NL2026028B1 - Schaatsframe - Google Patents
Schaatsframe Download PDFInfo
- Publication number
- NL2026028B1 NL2026028B1 NL2026028A NL2026028A NL2026028B1 NL 2026028 B1 NL2026028 B1 NL 2026028B1 NL 2026028 A NL2026028 A NL 2026028A NL 2026028 A NL2026028 A NL 2026028A NL 2026028 B1 NL2026028 B1 NL 2026028B1
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- skate
- subframe
- frame according
- return spring
- opening angle
- Prior art date
Links
Classifications
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A63—SPORTS; GAMES; AMUSEMENTS
- A63C—SKATES; SKIS; ROLLER SKATES; DESIGN OR LAYOUT OF COURTS, RINKS OR THE LIKE
- A63C1/00—Skates
- A63C1/22—Skates with special foot-plates of the boot
- A63C1/28—Pivotally-mounted plates
Landscapes
- Footwear And Its Accessory, Manufacturing Method And Apparatuses (AREA)
Abstract
Schaatsframe voor het koppelen van een schaatsijzer of een aantal wielen met een schaatsschoen, welk schaatsframe omvat: — een langwerpig onderste subframe geconfigureerd voor het opnemen van een schaatsijzer of een aantal wielen; — een bovenste subframe met een voorvoetdeel en een voorvoetvlak voor het koppelen met een schaatsschoen, welk bovenste subframe aan het voorvoetdeel scharnierend verbonden is met het onderste subframe en scharniert om een eerste as die zich dwars op de langsas van het onderste subframe en evenwijdig aan het voorvoetvlak uitstrekt, waarbij het bovenste subframe ten opzichte van het onderste subframe scharnierbaar is tussen een eerste en een tweede stand, waarbij de openingshoek tussen de subframes in de eerste stand kleiner is dan in de tweede stand; en — een veerinrichting geconfigureerd voor het middels een terugstelveer in de eerste stand dwingen van het bovenste subframe, waarbij een door de veerinrichting op het schaatsframe werkende eerste sluitmoment tussen de eerste stand en een, tussen de eerste en de tweede stand gelegen, derde stand kleiner is dan een tweede op het schaatsframe werkende sluitmoment tussen de derde en de tweede stand.
Description
Schaatsframe De uitvinding betreft een schaatsframe voor het koppelen van een schaatsijzer of een aantal wielen met een schaatsschoen, welk schaatsframe omvat: - een langwerpig onderste subframe geconfigureerd voor het opnemen van een schaatsijzer of een aantal wielen; - een bovenste subframe met een voorvoetdeel en een voorvoetvlak voor het koppelen met een schaatsschoen, welk bovenste subframe aan het voorvoetdeel scharnierend verbonden is met het onderste subframe en scharniert om een eerste as die zich dwars op de langsas van het onderste subframe en evenwijdig aan het voorvoetvlak uitstrekt, waarbij het bovenste subframe ten opzichte van het onderste subframe scharnierbaar is tussen een eerste en een tweede stand, waarbij de openingshoek tussen de subframes in de eerste stand kleiner is dan in de tweede stand; en — een veerinrichting geconfigureerd voor het middels een terugstelveer in de eerste stand dwingen van het bovenste subframe.
Een dergelijk schaatsframe worden gebruikt voor zogenoemde klapschaatsen en andere schaatsen of skeelers waarbij een onderstel aan de voorzijde van de schoen scharniert, zoals de Zweedse schaats en de klapskeeler.
Klapschaatsen worden veel gebruikt om een efficiëntere slag te krijgen met het schaatsen. Hiervoor zijn meerdere factoren bepalend, zoals bijvoorbeeld de veerkarakteristiek van het klapmechanisme en ook de begrenzing van het klapmechanisme.
