NL2025672B1

NL2025672B1 - Spuitinrichting voor het spuiten van vloeistof op gewassen

Info

Publication number: NL2025672B1
Application number: NL2025672A
Authority: NL
Inventors: Matheus Anna Hoeben Robertus; Leonards Karel Anna Hoeben John; Johannes Godefridus Maria Hoeben Henricus
Original assignee: Matheus Anna Hoeben Robertus; Leonards Karel Anna Hoeben John; Johannes Godefridus Maria Hoeben Henricus
Priority date: 2020-05-26
Filing date: 2020-05-26
Publication date: 2021-12-13
Also published as: WO2021242093A1; CA3219734A1; EP4156923A1; US20230210103A1

Abstract

Spuitinrichting voor het spuiten van vloeistof op gewassen 5 Een spuitinrichting 1 voor bevestiging aan een op een landbouwtrekker aanwezige langwerpige boom 3, die zich haaks op de bewegingsrichting 5 van de landbouwtrekker uitstrekt, heeft een langwerpig eerste blad 15, dat evenwijdig is aan de boom 3. De spuitinrichting heeft voorts een aantal spuitdoppen 19, die met het eerste blad 15 zijn verbonden en gericht zijn in een richting tegengesteld aan de rijrichting 5. 10 Voorts heeft de spuitinrichting een langwerpig tweede blad 25 dat eveneens evenwijdig is aan de boom 3 en dat op afstand van het eerste blad 15 aanwezig is. Dit tweede blad 25 is scharnierbaar om de een scharnieras 27, die evenwijdig is aan de boom 3. Het tweede blad 25 is onafhankelijk van het eerste blad 15 scharnierbaar om de luchtstroming 27 boven de spuitdoppen 19 zodanig te sturen dat de spuitvloeistof 15 volledig op het gewas terecht komt. (Figuur 1)

Description

Spuitinrichting voor het spuiten van vloeistof op gewassen BESCHRIJVING: Gebied van de uitvinding.

De uitvinding heeft betrekking op een spuitinrichting voor koppeling aan een op een landbouwtrekker aanwezige boom voor het spuiten van vloeistof op gewassen, omvattende: - een langwerpig eerste blad, dat scharnierbaar om een eerste scharnieras evenwijdig aan de lengterichting van het eerste blad, verbonden kan worden met de boom, die zich tijdens het spuiten van vloeistof op gewassen in lengterichting haaks op de bewegingsrichting van de landbouwtrekker uitstrekt, waarbij het eerste blad in lengterichting evenwijdig is aan de boom, - een aantal spuitdoppen, die met het eerste blad zijn verbonden en gericht zijn in een richting dwars op de lengterichting van het eerste blad en tijdens het spuiten in een richting tegengesteld aan de rijrichting, en - een langwerpig tweede blad dat in lengterichting evenwijdig is aan de lengterichting van het eerste blad en op afstand van het eerste blad aanwezig is en verbonden is met het eerste blad.

Stand van de techniek.

Een spuitinrichting volgens de aanhef van conclusie 1 is bekend uit WO2017/179973A. Bij deze bekende spuitinrichting zijn het eerste en het tweede blad onafhankelijk van elkaar via armen bevestigd aan een drager die scharnierbaar verbonden kan worden met een op een landbouwtrekker aanwezige boom. Deze armen en de bevestiging met de drager zijn enigszins flexibel zodat de beide bladen enigszins ten opzichte van elkaar kunnen bewegen in een richting van elkaar af en naar elkaar toe. Het tweede blad dient ervoor om tijdens het rijden de rijwind te sturen zodat een luchtstroom boven de spuitdoppen gecreëerd wordt die de spuitvloeistof beter naar het te bespuiten gewas geleidt en er voor zorgt dat minder de spuitvloeistof wegwaait dan het geval zou zijn zonder dit tweede blad.

Samenvatting van de uitvinding.

