranden. Het impregneren van hout verhoogt de kostprijs van de houten wandbekleding echter aanzienlijk. Het is een relatief dure, en niet altijd even milieuvriendelijke behandeling van het hout. Sommige manieren van 1mpregneren zijn daarbovenop slechts een tijdelijke oplossing. Hout, dat volgens een dergelijke manier is geïmpregneerd, kan namelijk uitlogen, waarbij de brandvertragende zouten na een aantal jaren nagenoeg volledig uit het hout onttrokken zijn. Het uitgeloogde hout is hierna terug even brandbaar als voor het impregnatieproces, met een nadelige brandreactie als gevolg.
De brandreactie van dergelijke wandbekledingssystemen met niet- houten profielen is echter nog aanzienlijk slechter dan alternatieve wandbekledingssystem die geen hout omvatten. Architecten zien zich, ten gevolge van de strenge vereisten omtrent de brandreactie van een wandbekledingssysteem, verplicht gebruik te maken van een wandbekledingssysteem dat over een zekere mate van brandvertraging beschikt, en opteren derhalve niet altijd voor een wandbekledingssysteem met hout. Tot op heden wordt voorgeschreven om houten wandbekledingsmaterialen te voorzien van een brandwerende behandeling om de gewenste brandreactiecriteria te kunnen halen. Er is derhalve nood aan een hout omvattend wandbekledingssysteem met een voordeligere brandreactie. Meer in het bijzonder is er nood aan een hout omvattend wandbekledingssysteem met een voordeligere brandreactie waarbij de brandreactie in hoofdzaak onveranderlijk is doorheen de tijd en waarbij het hout omvattend wandbekledingssysteem financieel aantrekkelijk blijft ten opzichte van wandbekledingssystemen die geen hout omvatten.
SAMENVATTING VAN DE UITVINDING Volgens een aspect van de uitvinding is er voorzien een wandbekledingssysteem voor bevestiging aan een gevelwand omvattende ten minste twee langwerpige houten profielen, en ten minste één langwerpig niet-houten profiel, waarbij elk houten profiel is ingericht voor verbinding met het ten minste ene niet-houten profiel zodanig dat, wanneer de twee houten profielen verbonden zijn met eenzelfde niet-houten profiel, de houten profielen zich op afstand van elkaar bevinden met het niet-houten profiel ertussen, en waarbij de houten profielen in hoofdzaak balkvormige profielen zijn omvattende een voorzijde en een overstaande achterzijde in langsrichting van het houten profiel, alsook een eerste zijde en een overstaande tweede zijde die zich in langsrichting uitstrekken tussen de voorzijde en de achterzijde, waarbij de eerste en de tweede zijde zijn ingericht voor verbinding met het niet-houten profiel, waarbij tenminste een overgang tussen de voorzijde en de eerste zijde en/of tussen de voorzijde en de tweede zijde en/of tussen de achterzijde en de eerste zijde en/of tussen de achterzijde en de tweede zijde afgerond en/of afgeschuind is. De uitvinder ondervond dat een houten profiel met een afronding en/of afschuining een aanzienlijk lagere brandreactie heeft. Door de afronding en/of de afschuining van de houten profielen wordt de warmtegeleiding van de warme lucht tijdens een eventuele brand verbeterd. Hierdoor hoopt de warmte zich minder snel op en duurt het dus langer voordat het houten profiel brand vat. Hierdoor wordt een gunstige brandreactie bereikt.
De afronding heeft een straal van tussen 1 en 10 mm, bij voorkeur tussen 2 en 5 mm, meer bij voorkeur van 3 mm. De afschuining kan een hoek hebben van tussen 25 — 60 graden, bij voorkeur tussen 30 — 50 graden, meer bij voorkeur ongeveer 45 graden. De wtvinder ondervond dat bovenstaande ruimtelijke waardes gunstig zijn voor de brandreactie. Bij deze waardes wordt een optimale verbetering van de warmtegeleiding bereikt, waardoor de brandreactie gunstig wordt. Daarnaast heeft een afronding of een afschuining volgens deze waardes weinig invloed op bijvoorbeeld de mechanische sterkte van het houten profiel. Ook de esthetische impact van een afronding of een afschuining volgens deze waardes 1s relatief beperkt.
Het wandbekledingssysteem kan worden voorzien tegen een buitengevel, een binnengevel, een binnenwand, een buitenwand, een plafond, een dak. De wanden kunnen recht of schuin of liggend zijn.
Door het voorzien in een systeem met tussen de houten profielen een niet-houten profiel, kan een gesloten wandbekledingssysteem worden verkregen dat onder andere een eventueel achterliggend wandbevestigingssysteem kan afschermen van omgevingsinvloeden. Indien het wandbevestigingssysteem wordt afgeschermd, kunnen de brandvereisten voor dat systeem komen te vervallen. Ook kunnen de niet- houten profielen de houten profielen optimaal stabiel houden, met name wanneer deze worden blootgesteld aan extreme omstandigheden, zoals extreme temperaturen in geval van brand. Aangezien de houten profiel en de niet-houten profiel op een andere manier reageren op dergelijke omstandigheden, kan het niet-houten profiel het houten profiel beschermen tegen bijvoorbeeld het torderen ten gevolge van de hitte.
Op voordelige wijze kunnen de houten profielen onbehandelde houten profielen zijn. Onbehandelde houten profielen zijn niet alleen kostengunstiger, maar ook voordeliger voor het milieu, dan bijvoorbeeld profielen die met brandvertragende zouten geïmpregneerd zijn, omwille van de afwezigheid van de brandvertragende zouten. Door de afronding en/of de afschuining kan zelfs met onbehandelde houten profielen een gunstige brandreactie bereikt worden in brandtesten, bijvoorbeeld een brandtest volgens norm NBN EN 13823 voor Single Burning Item testen (SBI-testen). Met de profielen overeenkomstig de uitvinding, kan, met een SBI-test volgens norm EN 13823, zelfs een classificatie als volgt worden bereikt: brandklasse A2/B; rookklasse s1; vallende deeltjes dO. De uitvinder heeft een SBI test volgens norm EN 13823 laten uitvoeren op een wandbekledingssysteem met onbehandeld afrormosia hout, met afgeschuinde zijkanten en met afronding radius 3 mm, en een gepoederlakt aluminium profiel (RAL9005 conform Qualicoat Seaside), horizontaal gemonteerd op een houten raamwerk als bevestigingssysteem. Volgens deze test valt het geteste systeem daarmee in brandklasse A2/B, rookklasse sl en vallende deeltjes d0. Dit is een resultaat dat voor een wandbekledingssysteem met onbehandeld hout tot op heden niet mogelijk 5 geacht werd.
De houten profielen worden bijvoorbeeld als balkvormig omschreven. Wegens de verhouding tussen de verschillende afmetingen van de houten profielen zullen de houten profiel echter voornamelijk een plankvormig profiel benaderen. Het zal echter duidelijk zijn voor de vakman dat balkvormig ook als plankvormig gelezen kan worden.
