NL2022604B1 - Werkwijze voor het graven langs straatmeubilair - Google Patents

Werkwijze voor het graven langs straatmeubilair Download PDF

Info

Publication number
NL2022604B1
NL2022604B1 NL2022604A NL2022604A NL2022604B1 NL 2022604 B1 NL2022604 B1 NL 2022604B1 NL 2022604 A NL2022604 A NL 2022604A NL 2022604 A NL2022604 A NL 2022604A NL 2022604 B1 NL2022604 B1 NL 2022604B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
post
anchored
base
support device
ground
Prior art date
Application number
NL2022604A
Other languages
English (en)
Inventor
Marinus Johan Huigsloot Robert
Dirk Cornelis Kooijman Jan
Original Assignee
Rht Holding B V
J D C Kooijman Holding Bv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Rht Holding B V, J D C Kooijman Holding Bv filed Critical Rht Holding B V
Priority to NL2022604A priority Critical patent/NL2022604B1/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL2022604B1 publication Critical patent/NL2022604B1/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04HBUILDINGS OR LIKE STRUCTURES FOR PARTICULAR PURPOSES; SWIMMING OR SPLASH BATHS OR POOLS; MASTS; FENCING; TENTS OR CANOPIES, IN GENERAL
    • E04H12/00Towers; Masts or poles; Chimney stacks; Water-towers; Methods of erecting such structures
    • E04H12/34Arrangements for erecting or lowering towers, masts, poles, chimney stacks, or the like
    • E04H12/347Arrangements for setting poles in the ground
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04GSCAFFOLDING; FORMS; SHUTTERING; BUILDING IMPLEMENTS OR AIDS, OR THEIR USE; HANDLING BUILDING MATERIALS ON THE SITE; REPAIRING, BREAKING-UP OR OTHER WORK ON EXISTING BUILDINGS
    • E04G23/00Working measures on existing buildings
    • E04G23/008Working measures on existing vertical ducts, e.g. chimneys, garbage chutes
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04HBUILDINGS OR LIKE STRUCTURES FOR PARTICULAR PURPOSES; SWIMMING OR SPLASH BATHS OR POOLS; MASTS; FENCING; TENTS OR CANOPIES, IN GENERAL
    • E04H12/00Towers; Masts or poles; Chimney stacks; Water-towers; Methods of erecting such structures
    • E04H12/20Side-supporting means therefor, e.g. using guy ropes or struts
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04GSCAFFOLDING; FORMS; SHUTTERING; BUILDING IMPLEMENTS OR AIDS, OR THEIR USE; HANDLING BUILDING MATERIALS ON THE SITE; REPAIRING, BREAKING-UP OR OTHER WORK ON EXISTING BUILDINGS
    • E04G27/00Temporary arrangements for giving access from one level to another for men or vehicles, e.g. steps, ramps
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F21LIGHTING
    • F21VFUNCTIONAL FEATURES OR DETAILS OF LIGHTING DEVICES OR SYSTEMS THEREOF; STRUCTURAL COMBINATIONS OF LIGHTING DEVICES WITH OTHER ARTICLES, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • F21V21/00Supporting, suspending, or attaching arrangements for lighting devices; Hand grips
    • F21V21/36Hoisting or lowering devices, e.g. for maintenance

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Chemical Kinetics & Catalysis (AREA)
  • Electrochemistry (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Road Signs Or Road Markings (AREA)

Abstract

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het graven en weer opvullen van een sleuf Iangs een in de grond verankerde paal, de werkwijze omvattende de stappen 1) het voorzien in een ondersteuningsinrichting; 2) het bevestigen van de ondersteuningsinrichting aan een in de grond verankerde paal; 3) het graven van de sleuf Iangs de verankerde paal; 4) het opvullen van de sleuf; en 5) het Iosmaken van het Iangwerpig element van de verankerde paal. De ondersteuningsinrichting omvat een voetstuk, een Iangwerpig element dat is bevestigd is aan het voetstuk en een bevestigingsmiddel dat is ingericht voor het bevestigen van het langwerpig element aan een in de grond verankerde paal. De uitvinding heeft ook betrekking op een dergelijke ondersteuningsinrichting en op een samenstel van een dergelijke ondersteuningsinrichting met een in de grond verankerde paal.

