NL2026274B1 - Laadkabelgeleideinrichting en werkwijze - Google Patents

Laadkabelgeleideinrichting en werkwijze Download PDF

Info

Publication number
NL2026274B1
NL2026274B1 NL2026274A NL2026274A NL2026274B1 NL 2026274 B1 NL2026274 B1 NL 2026274B1 NL 2026274 A NL2026274 A NL 2026274A NL 2026274 A NL2026274 A NL 2026274A NL 2026274 B1 NL2026274 B1 NL 2026274B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
span
charging cable
arm
span arm
carriage
Prior art date
Application number
NL2026274A
Other languages
English (en)
Inventor
Hugo Sluijter Robert
James Hemmingway Wilkinson Simon
Wilhelmus Van Den Brande Camille
Original Assignee
C10 Design & Dev B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by C10 Design & Dev B V filed Critical C10 Design & Dev B V
Priority to NL2026274A priority Critical patent/NL2026274B1/nl
Priority to PCT/NL2021/050507 priority patent/WO2022035319A1/en
Priority to NL2028976A priority patent/NL2028976A/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL2026274B1 publication Critical patent/NL2026274B1/nl

Links

Classifications

    • HELECTRICITY
    • H02GENERATION; CONVERSION OR DISTRIBUTION OF ELECTRIC POWER
    • H02GINSTALLATION OF ELECTRIC CABLES OR LINES, OR OF COMBINED OPTICAL AND ELECTRIC CABLES OR LINES
    • H02G11/00Arrangements of electric cables or lines between relatively-movable parts
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B60VEHICLES IN GENERAL
    • B60LPROPULSION OF ELECTRICALLY-PROPELLED VEHICLES; SUPPLYING ELECTRIC POWER FOR AUXILIARY EQUIPMENT OF ELECTRICALLY-PROPELLED VEHICLES; ELECTRODYNAMIC BRAKE SYSTEMS FOR VEHICLES IN GENERAL; MAGNETIC SUSPENSION OR LEVITATION FOR VEHICLES; MONITORING OPERATING VARIABLES OF ELECTRICALLY-PROPELLED VEHICLES; ELECTRIC SAFETY DEVICES FOR ELECTRICALLY-PROPELLED VEHICLES
    • B60L53/00Methods of charging batteries, specially adapted for electric vehicles; Charging stations or on-board charging equipment therefor; Exchange of energy storage elements in electric vehicles
    • B60L53/10Methods of charging batteries, specially adapted for electric vehicles; Charging stations or on-board charging equipment therefor; Exchange of energy storage elements in electric vehicles characterised by the energy transfer between the charging station and the vehicle
    • B60L53/14Conductive energy transfer
    • B60L53/18Cables specially adapted for charging electric vehicles
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B60VEHICLES IN GENERAL
    • B60LPROPULSION OF ELECTRICALLY-PROPELLED VEHICLES; SUPPLYING ELECTRIC POWER FOR AUXILIARY EQUIPMENT OF ELECTRICALLY-PROPELLED VEHICLES; ELECTRODYNAMIC BRAKE SYSTEMS FOR VEHICLES IN GENERAL; MAGNETIC SUSPENSION OR LEVITATION FOR VEHICLES; MONITORING OPERATING VARIABLES OF ELECTRICALLY-PROPELLED VEHICLES; ELECTRIC SAFETY DEVICES FOR ELECTRICALLY-PROPELLED VEHICLES
    • B60L53/00Methods of charging batteries, specially adapted for electric vehicles; Charging stations or on-board charging equipment therefor; Exchange of energy storage elements in electric vehicles
    • B60L53/30Constructional details of charging stations
    • B60L53/31Charging columns specially adapted for electric vehicles
    • HELECTRICITY
    • H02GENERATION; CONVERSION OR DISTRIBUTION OF ELECTRIC POWER
    • H02GINSTALLATION OF ELECTRIC CABLES OR LINES, OR OF COMBINED OPTICAL AND ELECTRIC CABLES OR LINES
    • H02G3/00Installations of electric cables or lines or protective tubing therefor in or on buildings, equivalent structures or vehicles
    • H02G3/02Details
    • H02G3/04Protective tubing or conduits, e.g. cable ladders or cable troughs
    • H02G3/0493Service poles
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y02TECHNOLOGIES OR APPLICATIONS FOR MITIGATION OR ADAPTATION AGAINST CLIMATE CHANGE
    • Y02TCLIMATE CHANGE MITIGATION TECHNOLOGIES RELATED TO TRANSPORTATION
    • Y02T10/00Road transport of goods or passengers
    • Y02T10/60Other road transportation technologies with climate change mitigation effect
    • Y02T10/70Energy storage systems for electromobility, e.g. batteries
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y02TECHNOLOGIES OR APPLICATIONS FOR MITIGATION OR ADAPTATION AGAINST CLIMATE CHANGE
    • Y02TCLIMATE CHANGE MITIGATION TECHNOLOGIES RELATED TO TRANSPORTATION
    • Y02T10/00Road transport of goods or passengers
    • Y02T10/60Other road transportation technologies with climate change mitigation effect
    • Y02T10/7072Electromobility specific charging systems or methods for batteries, ultracapacitors, supercapacitors or double-layer capacitors
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y02TECHNOLOGIES OR APPLICATIONS FOR MITIGATION OR ADAPTATION AGAINST CLIMATE CHANGE
    • Y02TCLIMATE CHANGE MITIGATION TECHNOLOGIES RELATED TO TRANSPORTATION
    • Y02T90/00Enabling technologies or technologies with a potential or indirect contribution to GHG emissions mitigation
    • Y02T90/10Technologies relating to charging of electric vehicles
    • Y02T90/12Electric charging stations
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y02TECHNOLOGIES OR APPLICATIONS FOR MITIGATION OR ADAPTATION AGAINST CLIMATE CHANGE
    • Y02TCLIMATE CHANGE MITIGATION TECHNOLOGIES RELATED TO TRANSPORTATION
    • Y02T90/00Enabling technologies or technologies with a potential or indirect contribution to GHG emissions mitigation
    • Y02T90/10Technologies relating to charging of electric vehicles
    • Y02T90/14Plug-in electric vehicles

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Power Engineering (AREA)
  • Transportation (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Charge And Discharge Circuits For Batteries Or The Like (AREA)
  • Electric Cable Arrangement Between Relatively Moving Parts (AREA)

Abstract

De onderhavige uitvinding betreft een laadkabelge— leideinrichting voor het onderpasseerbaar, zoals middels een rijwiel of te voet, of overspanbaar, zoals over een stoep, verschaffen van een geleiding van de laadkabel over een passage, de laadkabelgeleideinrichting omvattende: — een overspanarm voor verschaffen van een overspan— ning voor het geleiden van de laadkabel, — een draagsamenstel, zoals in hoofdzaak verticaal gerangschikt, het draagsamenstel omvattende: — een wagengeleider voor geleiden van een over— spanarmwagen, — de overspanarmwagen die is bevestigd aan de overspanarm, — een steunorgaan voor verschaffen van steun aan de overspanarm op afstand van een bevestiging tussen de overspanarm en de wagen, waarbij: — de overspanarm overbrengbaar is tussen een niet— functionele toestand, zoals een inklaptoestand of bewaar— toestand, in welke niet—functionele toestand de overspanarm in hoofdzaak aanliggend aan tenminste een deel van het draagsamenstel is gerangschikt, en een overspantoestand, zoals een uitklaptoestand of gebruiktoestand, in welke overspantoestand de overspanarm een overspanning verschaft over de passage; en een werkwijze.