Bij voorkeur kan het niet-houten profiel een metalen profiel, meer bij voorkeur een aluminium profiel, zijn. Een aluminium profiel heeft het voordeel goed warmte te geleiden. Het aluminium profiel kan als zodanig warmte weggeleiden van een houten profiel. Aldus vertraagt het aluminium profiel het opwarmen van een aangrenzend houten profiel door een deel van de warmte die aan het houten profiel wordt overgedragen terug af te voeren. Dankzij het aluminium profiel duurt het dus langer alvorens het houten profiel een ontstekingspunt bereikt, waardoor het uitbreiden van een brand wordt vertraagd. Het aluminium profiel draagt zodanig bij aan een verdere verlaging van de brandreactie. Het gebruik van aluminium resulteert voorts in relatief lichte metalen profielen tegenover andere metalen profielen die bijvoorbeeld uit ijzer of staal vervaardigd zijn. Daarnaast 1s een aluminium profiel, wegens de natuurlijke corrosiebestendigheid van aluminium, uiterst geschikt om te weerstaan aan de weersomstandigheden. Bij voorkeur kan het metalen profiel voorzien zijn van een coating. Deze coating kan eventueel een brandwerende coating zijn. Dergelijke brandwerende coatings zijn gekend. In geval van brand vindt een chemische reactie plaats waardoor de coating wordt omgezet in een isolerend schuim. Dit isolerend schuim kan dan, althans tijdelijk, voorkomen dat een warme luchtstroom het houten profiel bereikt. Omdat minder warmte het houten profiel bereikt zal het langer duren alvorens het houten profiel ontbrandt, en wordt de uitbreiding van een brand vertraagd. De brandreactie kan dus verder verlaagd worden. Daarnaast kan een coating het aluminium profiel afschermen van weersomstandigheden, wat de duurzaamheid van het aluminium profiel en het wandbekledingssysteem als geheel ten goede komt. Het zal echter duidelijk zijn dat deze brandwerende coating niet noodzakelijkerwijs aanwezig moet zijn voor het verbeteren van de brandreactie van het wandbekledingssysteem. Ook zonder brandwerende coating kan dit worden bereikt. Eventueel kan het aluminiumprofiel geanodiseerd zijn in plaats van, of bijkomstig op, een coating. Het aluminium profiel is op voordelige wijze via extrusie te produceren. Zo kan de productie ervan relatief eenvoudig en relatief goedkoop blijven.
Alternatief of bijkomend kan elk van de ten minste twee houten profielen in de eerste en/of de tweede zijde een uitsparing omvatten voor het opnemen van ten minste een deel van het niet-houten profiel. Bij voorkeur kan elk van de ten minste twee houten profielen in de zijde overstaande aan de zijde met de uitsparing een tweede uitsparing omvatten voor het opnemen van ten minste een deel van een tweede niet-houten profiel. Deze uitsparing vergemakkelijkt het plaatsen van het wandbekledingssysteem.
Bij het plaatsen van het wandbekledingssysteem kan een houten profiel of een niet-houten profiel namelijk relatief eenvoudig aan een reeds geplaatst profiel bevestigd worden door een deel van niet-houten profiel in de uitsparing in te brengen. Voorts maakt de uitsparing ook duidelijk welke zijde van het houten profiel met het niet-houten profiel verbonden moet worden, en wordt voorkomen dat de houten profielen op een niet-correcte wijze met een niet-houten profiel verbonden worden. Alternatief of bijkomend kan het niet-houten profiel een eerste been en een tweede been omvatten die elk insteekbaar zijn in de uitsparing van één van de houten profielen. Optioneel waarbij het eerste been van het niet-houten profiel ingericht kan zijn om opneembaar te zijn in een uitsparing in de eerste zijde van het houten profiel, en waarbij het tweede been van het niet- houten profiel is ingericht om opneembaar te zijn in een uitsparing in de tweede zijde van het houten profiel.
Het eerste been en het tweede been vergroten het contactoppervlakte tussen het niet-houten profiel en het houten profiel.
Hierdoor kan er meer warmte via conductie van het houten profiel naar het niet-houten profiel geleidt worden, in het bijzonder wanneer het niet-houten profiel een sterk warmtegeleidend profiel is, zoals een aluminium profiel.
Dankzij het wegleiden van warmte uit het houten profiel dienen het eerste been en het tweede been in zekere zin als koeling voor het houten profiel.
De totale hoeveelheid warmte dat een houten profiel moet opnemen om te ontbranden verhoogt hierdoor, omdat een deel van de opgenomen warmte dus terug afgevoerd wordt via het eerste been en het tweede been.
Dusdanig begunstigen het eerste been en het tweede been de brandreactie van het houten profiel.
Voorts kunnen het eerste been en het tweede been van het niet-houten profiel stabiliteit aan het houten profiel verlenen.
Een houten profiel dat blootgesteld wordt aan extreme hitte, zoals in een brand, zal neigen te vervormen.
Het eerste been en het tweede been zullen het vervormen van het houten profiel echter, althans deels, belemmeren.
Hierdoor wordt de stabiliteit van het wandbekledingssysteem in het geheel verhoogd.
De houten en de niet-houten profielen kunnen zich bij blootstelling aan extreme hitte dus steviger in elkaar vastklemmen.
Daarnaast vergemakkelijken het eerste been en het tweede been voorts het plaatsen van het wandbekledingssysteem.
Door het eerste been en het tweede been is het ook voor het niet-houten profiel duidelijk hoe deze met de houten profielen verbonden moet worden, en wordt voorkomen dat het niet- houten profiel op een niet correctie wijze met een houten profiel verbonden wordt.
Bijkomend kan elk van het eerste been en het tweede been van het niet-houten profiel een uitsteeksel omvatten zodanig dat elk van de ten minste twee benen klemmend opneembaar is in de uitsparing van één van de eerste zijde en de tweede zijde van de houten profielen.
Dankzij het uitsteeksel vormen een houten profiel en een niet-houten profiel een vast geheel eenmaal het eerste of het tweede been van het niet-houten profiel klemmend is opgenomen in een uitsparing van het houten profiel. Hierdoor zijn verdere verbindingsstappen niet noodzakelijkerwijs nodig. Zo kan het wandbekledingssysteem bijvoorbeeld zodanig voorzien zijn dat enkel de niet-houten profielen vast verbonden hoeven te worden aan een gevelwand omdat een houten profiel reeds vast zit door langs weerzijden klemmend verbonden te zijn met een niet-houten profiel. Op voordelige wijze kan het uitsteeksel zich aan een eerste zijde van elk van het eerste been en het tweede been bevinden zodanig dat een tweede zijde van elk van het eerste been en het tweede been overstaand aan de eerste zijde een contactoppervlak kan vormen met een zijde van de uitsparing die naar de voorzijde van het houten profiel gericht is. Het contactoppervlak bevindt zich hierdoor aan de zijde van de uitsparing waar zich het meeste warmte ontwikkelt in het geval van brand, namelijk aan de zijde die van de gevelwand is afgekeerd, oftewel die naar voren toe is gericht. Het eerste been en het tweede been kunnen zodanig sneller warmte wegleiden van het houten profiel dan wanneer het uitsteeksel zich aan de andere zijde van het eerste been en het tweede been zou bevinden.
