NL2025362B1 - Medisch kledingstuk. - Google Patents

Abstract

De uitvinding heeft betrekking op een kledingstuk voor toepassing in een medisch-klinische omgeving, in het bijzonder op een kledingstuk voor gebruik door medisch personeel in een ziekenhuis of laboratorium. De COVlD-19 pandemie van 2020 heeft wereldwijd voor een onnoemlijk ontwrichting van de samenleving gezorgd. Naast het menselijk leed vanwege de grote hoeveelheid slachtoffers, heeft het corona-virus ook gezorgd voor een enorme belasting van de gezondheid, dat geresulteerd heeft in grote tekorten van de meest basale medische hulpmiddelen, zoals mondkapjes, desinfecterende gels, en beschermende kledij voor het medisch personeel.

Description

Titel: Medisch kledingstuk.

De uitvinding heeft betrekking op een kledingstuk voor toepassing in een medisch-klinische omgeving, in het bijzonder op een kledingstuk voor gebruik door medisch personeel in een ziekenhuis of laboratorium.

De COVID-19 pandemie van 2020 heeft wereldwijd voor een onnoemlijk ontwrichting van de samenleving gezorgd. Naast het menselijk leed vanwege de grote hoeveelheid slachtoffers, heeft het corona-virus ook gezorgd voor een enorme belasting van de gezondheid, dat geresulteerd heeft in grote tekorten van de meest basale medische hulpmiddelen, zoals mondkapjes, desinfecterende gels, en beschermende kledij voor het medisch personeel.

Medische kledingstukken zoals patiënthemden, operatie-kledij en schorten kennen vanwege het COVID-19 besmettingsgevaar een hoge gebruikssnelheid en zijn veelal slechts eenmalig te gebruiken en worden daarna als afval beschouwd.

Er is derhalve in tijden van een medische crisis, zoals een pandemie als corona, de wens voor een goedkoop alternatief medisch kledingstuk, dat snel en op grote schaal is te produceren en dat in achtneming van alle medische veiligheidsmaatregelen snel is aan te trekken en comfortabel is tijdens het dragen en het uitoefenen van hun werkzaamheden van het medisch personeel.

Hiertoe is overeenkomstig de uitvinding het kledingstuk van een kunststof foliemateriaal vervaardigd en omvat deze tenminste een voorschoot; een eerste armdeel; en een tweede armdeel, waarbij de voorschoot, het eerste armdeel en het tweede armdeel als losse onderdelen zijn vervaardigd en met behulp van verbindingsmiddelen vormbaar zijn tot het kledingstuk.

Dit maakt het mogelijk om het kledingstuk modulair te fabriceren, hetgeen het productieproces vereenvoudigt doordat nu slecht eenvoudig ontworpen kledingstukonderdelen afzonderlijk dienen te worden vervaardigd, in plaats van een complex patroon voor het gehele kledingstuk. Daar dergelijke standaard (wegwerp)kledingstukken slechts in één of een beperkt aantal kledingmaten worden geleverd, maakt het in losse onderdelen aanbieden van het kledingstuk het mogelijk voor de gebruiker om zelf de beste, en comfortabelste pasvorm van het kledingstuk tijdens dragen en werken te realiseren.

Meer specifiek is bij een voorbeeld elk eerste en tweede armdeel gevormd als een foliehoes, welke foliehoes is voorzien van een open schoudereinde en een al dan niet gedeeltelijk open mouweinde, waarbij de foliehoes aan het open schoudereinde is voorzien van een schouderflap.

Ten behoeve van comfort en medische veiligheid kan het open mouweinde van elk armdeel zijn voorzien van een rondgaand elastiek.

Bij een functionele uitvoering van het kledingstuk zijn de verbindingsmiddelen aangebracht op elke schouderflap, dan wel op een zijde van de voorschoot.