Description

Laadkabelgeleideinrichting en werkwijze De onderhavige uitvinding betreft een laadkabelge- leideinrichting voor het onderpasseerbaar, zoals middels een rijwiel of te voet, of overspanbaar, zoals over een stoep, verschaffen van een geleiding van de laadkabel over een passage.
Met de ontwikkelingen van elektrische auto’s die ten- minste ten dele worden opgeladen middels elektriciteit van- af een elektriciteitnetwerk is ook de situatie ontstaan dat een laadkabel die verbonden is met het elektriciteitnetwerk dient te worden verbonden met de auto. Hiertoe heeft de au- to een laadpoort voor het verbinden met een speciaal op- laadpuntstopcontact van een oplaadpunt, ook wel laadbox ge- noemd. Op alternatieve wijze is een laadkabel een laadkabel vanaf een regulier stopcontact, zoals 230 V. Wanneer het oplaadpunt zich bevindt bij een parkeerplek is de situatie eenvoudig. De laadkabel wordt verbonden met zowel het op- laadpunt als met de auto en wordt hiertussen neergelegd. Deze eenvoud geldt zowel in een parkeergarage als op een parkeerplaats als op een oprit van een terrein of tuin bij een gebouw.
In geval van een publieke ruimte, zoals een stoep, weg of pad, tussen het oplaadpunt en de auto ontstaat de situatie dat de laadkabel in deze publieke ruimte wordt neergelegd. Dit geeft als nadeel dat een passant over deze kabel heen moet lopen of rijden, zoals middels een fiets, rolstoel of kar. Dit geeft hinder aan de passanten en het risico op schade aan de laadkabel.
Teneinde dergelijke nadelen te ondervangen wordt ge- bruik gemaakt van een zogenoemde kabelgoot. Een kabelgoot die wordt gerangschikt op de bodem van de publieke ruimte geeft als nadeel dat de passanten te maken krijgen met een hobbel en een kabelgoot die wordt gerangschikt in de bodem van de publieke ruimte geeft als nadeel dat deze dient te worden geïnstalleerd. Beide soorten kabelgoten hebben als nadeel dat de kabel steeds dient te worden geplaatst waar- toe over de lengte van de kabelgoot een deksel dient te worden afgenomen, vervolgens de kabel dient te worden ge- plaatst en vervolgens deksel dient te worden terugge- plaatst. Door dergelijke nadelen is de kabelgoot weliswaar gezien als veilige oplossing, maar ook als lastige oplos- sing omdat de gebruiker van de laadkabel zich bij het plaatsen van de kabel in de kabelgoot diep moet bukken en de kabelgoot veelal vochtig en/of vervuild is waardoor dit een vervelende klus is. De vervuiling leidt tot vervuiling van de kabel waardoor plaatsen en verwijderen daarvan ook een onaangenaam werk is.
Teneinde dergelijke nadelen te ondervangen en een meer algemene oplossing te bieden, verschaft onderhavige uitvinding een laadkabelgeleideinrichting voor het onder- passeerbaar, zoals middels een rijwiel of te voet, of over- spanbaar, zoals over een stoep, verschaffen van een gelei- ding van de laadkabel over een passage, de laadkabelge- leideinrichting omvattende: — een overspanarm voor verschaffen van een overspan- ning voor het geleiden van de laadkabel, — de overspanarmwagen die is bevestigd aan de over- spanarm, — een draagsamenstel, zoals in hoofdzaak verticaal gerangschikt, het draagsamenstel omvattende: —- een wagengeleider voor geleiden van een over- spanarmwagen, - een steunorgaan voor verschaffen van steun aan de overspanarm op afstand van een bevestiging tussen de overspanarm en de wagen, waarbij: - de overspanarm overbrengbaar is tussen een niet-
functionele toestand, zoals een inklaptoestand of bewaar- toestand, in welke niet-functionele toestand de overspanarnm in hoofdzaak aanliggend aan tenminste een deel van het draagsamenstel is gerangschikt, en een overspantoestand, zoals een uitklaptoestand of gebruiktoestand, in welke overspantoestand de overspanarm een overspanning verschaft over de passage.
Het is een voordeel van de onderhavige uitvinding dat deze oplossing verschaft voor de publieke ruimte waarbij de passant geen hinder ondervindt van de kabel die is neerge- legd tussen het oplaadpunt en de auto. Voorts ondervindt de passant geen hinder van een kabelgoot die is gerangschikt op de bodem van de publieke ruimte. Voorts behoeft de ge- bruiker van de laadkabel deze niet op aangeduide onprakti- sche wijze te plaatsen in de kabelgoot of daaruit uit te nemen.
Een verder voordeel is dat de laadkabel door de ge- bruiker op eenvoudige wijze naar de auto kan worden ge- bracht door het overbrengen van de overspanarm van de niet- {functionele toestand naar de overspantoestand. Afhankelijk van de voorkeuruitvoeringvorm kan de gebruiker dit op voor- delige wijze doen door de laadkabel op te nemen bij de au- tolaadconnector en middels hieraan trekken de overspanarm over te brengen naar de overspantoestand. Een dergelijke wijze van bedienen is op voordelige wijze zeer intuitief voor de gebruiker aangezien de gebruiker juist de oplaad- connector dient te verbinden met de auto en het opnemen van de oplaadconnector derhalve een vereiste is. De gebruiker kan in een dergelijk geval dus de een overspanarm bedienen middels de oplaadconnector die de gebruiker sowieso dient te bedienen. Hierbij is de autolaadconnector afhankelijk van de voorkeuruitvoeringvorm plaatsbaar in een hiertoe ge- schikte houder aan of in de nabijheid van de laadkabelge-
leideinrichting of het draagsamenstel daarvan.
Voorts is afhankelijk van de voorkeuruitvoeringvorm op voordelige wijze gerealiseerd dat de overspanarm tijdens een beweging tussen de niet-functionele toestand en de overspantoestand een traject volgt dat zodanig is dat de overspanarm over een erfafscheiding, zoals een haag of schutting, geleidbaar is, zelfs wanneer deze erfafscheiding relatief dicht bij het draagsamenstel is gerangschikt.
Afhankelijk van de voorkeuruitvoeringvorm is reali- seerbaar dat de laadkabel tussen een begin daarvan en een bevestiging daarvan aan of een invoer daarvan in de over- spanarm een zodanig gering bewegingtraject of afstand tus- sen de niet-functionele toestand en de overspantoestand kent, dat deze bodemvrij, zoals waarbij aanraken van de bo- dem wordt vermeden, bruikbaar is met de laadkabelgeleidein- richting. Tevens is onder toepassing van de onderhavige uitvinding of voorkeuruitvoeringvorm daarvan realiseerbaar dat de laadkabel in hoofdzaak knikvrij gehouden kan worden tijdens gebruik of overbrengen tussen de niet-functionele toestand en de overspantoestand.