Tijdens het schaatsen met klapschaatsen opent het schaatsframe zich nabij het einde van de afzet tot een openingshoek van ongeveer 25°, waardoor het schaatsijzer langer in contact blijft met het ijs. Hierdoor kan de schaatser langer afzetten. Wanneer vervolgens de voet opgetild wordt en het schaatsijzer vrijkomt van het ijs, zorgt de veerinrichting ervoor dat het schaatsframe zich weer sluit. Tijdens het sprinten met klapschaatsen opent het schaatsframe zich verder, tot ongeveer 40° of meer. Bij een dergelijk grote openingshoek, volstaat de sluitkracht van de veerinrichting niet meer om het schaatsframe direct te sluiten wanneer het schaatsijzer loskomt van het ijs. Dit gebrek aan sluitkracht is ook nadelig wanneer een schaatser op de punten van de schaatsen af wil zetten, bijvoorbeeld bij een zogenaamde puntstart. In dat geval komt het zwaartepunt van de schaatser verder naar voren, waardoor het schaatsframe opent door gebrek aan voldoende tegendruk. Hierdoor valt de schaatser voorover. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld een vaste noor.
Het is nu een doel van de uitvinding om een alternatief schaatsframe te verschaffen, waarbij de bovengenoemde nadelen verminderd of zelfs voorkomen worden.
Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt met een schaatsframe volgens de aanhef, dat gekenmerkt wordt doordat een door de veerinrichting op het schaatsframe werkende eerste sluitmoment tussen de eerste stand en een, tussen de eerste en de tweede stand gelegen, derde stand kleiner is dan een tweede op het schaatsframe werkende sluitmoment tussen de derde en de tweede stand.
Bij het vanuit de eerste stand, dus in gesloten toestand, openen van het schaatsframe, werkt een eerste sluitmoment totdat de derde stand bereikt wordt. Tussen de derde en de tweede stand, werkt een groter sluitmoment op het schaatsframe. Door het grotere sluitmoment tussen de derde en de tweede stand, is het mogelijk om meer druk uit te oefenen aan het einde van de afzet. Hierdoor kan een efficiëntere start of sprint verkregen worden.
Het eerste en/of het tweede sluitmoment kan door middel van een progressieve veer geleverd worden. Bij toepassing van een veerinrichting met een progressieve karakteristiek, is het eerste en/of tweede sluitmoment het gemiddelde van het tussen de eerste en de derde respectievelijk derde en tweede stand door de veerinrichting op het schaatsframe werkende sluitmoment.
Het langwerpig onderste subframe kan alternatief ook geconfigureerd zijn voor het verbinden met roteerbare wielen, zoals skeelerwielen.
In een uitvoeringsvorm van een schaatsframe volgens de uitvinding, ligt de openingshoek in de derde stand tussen de 20° en 30°, is deze bij voorkeur 25°.
Door het tweede sluitmoment te laten werken vanaf een openingshoek tussen de 20° en 30°, is er bij de normale schaatsafzet geen veranderde karakteristiek van het klapmechanisme, waardoor normaal geschaatst kan worden. Bij het openen voorbij de derde stand komt het grotere sluitmoment van pas voor het verkrijgen van grotere tegendruk. Bij voorkeur werkt het tweede sluitmoment vanaf een openingshoek van 25°.
In een andere uitvoeringsvorm van een schaatsframe volgens de uitvinding, is de openingshoek in de tweede stand de maximale openingshoek, welke maximale openingshoek kleiner dan of gelijk is aan 90°, bij voorkeur kleiner dan of gelijk is aan 70°, bij voorkeur ligt tussen de 25° en 60°, bij voorkeur 40° is.
Door de openingshoek in de tweede stand te begrenzen tot maximaal 90°, is het mogelijk om druk uit te oefenen aan het einde van de afzet. Hierdoor wordt in de tweede stand de tegendruk nog groter en kan zo nodig al het gewicht op de punt afgezet worden. Bij voorkeur is de openingshoek begrensd tot maximaal 70°, zodat de schaatser eerder maximale tegendruk heeft en daarvoor de voet dus minder ver hoeft te kantelen. Bij voorkeur ligt de maximale openingshoek in de tweede staand daarom tussen de 25° en 60°, is deze bij voorkeur 40°.
In een voorkeursuitvoeringsvorm van een schaatsframe volgens de uitvinding, omvat het schaatsframe stelmiddelen voor het instellen van de maximale openingshoek.
Door het schaatsframe te voorzien van stelmiddelen voor het instellen van de maximale openingshoek tussen de subframes, kan een schaatser bij gebruik van een van het schaatsframe voorziene schaats de maximale openingshoek naar voorkeur kiezen of optimaliseren. Hierdoor kan een efficiëntere, of beter bij de voorkeur van de schaatser passende, afzet gerealiseerd worden.