Description

WERKWIJZE VOOR HET GRAVEN LANGS STRAATMEUBILAIR De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het graven en weer opvullen van een sleuf langs een in de grond verankerde paal, op een ondersteuningsinrichting voor gebruik in een dergelijke werkwijze, en op een samenstel van een dergelijke ondersteuningsinrichting en een in de grond verankerde paal.
Wanneer er kabels of leidingen in de grond moeten worden gelegd, dan wordt er normaliter een sleuf gegraven waar de leiding of kabel in wordt gelegd, waarna de sleuf weer gedicht wordt. Veelal lopen dergelijke sleuven in de lengterichting van het trottoir of de weg, en moet er ook vlak langs lantaarnpalen en ander straatmeubilair gegraven worden. Ondanks dat deze vaak verankerd zijn in de grond, worden ze door dergelijke graafwerkzaamheden minder stabiel. Een lantaarnpaal kan dan bijvoorbeeld omvallen.
Een andere reden om in de buurt van straatmeubilair te graven, kan zijn dat bepaalde zaken onder grond geïnspecteerd moeten worden, bijvoorbeeld de staat of ligging van kabels, leidingen, funderingen en verankeringen. Ook de grond zelf kan onderwerp van inspectie zijn, bijvoorbeeld in verband met vervuiling of archeologisch onderzoek. Ook als er voor deze doeleinden in de nabijheid van straatmeubilair gegraven wordt, wordt de stabiliteit van het straatmeubilair aangetast.
Om te voorkomen dat een lantaarnpaal onstabiel wordt en kan omvallen, wordt de lantaarnpaal voorafgaand of tijdens het graven vaak gestreken. Dit betekent dat hij uit de grond wordt gehaald en plat wordt neergelegd. Dit is echter om verschillende redenen nadelig. Het is omslachtig en riskant omdat de elektriciteit moet worden losgekoppeld, er is kans dat terugplaatsen niet op exacte dezelfde positie gebeurt, de gestreken lantaarnpaal blokkeert het andere verkeer en/of de graafwerkzaamheden zelf, en de lantaarnpaal kan makkelijk beschadigingen oplopen. Bovendien is het gevaarlijk als er met een lantaarnpaal gemanoeuvreerd moet worden, want als hij ongecontroleerd valt is er grote kans op schade aan goederen en letsel bij mensen.
Het is derhalve een doel van de uitvinding om te voorzien in een werkwijze waarbij straatmeubilair zoals lantaarnpalen niet meer gestreken hoeft te worden indien er in de nabijheid graafwerkzaamheden plaatsvinden. Het is in het bijzonder een doel om te zorgen dat straatmeubilair op exact dezelfde plek blijft staan wanneer er graafwerkzaamheden plaatsvinden in de nabijheid van het straatmeubilair.
Dit doel wordt bereikt door een werkwijze voor het graven en weer opvullen van een sleuf langs een in de grond verankerde paal, de werkwijze omvattende de stappen van - het voorzien in een ondersteuningsinrichting omvattende o een voetstuk; o een langwerpig element met een eerste uiteinde en een tweede uiteinde, waarbij het eerste uiteinde bevestigd is aan het voetstuk; o een eerste bevestigingsmiddel dat is ingericht voor het bevestigen van het langwerpig element aan een in de grond verankerde paal; - het bevestigen van het langwerpig element aan een in de grond verankerde paal met het eerste bevestigingsmiddel; - het graven van de sleuf langs de verankerde paal; - het opvullen van de sleuf; - het losmaken van het langwerpig element van de verankerde paal.
Figuur 1 laat een drie-dimensionale tekening zien van een ondersteuningsinrichting volgens de uitvinding.