Voorziene dimensies van een laadkabelgeleidein- richting volgens de onderhavige uitvinding betreft dimen- sies geschikt voor overspannen van de passage, zoals een trottoir of fietspad met in hoofdzaak wandelverkeer of fietsverkeer, aangevuld met individuele voertuigen ten be- hoeve van mindervaliden of voertuigen ten behoeve van over- brengen van goederen vanaf een bestelwagen of vrachtwagen naar een ingang van een gebouw. Hierbij is bijvoorbeeld voorzien dat de overspanarm zich bevindt op een hoogte van bijvoorbeeld 2 m tot 4 m, zoals bijvoorbeeld tenminste 2 m tot 3 m, zoals bijvoorbeeld 2.5 tot 3 m. De breedte van de te overspannen passage bevindt zich hierbij bij voorkeur in een bereik van ongeveer 1,5 m tot 6 m, bij voorkeur onge-
veer 2 m tot 4 m, bij verdere voorkeur ongeveer 2 m tot 3 m, bij verdere voorkeur ongeveer 2,25 m tot 2,75 m, bij verdere voorkeur ongeveer 2 m tot drieënhalve meter, bij verdere voorkeur ongeveer 2 halve meter tot drieënhalve me- 5 ter. Middels dergelijke overspanningen is zowel een veilige onderdoorgang over een dergelijke passage gerealiseerd als een voldoende breedte vanaf het draagsamenstel tot het ein- de van de overspanarm ten behoeve van een veilige onder- doorgang gerealiseerd. Voorts is hiermee een voldoende be- nadering van een auto op een parkeerplaats gerealiseerd.
Het is van voordeel, en hierbij voorzien dat een auto kan worden bereikt op 2 aanliggende parkeerplaatsen of eventueel op 3 aanliggende parkeerplaatsen. Hiertoe wordt binnen het begrip van de onderhavige uitvinding de plaat- sing van de laadkabelgeleideinrichting in combinatie met een bereik van overspanning door de overspanarm, in combi- natie met een laadkabel lengte vanaf de overspanarm op ge- schikte wijze gekozen.
Volgens een eerste voorkeuruitvoeringvorm heeft van de laadkabelgeleideinrichting het draagsamenstel in hoofd- zaak langgerekte dimensies, waarbij bij voorkeur de wagen- geleider daarvan is ingericht voor overbrengen van de over- spanarmwagen in in hoofdzaak verticale richting. Een voor- deel hiervan is dat de overspanning realiseerbaar is mid- dels een dergelijke laadkabelgeleideinrichting terwijl deze in bovenaanzicht gezien een relatief geringe oppervlak be- slaat. Daarbij is realiseerbaar dat ten opzichte van dit relatief geringe oppervlak een relatief groot overspanning kan worden verschaft.
Volgens een verdere voorkeuruitvoeringvorm is de overspanarm kabeltoevoerzijdig bevestigd aan de overspan- armwagen en/of is uitgevoerd als vrij dragende arm die scharnierbaar is bevestigd aan de overspanarmwagen. Middels een kabeltoevoerzijdige bevestiging van de overspanarm aan de overspanarmwagen is op voordelige wijze gerealiseerd dat de toevoer van de kabel aan de overspanarm steeds is ge- rangschikt aan de zijde van het draagsamenstel of de wagen- geleider daarvan. Hierdoor is op voordelige wijze gereali- seerd dat de toevoer van de kabel naar de overspanarm ge- beurt met minimale manipulatie van de laadkabel. Een verder positief resultaat is daarbij wanneer de toevoer van de ka- bel naar de overspanarm steeds aan de onderzijde van de overspanarm is. In geval van de uitvoering als vrij dragen- de arm verschaft hierbij de overspanarm als voordeel dat een voordelige uitwerking van de overspanarm aan de laad- connectorzijdige zijde zich vrij dragend kan uitstrekken, zoals richting de auto. Bij dergelijke voorkeuruitvoering- vormen is er overigens als verder voordeel dat de overspan- arm de laadkabel in hoofdzaak geleid vanaf het draagsamen- stel richting de auto. Hierbij is op voordelige wijze gere- aliseerd dat laadkabel daarbij gedurende gebruik in combi- natie met de laadkabelgeleideinrichting met minimale vor- ming of in hoofdzaak onder voorkoming van knikveroorzaking geleidbaar is.
Bij verdere voorkeur is het steunorgaan scharnierbaar bevestigd ten opzichte van het draagsamenstel en scharnier- baar bevestigd aan de overspanarm. Hiermee is op een voor- delige wijze een ondersteuning of ophanging gerealiseerd ten behoeve van de overspanarm ten opzichte van het draag- samenstel. Tevens is een voordelige geleidepad realiseer- baar van een verbindingpunt tussen het steunorgaan en de overspanarm of van de overspanarm ten opzichte van het steunorgaan.
Volgens een verdere voorkeuruitvoeringvorm omvat de laadkabelgeleideinrichting of het draagsamenstel daarvan een actuatieveer voor actuatie van de overspanarm ten op-
zichte van het draagsamenstel. Een dergelijke actuatieveer is bij voorkeur functioneel voor het opwaarts bewegen van de overspanarmwagen ten opzichte van de wagengeleider en de daaraan bevestigde overspanarm vanuit de niet-functionele toestand of een positie enigszins daarvan verwijderd na een initiële actuatie door een gebruiker.
Bij verdere voorkeur omvat de laadkabelgeleidein- richting of het draagsamenstel daarvan een plunjersamenstel of een gasveer voor actuatie en/of demping van de overspan- arm ten opzichte van het draagsamenstel. Separaat of in combinatie met de genoemde actuatieveer verschaft een der- gelijk plunjersamenstel of gasveer naast een actuerende werking tevens een dempende werking ervoor afremmen van de overspanarmwagen en/of overspanarm bij benaderen van de mniet-functionele toestand en/of de overspantoestand. Bij verdere voorkeur is de actuatieveer, het plunjersamenstel of de gasveer bevestigd tussen de wagengeleider en de over- spanarm of het steunorgaan, of tussen steunorgaan en over- spanarm.
Volgens een verdere voorkeuruitvoeringvorm is het draagsamenstel in combinatie met de overspanarm zodanig in- gericht dat de overspanarm in de niet-functionele toestand in hoofdzaak aanliggend aan, in hoofdzaak parallel of in hoofdzaak tegen het draagsamenstel is gerangschikt, bij verdere voorkeur waarbij de overspanarm tenminste ten dele past in een lichaam gevormd door het draagsamenstel. Hier- mee is een de niet-functionele toestand een zeer slanke combinatie van overspanarm en draagsamenstel realiseerbaar, en daarmee een zeer slanke uitvoering van de laadkabelge- leideinrichting. Deze beslaat in bovenaanzicht een gering oppervlak waardoor deze weinig ruimte inneemt op een loca- tie waar deze plaatsbaar is.
Ten behoeve van een voordelig lichte, soepele of ge-
luidsarme werking van de overspanarmwagen is deze voorzien van rolcontacten of glijcontacten voor contact met de wa- gengeleider.