De stelmiddelen kunnen bijvoorbeeld een verplaatsbare eindaanslag omvatten, waarmee het bovenste subframe in de tweede stand in aanraking komt.
Ook volgens de uitvinding, is een uitvoeringsvorm van een schaatsframe, waarbij het eerste sluitmoment kleiner is dan 10Nm, bij voorkeur ligt tussen 3Nm en 7/Nm, bij voorkeur 3Nm is.
Het eerste sluitmoment is bij voorkeur kleiner dan 10Nm, zodat tijdens een normale schaatsafzet de openingsweerstand niet te groot is en het schaatsframe zich toch bij het optillen volledig kan sluiten. Een voordelig bereik van het eerste sluitmoment, ligt daarom tussen de 3Nm en Nm. Een sluitmoment van 3Nm werkt zeer effectief tussen de eerste en de derde stand.
In een voorkeursuitvoeringsvorm van een schaatsframe volgens de uitvinding, is het tweede sluitmoment groter dan of gelijk aan 15Nm, ligt deze bij voorkeur tussen 20Nm en 200Nnm.
Een tweede sluitmoment van 15Nm of meer, geeft een merkbaar grotere mogelijkheid om druk uit te oefenen aan het einde van de afzet. Afhankelijk van de kracht van de afzet bij bijvoorbeeld een sprint of een puntstart en ook op basis van het gewicht van de schaatser, kan het tweede sluitmoment bepaald worden. Bij voorkeur ligt het tweede sluitmoment tussen de 20Nm en 200Nm, zodat het goed aansluit bij een 5 normaal gewicht en normale afzetkracht van een schaatser.
In een uitvoeringsvorm van een schaatsframe volgens de uitvinding is de terugstelveer van de veerinrichting tussen een eerste en een tweede bevestigingspunt aangebracht, waarbij de bevestigingspunten in de eerste stand verder van elkaar verwijderd zijn dan in de tweede stand.
Door de terugstelveer aan te brengen tussen de bevestigingspunten, waarbij de bevestigingspunten in de eerste stand verder van elkaar verwijderd zijn dan in de tweede stand, wordt een constructie verkregen waarbij de terugstelveer zich tussen de bevestigingspunten bevindt die zich bij verplaatsing van de eerste naar de tweede stand naar elkaar toe bewegen. Door deze constructie kunnen ook drukveren toegepast worden.
In een uitvoeringsvorm van het schaatsframe volgens de uitvinding is de maximale openingshoek in de tweede stand begrensd doordat de veerweg van de terugstelveer begrensd is, welke begrenzing van de terugstelveer in de tweede stand bereikt wordt.
De veelal in bestaande terugstelmechanieken toegepaste trek- en torsieveren hebben geen inherente begrenzing van de veerweg. De maximale openingshoek wordt dan ook niet door het veermechanisme begrensd. Door nu een terugstelveer te gebruiken waarvan de veerweg begrensd is, zoals bijvoorbeeld bij een spiraalveer die ingedrukt wordt tot het moment dat de windingen elkaar raken, kan een alternatieve eindaanslag voor het begrenzen van de maximale openingshoek verkregen worden.
In een uitvoeringsvorm van het schaatsframe volgens de uitvinding is het bovenste subframe middels een overbrenging gekoppeld met het eerste bevestigingspunt.
Door een overbrenging te voorzien tussen het eerste bevestigingspunt en het bovenste subframe kan een alternatieve plaatsing van de terugstelveer verkregen worden. Ook kan de werkingsrichting van de drukveer omgekeerd worden. Zo kan bijvoorbeeld de terugstelveer aan de voorzijde van het schaatsframe, voor de eerste as, geplaatst worden, waarbij de overbrenging het eerste bevestigingspunt bij het naar de voorzijde van het schaatsframe gerichte uiteinde van de terugstelveer koppelt met het bovenste subframe.
In een andere uitvoeringsvorm van het schaatsframe volgens de uitvinding is het eerste bevestigingspunt gekoppeld aan het voorvoetdeel en is het tweede bevestigingspunt gekoppeld aan het onderste subframe.
Door het eerste bevestigingspunt te koppelen aan het voorvoetdeel, hoeft de veerinrichting in de tweede stand een minder grote afstand te overbruggen en kan deze daardoor compacter uitgevoerd worden dan wanneer deze bijvoorbeeld nabij een ander uiteinde van het bovenste subframe gekoppeld zou worden. Bij voorkeur bevindt het eerste bevestigingspunt zich in een tussen de eerste as en het onderste subsframe gelegen vlak. De koppeling kan eventueel een overbrenging omvatten.