Figuur 2 laat een bovenaanzicht zien van een ondersteuningsinrichting volgens de uitvinding.
Figuur 3 laat een zijaanzicht zien van een ondersteuningsinrichting volgens de uitvinding.
Figuur 4 laat een drie-dimensionale tekening zien van een samenstel volgens de uitvinding.
In een werkwijze volgens de uitvinding is een in de grond verankerde paal gewoonlijk straatmeubilair. De verankerde paal is bijvoorbeeld gekozen uit de groep van een lantaarnpaal, een lichtmast, een paal voor verkeerslichten, een paal voor een verkeersbord en een paal voor een bewegwijzeringsbord.
Met de term ‘verankerd’ wordt bedoeld dat een gedeelte van de paal normaliter onder grond zit, waarbij dat gedeelte ervoor zorgt dat de paal onder normale omstandigheden rechtop blijft staan. Een paal kan hiertoe zijn uitgerust met een ondergronds verzwaringselement (bijvoorbeeld een blok beton waar de paal in is gegoten), maar de paal kan ook gewoon zonder speciaal element zichzelf ondersteunen doordat een gedeelte van de paal voldoende diep in de grond zit. Indien er in de nabijheid van een verankerde paal wordt gegraven en de stabiliteit van de paal vermindert, dan is er in principe nog steeds sprake van een verankerde paal; de mate waarin de paal verankerd is en dus verstevigd is, is in dit geval alleen wat afgenomen.
De uitvinding lost het probleem van het instabiel worden van de verankerde paal op door de paal te ondersteunen gedurende ten minste de periode waarin de eigen stabiliteit verminderd is, of althans niet toereikend wordt geacht om de paal veilig te laten staan en waarbij de paal ook geen dislocatie (verzakking, verschuiving en/of kanteling) laat zien.
Het ondersteunen van de paal gebeurt met een daarvoor ontworpen ondersteuningsinrichting die aan de paal bevestigd wordt. Pas na het bevestigen worden er graafwerkzaamheden uitgevoerd in de grond in de nabijheid van de paal. In het bijzonder zijn dit graafwerkzaamheden die zonder de ondersteuningsinrichting zouden leiden tot het instabiel worden van de paal; het is namelijk wel mogelijk dat er reeds een begin wordt gemaakt met graven voordat de ondersteuningsinrichting bevestigd is, maar alleen zolang deze graafwerkzaamheden oppervlakkig zijn of te ver uit de buurt van de paal zijn om te leiden tot instabiliteit van de paal.
Wanneer een paal eenmaal ondersteund wordt met de ondersteuningsinrichting, dan kan er in de nabijheid van de paal gegraven worden op een manier die leidt tot een vermindering van de eigen stabiliteit van de paal. Hiervan is sprake als grond die bijdraagt aan de stabiliteit van de paal, door het graven wordt verwijderd.
Het graven resulteert in een sleuf in de grond. Dit is een uitholling in de grond (gewoonlijk aarde) die langwerpig van vorm is. Het kan een rechte sleuf zijn die langs de paal loopt, maar kan ook een sleuf zijn die om de paal heen buigt. Ineen bijzonder geval kan de sleuf ook geheel rondom de paal lopen, waardoor aan alle kanten van de paal de steun van de grond in gelijke mate vermindert.
Het doel dat met het graven van de sleuf beoogd is, is in principe niet van belang voor de onderhavige uitvinding. Het kan zijn dat er leidingen of kabels in worden gelegd, maar het kan ook zijn dat er louter een visuele inspectie plaatsvindt van elementen die door het graven zijn komen bloot te liggen, bijvoorbeeld de verankering van de paal (een sleuf rondom de paal maakt dit bijvoorbeeld zichtbaar). Een andere mogelijkheid is dat er juist zaken uit de grond worden gehaald, zoals archeologische vondsten of afgeschreven kabels of leidingen. Dus, in een uitvoeringsvorm worden er in een werkwijze volgens de uitvinding tussen de stap van het graven van de sleuf en de stap van het weer opvullen van de sleuf kabels of leidingen in de sleuf gelegd, en/of leidingen uit de sleuf verwijderd.
