NL2024697B1 - Cilinderslot - Google Patents

Abstract

Een cilinderslot voor bevestiging op een paneel omvattende een eerste slothuis voorzien van een eerste slotcilinder die roteerbaar in het eerste slothuis is opgenomen, een roteerbare meenemer die achter het eerste slothuis is gelegen in het verlengde van het eerste slothuis, en een blokkeersamenstel voorzien tussen het eerste slothuis en de meenemer. Het blokkeersamenstel is voorzien van een roteerbare blokkeerschijf en een blokkeerelement. De blokkeerschijf is rotatievast verbonden met de eerste slotcilinder en de meenemer en is geconfigureerd voor het overbrengen van een rotatie van de eerste slotcilinder naar de meenemer. Het blokkeerelement bevindt zich bij normaal gebruik in een vrijgavestand, waarbij het blokkeerelement vrij is van de blokkeerschijf. Het blokkeerelement bevindt zich in een blokkeerstand indien de eerste slotcilinder uit het cilinderslot is verwijderd, in welke blokkeerstand het blokkeerelement rotatie van de blokkeerschijf blokkeert en waarbij de blokkeerschijf de meenemer afschermt van toegang. [Fig. 1]

Description

P125810NL00 Titel: Cilinderslot De uitvinding heeft betrekking op een cilinderslot

ACHTERGROND Een standaard cilinderslot bestaat onder andere uit een slothuis met slotcilinder en een meenemer. Door de slotcilinder met de bijbehorende sleutel te draaien, draait de meenemer mee. Doordat de meenemer bijvoorbeeld is verbonden met de nachtschoot, wordt hierdoor het cilinderslot op slot gedaan of van slot gehaald. Een veel gebruikte inbraakmethode is het zogenaamde slottrekken (E: lock snapping). Met speciaal gereedschap wordt het slothuis uit het cilinderslot getrokken. De inbreker heeft dan vrij toegang tot de meenemer en kan deze eenvoudig, zonder sleutel, laten draaien en daarmee het cilinderslot openen.

SAMENVATTING Er is behoefte aan een cilinderslot dat betere bescherming biedt tegen het bovengenoemde slottrekken.

De uitvinding verschaft daartoe een cilinderslot volgens conclusie

1. Meer in het bijzonder verschaft de uitvinding een cilinderslot voor bevestiging op een paneel. Een paneel is bijvoorbeeld een deur of een raam. Het cilinderslot omvat een eerste slothuis voorzien van een eerste slotcilinder die rond een hartlijn roteerbaar in het eerste slothuis is opgenomen en die vanaf een eerste zijde van het paneel bedienbaar is. Het cilinderslot omvat tevens een roteerbare meenemer die is voorzien van een meenemernok en die, gezien vanaf de eerste zijde, achter het eerste slothuis is gelegen in het verlengde van het eerste slothuis. Het cilinderslot omvat daarnaast een blokkeersamenstel voorzien tussen het eerste slothuis en de meenemer. Het blokkeersamenstel is voorzien van een roteerbare blokkeerschijf en een blokkeerelement. De blokkeerschijf is rotatievast verbonden met de eerste slotcilinder en de meenemer en is geconfigureerd voor het overbrengen van een rotatie van de eerste slotcilinder naar de meenemer. Het blokkeerelement bevindt zich bij normaal gebruik in een vrijgavestand, waarbij het blokkeerelement vrij is van de blokkeerschijf. Het blokkeerelement bevindt zich in een blokkeerstand indien het eerste slothuis uit het cilinderslot is verwijderd, in welke blokkeerstand het blokkeerelement rotatie van de blokkeerschijf blokkeert en waarbij de blokkeerschijf de meenemer afschermt van toegang vanaf de eerste zijde van het paneel. Bij een poging tot inbraak kan de inbreker het eerste slothuis uit het cilinderslot trekken. Dat wordt niet voorkomen. In tegenstelling tot een onbeveiligd cilinderslot, kan de inbreker echter niet bij de meenemer. Deze wordt door de blokkeerschijf afgeschermd, waardoor toegang tot de meenemer vanaf de eerste zijde van het paneel niet mogelijk is. Door het weghalen van het eerste slothuis zal het blokkeerelement in de blokkeerstand schieten. In die stand verhindert het blokkeerelement rotatie van de blokkeerschijf. Hierdoor is het ook niet mogelijk de meenemer te laten draaien door de blokkeerschijf te laten draaien. Het cilinderslot zal derhalve op slot blijven. Nadere uitwerkingen van de uitvinding zijn beschreven in de volgconclusies en zullen hierna aan de hand van een voorbeeld, onder verwijzing naar de figuren, nader worden verduidelijkt