Volgens een verdere voorkeuruitvoeringvorm omvat de overspanarm trekontlastingmiddelen of buffermiddelen ten behoeve van trekkrachten aan de laadkabel. Het is een voor- deel van dergelijke trekontlastingmiddelen of buffermidde- len dat trekkrachten, zoals abrupte trekkrachten, gedempt worden doorgegeven aan de overspanarm, of in het geheel niet worden doorgegeven indien een dergelijke trekkracht een geringe arbeidsweg kent. Hierdoor wordt beschadiging aan de laadkabelgeleideinrichting of ten minste de over- spanarm of kabel daarvan, zoals in de overspantoestand, voorkomen of verminderd.
Bij verdere voorkeur omvatten de trekontlastingmidde- len een gebogen einddeel van de overspanarm, waarbij bij verdere voorkeur de trekontlastingmiddelen een veerkrachtig element omvatten. Middels een dergelijk boveneinddeel van de overspanarm wordt daaraan een veerkrachtigheid verschaft waarmee dit einddeel kan vervormen zonder permanent te ver- vormen.
Bij verdere voorkeur is het veerkrachtige element ge- rangschikt tussen de overspanarm en de laadkabel, bij voor- keur bevestigd aan de laadkabel op enige afstand van een einde van de overspanarm, bij verdere voorkeur waarbij deze afstand groter is dan de lengte van het veerkrachtige ele- ment in een neutrale toestand zonder trekkracht aan de laadkabel. Ook hiermee is op voordelige wijze beschadiging aan de laadkabel en/of de overspanarm beperkbaar of voor- kombaar.
Volgens een verdere voorkeuruitvoeringvorm omvat van de laadkabelgeleideinrichting de overspanarm een laadkabel- doorvoer, zoals een omsloten of inwendig kanaal. Hiermee is op voordelige wijze een bescherming van de laadkabel ter plaatse van de overspanning gerealiseerd. Voorts is een po- sitieve uitstraling daarvan gerealiseerd aangezien de laad- kabel onzichtbaar is. Bij voorkeur is de laadkabel hierbij in hoofdzaak in de lengterichting ingeklemd of losmaakbaar ingeklemd zodat een vaste lengte van de laadkabel die zich uitstrekt vanaf de overspanarm instelbaar is tijdens in- stallatie of later door de gebruiker. Hierdoor is onwense- lijk uitschuiven van de laadkabel ten opzichte van de over- spanarm op voordelige wijze voorkomen.
Volgens een verdere voorkeuruitvoeringvorm omvat het draagsamenstel tenminste een profiel. Middels een dergelijk profiel is op voordelige wijze langgerekt draagsamenstel vervaardigbaar. Bij verdere voorkeur omvat deze tenminste een behuizingprofiel met tenminste een daarbinnen gerang- schikt binnenprofiel. Hiermee is middels een relatief een- voudig binnenprofiel en een relatief eenvoudig behuizing- profiel zowel een stevig draagsamenstel als een functionele wagengeleider vervaardigbaar. Slechts het behuizingprofiel behoeft te worden voorzien van een wenselijk uiterlijk, hetgeen op verdere voordelige wijze eenvoudiger is met een behuizingprofiel met een relatief eenvoudige vorm of struc- tuur. Hiermee is een dergelijk relatief eenvoudig behui- zingprofiel op relatief voordelige wijze te voorzien van een wenselijk uiterlijk.
Bij verdere voorkeur omvat het tenminste ene profiel tenminste een geleidevlak voor geleiden van de overspanarm- wagen. Hiermee is de wagengeleider van de overspanarmwagen op eenvoudige wijze realiseerbaar als deel van het tenmin- ste ene profiel. Bij verdere voorkeur is het geleidevlak gevormd door een naar het rolcontact of glijcontact van de wagen gericht geleidevlak, bij voorkeur verder omvattende een omgezette of aangevormde steunrand.
Bij verdere voorkeur omvat de laadkabelgeleidein- richting tenminste een duwgeleidevlak voor ondergaan van een duwkracht van de overspanarmwagen en/of tenminste een trekgeleidevlak voor ondergaan van een trekkracht van de overspanarmwagen. Hiermee is de wagen geleidbaar onder zo- wel een duwkracht als een trekkracht. Hierbij is bijvoor- beeld voorzien dat een bevoorkeurd rolcontact of glijcon- tact tijdens een verplaatsing in de inrichting wordt ver- plaatst onder uitoefening van een duwkracht en verplaatsing in de andere richting wordt verplaatst onder uitoefening van een trekkracht.
Volgens een verdere voorkeuruitvoeringvorm omvat de laadkabelgeleideinrichting voetmontagemiddelen voor monte- ren van het draagsamenstel aan een voet of wandmontagemid- delen voor monteren van het draagsamenstel aan een wand. Hiermee is de laadkabelgeleideinrichting op voordelige wij- ze monteerbaar op een gewenste locatie. Een voet is bij voorkeur verankerbaar in een bodem of daarop rangschikbaar. De locatie daarvan is bij voorkeur zodanig gekozen dat de overspanarm tijdens bewegingen tussen de eindposities daar- van steeds op tenminste enige afstand blijft van de erfom- heining en deze derhalve boven langs passeert. In geval van een haag is de overspanarm bijvoorbeeld rangschikbaar tus- sen twee naast elkaar gerangschikte toppen van de haag. Bij verdere voorkeur omvat de laadkabelgeleideinrichting een voet of sokkel voor rangschikking daarvan op of in een bo- dem.
Bij verdere voorkeur omvat de laadkabelgeleidein- richting rotatiemiddelen of scharniermiddelen voor roteren of scharnieren van het draagsamenstel. Middels dergelijke rotatiemiddelen of scharniermiddelen is het draagsamenstel van richting te veranderen voor het inrichten van de over- spanarm richting de auto. Hiermee is een grotere reikwijdte van de laadkabel realiseerbaar. Het is hierbij voorzien dat het draagsamenstel roteerbaar is ten opzichte van een voet waarop deze is gemonteerd. Het is bijvoorbeeld voorzien middels een penscharnier of een lagering tussen de voet en het draagsamenstel. Op alternatieve wijze is het draag- samenstel scharnierbaar gemonteerd ten opzichte van een wand.
Een verder aspect volgens de onderhavige uitvinding betreft een werkwijze voor vervaardigen van een laadkabel- geleideinrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies voor het onderpasseerbaar, zoals middels een rijwiel of te voet, of overspanbaar, zoals over een stoep, verschaffen van een geleiding van de laadkabel over een passage, de werkwijze omvattende stappen voor: — het verschaffen van tenminste een profiel voor vor- men van een draagsamenstel omvattende een wagengeleider voor samenwerking met een overspanarmwagen, — het verschaffen van de overspanarmwagen voor samen- werking met het tenminste ene profiel en montage daaraan van een overspanarm, — het verschaffen van de overspanarm voor montage aan de overspanarmwagen, — het verschaffen van een steunorgaan voor verbinden met het draagsamenstel en de overspanarm, — het zodanig onderling monteren van het tenminste ene profiel, de overspanarmwagen, de overspanarm en het steunorgaan dat de laadkabelgeleideinrichting op zodanige wijze is gevormd dat de overspanarm overbrengbaar is tussen een niet-functionele toestand, zoals een inklaptoestand of bewaartoestand, in welke niet-functionele toestand de over- spanarm in hoofdzaak aanliggend aan tenminste een deel van het draagsamenstel is gerangschikt, en een overspantoe- stand, zoals een uitklaptoestand of gebruiktoestand, in welke overspantoestand de overspanarm een overspanning ver- schaft over de passage.