Zolang de sleuf aanwezig is in de grond, is het van groot belang dat de ondersteuningsinrichting toegepast wordt om ervoor te zorgen dat de paal op zijn piek blijft. Dat betekent dat de paal noch naar beneden kan wegzakken, noch zijwaarts kan schuiven, noch kan kantelen.
Indien de aanwezigheid van de sleuf niet langer nodig of gewenst is, zal deze weer worden opgevuld met materiaal, in de regel met het materiaal dat met het eerdere graven verwijderd was, normaliter aarde. Het opvullen behelst in de regel ook het samendrukken van het materiaal dat in de sleuf wordt ingebracht, zodat dat materiaal weer de stabiliteit kan genereren voor de paal, zoals die stabiliteit ook aanwezig was voordat er begonnen werd met het uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvinding, in het bijzonder voordat er begonnen werd met graven.
Zoals hierboven uiteengezet maakt een werkwijze volgens de uitvinding gebruik van een ondersteuningsinrichting om de paal te ondersteunen zolang er een sleuf is die de eigen stabiliteit van de paal vermindert. De uitvinding heeft derhalve ook betrekking op een ondersteuningsinrichting voor gebruik in deze werkwijze, de ondersteuningsinrichting omvattende - een voetstuk: - een langwerpig element met een eerste uiteinde en een tweede uiteinde, waarbij het eerste uiteinde bevestigd is aan het voetstuk;
- een eerste bevestigingsmiddel dat is ontworpen voor het bevestigen van het langwerpig element aan een in de grond verankerde paal.
Het voetstuk zorgt ervoor dat de ondersteuningsinrichting stabiel blijft tijdens het gebruik ervan, dat wil zeggen dat hij niet kantelt of anderszins van 5 positie verandert als er krachten op de ondersteuningsinrichting worden uitgeoefend door de paal! die er aan is bevestigd. Dit zorgt er vervolgens voor dat de paal zelf ook niet van positie of oriëntatie verandert. Het voetstuk is derhalve zodanig ontworpen dat het op een vlakke en horizontale ondergrond een stabiele positie inneemt, Het voetstuk is bijvoorbeeld vervaardigd van een plaatmateriaal, waarbij de plaat een stabiele positie heeft wanneer de plaat horizontaal op vlakke grond rust. Een dergelijk voetstuk heeft gewoonlijk twee dimensies die allebei minimaal 10 keer groter zijn dan de derde dimensie. Dit betreft bijvoorbeeld een plaat van 2-10 cm dik met een lengte- en breedterichting van minimaal 1,0 m. In het bijzonder heeft een plaat een dikte in het bereik van 10-15 cm met een lengte- en breedterichting van minimaal 1,5 m. De twee dimensies kunnen ook minimaal 15 keer of minimaal 20 keer groter zijn dan de derde.
In een voorkeursuitvoering is het voetstuk gemaakt van een plaatmateriaal dat een vierkante of rechthoekige vorm heeft. De lange zijde van een rechthoek is dan bij voorkeur ten minste 15 keer langer dan de dikte van het plaatmateriaal, de korte zijde van een rechthoek is dan bij voorkeur 7 keer langer dan de dikte van het plaatmateriaal. Een dergelijk voetstuk is bijvoorbeeld van een plaatmateriaal dat een lengte heeft in het bereik van 190-210 cm, een breedte in het bereik van 95-105 cm en een dikte in het bereik van 11-13 cm. Een voetstuk kan in principe ook een driehoekige vorm hebben, bijvoorbeeld een gelijkzijdige driehoek of een gelijkbenige driehoek.