KORTE FIGUURBESCHRIJVING Figuur 1 toont een opgeblazen aanzicht van een voorbeeld van een cilinderslot volgens de uitvinding; Figuur 2 toont een gedeeltelijk opengewerkt zijaanzicht van het voorbeeld van figuur 1; Figuur 3 toont detail III van figuur 2; Figuur 4 toont het voorbeeld van figuur 2 indien het eerste slothuis van de rest van het cilinderslot 1s verwijderd;

Figuur 5 toont detail V van figuur 4.

GEDETAILLEERDER FIGUURBESCHRIJVING In de volgende gedetailleerde figuurbeschrijving wordt met behulp van verwijzingscijfers verwezen naar het voorbeeld dat is weergegeven in de figuren. De uitvoeringsvormen die in de gedetailleerde beschrijving worden beschreven zijn echter niet beperkt tot het voorbeeld dat is getoond in de figuren maar kunnen ook op andere wijze zijn uitgevoerd dan getoond in het voorbeeld. De in de gedetailleerde beschrijving beschreven uitvoeringsvormen dienen derhalve ook zonder de verwijzingscijfers te worden gelezen en begrepen. De diverse, hierna te beschrijven uitvoeringsvormen kunnen in combinatie met elkaar of onafhankelijk van elkaar worden toegepast. In meest algemene zin verschaft de uitvinding een cilinderslot 10 voor bevestiging op een paneel. Een paneel is bijvoorbeeld een deur of een raam. Het cilinderslot 10 omvat een eerste slothuis 12 voorzien van een eerste slotcilinder 14 die rond een hartlijn L roteerbaar in het eerste slothuis 12 1s opgenomen en die vanaf een eerste zijde van het paneel bedienbaar is. Het cilinderslot 10 omvat tevens een roteerbare meenemer 16 die is voorzien van een meenemernok 18 en die, gezien vanaf de eerste zijde, achter het eerste slothuis 12 is gelegen in het verlengde van het eerste slothuis 12. Het cilinderslot 10 omvat daarnaast een blokkeersamenstel 20, 22, 28, 30, 32, 36 voorzien tussen het eerste slothuis 12 en de meenemer 16. Het blokkeersamenstel 20, 22, 28, 30, 32, 36 1s voorzien van een roteerbare blokkeerschijf 20 en een blokkeerelement. De blokkeerschijf 20 18 rotatievast verbonden met de eerste slotcilinder 14 en de meenemer 16 en is geconfigureerd voor het overbrengen van een rotatie van de eerste slotcilinder 14 naar de meenemer 16. Het blokkeerelement bevindt zich bij normaal gebruik in een vrijgavestand, waarbij het blokkeerelement vrij is van de blokkeerschijf 20. Het blokkeerelement bevindt zich in een blokkeerstand indien het eerste slothuis 12 uit het cilinderslot 10 is verwijderd, in welke blokkeerstand het blokkeerelement rotatie van de blokkeerschijf 20 blokkeert en waarbij de blokkeerschijf 20 de meenemer 16 afschermt van toegang vanaf de eerste zijde van het paneel.

