NL2026195B1 - Vaartuigmast waaraan een zeil of doek vastgemaakt kan worden - Google Patents

Abstract

Een vaartuigmast 101 heeft een buis 103 die met een open onderste uiteinde 103A vastgezet kan worden op een dek 201 van een vaartuig. In de buis 103 bevinden zich twee cilinders 107 en 111 en daarin verplaatsbare zuigers 109 en 113 met daaraan bevestigde zuigerstangen 108 en 110. Aan de zuigers zijn de koorden 112 en 114 vastgemaakt die via doorgangen 105 en 106 in de buis 103 naar buiten geleid worden en waaraan zei1en vastgemaakt zijn. De cilinders houden de zeilen strak en dempen krachten ten gevolge van rukwinden op de zeilen. In de buis 103 is voorts een aandrukcilinder 115 en een daarin verplaatsbare aandrukzuiger 117 met een daaraan bevestigde aandrukzuigerstang 118 aanwezig, alsmede een vastzetinrichting 119 voor het vastzetten van de vaartuigmast 101 aan het dek 201. De aandrukzuigerstang 118 is met een onderdeel van de vastzetinrichting 119 gekoppeld om de vastzetinrichting spelingsvrij aan te trekken.

Description

Vaartuigmast waaraan een zeil of doek vastgemaakt kan worden BESCHRIJVING:

Gebied van de uitvinding De uitvinding heeft betrekking op een vaartuigmast omvattende een buis voorzien van een onderste uiteinde, waarmee de buis op een dek van een vaartuig vastgemaakt kan worden.

Aan de vaartuigmast kan een zeil of doek vastgemaakt kan worden ter overspanning van een deel van het dek om een schaduw gebied te creëren.

Stand van de techniek Een dergelijke vaartuigmast is algemeen bekend.

De bekende vaartuigmast is voorzien van een of meer vastzetogen waaraan een of meer koorden vastgemaakt kunnen worden die aan een zeil of doek zijn bevestigd.

Samenvatting van de uitvinding

Een doel van de uitvinding is het verschaffen van een vaartuigmast waaraan op gunstige wijze een of meer zeilen of doeken vastgemaakt kunnen worden.

Hiertoe is de vaartuigmast volgens de uitvinding gekenmerkt, doordat deze voorts een pneumatische cilinder en een daarin verplaatsbare zuiger met een daarmee verbonden zuigerstang omvat die in de buis aanwezig zijn en aan de buis zijn vastgemaakt, waarbij aan de zuigerstang een koord is vastgemaakt dat via een doorgang in de buis naar buiten gaat en aan een zeil of doek vastgemaakt kan worden.

Door het zeil of de doek aan een zuigerstang van een pneumatische cilinder te bevestigen, kan het zeil of de doek strak getrokken en strak gehouden worden door de cilinder en kunnen krachten op het zeil of de doek ten gevolge van rukwinden door de cilinder gedempt worden, zodat de kans op overbelasting van de buis of het dek van het vaartuig gereduceerd wordt.

Bij voorkeur is de pneumatische cilinder aan gesloten op een luchtpomp of persluchthouder en is de gasdruk in de cilinder instelbaar.

Voorts kan bij voorkeur de gasdruk in de cilinder constant gehouden worden door middel van een regeling. Bij voorkeur is de pneumatische cilinder aan gesloten op een luchtpomp of persluchthouder en is de gasdruk in de cilinder instelbaar met behulp van tussen de luchtpomp of persluchthouder en de cilinder aanwezige regelkleppen. Bij voorkeur kan voorts de gasdruk in de cilinder constant gehouden worden door een op de regelkleppen aangesloten regeleenheid.

Bij voorkeur omvat de vaartuigmast een verdere cilinder en een daarin verplaatsbare verdere zuiger met een daarmee verbonden verdere zuigerstang omvat waaraan een verder koord is vastgemaakt, dat via de doorgang of een verdere doorgang naar buiten gaat en aan een verder zeil of een verder doek vastgemaakt kan worden of op een andere plaats aan het zeil of de doek vastgemaakt kan worden.

Om een efficiënte en compacte bouwwijze te verkrijgen zijn de cilinder en de verdere cilinder bij voorkeur in lijn aanwezig en heeft de zuiger een holle zuigerstang waardoorheen de verdere zuigerstang van de verdere zuiger zich uitstrekt.

Een uitvoeringsvorm van de vaartuigmast volgens de uitvinding is gekenmerkt, doordat deze voorts een aandrukcilinder met een daarin verplaatsbare aandrukzuiger met een daarmee verbonden aandrukzuigerstang omvat, die met een vastzetinrichting, voor het aan een dek vastzetten van de vaartuigmast, gekoppeld kunnen worden om de vastzetinrichting spelingsvrij aan te drukken of trekken.

Bij voorkeur steekt de aandrukzuiger uit het onderste uiteinde van de buis naar beneden steekt en de zuiger en verdere zuiger) naar boven uit de cilinders steken. De aandrukcilinder en de cilinder zijn bij voorkeur in lijn aanwezig.

Beknopte omschrijving van de tekeningen Hieronder zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van een in de tekeningen weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van de vaartuigmast volgens de uitvinding. Hierbij toont: Figuur 1 het onderste deel van de vaartuigmast met de daarin aanwezige cilinders vastgezet op het dek van een vaartuig in langsdoorsnede; en Figuur 2 een schematische weergave van het onderste deel van de vaartuigmast met daarin aangegeven de kleppen, pomp en regeleenheid.