Alternatief of bijkomend kunnen de ten minste twee houten profielen in de zijde overstaande aan de zijde met de uitsparing een uitstekende portie omvatten ingericht om opgenomen te worden door een deel van het niet-houten profiel. De uitstekende portie biedt een alternatieve wijze om duidelijk aan te geven hoe het houten profiel met het niet-houten profiel verbonden moet worden, en wordt voorkomen dat het niet-houten profiel op een niet correcte wijze met een houten profiel verbonden wordt.
Alternatief of bijkomend kan het niet-houten profiel voorts een derde been omvatten, waarbij het derde been ongeveer evenwijdig is met het eerste been, zodat tussen het eerste been en het derde been een opnameholte is waarin een deel van een houten profiel in kan worden opgenomen, of waarin de uitstekende portie van een houten profiel klemmend kan worden opgenomen. Het derde been vergroot, net zoals het eerste en het tweede been, de contactoppervlakte tussen het houten profiel en het niet-houten profiel. Het derde been voert ook warmte af en versterkt het koelend effect van het eerste been en het tweede been, en begunstigt dus de brandreactie van het houten profiel. Optioneel kan het derde been van het niet-houten profiel aanliggen tegen de achterzijde van het houten profiel, om zo het contactoppervlak tussen hout en niet-houten profiel verder te vergroten. Het derde been is dan in feite naar de gevelwand gericht, en kan als dusdanig eenvoudig gebruikt worden om het niet-houten profiel met de gevelwand verbonden te worden, zoals hieronder verder toegelicht wordt.
Alternatief of bijkomend kan het derde been van het niet-houten profiel een goot omvatten voor het verzonken opnemen van een bevestigingsmiddel voor bevestiging van het niet-houten profiel aan een gevelwand zijn. Voorts kan elk van de ten minste twee houten profielen voorzien zijn van een flens die zich vanuit de tweede zijde uitstrekt, waardoorheen een bevestigingsmiddel voor bevestiging met de gevelwand opneembaar is. De goot en de flens kunnen het bevestigen van het wandbekledingssysteem met de gevelwand vergemakkelijken. Het zal echter duidelijk zijn dat het wandbekledingssysteem ook op andere wijzen aan de gevelwand bevestigd kan worden zonder af te wijken van de beschermingsomvang van de conclusies.
Alternatief of bijkomend kan het wandbekledingssysteem een veelvoud aan houten profielen en een veelvoud aan niet-houten profielen omvatten waarbij elk houten profiel ingericht is voor verbinding met twee niet-houten profielen, en waarbij elk niet-houten profiel ingericht is voor verbinding met twee houten profielen om een systeem met opeenvolgend een houten profiel en een niet-houten profiel te verkrijgen. Dit systeem kan bijvoorbeeld verkregen worden door een eerste niet-houten profiel te plaatsen, aan dit eerste niet-houten profiel een eerste houten profiel te verbinden, aan dit eerste houten profiel een tweede niet-houten profiel te verbinden, aan dit tweede niet-houten profiel een tweede houten profiel te verbinden, enzovoorts.
Een voordeel van dit systeem is dat de totale oppervlakte bedekt door het systeem rechtstreeks afhankelijk is van het aantal houten profielen en niet-houten profielen.
Het systeem kan dus eenvoudig geplaatst worden aan gevels met verscheidene afmetingen door het aantal houten profielen en niet-houten profielen af te stellen op de afmetingen van de gevel.
Op die manier kan een hele gevelwand bekleed worden met het wandbekledingssysteem.
Volgens een aspect van de uitvinding 1s er voorzien een gevelwand voorzien van een wandbekledingssysteem zoals hierboven omschreven.
Bij voorkeur kan de gevelwand voorts een bevestigingssysteem omvatten ingericht voor het bevestigen van het wandbekledingssysteem aan de gevelwand.
Het bevestigingssysteem kan bijvoorbeeld een raamwerk, of een systeem van latten zijn dat tegen de gevel wordt geplaatst, en waartegen het wandbekledingssysteem kan worden bevestigd.
Het bevestigingssysteem bevindt zich dan utemmdelijk tussen het wandbekledingssysteem en de gevelwand.
Het bevestigingssysteem dient te voldoen aan de nationale voorschriften voor wandbekleding, zoals afgegeven door WTCB in België en Centrum Hout in Nederland.
Op voordelige wijze kan het bevestigingssysteem in hoofdzaak uit aluminium bestaan, bij voorkeur waarbij het bevestigingssysteem voorzien 1s van een coating, meer bij voorkeur waarbij het bevestigingssysteem voorzien 15 van een brandwerende coating.
Een bevestigingssysteem uit aluminium kan warmte wegleiden van een wandbekledingssysteem dat via dit bevestigingssysteem aan een gevelwand voorzien is.
Zodanig kan het bevestigingssysteem, gelijkaardig aan de niet-houten profielen van het wandbekledingssysteem, het ontbranden van een houten profiel vertragen, en dusdanig de brandreactie verlagen.
Alternatief of bijkomend kunnen de langwerpige houten profielen en de langwerpige niet-houten profielen van het wandbekledingssysteem zich in hoofdzaak in staande richting uitstrekken of zich in hoofdzaak in liggende richting bevinden ten opzichte van de gevelwand. Doorgaans zal het wandbekledingssysteem zodanig aan de gevelwand bevestigd worden dat de langwerpige houten profielen en de langwerpige niet-houten profielen horizontaal of verticaal zijn. Echter kan het wandbekledingssysteem even goed zodanig aan de gevelwand bevestigd worden dat de langwerpige houten profielen en de langwerpige niet-houten profielen een schuine oriëntatie hebben.
Volgens een aspect van de uitvinding is een set van delen voorzien omvattende een veelvoud van langwerpige houten profielen en een veelvoud van langwerpige niet-houten profielen, waarbij elk houten profiel is ingericht voor verbinding met het ten minste ene niet-houten profiel zodanig dat, wanneer de twee houten profielen verbonden zijn met eenzelfde niet- houten profiel, de houten profielen zich op afstand van elkaar bevinden met het niet-houten profiel ertussen, en waarbij de houten profielen in hoofdzaak balkvormige profielen zijn omvattende een voorzijde en een overstaande achterzijde in langsrichting van het houten profiel, alsook een eerste zijde en een overstaande tweede zijde die zich in langsrichting uitstrekken tussen de voorzijde en de achterzijde, waarbij de eerste en de tweede zijde zijn ingericht voor verbinding met het niet-houten profiel, waarbij tenminste een overgang tussen de voorzijde en de eerste zijde en/of tussen de voorzijde en de tweede zijde en/of tussen de achterzijde en de eerste zijde en/of tussen de achterzijde en de tweede zijde afgerond en/of afgeschuind is.
BEKNOPTE BESCHRIJVING VAN DE FIGUREN De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld dat in een tekening is weergegeven. De tekening toont in de figuren: Fig. 1 toont een schematisch zijaanzicht van een deel van een gevel voorzien van een wandbekledingssysteem, Fig. 2 toont een zijaanzicht van een wandbekledingssysteem, Fig. 3 toont een zijaanzicht van een wandbekledingssysteem, Fig. 4 toont een zijaanzicht van een wandbekledingssysteem.