Het zij opgemerkt dat de blokkeerschijf 20 alleen rotatievast met de eerste slotcilinder 14 is verbonden. Dit kan bijvoorbeeld door uitstekende nokken van de blokkeerschijf 20 die vallen in overeenkomende uitsparingen in de eerste slotcilinder 14, of vice versa. In axiale richting worden de blokkeerschijf 20 en de eerste slotcilinder 14 alleen bijeengehouden door hun positie in respectievelijk het blokkeersamenstel 20, 22, 28, 30, 32, 36 en het eerste slothuis. Het blokkeersamenstel 20, 22, 28, 30, 32, 36 en het eerste slothuis 12 kunnen bijvoorbeeld door een brug 46 zijn verbonden, zoals hieronder in een uitvoeringsvoorbeeld wordt beschreven. Indien echter het eerste slothuis 12 uit het cilinderslot 10 is verwijderd, bijvoorbeeld door slottrekken, dan is er geen verbinding die de blokkeerschijf 20 en de eerste slotcilinder 12 bijeenhoudt.

De meenemer 16 kan door middel van de meenemernok 18 verbonden zijn met een nachtschoot en eventueel met een dagschoot. Hierdoor kan door rotatie van de meenemer 16 het cilinderslot 10 op slot of open worden gedaan, en eventueel het paneel geopend.

De overige effecten en voordelen van het cilinderslot 10 zijn reeds in de samenvatting beschreven en deze effecten en voordelen worden hier door aanhaling geacht te zijn ingevoegd.

In een uitvoeringsvorm is het blokkeerelement een blokkeerpen 22 die door middel van een voorspanningselement in de richting van de blokkeerschijf 20 wordt gedrongen. De blokkeerpen 22 is voorzien van een nok 24 met een schuin oppervlak die schuin is gelegen ten opzichte van de dringrichting van het voorspanningselement. Het blokkeersamenstel 20, 22, 28, 30, 32, 36 verder is voorzien van een borgelement dat 1s ingeklemd tussen het schuine oppervlak van de nok 24 en het eerste slothuis 12 en een beweging van de blokkeerpen 22 in de richting van de blokkeerschijf 20 verhindert.

Het borgelement, dat in een uitvoeringsvorm waarvan een voorbeeld is getoond in de figuren kan zijn uitgevoerd als een aantal 5 kogeltjes 30, zorgt ervoor dat de blokkeerpen 22 wordt tegengehouden indien deze door het voorspanningselement in de richting van de blokkeerschijf 20 wordt gedrongen. De blokkeerpen 22 haakt met zijn nok 24 achter het borgelement, waardoor deze niet in de richting van de blokkeerschijf 20 kan worden bewogen. Doordat de nok 24 schuin is gelegen ten opzicht van de dringrichting van het voorspanningselement, oefent het voorspanningselement niet alleen een kracht op de blokkeerpen 22 uit, maar ook op het borgelement. Het borgelement wordt daarbij door en van de blokkeerpen 22 weggedrukt. In normaal bedrijf drukt de blokkeerpen 22 het borgelement tegen het eerste slothuis 12 aan en zit het borgelement daardoor ingeklemd tussen de blokkeerpen 22 en het eerste slothuis 12. Indien echter het eerste slothuis 12 uit het cilinderslot 10 is verwijderd, bijvoorbeeld door slottrekken, dan wordt het borgelement niet meer door het eerste slothuis 12 tegengehouden. In dat geval is het borgelement vrij om te bewegen. De blokkeerpen 22 zal dan door zijn schuine nok 24 het borgelement wegduwen, waardoor het voorspanningselement niet meer wordt verhinderd om de blokkeerpen 22 in de richting van de blokkeerschijf te bewegen. Het blokkeerelement schiet hierbij dus in de blokkeerstand.

In een nadere uitvoeringsvorm kan de blokkeerschijf 20 zijn voorzien van een gat 26 voor het daarin opnemen van een uiteinde van de blokkeerpen 22.

Hierdoor is er in de blokkeerstand sprake van een pen-en-gat- verbinding tussen het witeinde van de blokkeerpen 22 en het gat 26 in de blokkeerschijf 20. Een dergelijke verbinding is sterk en door zijn eenvoud erg geschikt om de blokkeerschijf 20 vast te zetten.