Een dergelijke werkwijze volgens dit aspect verschaft voordelen als aangeduid aan de hand van het bovenstaande aspect.
Volgens een voorkeuruitvoeringvorm waarbij het draag- samenstel tenminste een behuizingprofiel met tenminste een daarbinnen gerangschikt binnenprofiel omvat, de werkwijze omvattende stappen voor het als zodanig onderling rang- schikken van het behuizingprofiel en het binnenprofiel. Hiermee is een stevige structuur van het draagsamenstel re- aliseerbaar onder toepassing van profielen met een relatief eenvoudige structuur. Tevens is een uiterlijk van de behui- zing realiseerbaar vanwege de relatief eenvoudige structuur van een vanwege de aanwezigheid van het binnenprofiel toe- pasbare behuizingprofiel.
Bij verdere voorkeur omvat de werkwijze stappen voor het zodanig rangschikken van tenminste een geleidevlak van de wagengeleider ten opzichte van tenminste de overspanarm- wagen of een rolcontact of glijcontact daarvan dat de over- spanarmwagen overbrengbaar is tussen de niet-functionele toestand en de overspantoestand.
Verdere voordelen, kenmerken en details van de onder- havige uitvinding zullen in het navolgende in groter detail worden beschreven aan de hand van een of meerdere voor- keursuitvoeringsvormen onder verwijzing naar de aangehechte figuren. Soortgelijke doch niet noodzakelijkerwijs identie- ke onderdelen van verschillende voorkeursuitvoeringsvormen zijn aangeduid met dezelfde verwijzingscijfers.
Fig. 1 betreft een schematische weergave in zijaan- zicht van een eerste voorkeuruitvoeringvorm volgens de on- derhavige uitvinding in een gebruiktoestand of overspantoe- stand.
Fig. 2 betreft een schematische weergave in zijaan- zicht en in een perspectiefaanzicht van deze voorkeuruit- voeringvorm volgens Fig. 1 in zijaanzicht in een niet- functionele toestand.
Fig. 3 betreft twee opengewerkte weergaven in per- spectief van een verdere voorkeuruitvoeringvorm volgens de onderhavige uitvinding.
Fig. 4 betreft drie weergaven in zijaanzicht van een verdere voorkeuruitvoeringvorm volgens de onderhavige uit- vinding.
Fig. 5 betreft vier weergaven in zijaanzicht van een verdere voorkeuruitvoeringvorm volgens de onderhavige uit- vinding.
Fig. 6 betreft een weergave in perspectief van een voorkeuruitvoeringvorm met een rotatiefunctie.
Fig. 7 betreft 2 weergaven in zijaanzicht van een verdere voorkeuruitvoeringvorm volgens de onderhavige uit- vinding.
Een eerste voorkeursuitvoeringsvorm (Fig. 1) volgens de onderhavige uitvinding betreft een laadkabelgeleidein- richting 1. Deze omvat een draagsamenstel 2 met een daarin gerangschikte wagengeleider 4. De wagengeleider geleid een overspanarmwagen 12. Aan de overspanarmwagen 12 is een overspanarm 3 gerangschikt die zich in de getoonde toestand (Fig. 1) uitstrekt vanaf het draagsamenstel met wagengelei- der teneinde een passage P te overspannen. Het draagsamen- stel 2 is, bij voorkeur middels een voetplaat 18 middels een boutverbinding, rangschikbaar op een voet 9, welke voet 9 middels een verankeringorgaan 9’ is verankerd in de bo- dem.
Een laadkabel 11 met een laadconnector 11’ strekt zich vanaf een einde van de overspanarm 3 uit ten behoeve van plaatsen van de laadconnector 11’ in een laadconnector van een auto. De laadkabel 11 strekt zich uit door de over- spanarm 3. Vanaf een stroomtoevoer 16 strekt de laadkabel 11 zich uit door een inlaatopening 15 van de overspanarm 3, door de overspanarm 3 en vanuit een uitlaatopening 14 van de overspanarm 3 verlaat deze de overspanarm 3. Op alterna- tieve wijze is een laadkabel rangschikbaar in een profiel- vormige, zoals u profielvormig, overspanarm of bevestigbaar aan een staafvormige overspanarm.
De overspanarm is behalve middels de overspanarmwagen 12 met het draagsamenstel 2 verbonden middels een steunor- gaan 6 dat scharnierbaar is bevestigd aan het draagsamen- stel 2 en dat scharnierbaar is bevestigd aan de overspanarm
3. Hiertoe is een koppelorgaan 19 bevestigd aan de over- spanarm. De overspanarm is voorts gekoppeld met het draag- samenstel middels een actuatieveer of plunjersamenstel 7. In de onderhavige voorkeuruitvoeringvorm is deze koppeling uitgevoerd als een koppeling tussen het draagsamenstel 2 en het steunorgaan 6. Een voordeel van deze uitvoering van de koppeling is dat in de niet-actieve toestand op deze wijze de actuatieveer of het plunjersamenstel 7, het steunorgaan G en de overspanarm 3 aanliggend aan elkaar in of deel in het draagsamenstel gerangschikt rangschikbaar zijn. Een verder voordeel is dat hiermee kan worden bereikt dat door de aanliggendheid een totale hoogte beperkt is doordat de overspanarm naast het draagsamenstel rangschikbaar is of gerangschikt is in de niet-actieve toestand.
De overspanarm omvat trekontlastingmiddelen of buf- fermiddelen 5 aan het einde daarvan. Zoals getoond in Fig. 1 zijn deze middelen 5 uitgevoerd als een boogvormig of krulvormig deel van de overspanarm. Dit boogvormige of krulvormige deel van de overspanarm is bij voorkeur veer- krachtig vervormbaar of relatief stevig flexibel materiaal. Een alternatieve vorm van dergelijke trekontlastingmiddelen is getoond in Fig. 5,6. Hier mondt de laadkabel uit een re- latief rigide overspanorgaan en is een elastische band of een veer bevestigd aan de laadkabel op een afstand van de laadkabel die groter is dan deze elastische band of weer in de neutrale toestand wanneer niet aan de laadkabel wordt getrokken. De elastische band of de veer kan meewerken wan- neer aan de laadkabel wordt getrokken teneinde een flexibe- le trekontlasting te verschaffen.
Fig. 3 toont een voorkeuruitvoeringvorm in openge- werkte toestand en bijvoorbeeld zonder laadkabel. Deze voorkeuruitvoeringvorm toont in hoofdzaak een voorbeeld van een opbouw van het draagsamenstel en een wagengeleider daarvan. Een behuizing 30 is opgebouwd uit twee profielen 31 en 32. Als voorbeeld omvat het profiel 32 een achter- wanddeel 33, een zijwanddeel 41, een voorwanddeel 35 en een steunrand 37. Het andere profiel omvat een zijwand 31 met een voorwanddeel 36 en een steunrand 38. Dergelijk profiel is bij voorkeur opgebouwd middels zetbewerkingen uit een vlakke plaat op alternatieve wijze is een profiel voorzien dat is gevormd middels een extrusiebewerking.