Het voetstuk is bij voorkeur van een materiaal met een hoge dichtheid, bijvoorbeeld minimaal 4 kg dmt, minimaal 5 kg dmt, minimaal 6 kg dm’, minimaal 7 kg dmt, minimaal 8 kg dmt, minimaal 9 kg dmt, minimaal 10 kg dr’, minimaal 11 kg dm’ of minimaal 12 kg dm. Het is bijvoorbeeld gemaakt van ijzer, beton, of een combinatie van ijzer en beton. Een voetstuk heeft gewoonlijk een massa van minimaal 400 kg. In het bijzonder ligt de massa in het bereik van 500- 1500 kg.
Een voetstuk kan ook een houder omvatten die gevuld is met een vulling om massa toe te voegen aan de houder, zodat de ondersteuningsinrichting meer stabiliteit verkrijgt.
Gewoonlijk is een dergelijke vulling van een of meer materialen gekozen uit de groep van beton, zand en water.
Het is bijvoorbeeld mogelijk dat er blokken van beton en zakken of bakken met zand op de houder worden geladen.
Evenzo is het mogelijk dat er een of meer containers met water in de houder staan.
Een voetstuk kan ook de vorm hebben van een blok in plaats van een plaat.
De groottes van alle drie de dimensies liggen dan bijvoorbeeld maximaal een factor 4 of maximaal een factor 2 uit elkaar.
Dit kan een voordeel zijn wanneer er weinig grondoppervlak beschikbaar is voor een lokale toepassing van een ondersteuningsinrichting volgens de uitvinding.
Een dergelijk voetstuk heeft bijvoorbeeld een lengte, breedte en hoogte die onafhankelijk van elkaar in het bereik van 0,4-1,0 m liggen, waarbij de hoogte bij voorkeur de kleinste dimensie is of even lang is als de breedte (met dien verstande dat de lengte de langste dimensie is). Een voetstuk heeft bijvoorbeeld een lengte en breedte van 80 cm, en een hoogte van 40 cm.
In een werkwijze volgens de uitvinding staat het voetstuk bij voorkeur tegen de verankerde paal aan.
Dit heeft als voordeel dat de paal op grondhoogte aan één kant al gefixeerd is (namelijk de kant die in aanraking is met het voetstuk). Een nog betere fixatie kan verkregen worden indien er niet alleen sprake is van aanraken, maar wanneer er een tweede bevestigingsmiddel aanwezig is waarmee de paal daadwerkelijk bevestigd wordt aan het voetstuk.
Een dergelijk tweede bevestigingsmiddel kan eventueel ook gebruikt worden om de paal te bevestigen aan het eerste uiteinde van het langwerpig element in plaats van aan het voetstuk (op deze manier wordt er namelijk ook in voorzien dat de paal nabij de grond bevestigd is aan de ondersteuningsinrichting). Een dergelijk tweede bevestigingsmiddel bij het voetstuk is een toevoeging op het eerste bevestigingsmiddel dat het langwerpig element verbindt met de paal.
Indien het tweede bevestigingsmiddel bij het voetstuk het enige bevestigingsmiddel zou zijn, dan zou de paal niet goed genoeg gestabiliseerd worden door de ondersteuningsinrichting.
In een werkwijze volgens de uitvinding kan het bevestigen van de ondersteuningsinrichting aan de verankerde paalderhalve gerealiseerd worden met twee bevestigingsmiddelen, waarvan de één gebruikt wordt bij het voetstuk of het eerste uiteinde van het langwerpig element, en waarvan de ander gebruikt wordt op enige afstand van het eerste uiteinde van het langwerpig element, bijvoorbeeld op een afstand van minimaal 1,0 m.