In een alternatieve uitvoeringsvorm kan blokkeerelement ook een blokkeerpen zijn die in de blokkeerschijf 20 is aangebracht en die door een voorspanningselement van de blokkeerschijf 20 af wordt gedrongen. In de blokkeerstand van het blokkeerelement steekt een uiteinde van de blokkeerpen uit de blokkeerschijf 20 en wordt opgenomen in een gat in een ten opzichte van het cilinderslot 10 vaststaand element. Dit kan bijvoorbeeld een gat in een blokkeerhuis zijn. Een dergelijk blokkeerhuis kan bijvoorbeeld het blokkeerhuis 32 zijn zoals hieronder in een uitvoeringsvoorbeeld wordt beschreven.

In een uitvoeringsvorm heeft de meenemer 16 een eerste draaistand waarin het cilinderslot 10 open is, en heeft de meenemer 16 een tweede draaistand, waarin het cilinderslot 10 op slot is. Het gat 26 1n de blokkeerschijf is naar de blokkeerpen 22 gekeerd teneinde deze te kunnen opnemen indien de meenemer 16 in de tweede draaistand staat.

De hierboven beschreven blokkeerschijf 20 met blokkeerpen 22 zijn met name bedoeld ter voorkoming van inbraak. Een dergelijke beveiliging is niet of minder nodig, indien het cilinderslot niet op slot, of open is. Degene die zich in die situatie ongeoorloofd toegang wil verschaffen hoeft dan immers niet in te breken, maar kan het paneel gewoon openen. De inbraakbeveiliging is met name van belang indien het cilinderslot 10 op slot zit. In die stand moet de blokkeerpen 22 een pen-en-gat-verbinding kunnen vormen om daarmee de blokkeerpen 22 in de blokkeerstand te kunnen zetten. Dit wordt 1n deze uitvoeringsvorm mogelijk doordat, indien het cilinderslot 10 op slot is, het gat 26 naar de blokkeerpen 22 toe is gekeerd.

In een uitvoeringsvorm omvat het voorspanningselement een veer

28. Bijvoorbeeld een drukveer.

Door de veer 28 in te drukken zal deze willen uitzetten en zodoende een kracht op de blokkeerpen 22 uitoefenen. Dit zorgt dan voor de benodigde voorspanning en heeft het effect dat de veer 28 de blokkeerpen 22 in de richting van de blokkeerschijf 20 dringt.

In een nadere uitvoering kan de blokkeerpen 22 zijn voorzien van een open blokkeerpenkamer 50 aan een van de blokkeerschijf 20 afgekeerd uiteinde van de blokkeerpen 22, waarbij de veer 28 zich althans ten dele in de blokkeerpenkamer 50 uitstrekt. In de vrijgavestand kan in de blokkeerpenkamer 50 een ring 52 zijn opgenomen die de veer 28 omgeeft. Wanneer de blokkeerpen 22 zich in de blokkeerstand bevindt, kan de ring 52 uit de blokkeerpenkamer 50 zijn bewogen. De ring 52 verhindert in dat geval dat de blokkeerpen 22 vanuit de blokkeerstand naar de vrijgavestand kan worden gebracht.

Doordat de blokkeerpen 22 niet naar de vrijgavestand kan worden gebracht, biedt de ring 52 een extra inbraakbeveiliging. Nadat het eerste slothuis 12 ut het cilinderslot 10 is weggehaald, bijvoorbeeld door middel van slottrekken, staat de blokkeerpen 22 in de blokkeerstand. Door de ring 52 1s het niet mogelijk de blokkeerpen 22 weer in de vrijgavestand te zetten om daarmee de beveiliging van de blokkeerschijf 20 te omzeilen. De ring kan bijvoorbeeld ingeklemd worden tussen het van de blokkeerschijf 20 afgekeerde uiteinde van de blokkeerpen 22 en een ten opzichte van het cilinderslot 10 vaststaand deel. Dit vaststaande deel kan bijvoorbeeld het blokkeerhuis 32 of de brug 46 zijn zoals hieronder in een uitvoeringsvoorbeeld wordt beschreven. Hierdoor wordt verhinderd dat de blokkeerpen 22 zich weer van de blokkeerschijf 20 af kan bewegen.

Zoals hiervoor reeds aangegeven kan in een uitvoeringsvorm het borgelement een veelvoud van metalen balletjes 30 omvatten, zoals duidelijk zichtbaar is in het voorbeeld dat is weergegeven figuren.