Een doel van de uitvinding is het verbeteren van de bekende spuitinrichting. Meer in het bijzonder is het doel van de uitvinding het verschaffen van een spuitinrichting van de in de aanhef genoemde soort waarbij het tweede blad beter de lucht stuurt zodat nog minder spuitvloeistof wegwaait en de spuitvloeistof nog beter naar het te bespuiten gewas geleid wordt dan het geval is bij de bekende spuitinrichting. Hiertoe is de spuitinrichting volgens de uitvinding gekenmerkt, doordat het tweede blad scharnierbaar 1s om de eerste scharnieras of een tweede scharnieras evenwijdig aan de eerste scharnieras, en onafhankelijk van het eerste blad scharnierbaar is ofwel dat het tweede blad ten opzichte van het eerste blad schamierbaar is. Hierdoor past tijdens bedrijf al naar gelang de omstandigheden (windsnelheid en voortbewegingssnelheid) het tweede blad zijn stand aan ten opzichte van het eerste blad waarbij de luchtstroming boven de spuitdoppen de spuitvloeistof beter naar het gewas stuurt. Hierdoor wordt de uit de spuitdoppen komende spuitvloeistof beter naar de gewassen geleid. Tijdens bedrijf, d.w.z. tijdens voortbeweging van de spuitinrichting, zal de door het tweede blad afgebogen luchtstroming de uit de spuitdoppen gespoten spuitvloeistof beter naar de gewassen geleiden doordat de mate van afbuiging en dus sturing van de luchtstroom door het tweede blad afhankelijk is van de stand van het tweede blad die bepaald wordt door de wind- en rijsnelheid. De eventuele ongunstige effecten van wind en rijsnelheid op de richting van de luchtstroming langs het tweede blad worden gecompenseerd door de aanpassing van de stand van het tweede blad door de ertegen stromende rijwind. Een uitvoeringsvorm van de spuitinrichting volgens de uitvinding is gekenmerkt, doordat de spuitinrichting een langwerpig derde blad omvat, dat in lengterichting evenwijdig 1s aan de lengterichting van het eerste blad en op afstand van het eerste blad aanwezig is en verbonden is met het eerste blad, waarbij het derde blad niet scharnierbaar is ten opzichte van het eerste blad. Het derde blad is samen met het eerste blad scharnierbaar om de eerste scharnieras, maar is niet onafhankelijk van het eerste blad scharnierbaar om de eerste scharnieras. Dus in deze uitvoeringsvorm is het scharnierbare tweede blad niet een vervanging van het bestaande tweede blad bij de bekende spuitinrichting maar een aanvulling op de beide bladen van de bekende spuitinrichting om nog beter de spuitvloeistof naar de gewassen te kunnen geleiden.

Bij voorkeur omvat de spuitinrichting een langwerpig ophangelement, dat in lengterichting evenwijdig is aan de lengterichting van het eerste blad, en dat scharnierbaar om de eerste scharnieras verbonden kan worden met het met de landbouwtrekker verbonden langwerpige boom, waarbij het eerste blad is bevestigd aan het ophangelement en het tweede blad scharnierbaar is verbonden met het ophangelement. Bij voorkeur is ook het derde blad bevestigd aan het ophangelement.

Het eerste blad is bij voorkeur via een of meer eerste bladdragers bevestigd aan het ophangelement. Ook het tweede blad is via een of meer tweede bladdragers scharnierend verbonden met het ophangelement.

Een verdere uitvoeringsvorm van de spuitinrichting volgens de uitvinding is gekenmerkt, doordat de spuitinrichting is voorzien van ten minste één eerste aanslag die verdraaiing van het tweede blad om de eerste of tweede scharnieras in een richting naar het eerste blad toe beperkt.

Bij voorkeur is de spuitinrichting voorzien van ten minste één bevestigingselement voor bevestiging van de spuitinrichting aan de op de landbouwtrekker aanwezige boom, waarbij het ophangelement scharnierbaar is verbonden met het bevestigingselement, welk bevestigingselement is voorzien van ten minste één tweede aanslag die verdraaiing van het ophangelement begrenst.

Elke tweede bladdrager is bij voorkeur voorzien van een contactdeel dat bij verdraaiing van het tweede blad in een richting van het eerste blad af in contact komt met de aanslag waardoor verdraaiing in die richting begrensd is.

Bij voorkeur is ook het derde blad via een of meer derde bladdragers bevestigd aan het ophangelement.

Beknopte omschrijving van de tekeningen.

Hieronder zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van in de tekeningen weergegeven uitvoeringsvoorbeelden van de spuitinrichting volgens de uitvinding. Hierbij toont: Figuur 1 een eerste uitvoeringsvorm van de spuitinrichting volgens de uitvinding in zijaanzicht; Figuur 2 een deel van de in figuur 1 weergegeven spuitinrichting in bovenaanzicht; en

Figuur 3 een tweede uitvoeringsvorm van de spuitinrichting volgens de uitvinding in zijaanzicht.