Bij drie niet limiterende functionele uitvoeringen bestaan de verbindingsmiddelen uit een of meer dubbelzijdige kleefstroken, dan wel uit een of meer klittenband stroken, dan wel uit een of meer drukknopen. Bij deze uitvoeringen kan de gebruiker snel en effectief het kledingstuk vormen uit de losse kledingstukonderdelen, bestaande uit de voorschoot en de twee armdelen, waarbij de verbindingsmiddelen (kleefstrook, Klittenband, dan wel drukknopen) een snelle en eenvoudige aanpassing aan de postuur van de gebruiker mogelijk maakt.

Meer specifiek zijn het eerste armdeel en het tweede armdeel identiek aan elkaar. Dit vereenvoudigt niet alleen het fabricageproces, maar voorkomt ook verwarring bij het aantrekken ervan door een gebruiker.

Bij een verder functioneel voorbeeld van de uitvinding is de voorschoot in hoofdzaak rechthoekig gevormd en is deze voorzien van een opening voor het hoofd van een gebruiker, alsmede twee, aan weerszijden van de opening uitstrekkende strikbanden.

Met behulp van de strikbanden kan de voorschoot om het lichaam gestrikt worden.

Meer specifiek bezit de voorschoot aan elke zijde van de opening een schouderpartij, welke schouderpartij aanligt tegen de overeenkomende strikband. Zodoende bezit de voorschoot een groot lichaamsbedekkend oppervlak, met name rondom de schouder en nek van de gebruiker, hetgeen extra veiligheid voor de gebruiker verschaft.

Meer specifiek eindigt de aanliggende snijlijn tussen de schouderpartij en de strikband in een rondgaande uitsparing in de voorschoot. Hierdoor wordt voorkomen dat bij eventuele spanningen in het foliemateriaal de snijlijn verder inscheurt.

Verder kan het kunststof foliemateriaal een materiaal zijn gekozen uit de groep van LDPE, HDPE, PE, etc.

De uitvinding zal hierna aan de hand van een tekening nader worden toegelicht, welke tekening toont in: Figuur 1 een eerste aanzicht van een onderdeel voor een kledingstuk overeenkomstig de uitvinding; Figuur 2 een aanzicht van een ander onderdeel voor een kledingstuk overeenkomstig de uitvinding; Figuur 3 toont een kledingstuk gevormd uit de onderdelen getoond in de Figuren 1 en 2; Figuren 4A-4E deelstappen van een werkwijze voor het vervaardigen van de verschillende onderdelen van het kledingstuk 1.

Voor een beter begrip van de uitvinding zullen in de navolgende figuurbeschrijving alle overeenkomsten onderdelen met identieke referentie-cijfers worden aangeduid.

Figuur 1 in combinatie met Figuur 3 toont een onderdeel van een kledingstuk 1 voor toepassing in een medisch-klinische omgeving, welk kledingstuk 1 van een kunststof foliemateriaal is vervaardigd. Het onderdeel betreft de voorschoot 10 van het kledingstuk 1 en is als een los onderdeel vervaardigd.

De voorschoot 10 is in hoofdzaak rechthoekig gevormd uit een strook foliemateriaal. De rechthoekige strook foliemateriaal is voorzien van twee langszijden 10a en 10b (zie ook Figuur 3) en is voorzien van een opening 11 voor het hoofd van een gebruiker. Tevens is de voorschoot voorzien van twee, aan weerszijden van de opening 11 uitstrekkende strikbanden 13a en 13b. Nadat de gebruiker zijn of haar hoofd door de opening 11 heeft gestoken kan de voorschoot met behulp van (de einddelen 13a’ 13b”van) de strikbanden 13a-13b om het lichaam gestrikt worden.

Zoals te zien in Figuur 1 is de voorschoot aan elke zijde van de opening 11 voorzien van een eerste (linker) schouderpartij 12a en een tweede (rechter) schouderpartij 12b. Bij deze uitvoering ligt elke schouderpartij 12a-12b tegen de overeenkomende strikband 13a-13b aan. Zodoende bezit de voorschoot 10 een groot lichaamsbedekkend oppervlak, met name rondom de schouder en nek van de gebruiker, hetgeen extra veiligheid voor de gebruiker verschaft.

Figuur 2 in combinatie met Figuur 3 toont een ander onderdeel van het samengestelde kledingstuk, aangeduid als een eerste (linker) armdeel 20 en tweede (rechter) armdeel 20°.