Metalen balletjes 30 zijn effectief als borgelement en gemakkelijk verkrijgbaar. Als alternatief zou een pen of stift gebruikt kunnen worden.

In een wtvoeringsvorm is het blokkeersamenstel 20, 22, 28, 30, 32, 36 voorzien van een blokkeerhuis 32 waarin de blokkeerschijf 20, de blokkeerpen 22, het voorspanningselement en het borgelement zijn opgenomen.

Dit blokkeerhuis 32 kan bijvoorbeeld zijn voorzien van één of meerdere kamers waarin de diverse onderdelen van het blokkeersamenstel 20, 22, 28, 30, 32, 36 zijn ondergebracht.

In een nadere uitvoeringsvorm is het blokkeerhuis 32 voorzien van een blokkeerschijfkamer 38 met een zich loodrecht op de hartlijn L uitstrekkende borgwand 40. De blokkeerschijf 20 ligt daarbij aan tegen de borgwand 40. De blokkeerschijf 20 is tevens voorzien van een groef 34. Het blokkeersamenstel 20, 22, 28, 30, 32, 36 is verder voorzien van een borgring 36 waarvan een binnenste zijde is geplaatst in de groef 34 van de blokkeerschijf 20. De borgring 36 ligt aan tegen een van de eerste slotcilinder 14 afgekeerde zijde van het blokkeerhuis 32, zodat een beweging van de blokkeerschijf 20 in axiale richting wordt voorkomen door de borgring 36 en de borgwand 40.

Doordat de blokkeerschijf 20 in axiale richting door de borgring 36 en de borgwand 40 wordt tegengehouden, kan de blokkeerschijf 20 niet in axiale richting bewegen. Het is voor de blokkeerschijf 20 dan enkel mogelijk te roteren en de rotatie van de eerste slotcilinder 14 over te brengen op de meenemer 16, indien de blokkeerpen 22 zich in de vrijgavestand bevindt. Indien de blokkeerpen 22 zich in de blokkeerstand bevindt, is de blokkeerschijf 20 helemaal vastgezet en is geen beweging meer mogelijk.

In een uitvoeringsvorm omvat het cilinderslot 10 verder een tweede slothuis 42 en een brug 46. Het tweede slothuis 42 15 voorzien van ofwel een tweede slotcilinder 44 die in het tweede slothuis 42 is opgenomen en die vanaf een tweede zijde van het paneel bedienbaar is, ofwel een bedieningsknopsamenstel dat in het tweede slothuis 42 is opgenomen en dat vanaf een tweede zijde van het paneel bedienbaar is. De tweede zijde van het paneel is gelegen tegenover de eerste zijde van het paneel. De meenemer 16 1s opgenomen tussen het eerste slothuis 12 en het tweede slothuis 42. De brug 46 verbindt het eerste slothuis 12, het blokkeersamenstel 20, 22, 28, 30, 32, 36, en het tweede slothuis 42 met elkaar.

Door het tweede slothuis 42 is de het cilinderslot 10 ook vanaf de tweede zijde van het paneel bedienbaar. Het paneel kan bijvoorbeeld een buitendeur in een woning zijn die is voorzien van een buitenzijde aan een buitenkant van de woning en een binnenzijde aan een binnenkant van de woning. De eerste zijde van de buitendeur is dan voorzien van een inbraakbeveiliging door middel van de blokkeerschijf 20 en het blokkeerelement. Deze eerste zijde is dan bij voorkeur de buitenzijde van de buitendeur. De tweede zijde van de buitendeur 1s dan de binnenzijde. Door middel van de tweede slotcilinder 44, of het bedieningsknopsamenstel is de buitendeur ook vanaf de binnenzijde bedienbaar. Het eerste slothuis 12, het blokkeersamenstel 20, 22, 28, 30, 32, 36, en het tweede slothuis 42 kunnen bijvoorbeeld door middel van schroeven op de brug 46 worden vastgeschroefd. De brug 46 zorgt dan voor een axiale verbinding in de richting van hartlijn L tussen de genoemde onderdelen.