Opgemerkt wordt dat de figuren slechts schematische weergaven zijn van uitvoeringsvoorbeelden van de uitvinding. Gelijke onderdelen worden met gelijke verwijzingscijfers aangeduid.
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE FIGUREN Elk van de Figuren 1, 2 en 3 toont een schematisch zijaanzicht van een gevel voorzien van een wandbekledingssysteem 1. Het wandbekledingssysteem 1 1s via een bevestigingssysteem 2 bevestigd aan een gevel 4. Het bevestigingssysteem 2 is schematisch weergegeven, en kan bijvoorbeeld een raamwerk 2 zijn dat eenvoudig aan de gevel 4 te monteren 1s. Het monteren van het raamwerk 2 kan bijvoorbeeld slechts vereisen dat op een beperkt aantal punten van de gevel 4 een gat geboord dient te worden voor het inbrengen van een verankerelement waaraan het raamwerk 2 opgehangen wordt. Een dergelijk verankerelement kan zich bijvoorbeeld doorheen de gevel 4 uitstrekken, waarbij bereikt wordt dat een dragende verbinding tussen de gevel 4 en het raamwerk gevormd wordt. Het raamwerk 2 kan voorts dan voorzien voor het eenvoudig opnemen van het wandbekledingssysteem 1. Hierbij wordt de situatie voorkomen waarbij, indien het wandbekledingssysteem 1 rechtstreeks aan de gevel 4 bevestigd wordt, er een groot aantal kleine gaten in de gevel geboord dienen te worden. Een dergelijke kleine opening heeft echter het risico geen dragende verbinding te kunnen ondersteunen, bijvoorbeeld wanneer de opening zich enkel in een gipslaag of in verbrokkelend voegsel van een gevel bevindt. Daarnaast vereist het aanbrengen van een groot aantal kleine opening meer werkuren, en 15 de repetitieve aard van het aanbrengen van een groot aantal kleine opening vatbaar voor het introduceren van menselijke fouten. Ook eventueel oneffenheden in de gevel 4 kunnen door het voorzien van een bevestigingssysteem worden weggewerkt. Ook zorgt het voorzien van een bevestigingssysteem voor voldoende ventilatie achter het wandbekledingssysteem en tussen de gevel en het wandbekledingssysteem, hetgeen gunstig is voor de levensduur van het wandbekledingssysteem. Een raamwerk 2 voorziet dus in een eenvoudigere en veiligere manier om het wandbekledingssysteem 1 aan de gevel 4 te bevestigen.
Het wandbekledingssysteem 1 weergegeven in Figuren 1, 2 en 3 omvat twee langwerpige houten profielen 6, 7 en een langwerpig niet- houten profiel 8, zoals bijvoorbeeld een aluminiumprofiel 8. Het aluminiumprofiel 8 is verbonden met de twee houten profiel 6, 7 zodanig dat de twee houten profielen 6 zich op een afstand A van elkaar bevinden. Deze afstand A is niet noodzakelijkerwijs gelijk tussen elke twee opeenvolgende houten profielen 6. Met name voor esthetische doeleinden kan de afstand A variëren overheen opeenvolgende houten profielen.
Daarnaast dient ook opgemerkt te worden dat de houten profielen 6, 7 en het aluminiumprofiel 8 samen het bevestigingssysteem 2 volledig bedekken. Het bevestigingssysteem 2 zo ook de gevel 4 worden dusdanig van een eventuele brand afgeschermd door de profielen 6, 7, 8. Een gevolg hiervan is dat het bevestigingssysteem 2 zelf geen aanpassingen hoeft te ondergaan met als doel de brandreactie van het wandbekledingssysteem 1 te verbeteren. Met andere woorden, dankzij het dekkende karakter van het wandbekledingssysteem 1 wordt een betere brandreactie gehaald, ook indien voort een “standaard” bevestigingssysteem gebruikt wordt. Een gebruiker is dus ook niet genoodzaakt om een aangepast bevestigingssysteem te gebruiken in combinatie met het wandbekledingssysteem 1, maar kan eventueel gebruik maken van hem reeds vertrouwde bevestigingssystemen.
De houten profielen 6, 7 zijn onbehandelde houten profielen 6, 7.
Meer specifiek zijn de houten profielen 6, 7 niet behandeld met brandvertragende middelen.
Elk houten profiel 6, 7 omvat een voorzijde 10 en een overstaande achterzijde 12, alsook een eerste zijde 14 en een tweede zijde 16 die zich uitstrekken tussen de voorzijde 10 en de achterzijde 12.
Figuur 1 toont houten profielen 6, 7 die een eerste afronding 24 omvatten waar de voorzijde 10 en de tweede zijde 16 samenkomen en een tweede afronding 40 omvatten daar waar de voorzijde 10 en de eerste zijde 14 samenkomen. Wanneer het wandbekledingssysteem 1, waarvan ook het houten profiel 7, in brand staat, ontstaat er een warme luchtstroom die warmte van het brandend houten profiel 7 in de richting van het houten profiel 6 voert. Het houten profiel 6 neemt warmte op uit deze warme luchtstroom, echter zonder aanvankelijk zelf brand te vatten. Pas wanneer een punt van het houten profiel 6 een bepaalde hoeveelheid energie, i.e. warmte, bevat zal dit punt spontaan brand vatten. De afronding 24 verbetert de warmtegeleiding van de warme luchtstroom. Hierdoor hoopt de warmte zich minder snel op en duurt het dus langer voor het houten profiel 6 brand vat.
De afronding 24 van houten profiel 7 heeft een straal R. Deze straal R kan tussen 1 en 10 mm, bij voorkeur tussen 2 en 5 mm, meer bij voorkeur 3 mm zijn. De straal R is, om te drukke figuren te voorkomen, enkel op het houten profiel 7 aangeduid. De straal van de afronding 24 van het houten profiel 6 kan ook tussen 1 en 10 mm, bij voorkeur tussen 2 en 5 mm, meer bij voorkeur 3 mm zijn, doch dient opgemerkt te worden dat de straal R van de afronding 24 van een veelvoud aan houten profielen niet noodzakelijkerwijs hetzelfde hoeft te zijn voor elk houten profiel. Zo kan,
bijvoorbeeld, een eerste houten profiel een afronding 24 hebben met een straal R van 3 mm, en kan een daaropvolgend houten profiel een afronding 24 hebben met een straal R van 5 mm. Ook hoeft de straal R van de afronding 24 niet noodzakelijkerwijs gelijk te zijn aan de straal R van de afronding 40. Deze verscheidenheid aan afrondingen kan bijvoorbeeld om esthetische redenen zijn.