In een uitvoeringsvorm van het schaatsframe volgens de uitvinding bevindt het eerste bevestigingspunt zich op afstand van de eerste as.
Voor het verkrijgen van een effectieve arm voor het door middel van de veerkracht sluiten van het klapmechanisme is het eerste bevestigingspunt op een afstand van de eerste as geplaatst. Het eerste bevestigingspunt is bijvoorbeeld een op de terugstelveer werkende drukpin.
In een andere uitvoeringsvorm van het schaatsframe volgens de uitvinding omvat de terugstelveer tenminste één verend element met een eerste en een tweede uiteinde, waarbij het eerste en het tweede uiteinde in de eerste stand verder van elkaar verwijderd zijn dan in de tweede stand.
Het is volgens de uitvinding voordelig een drukveer toe te passen in plaats van een trek- of torsieveer. De uiteinden van de drukveer zijn bij voorkeur vast aan de bevestigingspunten aangebracht. De drukveer kan lineair of progressief zijn. De terugstelveer levert dus geen wringend moment voor het sluiten van het klapmechanisme, maar drukt.
In een voorkeursuitvoeringsvorm van het schaatsframe volgens de uitvinding, omvat de veerinrichting stelmiddelen voor het aanpassen van de voorspanning van de terugstelveer.
Ook een nadeel van de bestaande schaatsframes, is dat de sluitkracht van de veerinrichting niet eenvoudig aangepast kan worden. Door stelmiddelen op te nemen voor het aanpassen van de voorspanning, kan de sluitkracht gevarieerd worden. Het tweede bevestigingspunt kan bijvoorbeeld op een schroefdraad aangebracht zijn, waarbij de positie van het tweede bevestigingspunt gevarieerd kan worden, waardoor als het tweede bevestigingspunt dichter bij het eerste bevestigingspunt gebracht wordt op de tussen de bevestigingspunten aangebrachte terugstelveer een grotere voorspanning komt te staan. Eventueel doen de stelmiddelen voor het aanpassen van de voorspanning van de terugstelveer tevens dienst als stelmiddelen voor het instellen van de maximale openingshoek, In een uitvoeringsvorm van het schaatsframe volgens de uitvinding is de terugstelveer evenwijdig met het onderste subframe opgesteld.
Door de terugstelveer evenwijdig met het onderste subframe op te stellen, wordt een zeer compact mechanisme verkregen. Daarbij is een eventueel verstelmechanisme voorzien aan de veerinrichting ook goed toegankelijk. Bij voorkeur is de terugstelveer in het onderste subframe aangebracht.
Door de terugstelveer in het onderste subframe aan te brengen wordt de terugstelveer beschermd door het onderste subframe en wordt het zwaartepunt van het schaatsframe nog verder verlaagd.
Deze en andere kenmerken van de uitvinding worden nader toegelicht aan de hand van de bijgaande tekeningen. Figuur 1 toont een schaatsframe volgens de uitvinding in de eerste stand. Figuur 2 toont een schaatsframe volgens de uitvinding in de tweede stand. Figuur 3 toont een schematisch voorstelling van het schaatsframe getoond in figuur 1. Figuur 4 toont een schematisch voorstelling van een schaatsframe volgens de uitvinding met een overbrenging. Figuur 1 toont een schaatsframe 1 volgens de uitvinding in de eerste stand. In de aan het onderste subframe aangebrachte schaatsbuis 2 voor het opnemen van een schaatsijzer is in de getoonde uitvoeringsvorm een schaatsijzer 3 aangebracht. Het bovenste subframe 4 scharniert ten opzichte van het onderste subframe om de eerste as 5. Het scharnier 5 bevindt zich aan de voorzijde van het schaatsframe 1, in het verlengde van het voorvoetvlak 6. Tussen het eerste bevestigingspunt 7 en het tweede bevestigingspunt 8 is de terugstelveer 9 aangebracht, waarbij de drukveer 9 deels zichtbaar gemaakt is door het bovenste subframe 4 heen. Met een stelmoer 10 kan de voorspanning op de drukveer 9 gevarieerd worden. De afstand tussen de bevestigingspunten 7, 8 is aangeduide met 1..