In een uitvoeringsvorm is het eerste slothuis 12 voorzien van een in hoofdzaak constante, zich in axiale richting uitstrekkende omtrekscontour. Het tweede slothuis 42 is voorzien van een in hoofdzaak constante, zich in axiale richting uitstrekkende omtrekscontour. Daarbij kan de omtrekscontour van het tweede slothuis 42 overeenstemmen overeen met de omtrekscontour van het eerste slothuis 12. De omtrekscontouren van beide slothuizen 12, 42 liggen in elkaars verlengde.

Doordat de omtrekscontouren overeenstemmen en in elkaars verlengde liggen, kan het cilinderslot 10 eenvoudig uit het paneel worden verwijderd en door een ander cilinderslot 10 worden vervangen. Dit maakt een vervanging van de slotcilinders 14, 44 makkelijk. Dit kan bijvoorbeeld gewenst zijn indien een bijbehorende sleutel is verloren. De omtrekscontour kan bijvoorbeeld een Europrofiel zijn. Een Europrofiel heeft gestandaardiseerde afmetingen, wat uitwisseling tussen cilindersloten van verschillende fabrikanten vergemakkelijkt.

In een uitvoeringsvorm is de meenemer 16 roteerbaar ten opzichte van het eerste en het tweede slothuis 12, 42. De meenemer 16 is positioneerbaar in een eerste draaistand waarin de meenemernok 18 zich bevindt in een uitsparing tussen het eerste en het tweede slothuis 12, 42 en waarin de meenemernok 18 zich bovendien, gezien in axiale richting van het cilinderslot 10, binnen de omtrekscontouren bevindt. De meennemer 16 is door rotatie positioneerbaar in een tweede draaistand waarin de meenemernok 16 zich, gezien in axiale richting, buiten de omtrekscontouren uitstrekt.

Door de verschillende standen kan de meenemernok 18 de nachtschot en eventueel de dagschoot bedienen.

In een uitvoeringsvorm is de brug 46 voorzien van een breekverzwakking 48 ter plaatse waarvan de brug 46 breekt wanneer op het eerste slothuis 12 een kracht boven een bepaalde grenswaarde wordt uitgeoefend.

De breekverzwakking 48 kan zijn uitgevoerd als een versmalling in de brug 46, zoals is getoond in de figuren. Doordat de brug 46 zal breken bij de breekverzwakking 48 en niet op een andere plaats, is te bepalen waar de brug 46 zal breken. De beste plaats voor de breekverzwakking 48 1s nabij een zijde van het eerste slothuis 12 welke aanligt tegen het blokkeersamenstel 20, 22, 28, 30, 32, 36. Als het eerste slothus 12 dan uit het cilinderslot 10 is gehaald, bijvoorbeeld door slottrekken, dan zal een gedeelte van de brug 46 dat aan het eerste slothuis 12 vast zit, samen met het eerste slothuis 12, netjes worden afgebroken. De rest van de brug 46, met onder andere het daaraan bevestigde blokkeersamenstel 20, 22, 28, 30, 32, 36 zal stevig blijven zitten in het cilinderslot 10. De grenswaarde van de kracht die nodig is om de breekverzwakking 48 te laten breken moet binnen bepaalde waarden worden gekozen. Aan de ene kant moet de grenswaarde hoog genoeg worden gekozen zodat het insteken van een sleutel in de eerste slotcilinder 14, zelfs als dit met brute kracht gepaard gaat, niet resulteert in het breken van de breekverzwakking 48. Aan de andere kant is de grenswaarde laag bij voorkeur zo laag dat, indien er een kracht op het eerste slothuis 12 wordt uitgeoefend, de breekverzwakking 48 het eerste onderdeel van het cilinderslot 10 is dat breekt.

De uitvinding is niet beperkt tot de in de figuren getoonde voorbeelden. De hierboven beschreven uitvoeringsvormen kunnen, zoals reeds aangegeven ook anders zijn uitgevoerd dan getoond in de voorbeelden van de figuren. De beschermingsomvang wordt bepaald door de hierna volgende conclusies waarin de verwijzingscijfers geen beperkende werking hebben.