Figuur 2 toont houten profielen 6, 7 die een afschuining 28 omvatten. De afschuining 28 begunstigt, zoals de afronding 24, de geleiding van een warme luchtstroom langsheen het houten profiel 6. De afschuining 28 van houten profiel 7 heeft een hoek H. Deze hoek H kan tussen 25 — 60 graden, bij voorkeur tussen 30 — 50 graden, meer bij voorkeur ongeveer 45 graden. De hoek H is, om te drukke figuren te voorkomen, enkel op het houten profiel 7 aangeduid. De hoek van de afschuining 28 van het houten profiel 6 kan ook tussen 25 — 60 graden, bij voorkeur tussen 30 — 50 graden, meer bij voorkeur ongeveer 45 graden zijn, doch dient opgemerkt te worden dat de hoek H van de afschuining 28 van een veelvoud aan houten profielen miet noodzakelijkerwijs hetzelfde hoeft te zijn voor elk houten profiel. Zo kan, bijvoorbeeld, een eerste houten profiel een afschuining 28 hebben met een hoek H van 40 graden, en kan een daaropvolgend houten profiel een afschuining 28 hebben met een hoek H van 50 graden. Deze verscheidenheid aan afschuiningen kan bijvoorbeeld om esthetische redenen zijn.
Figuur 3 toont houten profielen 6, 7 die een afronding 24 en een afschuining 28 omvatten. Een combinatie van de afronding 24 en de afschuining 28 kan bijvoorbeeld interessant zijn voor het geleiden van warme lucht effect langsheen een substantieel gedeelte van de tweede zijde 16 met een minimale verwijdering van hout. Hierbij wordt de invloed van de afronding 24 en de afschuning 28 dus wel gecombineerd, maar dit hoeft dus niet noodzakelijkerwijs tot een betere totale geleiding te leiden. Uiteraard kan de combinatie van de afronding 24 en de afschuining 28 ook om zuiver esthetische redenen interessant zijn.
Zoals hierboven vermeld is het niet-houten profiel 8 een aluminiumprofiel 8. Aluminium is een goede warmtegeleider.
Door het contact tussen het aluminiumprofiel 8 en het houten profiel 6 zal warmte zich minder snel ophopen in het houten profiel 6, omdat een deel van de warmte opgenomen door het houten profiel 6 terug afgevoerd wordt via het aluminiumprofiel 8. Het aluminiumprofiel 8 kan voorzien zijn van een coating, bijvoorbeeld een brandwerende coating.
De brandwerende coating kan bijvoorbeeld een brandwerende verf zijn die ingericht is om een bij brand een isolerend schuim te vormen.
Dit isolerend schuim vult dan, ten mimmste gedeeltelijk, de ruimte tussen de tweede zijde 16 van het houten profiel 6 en de eerste zijde 14 van het houten profiel 7. Het isolerend schuim vormt dan een fysieke barrière waardoor het stromen van hete lucht van de eerste zijde 14 van het houten profiel 7 naar de tweede zijde 16 van het houten profiel 6 verhinderd wordt.
Daarnaast kan een coating het aluminiumprofiel 8 afschermen van weersomstandigheden, wat de duurzaamheid van het aluminiumprofiel 8 en het wandbekledingssysteem 1 als geheel ten goede komt.
Het zal echter duidelijk zijn dat deze brandwerende coating niet noodzakelijkerwijs aanwezig moet zijn voor het verbeteren van de brandreactie van het wandbekledingssysteem.
Ook zonder brandwerende coating kan een gunstige brandreactie worden bereikt, bijvoorbeeld met anodisatie van het aluminiumprofiel 8 in plaats van, of bijkomstig op, een coating.
Zoals getoond in elk van de Figuren 1, 2 en 3, omvatten de eerste zijde 14 en de tweede zijde 16 een respectievelijk een eerste uitsparing 18 en een tweede uitsparing 19 voor het opnemen van het aluminiumprofiel 8 tussen de twee houten profielen 16. Het aluminiumprofiel 8 bevat hiertoe een eerste been 20 en een tweede been 22 waarbij het eerste been 20 opgenomen wordt in de tweede uitsparing 19 van de tweede zijde 16 van het eerste houten profiel 6 en waarbij het tweede been 22 opgenomen wordt in de eerste uitsparing 18 van de eerste zijde 14 van het tweede houten profiel
7. Het eerste been 20 en het tweede been 22 vergroten het contactoppervlak tussen het aluminiumprofiel 8 en de houten profielen 6, 7. Dit begunstigt de warmteoverdracht tussen het aluminiumprofiel 8 en de houten profielen 6, 7, waardoor een houten profiel langer aan hitte blootgesteld kan worden alvorens brand te vatten.
De twee houten profielen 6, 7 bevinden zich op een afstand A van elkaar wanneer deze verbonden zijn met het aluminiumprofiel 8, en kan deze afstand A variëren overheen opeenvolgende houten profielen. Het variëren van de afstand A overheen opeenvolgende houten profielen kan bijvoorbeeld bereikt worden door het voorzien van verschillende aluminiumprofielen 8 waarbij een lengte van het tweede been 22 voor verschillende aluminiumprofielen 8 anders kan zijn. Gelijkaardig kunnen de afmetingen van de voorzijde 10 en de achterzijde 12 en/of de eerste zijde 14 en de tweede zijde 16 variëren tussen verschillende houten profielen 6, 7 voor esthetische doeleinden. In Figuren 1, 2 en 3 is bijvoorbeeld weergegeven dat het houten profiel 7 een langere eerste zijde 14 en tweede zijde 16 heeft dan het houten profiel 6.