Binnen het behuizingprofiel is een wagengeleider pro- fiel gerangschikt. Dit wagengeleider profiel omvat een ach- terwand 42, twee zijwanden 43, 44 alsmede twee voorwanden 45, 46 met elk een respectieve steunrand 47, 48. De achter- wand 42 kent een opening 49 voor daarin opnemen van het einddeel 5 van de overspanarm.
Dit einddeel 5 van de overspanarm is in deze niet- functionele toestand gerangschikt boven bevestiging. 21 van het steunorgaan 6. In deze niet-functionele toestand be- vindt zich het verbindingpunt 13 van de gasveer 7 onder dit verbindingpunt 21 van het steunorgaan 6. Weer daaronder be- vindt zich het bevestigingpunt 13’ van de gasveer aan het draagsamenstel. Hierbij bevinden zich de gasveer en het verbindingorgaan naast elkaar gerangschikt binnen de pro- fielen. Tenslotte bevindt zich het verbindingorgaan 19 dat het steunorgaan verbindt met de overspanarm weer daaronder. Hierdoor is op zijn beurt de overspanarm rangschikbaar te- gen het steunorgaan.
Aan de onderzijde van het draagsamenstel bevindt zich de wagen 12 met verbindingelement 51 bevestigd aan een ge- bogen deel 55 aan de in deze toestand onderzijde van de overspanarm. De wagen kent een tweetal wielen 52 die zich bevinden binnen het behuizingprofiel en buiten het binnen- profiel van het draagsamenstel. Ten behoeve van het tijdens bewegen van de wagen ondersteunen van de wielen functione- ren de respectieve buitenzijden van het voorwanddeel 35 en het voorwanddeel 36 van de respectieve profielen van de be- huizing als respectieve rijvlakken voor de wielen wanneer deze wielen deze vlakken raken. In aanvulling daarop func- tioneren de respectieve buitenzijden van de voorwanden 45, 46 als respectieve rijvlakken voor de wielen wanneer de wielen deze vlakken raken. Hierdoor is in hoofdzaak een ge- leiderail gevormd. Op alternatieve wijze kan een dergelijke geleiderail samenwerken met geleideblokken, zoals omvatten- de POM, nylon, zoals teflon(tm), in plaats van de getoonde wielen.
Voorts is de overspanarm voorzien van een trekorgaan of neerhaalorgaan 18 dat middels een verbindingselement 17 is verbonden met de overspanarm. Wanneer de overspanarm zich bevindt in de overspantoestand is overbrengen naar de gebruiktoestand op eenvoudige wijze te initiëren door te trekken aan het neerhaalorgaan of trekorgaan 18. Het is een voordeel van een variant als getoond in Fig. 3 dat de hand deze gemakkelijk kan laat los schieten indien de beweging van de overspanarm vlotter gaat dan voorzien.
Fig. 4 toont een in hoofdzaak soortgelijke laadkabel-
geleideinrichting als die volgens Fig. 3 in deels openge- werkte vorm waarbij de onderlinge rangschikking van het draagsamenstel 2, de wagengeleider 4, de overspanarm 3, het steunorgaan 6, de wagen 12, de gasveer 7, de gasveer steun 13’, de gasveer steun 13 en de steunorgaan steun 19, zijn getoond in de niet-actieve toestand in Fig. 4 C, alsmede in de actieve toestand in Fig. 4, alsmede in een tussenliggen- de toestand in Fig. 4 B.
Fig. 5 toont een alternatieve voorkeuruitvoeringvorm terwijl deze wordt overgebracht van een niet-actieve toe- stand naar een actief toestand met 2 tussenliggende posi- ties. Uit deze weergaven is in hoofdzaak te ontnemen dat door het traject van de overspanarm met de wagen aan de on- derzijde, de overspanarm op voordelige wijze beweegt over een haag ook al is het draagsamenstel relatief dicht bij de haag gerangschikt. Hieruit blijkt het voordelige effect van een dergelijke voorkeuruitvoeringvorm voor een situatie waarbij de passage een stoep is die verloopt langs een erf- afscheiding als een haag. Het is hierbij mogelijk om een stabiele toevoer van een laadkabel te verschaffen vanaf de binnenzijde van de haag en met dezelfde inrichting ook te realiseren dat de genoemde soorten van verkeer zonder be- lemmering passeren over de passage onder de overspanarm door.
Fig. 6 toont een zwenkbare variant van de laadkabel- geleideinrichting. Bij voorkeur is deze zwenkbare variant zwenkbaar vanaf onder of de onderzijde van het draagsamen- stel. Hiertoe is bij voorkeur voorzien in een lagering ten opzichte van een daaronder gerangschikte voet. Bij voorkeur is de lagering ingebed in de voet. Een lagering die zich uitstrekt in de bodem verschaft als voordeel dat door een dergelijke afstand relatief grote krachten zijn op te van- gen door een dergelijke lagering. Op alternatieve wijze is de overspanarm scharnierbaar gerangschikt in een gefixeerd draagsamenstel. Bij voorkeur is daarbij ook de draagsteun scharnierbaar bevestigd aan het draagsamenstel.
Tenslotte toont Fig. 7 een alternatieve variant 61 met een hijsactuatie van de wagen 62 die ringvormig, als ware deze een huls of hulsvormig, om een paal 63 is gerang- schikt. Een hijsoog of katrol 64 boven het hoogste punt van de wagen zodat middels een koord 65 de wagen opwaarts kan worden getrokken en neerwaarts kan worden gelaten. Teneinde de wagen hoogte houden kan het koord worden vastgezet mid- dels een kabelklem of kikker (niet getoond).
Voor het overige is voorzien de lengte van de over- spanarm variabel uit te voeren, zoals middels telescopische buizen of profielen. Voor het overige is de overspanarmwa- gen uitvoerbaar als een los samenstel of een aan de over- spanarm bevestigd element of samenstel zoals een aan de overspanarm bevestigde as met geleidewielen of geleideblok- ken.
Onderloopbaar volgens de onderhavige uitvinding heeft als betekenis dat een zodanige hoogte wordt verschaft dat een persoon of klein voertuig er onderdoor kan bewegen.
In het voorgaande is de onderhavige uitvinding be- schreven aan de hand van enkele voorkeursuitvoeringsvormen. Verschillende aspecten van verschillende uitvoeringen wor- den beschreven geacht in combinatie met elkaar waarbij alle combinaties die bij lezing door een vakman van het vakge- bied op basis van dit document door een vakman binnen het begrip van de uitvinding vallen beschouwd worden te zijn meegelezen. Deze voorkeursuitvoeringsvormen zijn niet be- perkend voor de beschermingsomvang van dit document. De ge- vraagde rechten worden bepaald in de aangehechte conclu- sies.
kkk