Figuur 2 toont een schaatsframe 1 volgens de uitvinding in de tweede stand. De hoek 11 tussen het bovenste subframe 4 en het onderste subframe is groter dan in figuur 1, waarin het schaatsframe in de eerste stand getoond wordt. De afstand tussen het eerste 7 en het tweede bevestigingspunt 8 is kleiner dan in de eerste stand. De drukveer 9 ligt geheel in het vlak van de bevestigingspunten 7, 8. De afstand tussen de uiteinden van de drukveer 9 is, net als de afstand 1: tussen de bevestigingspunten 7, 8, in de tweede stand kleiner dan in de eerste stand.
Figuur 3 toont een schematisch voorstelling 20 van het schaatsframe zoals getoond in figuur 1. Tussen het op de schaatsbuis 22 aangebrachte tweede bevestigingspunt 28 en het eerste bevestigingspunt 27 is de terugstelveer 29 aangebracht.
Het bovenste subframe 24 scharniert ten opzichte van het onderste subframe om de eerste as 25. De terugstelveer 29 kan ook in de schaatsbuis 22 geplaatst worden.
Figuur 4 toont een schematisch voorstelling van een schaatsframe 30 volgens de uitvinding met een overbrenging 31.
Tussen het op de schaatsbuis 32 aangebrachte tweede bevestigingspunt 38 en het eerste bevestigingspunt 37 is de terugstelveer 39 aangebracht. Het bovenste subframe 34 scharniert ten opzichte van het onderste subframe om de eerste as 35. Het eerste bevestigingspunt 37 is middels een overbrenging 31 overbrenging gekoppeld met het bovenste subframe. De terugstelveer 39 kan ook in de schaatsbuis 32 geplaatst worden.
Claims (15)
1. Schaatsframe voor het koppelen van een schaatsijzer of een aantal wielen met een schaatsschoen, welk schaatsframe omvat: - een langwerpig onderste subframe geconfigureerd voor het opnemen van een schaatsijzer of een aantal wielen; - een bovenste subframe met een voorvoetdeel en een voorvoetvlak voor het koppelen met een schaatsschoen, welk bovenste subframe aan het voorvoetdeel scharnierend verbonden is met het onderste subframe en scharniert om een eerste as die zich dwars op de langsas van het onderste subframe en evenwijdig aan het voorvoetvlak uitstrekt, waarbij het bovenste subframe ten opzichte van het onderste subframe scharnierbaar is tussen een eerste en een tweede stand, waarbij de openingshoek tussen de subframes in de eerste stand kleiner is dan in de tweede stand; en — een veerinrichting geconfigureerd voor het middels een terugstelveer in de eerste stand dwingen van het bovenste subframe, met het kenmerk dat een door de veerinrichting op het schaatsframe werkende eerste sluitmoment tussen de eerste stand en een, tussen de eerste en de tweede stand gelegen, derde stand kleiner is dan een tweede op het schaatsframe werkende sluitmoment tussen de derde en de tweede stand.
2. Schaatsframe volgens conclusie 1, waarbij de openingshoek in de derde stand ligt tussen de 20° en 30°, bij voorkeur 25° is.
3. Schaatsframe volgens conclusie 1 of 2, waarbij de openingshoek in de tweede stand de maximale openingshoek is, welke maximale openingshoek kleiner dan of gelijk is aan 90°, bij voorkeur kleiner dan of gelijk is aan 70°, bij voorkeur ligt tussen de 25° en 60°, bij voorkeur 40° is.
4. Schaatsframe volgens conclusie 3, waarbij het schaatsframe stelmiddelen omvat voor het instellen van de maximale openingshoek.
5. Schaatsframe volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het eerste sluitmoment kleiner is dan 10Nm, bij voorkeur ligt tussen 3Nm en Nm, bij voorkeur 3Nm is.
6. Schaatsframe volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het tweede sluitmoment groter dan of gelijk is aan 15Nm, bij voorkeur ligt tussen 20Nm en 200Nm.
7. Schaatsframe volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de terugstelveer van de veerinrichting tussen een eerste en een tweede bevestigingspunt aangebracht is, waarbij de bevestigingspunten in de eerste stand verder van elkaar verwijderd zijn dan in de tweede stand.