Zoals getoond op de figuren worden de gevel 4 en het wandbevestigingssysteem 2 door de houten profielen 6, 7 en het aluminiumprofiel 8 afgeschermd van de omgeving. Het gevolg hiervan is dat de gevel 4 en het wandbevestigingssysteem 2, in geval van brand, niet rechtstreeks aan een vlam worden blootgesteld. Dit stelt het wandbevestigingssysteem 2 vrij van de vereiste brandreactie, daar een bepaalde brandreactie enkel vereist is voor onderdelen die aan een vlam worden blootgesteld. Dankzij het wandbekledingssysteem 1 hoeft het wandbevestigingssysteem 2 dus niet aan een bepaalde brandvereiste te voldoen, en kan een eenvoudiger en/of goedkoper wandbevestigingssysteem gebruikt worden. Voorts heeft het wandbevestigingssysteem 2 dusdanig geen invloed op de brandreactie van het wandbekledingssysteem 1, en voorkomt het wandbekledingssysteem 1 dus dat diens voordelige brandreactie teniet wordt gedaan wegens een nadelige brandreactie van het wandbevestigingssysteem 2. Het eerste been 20 en het tweede been 22 omvatten elks een uitsteeksel 26 zodanig dat elk van het eerste been 20 en het tweede been 22 klemmend opneembaar is in respectievelijk de tweede uitsparing 19 van het eerste houten profiel 6 en in de eerste uitsparing 18 van het tweede houten profiel 7. Het uitsteeksel 26 bevindt zich aan een zijde van het eerste been 20 of het tweede been 22 dat naar de gevel 4 gericht is. Hierdoor wordt het contactoppervlak tussen de benen 20, 22 en de wtsparingen 18, 19 gevormd aan die zijde van de uitsparingen 18, 19 waar zich het meest warmte ontwikkelt in het geval van een brand, namelijk aan de zijde die van de gevelwand is afgekeerd, oftewel die naar voren toe is gericht. De benen 18, 19 kunnen zodanig sneller warmte weggeleiden van het houten profiel 6, 7 dan wanneer het uitsteeksel 26 zich aan een andere zijde van de benen 18, 19 zou bevinden. Bij voorkeur strekken elk van het eerste been 20 en het tweede been 22 zich voor ongeveer 10 - 12mm uit in hun respectieve uitsparing 18,
19. Het zich voor ongeveer 10 - 12mm uitstrekken van het eerste been 20 en het tweede been 22 in hun respectieve uitsparing 18, 19 zorgt er voor dat de houten profielen 6, 7 onder invloed van omgevingstemperaturen kan vervormen, in het bijzonder kan krimpen, zonder dat het contactoppervlak tussen het eerste been 20 of het tweede been 22 met hun respectieve uitsparing 18, 19 verbroken wordt. De uitsparing in het houten profiel is bij voorkeur ongeveer 10% van de lengte van het houten profiel om eventuele werking van het hout, onder invloed van omgevingsomstandigheden zoals temperatuur, op te kunnen vangen. De lengte van ongeveer 10 à 12 mm van het been die in de uitsparing van het houten profiel steekt, kan zorgen voor ene goede afdichting, ook wanneer het houten profiel gaat werken. Het aluminiumprofiel 8 omvat voorts een derde been 30 dat een eerste portie 30a omvat dat evenwijdig is met het eerste been 20 en een tweede portie 30b omvat dat loodrecht 1s met het eerste been20. De eerste portie 30a van het derde been 30 ligt aan tegen de achterzijde 12 van het houten profiel 6. De tweede portie 30b van het derde been 30 ligt aan tegen de tweede zijde 16 van het houten profiel 6. Het derde been 30 vergroot het contactoppervlak tussen houten profiel 6 en het aluminium profiel 8. Net zoals het eerste been 20 en het tweede been 22 bevordert het derde been 30 de warmteoverdracht tussen het houten profiel 6 en het aluminiumprofiel 8, waardoor het brand vatten van het houten profiel 6 vertraagd wordt.
Het derde been 30 omvat een goot 32 voor het verzonken opnemen van een bevestigingsmiddel 34, hier weergegeven als een schroef 34. De schroef 34 verbindt het aluminiumprofiel 8, en dusdanig het wandbekledingssysteem 1, met het bevestigingssysteem 2. De houten profielen 6, 7 omvatten voorts een flens 36, welke ingericht is om, net als de goot 32, een schroef 34 op te nemen om de houten profielen 6, 7 te verbinden met het bevestigingssysteem 2. Het is van belang op te merken dat beide schroeven 34, ten gevolge van de posities van de goot 32 en de flens 36, afgeschermd zijn van de buitenlucht door de houten profielen 6, 7 en het aluminiumprofiel 8. Hierdoor duurt het lang alvorens een vlam tijdens een eventuele brand de schroeven bereikt 34. Het gevolg hiervan 1s dat de vaste bevestiging van het wandbekledingssysteem 1 aan de gevel 4 via het bevestigingssysteem 2 relatief lang gehouden wordt in het geval van brand.
Het loskomen van een wandbekleding ten gevolge van brand is namelijk van belang voor de brandreactie van deze wandbekleding.
Daarnaast worden de schroeven ook afgeschermd van alle weersomstandigheden, wat een duurzame bevestiging van het wandbekledingssysteem 1 als gevolg heeft.
Ten aanzien van het langer houden van voornoemde vaste bevestiging genieten schroeven dan ook de voorkeur ten opzichte van bijvoorbeeld nagels, omdat via de schroefdraad van de schroeven een stevigere verbinding verkregen wordt.
Figuren 1, 2 en 3 tonen wandbekledingssystemen 1 die een afronding 24, een afschuining 28 of beide omvatten. De overgang tussen de voorzijde 10 en de tweede zijde 16 kan bij deze wandbekledingssystemen 1 in een profielaanzicht van de houten profielen 6, 7 dus gezien worden als een cirkelgedeelte, een schuine lijn of een combinatie van een cirkelgedeelte en een schuine lijn. Het zal echter duidelijk zijn dat meerdere varianten mogelijk zijn, en dat de overgang een veelvoud aan curves en rechte lijnen kan omvatten. Voorts tonen Figuren 1, 2 en 3 enkel een dergelijke overgang tussen de voorzijde 10 en de tweede zijde 16. Een dergelijk overgang kan zich echter even goed tussen de voorzijde 10 en de eerste zijde 14, tussen de achterzijde 12 en de tweede zijde 16, en/of tussen de achterzijde 12 en de eerste zijde 14 bevinden.
De houten profielen in de figuren 1, 2 en 3 kunnen zowel in horizontale richting als in verticale richting tegen een gevelwand worden bevestigd.
Fig. 4 toont een zijaanzicht van een wandbekledingssysteem 1. Het wandbekledingssysteem 1 omvat twee houten profielen 6, 7 en een aluminiumprofiel 8. Elk houten profiel 6, 7 omvat een voorzijde 10 en een overstaande achterzijde 12, alsook een eerste zijde 14. Een tweede zijde 16 1s aangeduid met een stippellijn. De houten profielen 6, 7 omvatten een afronding 24 en een afschuining 28 waar de voorzijde 10 en de tweede zijde 16 samenkomen. Voorts omvatten de houten profielen 6, 7 een tweede afronding 40 en een tweede afschuining 42 waar de voorzijde 10 en de eerste zijde 16 samenkomen. De tweede afronding 40 en de tweede afschuining 42 vervullen een gelijkaardige functie als de eerste afronding 24 en de eerste afschuining 28. Het verschil is echter dat de tweede afronding 40 en de tweede afschuining 42 een warme luchtstroom geleiden die, in dit voorbeeld, van het houten profiel 6 naar het houten profiel 7 stroomt, terwijl de eerste afronding 24 en de eerste afschuining 28 een warme luchtstroom geleiden die van het houten profiel 7 naar het houten profiel 6 stroomt. Dankzij de tweede afronding 40 en de tweede afschuining 42 is de brandreactie van het wandbekledingssysteem 1 in zekere mate onafhankelijk van de richting waarin een eventuele brand zich uitbreidt. Dit is met name van belang wanneer de houten profielen verticaal gepositioneerd zijn en een brandend houten profiel aan zowel aan diens eerste zijde 14 als aan diens tweede zijde 16 een warme luchtstroom genereert die warmte naar een aangrenzend houten profiel kan leiden. Bij horizontaal geplaatste houten profielen ligt dit anders, daar bij horizontale profielen verwacht kan worden dat een warme luchtstroom voornamelijk warmte naar een bovenliggend houten profiel leidt.