Claims (23)

CONCLUSIES
1. Laadkabelgeleideinrichting voor het onderpasseer- baar, zoals middels een rijwiel of te voet, of overspan- baar, zoals over een stoep, verschaffen van een geleiding van de laadkabel over een passage, de laadkabelgeleidein- richting omvattende: — een overspanarm voor verschaffen van een overspan- ning voor het geleiden van de laadkabel, — de overspanarmwagen die is bevestigd aan de over- spanarm, - een draagsamenstel, zoals in hoofdzaak verticaal gerangschikt, het draagsamenstel omvattende: — een wagengeleider voor geleiden van een over- spanarmwagen, - een steunorgaan voor verschaffen van steun aan de overspanarm op afstand van een bevestiging tussen de overspanarm en de wagen, waarbij: — de overspanarm overbrengbaar is tussen een niet- functionele toestand, zoals een inklaptoestand of bewaar- toestand, in welke niet-functionele toestand de overspanarm in hoofdzaak aanliggend aan tenminste een deel van het draagsamenstel is gerangschikt, en een overspantoestand, zoals een uitklaptoestand of gebruiktoestand, in welke overspantoestand de overspanarm een overspanning verschaft over de passage.
2. Laadkabelgeleideinrichting volgens conclusie 1 waarbij het draagsamenstel in hoofdzaak langgerekte dimen- sies heeft, bij voorkeur waarbij de wagengeleider daarvan is ingericht voor overbrengen van de overspanarmwagen in in hoofdzaak verticale richting.
3. Laadkabelgeleideinrichting volgens conclusie 1 of 2 waarbij de overspanarm kabeltoevoerzijdig is bevestigd aan de overspanarmwagen en/of is uitgevoerd als vrij dra- gende arm die scharnierbaar is bevestigd aan de overspan- armwagen.
4. Laadkabelgeleideinrichting volgens conclusie 3 waarbij het steunorgaan scharnierbaar is bevestigd ten op- zichte van het draagsamenstel en scharnierbaar is bevestigd aan de overspanarm.
5. Laadkabelgeleideinrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies omvattende een actuatieveer voor actuatie van de overspanarm ten opzichte van het draag- samenstel.
6. Laadkabelgeleideinrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies omvattende een plunjersamenstel of een gasveer voor actuatie en/of demping van de overspanarm ten opzichte van het draagsamenstel.
7. Laadkabelgeleideinrichting volgens conclusie 5 of G waarbij de actuatieveer, het plunjersamenstel of de gas- veer is bevestigd aan de wagengeleider en de overspanarm of het steunorgaan.
8. Laadkabelgeleideinrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies waarbij het draagsamenstel in com- binatie met de overspanarm zodanig is ingericht dat de overspanarm in de niet-functionele toestand in hoofdzaak aanliggend aan, in hoofdzaak parallel of in hoofdzaak tegen het draagsamenstel is gerangschikt, bij verdere voorkeur waarbij de overspanarm tenminste ten dele past in een li-
chaam gevormd door het draagsamenstel.
9. Laadkabelgeleideinrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies waarbij de overspanarmwagen is voorzien van een rolcontact of een glijcontact voor contact met de wagengeleider.
10. Laadkabelgeleideinrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies waarbij de overspanarm trek- ontlastingmiddelen of buffermiddelen ten behoeve van trek- kracht een aan de laadkabel omvat.
11. Laadkabelgeleideinrichting volgens conclusie 10 waarbij de trekontlastingmiddelen een gebogen einddeel van de overspanarm omvatten, bij verdere voorkeur waarbij de trekontlastingmiddelen een veerkrachtig element omvatten.
12. Laadkabelgeleideinrichting volgens conclusie 12, waarbij het veerkrachtige element is gerangschikt tussen de overspanarm en de laadkabel, bij voorkeur bevestigd aan de laadkabel op enige afstand van een einde van de overspan- arm, bij verdere voorkeur waarbij deze afstand groter is dan de lengte van het veerkrachtige element in een neutrale toestand zonder trekkracht aan de laadkabel.
13. Laadkabelgeleideinrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies waarbij de overspanarm een laadkabeldoorvoer omvat, zoals een open kanaal, zoals een U-vorm, of inwendig kanaal.
14. Laadkabelgeleideinrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies waarbij het draagsamenstel tenminste een profiel omvat.
15. Laadkabelgeleideinrichting volgens conclusie 14 omvattende tenminste een behuizingprofiel met tenminste een daarbinnen gerangschikt binnenprofiel.
16. Laadkabelgeleideinrichting volgens conclusie 14 of 15 waarbij het tenminste ene profiel tenminste een ge- leide vlak omvat voor geleiden van de wagen.
17. Laadkabelgeleideinrichting volgens conclusie 14, of 16, waarbij het geleide vlak is gevormd door een naar het rolcontact of glijcontact van de wagen gericht gelei- devlak, bij voorkeur verder omvattende een omgezette of aan gevormde steunrand.
15
18. Laadkabelgeleideinrichting volgens een of meer van de conclusies 14-17 omvattende tenminste een duwgelei- devlak voor ondergaan van een duwkracht van de overspanarm- wagen en/of tenminste een trekgeleidevlak voor ondergaan van een trekkracht van de overspanarmwagen.
19. Laadkabelgeleideinrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies omvattende voetmontagemiddelen voor monteren van het draagsamenstel aan een voet of wand- montage middelen voor monteren van het draagsamenstel aan een wand.
20. Laadkabelgeleideinrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies omvattende een voet of sokkel voor rangschikking daarvan op of in een bodem.
21. Laadkabelgeleideinrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies omvattende rotatiemiddelen of scharniermiddelen voor roteren of scharnieren van het draagsamenstel.
22. Werkwijze voor vervaardigen van een laadkabelge- leideinrichting volgens een of meer van de voorgaande con- clusies voor het onderpasseerbaar, zoals middels een rij- wiel of te voet, of overspanbaar, zoals over een stoep, verschaffen van een geleiding van de laadkabel over een passage, de werkwijze omvattende stappen voor: — het verschaffen van tenminste een profiel voor vor- men van een draagsamenstel omvattende een wagengeleider voor samenwerking met een overspanarmwagen, — het verschaffen van een overspanarmwagen voor sa- menwerking met het tenminste ene profiel en montage daaraan van een overspanarm, — het verschaffen van de overspanarm voor montage aan de overspanarmwagen, — het verschaffen van een steunorgaan voor verbinden met het draagsamenstel en de overspanarm, — het zodanig onderling monteren van het tenminste ene profiel, de overspanarmwagen, de overspanarm en het steunorgaan dat de laadkabelgeleideinrichting op zodanige wijze is gevormd dat de overspanarm overbrengbaar is tussen een niet-functionele toestand, zoals een inklaptoestand of bewaartoestand, in welke niet-functionele toestand de over- spanarm in hoofdzaak aanliggend aan tenminste een deel van het draagsamenstel is gerangschikt, en een overspantoe- stand, zoals een uitklaptoestand of gebruiktoestand, in welke overspantoestand de overspanarm een overspanning ver- schaft over de passage.
23. Werkwijze volgens conclusie 22 waarbij het ten- minste een behuizingprofiel met tenminste een daarbinnen gerangschikt binnenprofiel omvat, omvattende stappen voor het als zodanig onderling rangschikken van het behuizing- profiel en het binnenprofiel.
24, Werkwijze volgens conclusie 22 of 23 omvattende stappen voor het zodanig rangschikken van tenminste een ge- leidevlak van de wagengeleider ten opzichte van tenminste de overspanarmwagen of een rolcontact of glijcontact daar- van dat de overspanarmwagen overbrengbaar is tussen de niet-functionele toestand en de overspantoestand.
* kk kk
NL2026274A 2020-08-14 2020-08-14 Laadkabelgeleideinrichting en werkwijze NL2026274B1 (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2026274A NL2026274B1 (nl) 2020-08-14 2020-08-14 Laadkabelgeleideinrichting en werkwijze
PCT/NL2021/050507 WO2022035319A1 (en) 2020-08-14 2021-08-16 Charge cable guiding device and method
NL2028976A NL2028976A (nl) 2020-08-14 2021-08-16 Laadkabelgeleideinrichting en werkwijze