Elk eerste en tweede armdeel 20-20’ is rechthoekig gevormd voorzien van eerste langszijde 20a, een tweede langszijde 20b en een eerste kopse zijde 20c en een tweede kopse zijde 20d. Meer specifiek is elk armdeel 20-20’ gevormd als een foliehoes of armhoes 22, welke foliehoes 22 is voorzien van een open schoudereinde 21a en een open mouweinde 21b aan de tweede kopse zijde 20d. Referentie-cijfer 22a duiden anti- inscheursneden aan, welke voorkomen dat bij gebruik, dat wil zeggen bij het in de armhoes 22 steken van een arm door de gebruiker, de armhoes 22 nabij de overgang met de schouderflap 23 losscheurt.

Voorts is de foliehoes of armhoes 22 aan het open schoudereinde 21a is voorzien van een schouderflap 23 welke eindigt in de eerste kopse zijde 20c. De schouderflap 23 {of borstkasflap 23) komt tegen de borstkas van de gebruiker te liggen, wanneer de gebruiker zijn/haar arm door de armhoes 22 steekt.

Referentiecijfer 24 duidt een rondgaand elastiek aan, dat in het open mouweinde 21b van elk armdeel 20-20" is verwerkt. Hierdoor sluit het armdeel 20-20’ goed af rondom de pols van de gebruiker hetgeen extra comfort, bewegingsvrijneid en medische veiligheid verschaft. Het toepassen van elastiek is optioneel, eventueel kan de opening van het mouweinde 21b een dusdanige doorsnede hebben dat de hand van de gebruiker er net doorheen past, zodat vanwege de flexibiliteit van het gebruikte foliemateriaal het mouweinde alsnog nauw aansluit om de pols.

Zoals getoond in de Figuren 1-3 zijn de voorschoot 10, het eerste armdeel 20 en het tweede armdeel 20’ als losse onderdelen vervaardigd. Teneinde deze losse onderdelen eenvoudig en efficiënt door een medisch geschoold persoon tot een kledingstuk te vormen zijn verbindingsmiddelen 30a-30b aanwezig, waarmee de losse onderdelen 10-20-20’ met elkaar vormbaar zijn tot het kledingstuk 1.

Zoals getoond in Figuur 2 zijn de verbindingsmiddelen aangebracht op de schouderflap 23 van elk armdeel 20-20’, bij voorkeur op de zijde 23’ van de schouderflap 23, welke zijde 23’ van de zijde van de armhoes 22 af is gekeerd. Bij het aantrekken van het armdeel 20-20’ steekt de gebruiker zijn/haar arm door de armhoes 22 en brengt de schouderflap 23 (ook wel borstkasflap genoemd) tegen zijn/haar borstkas, waarbij de zijde 23’ en de verbindingsmiddelen 30a-30b naar voren en van het lichaam af zijn gericht en dus niet tegen de borstkas aanliggen. Bij een andere uitvoering kunnen de verbindingsmiddelen zijn aangebracht op een naar het lichaam toe gerichte zijde van de voorschoot 10.

In Figuur 2 zijn de verbindingsmiddelen weergegeven met referentie-cijfers 30a-30b en bestaan zij uit één of meer dubbelzijdige kleefstroken. Bij voorkeur is elk eerste 20 en tweede 20° armdeel voorzien van tenminste één verbindingsmiddel {(kleefstrook) 30a dat nabij de eerste kopse zijde 20c is aangebracht. Bij voorkeur strekken de verbindingsmiddelen 30a zich parallel aan de kopse zijde 20c (dus loodrecht op de langsrichting van het armdeel 20-20’) uit.

Een tweede verbindingsmiddel 30b is ook parallel aan de kopse zijde 20c {dus loodrecht op de langsrichting van het armdeel 20-20’) aangebracht nabij het open schoudereinde 21a, doch ook hier aan de van de armhoes 22 afgerichte zijde 23’ van de schouderflap (borstkasflap) 23.