Legenda 10 — cilinderslot 12 — eerste slothuis 14 - eerste slotcilinder

16 — meenemer 18 — meenemernok 20 — blokkeerschijf 22 — blokkeerpen

24 nok (van de blokkeerpen) 26 — gat (in de blokkeerschijf) 28 — veer 30 — metalen balletje 32 — blokkeerhuis

34 — groef (in de blokkeerschijf) 36 — borgring 38 — blokkeerschijfkamer 40 — borgwand 42 — tweede slothuis

44 — tweede slotcilinder 46 — brug 48 — breekverzwakking 50 — blokkeerpenkamer 52 — ring

L — hartlijn

Claims (13)

CONCLUSIES

1. Een cilinderslot (10) voor bevestiging op een paneel omvattende: - een eerste slothuis (12) voorzien van een eerste slotcilinder (14) die rond een hartlijn (L) roteerbaar in het eerste slothuis (12) is opgenomen en die vanaf een eerste zijde van het paneel bedienbaar 15; - een roteerbare meenemer (16) die 1s voorzien van een meenemernok (18) en die, gezien vanaf de eerste zijde, achter het eerste slothuis (12) is gelegen 1n het verlengde van het eerste slothuis (12); en - een blokkeersamenstel (20, 22, 28, 30, 32, 36) voorzien tussen het eerste slothuis (12) en de meenemer (16), waarbij het blokkeersamenstel (20, 22, 28, 30, 32, 36) is voorzien van een roteerbare blokkeerschijf (20) en een blokkeerelement, waarbij de blokkeerschijf (20) rotatievast is verbonden met de eerste slotcilinder (14) en de meenemer (16) en is geconfigureerd voor het overbrengen van een rotatie van de eerste slotcilinder (14) naar de meenemer (16), waarbij het blokkeerelement zich bij normaal gebruik in een vrijgavestand bevindt, waarbij het blokkeerelement vrij is van de blokkeerschijf (20), en waarbij het blokkeerelement zich in een blokkeerstand bevindt indien het eerste slothuis (12) uit het cilinderslot (10) is verwijderd, in welke blokkeerstand het blokkeerelement rotatie van de blokkeerschijf (20) blokkeert en waarbij de blokkeerschijf (20) de meenemer (16) afschermt van toegang vanaf de eerste zijde van het paneel.

2. Het cilinderslot volgens conclusie 1, waarbij het blokkeerelement een blokkeerpen (22) is die door middel van een voorspanningselement in de richting van de blokkeerschijf (20) wordt gedrongen, waarbij de blokkeerpen (22) 1s voorzien van een nok (24) met een schuim oppervlak die schuin 1s gelegen ten opzichte van de dringrichting van het voorspanningselement, waarbij het blokkeersamenstel (20, 22, 28, 30, 32, 36) verder 1s voorzien van een borgelement dat is ingeklemd tussen het schuine oppervlak van de nok (24) en het eerste slothuis (12) en een beweging van de blokkeerpen in de richting van de blokkeerschijf (20) verhindert.

3. Het cilinderslot volgens conclusie 2, waarbij de blokkeerschijf (20) is voorzien van een gat (26) voor het daarin opnemen van een uiteinde van de blokkeerpen (22).

4. Het cilinderslot volgens conclusie 3, waarbij de meenemer (16) een eerste draaistand heeft waarin het cilinderslot (10) open is, en waarbij de meenemer (16) een tweede draaistand heeft, waarin het cilinderslot (10) op slot is, waarbij het gat (26) in de blokkeerschijf naar de blokkeerpen (22) toe is gekeerd teneinde deze te kunnen opnemen indien de meenemer (16) in de tweede draaistand staat.