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2026274A NL2026274B1 (nl) 2020-08-14 2020-08-14 Laadkabelgeleideinrichting en werkwijze

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2026274B1 true NL2026274B1 (nl) 2022-04-13

Family

ID=74125597

Family Applications (2)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2026274A NL2026274B1 (nl) 2020-08-14 2020-08-14 Laadkabelgeleideinrichting en werkwijze
NL2028976A NL2028976A (nl) 2020-08-14 2021-08-16 Laadkabelgeleideinrichting en werkwijze

Family Applications After (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2028976A NL2028976A (nl) 2020-08-14 2021-08-16 Laadkabelgeleideinrichting en werkwijze

Country Status (2)

Country Link
NL (2) NL2026274B1 (nl)
WO (1) WO2022035319A1 (nl)

Families Citing this family (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2022193018A1 (en) * 2021-03-16 2022-09-22 Pirie Christopher Ian Electric vehicle charging station with safety features

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP3459785A1 (en) * 2017-09-26 2019-03-27 Adrian Lowes Electric vehicle charging apparatus
WO2019143279A1 (en) * 2018-01-18 2019-07-25 No Picnic Ab Charging arrangement for the charging of electrical vehicles
BE1026323A1 (nl) * 2018-05-29 2020-01-06 Sdroom Installatie met mobiel oplaadsysteem

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP3459785A1 (en) * 2017-09-26 2019-03-27 Adrian Lowes Electric vehicle charging apparatus
WO2019143279A1 (en) * 2018-01-18 2019-07-25 No Picnic Ab Charging arrangement for the charging of electrical vehicles
BE1026323A1 (nl) * 2018-05-29 2020-01-06 Sdroom Installatie met mobiel oplaadsysteem

Also Published As

Publication number Publication date
NL2028976A (nl) 2022-04-04
WO2022035319A1 (en) 2022-02-17

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL2026274B1 (nl) Laadkabelgeleideinrichting en werkwijze
EP3459785B1 (en) Electric vehicle charging apparatus
CN209853063U (zh) 一种市政道路可移动保洁装置
US7549651B2 (en) Cart coupler assembly for cart collection machines
CN117962661A (zh) 电动交通工具充电站
CN105919251B (zh) 一种可上下楼梯的爬梯式拉杆箱
KR20120008495A (ko) 상부 집전 구조를 구비하는 지상 차량으로 전력을 공급하는 안테나 조립체
EP1074675A3 (en) Motor operated awning
CN112482237A (zh) 桥梁雨水管施工车
EP2065596A1 (en) System for generating electricity from kinetic energy
CN211472057U (zh) 一种市政道路施工使用的整平装置
US20170022677A1 (en) Rear Mounted Snow Plow System for an Automobile
CN106253147A (zh) 车载箱式移动电缆盘装置
CN200999329Y (zh) 智能型机动车隐形路障
AU658571B2 (en) Road blocker
KR101478780B1 (ko) 차량 정비용 리프팅 장치
KR200406095Y1 (ko) 도로 경계턱의 경사로 설치구조물
JP3252784B2 (ja) 車止め
JP3665992B2 (ja) 折畳み非常階段
CN111962435A (zh) 一种臂架结构以及采用其的多功能环卫作业车
CN114393607B (zh) 面向轮式物流机器人的无障碍化辅助设备
NL2030637B1 (nl) Geleidingsinrichting voor het op hoogte geleiden van een laadkabel
CN214057286U (zh) 一种方便就近充电的可移式电车充电桩
CN114855680A (zh) 一种一体升降收放扫刷的扫地机
CN101073885A (zh) 公路收费窗口用机械手