Zoals hierboven beschreven, kan het onderste bevestigingsmiddel aan het voetstuk zitten of aan het eerste uiteinde van het langwerpig element. In bepaalde situaties is het bijzonder voordelig wanneer het bevestigingsmiddel aan het eerste uiteinde van het langwerpig element zit in plaats van aan het voetstuk. Dit is met name wanneer de verankerde paal bij een stoeprand staat, en de ondersteuningsinrichting in zijn geheel op het lagergelegen gedeelte naast de stoeprand staat. Het heeft dan geen zin om bevestigingsmiddel aan het voetstuk te bevestigen, daar het voetstuk tegen de stoeprand ‘aankijkt’. Als een bevestigingsmiddel aan het eerste uiteinde van het langwerpig element is vastgemaakt, dan ‘kijkt’ het over de stoep heen en kan het de verankerde paal! bereiken (hiervoor is soms wel een afstandshouder gewenst zoals verderop is uiteengezet). In deze configuratie bevindt het bevestigingsmiddel zich dus iets hoger dan het voetstuk, bijvoorbeeld op een hoogte in het bereik van 5-30 cm, in het bijzonder in het bereik van 10-20 cm, gemeten vanaf de grond waar het voetstuk op staat.
In een voorkeursuitvoering omvat de ondersteuningsinrichting een ladder of trap waarmee hogere gedeeltes van het langwerpig element eenvoudig bereikbaar zijn voor een persoon die de ondersteuningsinrichting bedient.
In een bijzondere uitvoeringsvorm bevat het voetstuk stel-elementen (bijvoorbeeld stelschroeven) om het voetstuk bij ongelijke of scheve ondergrond toch in een horizontale positie te krijgen.
Op het voetstuk is het langwerpig element bevestigd. Dit element is in principe een paal, balk of elke andere langwerpige vorm die een eerste uiteinde heeft en een twee uiteinde heeft. Het langwerpig element heeft in principe een rechte vorm, i.e. beide uiteinden zijn dan met een rechte vorm met elkaar verbonden. Het is echter ook mogelijk dat het langwerpig element licht gebogen is, bijvoorbeeld zodanig dat wanneer een rechte lijn tussen beide uiteinden wordt getrokken, er ten opzichte van deze rechte lijn een afwijking is van minder dan 5% van de lengte van de rechte lijn.
Het langwerpig element is gewoonlijk zodanig bevestigd op het voetstuk, dat het in hoofdzaak rechtstandig is wanneer het voetstuk in zijn stabiele positie rust op een vlakke en horizontale ondergrond. Wanneer het voetstuk van een plaatmateriaal is, dan staat het langwerpig element bij voorkeur haaks op het oppervlak van het plaatmateriaal. De hoek ten opzichte van het plaatmateriaal mag echter ook wat variëren. Een dergelijke variatie is bij voorkeur minder dan 10° ten opzichte van de normaal van het plaatmateriaal. De variatie kan ook minder dan 7° bedragen, minder dan 5°, minder dan 4°, minder dan 3°, minder dan 2° of minder dan 1°.
Wanneer het voetstuk van een plaatmateriaal is, dan is het langwerpig element uitgelijnd met een zijde van het plaatmateriaal, of is het op een afstand van een zijde van het plaatmateriaal, bijvoorbeeld op een afstand in het bereik van 0-75 cm of op een afstand in het bereik van 0-50 cm.
In een voorkeursuitvoering is het voetstuk gemaakt van een plaatmateriaal dat een rechthoekige vorm heeft, waarbij het langwerpig element aan de lange zijde van de rechthoek is bevestigd, typisch gecentreerd op deze zijde. Hierbij is het mogelijk dat één zijde van het langwerpig element is uitgelijnd met de lange zijde van de rechthoek, of dat er een afstand is tussen het langwerpig element en de lange zijde van de rechthoek; deze afstand is bijvoorbeeld tussen de 0,0 en de 1,0 m, in het bijzonder is deze afstand in het bereik van 0,10 en 0,60 m. Indien een dergelijke afstand wordt gecreëerd, dan is er vaak wel een afstandshouder nodig die tussen de paal en het langwerpig element wordt geplaatst, waarmee de afstand overbrugd wordt. Een voordeel van het creëren van een dergelijke afstand is dat de ondersteuningsinrichting minder geneigd is tot kantelen indien er door de bevestigde paal een kracht op het langwerpig element wordt uitgeoefend die een component heeft in de richting van het langwerpig element naar de betreffende lange zijde. Een dergelijke kracht kan ontstaan indien de gegraven sleuf aan de achterkant van de paal loopt, bezien vanuit de ondersteuningsinrichting. Dit is een veelvoorkomend scenario, want de sleuf wordt in de regel niet gegraven tussen de paal en de ondersteuningsinrichting. Figuur 4 laat bijvoorbeeld zien dat de te ondersteunen paal (5) zich bevindt tussen ondersteuningsinrichting (1) en de sleuf (10).