Gedetailleerde omschrijving van de tekeningen.

In de figuren 1 en 2 is een eerste uitvoeringsvorm van de spuitinrichting 1 voor het spuiten van spuitvloeistof op gewassen volgens de uitvinding weergegeven in zijaanzicht respectievelijk bovenaanzicht. De spuitnrichting 1 is scharnierbaar verbonden met een op een landbouwtrekker aanwezige boom 3. Tijdens het spuiten van vloeistof op gewassen verplaatst de landbouwtrekker zich over de gewassen en strekt de boom 3 zich in lengterichting horizontaal en haaks op de bewegingsrichting 5 van de landbouwtrekker uit.

De spuitinrichting | heeft een langwerpig ophangelement 7 dat via scharnieren 9 is verbonden met bevestigingselementen 11 waarmee de spuitinrichting aan de boom 3 is bevestigd. Aan het ophangelement 7 zijn een aantal eerste bladdragers 13 bevestigd waaraan een langwerpig eerste blad 15 is bevestigd. Het eerste blad 15 is in lengterichting parallel aan de lengterichting van de boom 3. Aan het ophangelement 7 zijn tevens spuitdragers 17 bevestigd, die op afstand van de eerste bladdragers 13 aanwezig zijn. Op deze spuitdragers 17 zijn spuitdoppen 19 voor het spuiten de spuitvloeistof op gewassen aanwezig.

Aan het ophangelement 7 zijn voorts een aantal beugels 21 bevestigd waarmee tweede bladdragers 23 scharnierbaar zijn verbonden. Aan deze tweede bladdragers is een langwerpig tweede blad 25 bevestigd, dat in lengterichting eveneens evenwijdig aan de lengterichting van het ophangelement 7. De tweede bladdragers 23 zijn via tweede scharnieren 27 verbonden met de beugels 21. Het tweede blad 25 is, gezien in zijaanzicht, licht gebogen en is enkel via de tweede scharnieren verbonden met het eerste blad 15, zodat het tweede blad 25 volledig onafhankelijk van het eerste blad 15 scharnierbaar is.

Tijdens het spuiten is het tweede blad 25 boven het eerste blad 15 aanwezig en buigt het tweede blad 25 de rijwind naar beneden waarbij een luchtstroming 27 boven de spuitstralen 29 gecreëerd wordt die ervoor zorgt dat de spuitvloeistof niet weg waait maar op de gewassen terecht komt.

Delen van de beugels 21 vormen eerste aanslagen 31 waarmee uitsteeksels 35 op de tweede bladdragers 23 in contact komen bij verdraaiing van het tweede blad 25 naar het eerste blad 15 toe. Hierdoor wordt voorkomen dat bij een lage rijwindsnelheid het tweede blad 25 de luchtstroming te veel naar beneden toe afbuigt.

De bevestigingselementen 11 zijn voorzien van een aantal tweede aanslagen 33 die de verdraaiing van het ophangelement 7 en daarmee dus ook die van 5 het eerste blad 15 begrenzen. Hierdoor blijft het eerste blad 15 ook bij hoge windsnelheden schuin naar beneden gericht.

In figuur 3 is een tweede uitvoeringsvorm van de spuitinrichting 41 volgens de uitvinding in zijaanzicht weergegeven. Alle onderdelen die gelijk zijn aan die van de eerste uitvoeringsvorm zijn met dezelfde verwijzingscijfers aangeduid. Deze spuitinrichting 41 heeft voorts een derde blad 43 dat aan de spuitdragers 17 is bevestigd alsmede verdere spuitdoppen 45 die eveneens aan de spuitdragers 17 zijn bevestigd. Deze verdere spuitdoppen 45 blazen tijdens het spuiten lucht om de spuitvloeistof uit de spuitdoppen 19 beter naar de gewassen te geleiden. Deze verdere spuitdoppen 45 zijn in de zelfde richting gericht zijn als de spuitdoppen 19 en zijn aan de naar het eerste blad 15 toegekeerde zijde van het derde blad 43 aanwezig.