5. Het cilinderslot volgens één van de conclusies 2-4, waarbij het voorspanningselement een veer (28) omvat.

6. Het cilinderslot volgens conclusie 5, waarbij de blokkeerpen (22) 1s voorzien van een open blokkeerpenkamer (50) aan een van de blokkeerschijf (20) afgekeerd uiteinde van de blokkeerpen (22), waarbij de veer (28) zich althans ten dele in de blokkeerpenkamer (50) uitstrekt, waarbij in de vrigavestand in blokkeerpenkamer (50) een ring (52) is opgenomen die de veer (28) omgeeft, waarbij, wanneer de blokkeerpen (22) zich in de blokkeerstand bevindt, de ring (52) uit de blokkeerpenkamer (50) 1s bewogen en verhindert dat de blokkeerpen (22) vanuit de blokkeerstand naar de vrijgavestand kan worden gebracht.

7. Het cilinderslot volgens een van de conclusies 2-6, waarbij het borgelement een veelvoud van metalen balletjes (30) omvat.

8. Het cilinderslot volgens een van de conclusies conclusie 2-7, waarbij het blokkeersamenstel (20, 22, 28, 30, 32, 36) is voorzien van een blokkeerhuis (32) waarin de blokkeerschijf (20), de blokkeerpen (22), het voorspanningselement en het borgelement zijn opgenomen.

9. Het cilinderslot volgens conclusie 8, waarbij het blokkeerhuis (32) is voorzien van een blokkeerschijfkamer (38) met een zich loodrecht op de hartlijn (L) uitstrekkende borgwand (40), waarbij de blokkeerschijf (20) aanligt tegen de borgwand (40), waarbij de blokkeerschijf (20) is voorzien van een groef (34), en waarbij het blokkeersamenstel (20, 22, 28, 30, 32, 36) verder 1s voorzien van een borgring (36) waarvan een binnenste zijde 1s geplaatst in de groef (34) van de blokkeerschijf (20) en die aanligt tegen een van de eerste slotcilinder (14) afgekeerde zijde van het blokkeerhuis (32), zodat een beweging van de blokkeerschijf (20) in axiale richting wordt voorkomen door de borgring (36) en de borgwand (40).

10. Het cilinderslot volgens één van de voorgaande conclusies, verder omvattend: - een tweede slothuis (42) voorzien van ofwel een tweede slotcilinder (44) die in het tweede slothuis (42) is opgenomen en die vanaf een tweede zijde van het paneel bedienbaar is, ofwel een bedieningsknopsamenstel dat in het tweede slothuis (42) is opgenomen en dat vanaf een tweede zijde van het paneel bedienbaar 1s, waarbij de tweede zijde tegenover de eerste zijde van het paneel is gelegen, en waarbij de meenemer (16) is opgenomen tussen het eerste slothuis (12) en het tweede slothuis (42); en - een brug (46), die het eerste slothuis (12), het blokkeersamenstel (20, 22, 28, 30, 32, 36), en het tweede slothuis (42) met elkaar verbindt.

11. Het cilinderslot volgens conclusie 10, waarbij het eerste slothuis (12) is voorzien van een in hoofdzaak constante, zich in axiale richting uitstrekkende omtrekscontour, waarbij het tweede slothuis (42) is voorzien van een in hoofdzaak constante, zich in axiale richting uitstrekkende omtrekscontour, waarbij de omtrekscontour van het tweede slothuis (42) overeenstemt met de omtrekscontour van het eerste slothuis (12), en waarbij de omtrekscontouren van beide slothuizen (12, 42) in elkaars verlengde liggen.

12. Het cilinderslot volgens conclusie 11, waarbij de meenemer (16) roteerbaar 1s ten opzichte van het eerste en het tweede slothuis (12, 42) en positioneerbaar is in een eerste draaistand waarin de meenemernok (18) zich bevindt in een wtsparing tussen het eerste en het tweede slothuis (12, 42) en waarin de meenemernok (18) zich bovendien, gezien in axiale richting van het cilinderslot (10), binnen de omtrekscontouren bevindt, waarbij de meennemer (16) door rotatie positioneerbaar is in een tweede draaistand waarin de meenemernok (16) zich, gezien in axiale richting, buiten de omtrekscontouren uitstrekt.

13. Het cilinderslot volgens één van de conclusies 10-12, waarbij de brug (46) is voorzien van een breekverzwakking (48) ter plaatse waarvan de brug (46) breekt wanneer op het eerste slothuis (12) een kracht boven een bepaalde grenswaarde wordt uitgeoefend.