Bij een ander voorbeeld bestaan de verbindingsmiddelen uit één of meer klittenband stroken 30a-30b die op overeenkomende samenwerkende posities van beide armdelen 20-20’ zijn aangebracht of bestaan de verbindingsmiddelen uit één of meer 5 drukknopen, welke in rijen 30a-30b op overeenkomende samenwerkende posities op beide armdelen 20-20’ en de voorschoot 10 zijn aangebracht.

Echter, het gebruik van tweezijdige kleefstroken 30a-30b zoals getoond in Figuur 2 verdient de voorkeur, zowel omdat hierdoor het fabricageproces efficiënter wordt en tevens de verstelbaarheid qua pasvorm aan de postuur van de gebruiker/drager van het kledingstuk vereenvoudigt.

Het zal duidelijk zijn dat het in losse onderdelen aanbieden van de voorschoot 10 en de armdelen 20-20’ en het met behulp van de kleefstroken 30a-30b vormen tot een kledingstuk 1 (zoals getoond in Figuur 3) het mogelijk voor de gebruiker om zelf de beste, en comfortabelste pasvorm van het kledingstuk tijdens dragen en werken te realiseren.

Het toepassen van de verbindingsmiddelen 30a en 30b op twee op enige afstand van elkaar gelegen posities op de schouderflap 23 realiseert een verbeterde verbinding tussen het twee eerste armdeel 20 en het tweede armdeel 20’ enerzijds en de naar het lichaam van de gebruiker gericht zijde van de voorschoot 10 en een armdeel 20- 20 anderzijds. Dit vergroot de stabiliteit van het aldus gevormde kledingstuk 1 en verbeterd het draagcomfort voor de gebruiker.

Bij voorkeur zijn het eerste (linker) armdeel 20 en het tweede (rechter) armdeel 20 identiek aan elkaar. Dit vereenvoudigt niet alleen het fabricageproces, maar voorkomt ook verwarring bij het aantrekken ervan door een gebruiker.

Het kunststof foliemateriaal is een materiaal dat is gekozen uit de groep de groep van LDPE, HDPE, PE, etc. Echter, elk ander, flexibel, dun en eenvoudig te verwerken kunststoffoliemateriaal kan worden gebruikt met in achtneming van de hygiëne- en medische veiligheidsvoorschriften.

Voor het vervaardigen van de voorschoot 10 wordt verwezen naar Figuur 4, waar met behulp van vijf deelfiguren 4A-4E het productieproces wordt toegelicht.

In een eerste werkwijze stap wordt van een oneindige strook foliemateriaal 50 van een toevoerrol (niet getoond) afgewikkeld. De oneindige strook foliemateriaal 50 is in zijn langsrichting dubbelgevouwen, zodat de strook foliemateriaal 50 een langsgerichte vouw 10’ en twee langszijden 10a en 10b bezit. De halve breedte (dwarsrichting) van de dubbelgevouwen strook foliemateriaal 50 is ong. 40-50 cm, bij voorkeur 40 cm. De dubbelgevouwen oneindige strook foliemateriaal 50 wordt tijdens het afwikkelen telkens in zijn dwarsrichting afgesneden in afzonderlijk stroken 100 met een langsafmeting tussen de twee kopse zijnde 50c en 50d van ongeveer 110 tot 130 cm, bij voorkeur 125 cm.

Elke strook 100 vormt het uitgangsmateriaal voor een voorschoot 10.

In een vervolgstap van de werkwijze (Figuur 4C) wordt een stanselement 60 gebruikt voorzien van een stansmes 60. In een stansbeweging stanst het stanselement 60 door de dubbelgevouwen uitgangsstrook 100 en snijdt met de stansmessen 61 de opening 11 voor het hoofd, de contour van de schouderpartij 12a- 12b, en de contour van de strikbanden 13a-13b in de dubbelgevouwen uitgangsstrook

100.