Gedetailleerde omschrijving van de tekeningen In figuur 1 is een uitvoeringsvorm van de vaartuigmast volgens de uitvinding in langsdoorsnede weergegeven. De vaartuigmast 101 heeft een buis 103 die met een open onderste uiteinde 103A vastgezet is in een dek 201 van een vaartuig en die is voorzien van doorgangen 105 en 106 voor koorden 112 en 114 die aan een zeil of doek zijn vastgemaakt. In de buis 103 bevinden zich twee in lijn achter elkaar aanwezig cilinders 107 en 111 met daarin verplaatsbare zuigers 109 en 113 met daaraan bevestigde zuigerstangen 108 en 110. Aan de zuigerstangen zijn koorden 112 en 114 vastgemaakt die via de doorgangen 105 en 106 naar buiten geleid worden en waaraan een of meer zeilen of doeken vastgemaakt kunnen worden. De cilinders met zuigers houden het zeil of de doek of de zeilen of de doeken strak en dempen krachten ten gevolge van rukwinden op het zeil of de doek of de zeilen of de doeken.

In het onderste uiteinde 103A van de buis 103 is voorts een aandrukcilinder 115 en een daarin verplaatsbare aandrukzuiger 117 met daaraan bevestigde aandrukzuigerstang 118 aanwezig, alsmede een vastzetinrichting 119 waarmee de vaartuigmast 101 is vast gezet aan het dek 201 van een vaartuig. De aandrukcilinder 115 is aan de vastzetinrichting 119 bevestigd en de aandrukzuigerstang 118 strekt zich naar beneden uit en is met een onderdeel van de vastzetinrichting 119 gekoppeld om ervoor te zorgen dat de vastzetinrichting niet onbedoeld los kan raken.

De zuigerstang 108 is hol en de zuigerstang 110 steekt daar doorheen. De beide zuigers 109 en 113 strekken zich in de buis 103 naar boven uit. De aandrukcilinder 115 en de cilinders 107 en 111 zijn allen in lijn aanwezig. Tussen de aandrakcilinder 115 en de cilinders 107 en 111 bevinden zich kleppen voor het sturen van lucht van en naar de pneumatische cilinders.

In figuur 2 is het onderste deel van de vaartuigmast schematisch weergegeven. Tussen de bovenste twee cilinders 107 en 111 en de onderste aandrukcilinder 115 bevindt zich een luchtpomp 121 die via regelkleppen 123, 125 en 127 de gasdruk in de cilinders kan veranderen. De gasdruk in de cilinders 107 en 111 kan constant gehouden worden door een op de regelkleppen 123, 125 en 127 aangesloten regeleenheid 129 die eveneens is aangesloten op de luchtpomp 121.

Hoewel in het voorgaande de uitvinding is toegelicht aan de hand van de tekeningen, dient te worden vastgesteld dat de uitvinding geenszins tot de in de tekeningen getoonde uitvoeringsvorm is beperkt.

De uitvinding strekt zich mede uit tot alle van de in de tekeningen getoonde uitvoeringsvorm afwijkende uitvoeringsvormen binnen het door de conclusies gedefinieerde kader.

Claims (8)

CONCLUSIES:

1. Vaartuigmast (101) omvattende een buis (103) voorzien van een onderste uiteinde (103A), waarmee de buis (103) op een dek (201) van een vaartuig vastgemaakt kan worden, met het kenmerk, dat de vaartuigmast (101) voorts een pneumatische 5 cilinder (107) omvat en een daarin verplaatsbare zuiger (109) met een daarmee verbonden zuigerstang (108) die in de buis (103) aanwezig zijn en aan de buis (103) zijn vastgemaakt, waarbij aan de zuigerstang (108) een koord (112) is vastgemaakt dat via een doorgang (105) in de buis (103) naar buiten gaat en aan een zeil of doek vastgemaakt kan worden.

2. Vaartuigmast (101) volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de pneumatische cilinder (107) is aan gesloten op een luchtpomp (121) of persluchthouder en de gasdruk in de cilinder (107) instelbaar is met behulp van tussen de luchtpomp (121) of persluchthouder en de cilinder (107) aanwezige regelkleppen (123, 125, 127).

3. Vaartuigmast (101) volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de gasdruk in de cilinder (107) constant gehouden kan worden door een op de regelkleppen (123, 125, 127) aangesloten regeleenheid (129).

4. Vaartuigmast (101) volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat deze een verdere cilinder (111) omvat en een daarin verplaatsbare verdere zuiger (113) met een daarmee verbonden verdere zuigerstang (114) waaraan een verder koord is vastgemaakt, dat via de doorgang (105) of een verdere doorgang (106) naar buiten gaat en aan een verder zeil of een verder doek vastgemaakt kan worden of op een andere plaats aan het zeil of de doek vastgemaakt kan worden.

5. Vaartuigmast (101) volgens conclusies 4, met het kenmerk, dat de cilinder (107) en de verdere cilinder (111) in lijn aanwezig zijn en de zuigerstang (108) hol is en de verdere zuigerstang (110) door de holle zuigerstang (108) steekt.

0. Vaartuigmast (101) volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat deze voorts een aandrukcilinder (115) omvat en een daarin verplaatsbare aandrukzuiger (117) met een daarmee verbonden (118), die met een vastzetinrichting (119), voor het aan een dek vastzetten van de vaartuigmast (101), gekoppeld kunnen worden om de vastzetinrichting (119) spelingsvrij aan te drukken of trekken .

7. Vaartuigmast (101) volgens conclusies 6, met het kenmerk, dat de aandrukzuigerstang (118) uit het onderste uiteinde (103A) van de buis (103) naar beneden steekt en de zuigerstang (108) en verdere zuigerstang (110) naar boven uit de cilinders (107, 111) steken.

8. Vaartuigmast (101) volgens conclusies 6 of 7, met het kenmerk, dat de aandrukcilinder (115) en de cilinder (107) in lijn aanwezig zijn.