8. Schaatsframe volgens conclusie 7, waarbij de maximale openingshoek in de tweede stand begrensd wordt doordat de veerweg van de terugstelveer begrensd is, welke begrenzing van de terugstelveer in de tweede stand bereikt wordt,
9. Schaatsframe volgens conclusie 7 of 8, waarbij het bovenste subframe middels een overbrenging gekoppeld is met het eerste bevestigingspunt.
10. Schaatsframe volgens één van de conclusies 7 - 9, waarbij het eerste bevestigingspunt gekoppeld is aan het voorvoetdeel en het tweede bevestigingspunt gekoppeld is aan het onderste subframe.
11. Schaatsframe volgens één van de conclusies 7 — 10, waarbij het eerste bevestigingspunt zich op afstand van de eerste as bevindt.
12. Schaatsframe volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de terugstelveer tenminste één verend element omvat met een eerste en een tweede uiteinde, waarbij het eerste en het tweede uiteinde in de eerste stand verder van elkaar verwijderd zijn dan in de tweede stand.
13. Schaatsframe volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de veerinrichting stelmiddelen omvat voor het aanpassen van de voorspanning van de terugstelveer.
14. Schaatsframe volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de terugstelveer evenwijdig met het onderste subframe opgesteld is.
15. Schaatsframe volgens conclusie 14, waarbij de terugstelveer in het onderste subframe aangebracht is.
Priority Applications (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL2026028A NL2026028B1 (nl) | 2020-07-09 | 2020-07-09 | Schaatsframe |
Applications Claiming Priority (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL2026028A NL2026028B1 (nl) | 2020-07-09 | 2020-07-09 | Schaatsframe |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL2026028B1 true NL2026028B1 (nl) | 2022-03-11 |
Family
ID=80679448
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL2026028A NL2026028B1 (nl) | 2020-07-09 | 2020-07-09 | Schaatsframe |
Country Status (1)
Country | Link |
---|---|
NL (1) | NL2026028B1 (nl) |
Cited By (1)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US11484770B2 (en) * | 2017-05-22 | 2022-11-01 | Stian SELVIK | Construction of skates |
-
2020
- 2020-07-09 NL NL2026028A patent/NL2026028B1/nl active
Cited By (1)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US11484770B2 (en) * | 2017-05-22 | 2022-11-01 | Stian SELVIK | Construction of skates |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
BE1018223A3 (nl) | Zelfsluitende pivotscharnier. | |
NL2026028B1 (nl) | Schaatsframe | |
NL2010134C2 (nl) | Taatsdeurscharnier. | |
WO2006039729A8 (de) | Halte- und einstellvorrichtung für bewegbare möbelteile | |
US4505493A (en) | Slalom ski binding | |
FR2706519A1 (fr) | Ferme-porte à tiges de rail de coulissement pour être encastré dans un battant ou un cadre de porte. | |
JPH0336550B2 (nl) | ||
DK1680567T3 (da) | Dør- eller portlukkehængsel | |
EP0030175B1 (fr) | Butée avant de fixation de ski | |
FR2741543A1 (fr) | Fixations pour ski de fond | |
US4536006A (en) | Safety binding of a boot on a ski | |
US4219214A (en) | Ski brake | |
US5558353A (en) | Device for modifying the force distribution of a ski over its gliding surface and a ski equipped with such a device | |
US4262924A (en) | Hinge ski | |
FR2568929A1 (fr) | Mecanisme de securite pour la manoeuvre des portes battantes a deux vantaux | |
US6003947A (en) | Adjustable chair arm | |
EP0557302B1 (fr) | Fixation de securite de ski alpin | |
EP0750522A1 (fr) | Butee avant pour fixation de securite de ski alpin | |
EP0865806B1 (fr) | Fixation de sécurité de l'extrémité avant d'une chaussure | |
EP1577175A1 (fr) | Dispositif d'absportion d'un choc subi par le capot d'un véhicule | |
GB2277708A (en) | Bale discharge device for round baler | |
CN219895109U (zh) | 一种滑轨防护缓冲结构 | |
NL1029369C2 (nl) | Zwenkwielsamenstel en van een dergelijk samenstel voorzien voertuig. | |
NL1025655C1 (nl) | Mobiele slee, gebruik makend van ski's, sturend door middel van het verplaatsen van het lichaamszwaartepunt. | |
US346235A (en) | Edmund smalley |