De strikbanden 13a-13b worden zo in de rechthoekige dubbelgevouwen strook foliemateriaal 100 gevormd, waarbij tevens een snijlijn 14 in het foliemateriaal wordt gestanst en zodoende de schouderpartijen 12a-12b en de strikbanden 13a-13b uit het foliemateriaal vormt. Zoals getoond in Figuur 1 en 3 en 4D liggen de schouderpartijen 12a resp. 12b en de strikbanden 13a resp. 13b tegen elkaar aan, gescheiden door de snijlijn 14. De aanliggende snijlijn 14 eindigt in een rondgaande uitsparing 15 in de voorschoot 10 ter plaatste van het begindeel 13a’-13b’ van de strikband 13a-13b.

Figuur 4E toont de voorschoot 10 uitgevouwen en gelijk aan de Figuur 3.

LIJST MET REFERENTIE-CIJFERS 1 kledingstuk 10 voorschoot middellijn van voorschoot 10a eerste langszijde 10b tweede langszijde 11 hoofdopening 12a eerste schouderpartij (links) 10 12b tweede schouderpartij (rechts) 13a eerste strikband (links) 13b tweede strikband (rechts) 13a-13b’ begindeel van de strikband 13a”-13b” einddeel van de strikband 14 snijlijn 15 opening eerste armdeel 20° tweede armdeel 20a eerste langszijde van armdeel 20 20b tweede langszijde van armdeel 20c eerste kopse zijde van armdeel 20d tweede kopse zijde van armdeel 21a eerste, schouderopening 21b tweede, mouwopening 22 armhoes 22a anti-inscheur snede 23 schouderflap (borstkasflap) 24 mouwopening elastiek 50 oneindige strook foliemateriaal 50c-50d kopse zijden van strook uitgangsmateriaal 100 60 stanselement 61 stansmescontour 100 strook uitgangsmateriaal voor voorschoot 10

Claims (12)

CONCLUSIES

1. Een kledingstuk voor toepassing in een medisch-klinische omgeving, welk kledingstuk van een kunststof foliemateriaal is vervaardigd en tenminste omvat: ° een voorschoot; ° een eerste armdeel; en . een tweede armdeel, waarbij de voorschoot, het eerste armdeel en het tweede armdeel als losse onderdelen zijn vervaardigd en met behulp van verbindingsmiddelen vormbaar zijn tot het kledingstuk, waarbij elk eerste en tweede armdeel is gevormd als een foliehoes, welke foliehoes is voorzien van een open schoudereinde en een open mouweinde, waarbij de foliehoes aan het open schoudereinde is voorzien van een schouderflap.

2. Het kledingstuk volgens conclusie 1, waarbij het open mouweinde van elk armdeel is voorzien van een rondgaand elastiek.

3. Het kledingstuk volgens conclusie 1 of 2, waarbij de verbindingsmiddelen zijn aangebracht op elke schouderflap.

4. Het kledingstuk volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de verbindingsmiddelen zijn aangebracht op een zijde van de voorschoot.

5. Het kledingstuk volgens een of meer van de conclusies 1-4, waarbij de verbindingsmiddelen bestaan uit een of meer dubbelzijdige kleefstroken.

6. Het kledingstuk volgens een of meer van de conclusies 1-4, waarbij de verbindingsmiddelen bestaan uit een of meer klittenband stroken.

7. Het kledingstuk volgens een of meer van de conclusies 1-4, waarbij de verbindingsmiddelen bestaan uit een of meer drukknopen.

8. Het kledingstuk volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij het eerste armdeel en het tweede armdeel identiek aan elkaar zijn.

9. Het kledingstuk volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de voorschoot in hoofdzaak rechthoekig is gevormd en is voorzien van een opening voor het hoofd van een gebruiker, alsmede twee, aan weerszijden van de opening uitstrekkende strikbanden.

10. Het kledingstuk volgens conclusie 9, waarbij de voorschoot aan elke zijde van de opening een schouderpartij omvat, welke schouderpartij aanligt tegen de overeenkomende strikband.

11. Het kledingstuk volgens conclusie 10, waarbij de aanliggende snijlijn tussen de schouderpartij en de strikband eindigt in een rondgaande uitsparing in de voorschoot.

12. Het kledingstuk volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij het kunststof foliemateriaal een is gekozen uit de groep van LDPE, HDPE, PE, etc.