Hoewel in het voorgaande de uitvinding is toegelicht aan de hand van de tekeningen, dient te worden vastgesteld dat de uitvinding geenszins tot de in de tekeningen getoonde uitvoeringsvormen is beperkt. De uitvinding strekt zich mede uit tot alle van de in de tekeningen getoonde uitvoeringsvormen afwijkende uitvoeringsvormen binnen het door de conclusies gedefinieerde kader.

Claims

CONCLUSIES: I. Spuitinrichting (1; 41) voor koppeling aan een op een landbouwtrekker aanwezige boom (3) voor het spuiten van vloeistof op gewassen, omvattende: - een langwerpig eerste blad (15), dat scharnierbaar om een eerste scharnieras (9) evenwijdig aan de lengterichting van het eerste blad (15), verbonden kan worden met de boom (3) die zich tijdens spuiten van vloeistof op gewassen in lengterichting haaks op de bewegingsrichting (5) van de landbouwtrekker uitstrekt, waarbij het eerste blad (15) in lengterichting evenwijdig is aan de boom (3), - een aantal spuitdoppen (19), die met het eerste blad (15) zijn verbonden en gericht zijn in een richting dwars op de lengterichting van het eerste blad en tijdens het spuiten tegengesteld aan de rijrichting (5), en - een langwerpig tweede blad (25) dat in lengterichting evenwijdig is aan de lengterichting van het eerste blad (15) en op afstand van het eerste blad aanwezig is en verbonden is met het eerste blad (15), met het kenmerk, dat het tweede blad (25) scharnierbaar is om de eerste scharnieras (9) of een tweede scharnieras (27) evenwijdig aan de eerste scharnieras (9), en onafhankelijk van het eerste blad (15) scharnierbaar is.
2. Spuitinrichting (41) volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de spuitinrichting (41) een langwerpig derde blad (43) omvat, dat in lengterichting evenwijdig is aan de lengterichting van het eerste blad (15) en op afstand van het eerste blad aanwezig is en verbonden is met het eerste blad (15), waarbij het derde blad (43) niet scharnierbaar is ten opzichte van het eerste blad (15).
3. Spuitinrichting (1; 41) volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de spuitinrichting (1; 41) een langwerpig ophangelement (7) omvat, dat in lengterichting evenwijdig is aan de lengterichting van het eerste blad (15), en dat scharnierbaar om de eerste scharnieras (9) verbonden kan worden met de met de landbouwtrekker verbonden langwerpige boom (3). waarbij het eerste blad (15) is bevestigd aan het ophangelement (7) en het tweede blad (25) scharnierbaar is verbonden met het ophangelement (7).
4 Spuitinrichting (41) volgens conclusie 2 en 3, met het kenmerk, dat het derde blad (43) is bevestigd aan het ophangelement (7).
5. Spuitinrichting (1; 41) volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het eerste blad (15) via een of meer eerste bladdragers (13) is bevestigd aan het ophangelement (7).
6. Spuitinrichting (1; 41) volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het tweede blad (25) via een of meer tweede bladdragers (23) scharnierend is verbonden met het ophangelement (7).
7. Spuitinrichting (1; 41) volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de spuitinrichting (1; 41) is voorzien van ten minste één eerste aanslag (31) die verdraaiing van het tweede blad (23) om de eerste of tweede scharnieras (9, 27) in een richting naar het eerste blad (15) toe beperkt.
8. Spuitinrichting (1; 41) volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de spuitinrichting (1; 41) is voorzien van ten minste één bevestigingselement (11) voor bevestiging van de spuitinrichting aan de op de landbouwtrekker aanwezige boom (3), waarbij het ophangelement (7) scharnierbaar is verbonden met het bevestigingselement (11), welk bevestigingselement is voorzien van ten minste één tweede aanslag (33) die verdraaiing van het ophangelement begrenst.
9. Spuitinrichting (1; 41) volgens conclusie 6 en 7, met het kenmerk, dat elke tweede bladdrager (23) is voorzien van een contactdeel (35) dat bij verdraaiing van het tweede blad (25) in een richting van het eerste blad (15) af in contact komt met de eerste aanslag (31) waardoor verdraaiing in die richting begrensd is.
10. Spuitinrichting (41) volgens één der voorgaande conclusies 2-9, met het kenmerk, dat het derde blad (43) via de spuitdragers (17) is bevestigd aan het ophangelement (7).