Zoals weergegeven op Figuur 4, heeft de tweede afronding 40 een straal R2 en heeft de tweede afschuining 42 een hoek H2. De voorkeursafmetingen van de straal R2 en de hoek H2 zijn dezelfde als deze van de straal R en de hoek H van de eerste afronding 24 en de eerste afschuining 28, doch dient opgemerkt te worden dat, voor een zelfde houten profiel, de straal R van een eerste afronding 24 niet noodzakelijkerwijs gelijk is aan de straal R2 van een tweede afronding 40, en dat de hoek H van een eerste afschuining 28 niet noodzakelijkerwijs gelijk is aan de hoek H2 van een tweede afschuining. Gelijkaardig is de hoek H2 of de straal R2 ook niet noodzakelijkerwijs gelijk overheen een veelvoud van houten profielen, maar kunnen verschillende houten profielen verschillende hoeken H2 en/of stralen R2 hebben.
Terug verwijzend naar Figuur 4, de tweede zijde 16 omvat voorts een uitstekende portie 38. Dit in tegenstelling tot de wandbekledingssystemen 1 weergegeven in Figuren 1, 2 en 3, waar de tweede zijde 16 een tweede uitsparing 19 omvat. De uitstekende portie 38 zoals weergegeven in Figuur 41s mgericht om opgenomen te worden tussen een eerste been 20 en een derde been 30 van het aluminiumprofiel 8. De afstand A tussen de twee houten profielen 6, 7 is hier de afstand tussen de uitstekende portie 38 van het houten profiel 6 en de eerste zijde 14 van het houten profiel 7.
Opgemerkt wordt dat de figuren een verticale wandbekleding weergeven. Het zal echter duidelijk zijn dat een wandbekleding ook op schuine of zelfs horizontale vlakken gemonteerd kan worden. Het woord “gevel” dient dus niet limitatief geïnterpreteerd te worden als zijnde een verticaal oppervlak. Voorts zij opgemerkt dat de wandbekleding zowel binnen als buiten kan worden toegepast. Het woord wandbekleding kan dus ook gelezen worden als dakbekleding, plafondbekleding, of gevelbekleding en kan zowel aan exterieur als interieur aan een gebouw bevestigd worden.
Doorheen deze openbaring worden de houten profielen als balkvormig omschreven. Wegens de verhouding tussen de verschillende afmetingen van de houten profielen zullen de houten profiel echter voornamelijk een plankvormig profiel benaderen. Het zal echter duidelijk zijn voor de vakman dat balkvormig ook als plankvormig gelezen kan worden.
Voor de duidelijkheid en een beknopte beschrijving zijn hierin kenmerken beschreven als deel van dezelfde of verschillende uitvoeringsvormen, echter zal het duidelijk zijn dat de beschermingsomvang van de uitvinding uitvoeringsvormen kan omvatten met combinaties van alle of sommige van de beschreven kenmerken. Het zal worden begrepen dat de getoonde uitvoeringsvormen dezelfde of soortgelijke componenten hebben, afgezien van waar ze als anders beschreven zijn.
In de conclusies zullen tussen haakjes geplaatste verwijzingstekens niet als beperkt opgevat mogen worden voor de conclusie. Het woord ‘omvattende’ sluit de aanwezigheid van andere kenmerken of stappen dan die die in een conclusie zijn vermeld niet uit. Verder mogen de woorden ‘een’ en ‘ene’ niet worden opgevat als beperkend tot ‘slechts één’, maar worden in plaats daarvan gebruikt om ‘ten minste één’ aan te duiden, en sluiten een meervoud niet uit. Het enkele feit dat bepaalde maatregelen in onderling verschillende conclusies worden geciteerd, betekent niet dat een combinatie van deze maatregelen niet ter voordeel kan worden gebruikt.
Vele varianten zullen duidelijk zijn voor de vakman.
Alle varianten worden geacht te zijn omvat binnen de beschermingsomvang van de uitvinding als gedefinieerd in de volgende conclusies.

Claims (25)

CONCLUSIES
1. Wandbekledingssysteem voor bevestiging aan een gevelwand omvattende: ten minste twee langwerpige houten profielen; en ten minste één langwerpig niet-houten profiel; waarbij elk houten profiel is ingericht voor verbinding met het ten minste ene niet-houten profiel zodanig dat, wanneer de twee houten profielen verbonden zijn met eenzelfde niet-houten profiel, de houten profielen zich op afstand van elkaar bevinden met het niet-houten profiel ertussen, en waarbij de houten profielen in hoofdzaak balkvormige profielen zijn omvattende een voorzijde en een overstaande achterzijde 1n langsrichting van het houten profiel, alsook een eerste zijde en een overstaande tweede zijde die zich in langsrichting uitstrekken tussen de voorzijde en de achterzijde, waarbij de eerste en de tweede zijde zijn ingericht voor verbinding met het niet-houten profiel, waarbij tenminste een overgang tussen de voorzijde en de eerste zijde en/of tussen de voorzijde en de tweede zijde en/of tussen de achterzijde en de eerste zijde en/of tussen de achterzijde en de tweede zijde afgeschuind is en/of afgerond is, waarbij de afronding een straal van tussen 1 en 10 mm, bij voorkeur tussen 2 en 5 mm, meer bij voorkeur van 3 mm heeft.
2. Wandbekledingssysteem volgens conclusie 1, waarbij tenminste een overgang tussen de voorzijde en de eerste zijde en/of tussen de voorzijde en de tweede zijde en/of tussen de achterzijde en de eerste zijde en/of tussen de achterzijde en de tweede zijde afgeschuind en/of afgerond is.
3. Wandbekledingssysteem volgens conclusie 2, waarbij de afschuining een hoek heeft van tussen 25 — 60 graden, bij voorkeur tussen — 50 graden, meer bij voorkeur ongeveer 45 graden.
4. Wandbekledingssysteem volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de houten profielen onbehandelde houten profiel zijn.
5. Wandbekledingssysteem volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het niet-houten profiel een metalen profiel is.
6. Wandbekledingssysteem volgens conclusie 5, waarbij het metalen profiel een aluminium profiel is.
7. Wandbekledingssysteem volgens conclusie 5 of 6, waarbij het metalen profiel voorzien is van een coating.
8. Wandbekledingssysteem volgens een der voorgaande conclusies, waarbij elk van de ten minste twee houten profielen in de eerste en/of de tweede zijde een uitsparing omvat voor het opnemen van ten minste een deel van het niet-houten profiel.
9. Wandbekledingssysteem volgens conclusie 8, waarbij elk van de ten minste twee houten profielen in de zijde overstaande aan de zijde met de uitsparing een tweede uitsparing omvat voor het opnemen van ten minste een deel van een tweede niet-houten profiel.
10. Wandbekledingssysteem volgens conclusie 8 of 9, waarbij het niet- houten profiel een eerste been en een tweede been omvat die elk insteekbaar zijn in de overeenkomstige uitsparing van één van de houten profielen.
11. Wandbekledingssysteem volgens conclusie 10, waarbij het eerste been van het niet-houten profiel is ingericht om opneembaar te zijn in een utsparing in de eerste zijde van het houten profiel, en waarbij het tweede been van het niet-houten profiel is ingericht om opneembaar te zijn in een uitsparing in de tweede zijde van het houten profiel.
12. Wandbekledingssysteem volgens conclusie 10 of 11, waarbij elk van het eerste been en het tweede been van het niet-houten profiel een uitsteeksel omvat zodanig dat elk van het eerste been en het tweede been klemmend opneembaar is in de overeenkomstige uitsparing van de eerste zijde en de tweede zijde van de houten profielen respectievelijk.
13. Wandbekledingssysteem volgens conclusie 12, waarbij het uitsteeksel zich aan een eerste zijde van elk van het eerste been en het tweede been bevindt zodanig dat een tweede zijde van elk van het eerste been en het tweede been overstaand aan de eerste zijde een contactoppervlak kan vormen met een zijde van de uitsparing die naar de voorzijde van het houten profiel gericht is.
14. Wandbekledingssysteem volgens een der conclusies 10 - 13, waarbij het niet-houten profiel voorts een derde been omvat, waarbij het derde been ongeveer evenwijdig is met het eerste been, zodat tussen het eerste been en het derde been een opnameholte is waarin een deel van een houten profiel in kan worden opgenomen.
15. Wandbekledingssysteem volgens conclusie 8, waarbij elk van de ten minste twee houten profielen in de zijde overstaande aan de zijde met de utsparing een uitstekende portie omvat ingericht om opgenomen te worden door een deel van het niet-houten profiel.
16. Wandbekledingssysteem volgens conclusie 12 of 13, waarbij het niet-houten profiel voorts een derde been omvat, waarbij het derde been ongeveer evenwijdig is met het eerste been, zodat tussen het eerste been en het derde been een opnameholte is waarin de uitstekende portie van een houten profiel klemmend kan worden opgenomen.
17. Wandbekledingssysteem volgens conclusie 14 of 16, waarbij het derde been van het niet-houten profiel aanligt tegen de achterzijde van het houten profiel.
18. Wandbekledingssysteem volgens een der conclusies 13, 15 of 16, waarbij het derde been van het niet-houten profiel een goot omvat voor het verzonken opnemen van een bevestigingsmiddel voor bevestiging van het niet-houten profiel aan een gevelwand.
19. Wandbekledingssysteem volgens een der voorgaande conclusies, waarbij elk van de ten minste twee houten profielen voorzien is van een flens die zich vanuit de tweede zijde uitstrekt, waardoorheen een bevestigingsmiddel voor bevestiging met de gevelwand opneembaar 1s.
20. Wandbekledingssysteem volgens een der voorgaande conclusies, omvattende een veelvoud aan houten profielen en een veelvoud aan niet- houten profielen waarbij elk houten profiel ingericht is voor verbinding met twee niet-houten profielen, en waarbij elk niet-houten profiel ingericht is voor verbinding met twee houten profielen om een systeem met opeenvolgend een houten profiel en een niet-houten profiel te verkrijgen.
21. Gevelwand voorzien van een wandbekledingssysteem volgens een der voorgaande conclusies.
22. Gevelwand volgens conclusie 21, voorts omvattende een bevestigingssysteem ingericht voor het bevestigen van het wandbekledingssysteem aan de gevelwand.
23. Gevelwand volgens conclusie 22, waarbij het bevestigingssysteem in hoofdzaak wt aluminium bestaat, bij voorkeur waarbij het bevestigingssysteem voorzien is van een coating.
24. Gevelwand volgens een van de conclusies 21 - 23, waarbij de langwerpige houten profielen en de langwerpige niet-houten profielen van het wandbekledingssysteem zich in hoofdzaak in staande richting _ wtstrekken of zich in hoofdzaak in liggende richting bevinden ten opzichte van de gevelwand.
25. Set van delen omvattende een veelvoud van langwerpige houten profielen en een veelvoud van langwerpige niet-houten profielen, waarbij elk houten profiel is ingericht voor verbinding met het ten minste ene niet- houten profiel zodanig dat, wanneer de twee houten profielen verbonden zijn met eenzelfde niet-houten profiel, de houten profielen zich op afstand van elkaar bevinden met het niet-houten profiel ertussen, en waarbij de houten profielen in hoofdzaak balkvormige profielen zijn omvattende een voorzijde en een overstaande achterzijde 1n langsrichting van het houten profiel, alsook een eerste zijde en een overstaande tweede zijde die zich in langsrichting wtstrekken tussen de voorzijde en de achterzijde, waarbij de eerste en de tweede zijde zijn ingericht voor verbinding met het niet-houten profiel, waarbij tenminste een overgang tussen de voorzijde en de eerste zijde en/of tussen de voorzijde en de tweede zijde en/of tussen de achterzijde en de eerste zijde en/of tussen de achterzijde en de tweede zijde afgerond en/of afgeschuind is, waarbij de afronding een straal van tussen 1 en 10 mm, bij voorkeur tussen 2 en 5 mm, meer bij voorkeur van 3 mm heeft.
NL2026984A 2020-11-25 2020-11-25 Wandbekledingssysteem NL2026984B1 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2026984A NL2026984B1 (nl) 2020-11-25 2020-11-25 Wandbekledingssysteem
EP21210252.9A EP4050178A1 (en) 2020-11-25 2021-11-24 Wall cladding system

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2026984A NL2026984B1 (nl) 2020-11-25 2020-11-25 Wandbekledingssysteem

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2026984B1 true NL2026984B1 (nl) 2022-07-04

Family

ID=78822453

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2026984A NL2026984B1 (nl) 2020-11-25 2020-11-25 Wandbekledingssysteem

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL2026984B1 (nl)

Similar Documents

Publication Publication Date Title
JP5752027B2 (ja) 建具
JP6246251B2 (ja) 建具
KR102001840B1 (ko) 범용 프레임 구조체 및 이를 이용한 지진 충격 흡수 구조를 가진 커튼월
NL2026984B1 (nl) Wandbekledingssysteem
JP5746961B2 (ja) 建具
BE1028822B1 (nl) Wandbekledingssysteem
US8881640B2 (en) Architectural mesh forced entry system
KR102342704B1 (ko) 건축용 외장패널 행거 및 외장패널 구조체
KR102332883B1 (ko) 건축 내,외장용 내진 패널 조립체
RU2647523C1 (ru) Фасадная конструкция
EP0704596A1 (en) Fire-resistant, aluminium casing
JP5653896B2 (ja) 建具
CN210194991U (zh) 一种铝板幕墙的安装结构
CH685783A5 (de) Vorgehängte Fassade mit Brandstop-Hinterlüftungsprofil.
JP3151192B2 (ja) 高架構造物等の桁裏面に取付けられる足場兼用パネル
KR200417025Y1 (ko) 방화유리가 부착되는 구조를 갖는 발코니 난간
KR102089940B1 (ko) 화재 확산 방지를 위한 방화 구조
JP2018162600A (ja) 装飾格子の取付け装置
EP4050178A1 (en) Wall cladding system
EP3441538A1 (en) Wall system with columns of metal
JP5778850B2 (ja) 建具
KR101474720B1 (ko) 데크용 가드레일포스트
JP3818440B2 (ja) バルコニー用シャッタ装置
KR20200028107A (ko) 건축물 외장패널 시공용 프레임구조
KR102664746B1 (ko) 건축 내진 외장판넬 시공장치