Het voetstuk kan ook gemaakt zijn van een plaatmateriaal dat een driehoekige vorm heeft, bijvoorbeeld een gelijkbenige of gelijkzijdige driehoek. De positie van het langwerpig element is dan gewoonlijk gecentreerd op een van de zijden van de driehoek.
Een ondersteuningsinrichting volgens de uitvinding is bij voorkeur voorzien van schoren die een extra verbinding vormen van het langwerpig element met het voetstuk. Ook in het geval dat er een afstandshouder aanwezig is, zijn er bij voorkeur schoren aanwezig die een extra verbinding vormen van de afstandshouder met het voetstuk. Op deze manier worden het langwerpig element en de eventuele afstandshouder(s) steviger bevestigd op het voetstuk.
Het eerste uiteinde van het langwerpig element is bevestigd aan het voetstuk. Hiervoor kunnen bijvoorbeeld bouten gebruikt worden die in het voetstuk verankerd worden. Het langwerpig element kan hierbij in een uitsparing in het voetstuk zijn geplaatst, maar het kan ook op het oppervlak van voetstuk zijn bevestigd. In een voorkeursuitvoering is er een U-profiel waar het voetstuk in geschoven kan worden, waarbij het langwerpig element aan het U-profiel is bevestigd (hiertoe kan er een voet aan het U-profiel zijn verbonden, die ontworpen is om het eerste uiteinde van het langwerpig element te omsluiten en vast te houden). Eventuele schoren en een ladder kunnen ook aan dit U-profiel zijn verbonden, waardoor het mogelijk is om de gehele opbouw van de ondersteuningsinrichting uit één stuk te vervaardigen, en om dit om het voetstuk (bij voorkeur een voetstuk van een rechthoekig plaatmateriaal) heen te schuiven.
Het tweede uiteinde van het langwerpig element definieert de maximale hoogte boven de grond waarop het eerste bevestigingsmiddel bevestigd kan worden aan de verankerde paal.
Bij toepassing van de ondersteuningsinrichting in de werkwijze wordt het langwerpig element bevestigd aan de paal die ondersteund moet worden. Hiertoe bevat de ondersteuningsinrichting ten minste één bevestigingsmiddel dat voor dit doel is ontworpen, dit is het eerste bevestigingsmiddel. Een dergelijk bevestigingsmiddel is verbonden met het langwerpig element. Het is bijvoorbeeld een buisklem die aan het langwerpig element is bevestigd.
Het verdient de voorkeur dat dit eerste bevestigingsmiddel op voldoende grote afstand van het voetstuk zit. Indien de bevestiging uitsluitend laagbij de grond is, dan biedt de ondersteuningsinrichting te weinig steun aan de verankerde paal. Het bevestigen van het langwerpig element aan de verankerde paal gebeurt daarom bij voorkeur op een positie op de paal die minimaal 1,0 m boven de grond is (ie. het eerste bevestigingsmiddel zit op minimaal 1,0 m van de grond; anders gezegd zit het eerste bevestigingsmiddel op minimaal 1,0 m van het voetstuk waarbij de dikte van het voetstuk wordt meegerekend).
Wanneer de bevestiging gerealiseerd is onder het zwaartepunt van de verankerde paal, dan kan de paal makkelijker kantelen. Het bevestigen van het langwerpig element aan de verankerde paal gebeurt derhalve bij voorkeur ook op een positie op de paal die boven het zwaartepunt van de paal ligt. De vakman zal zelf de optimale afstand van het eerste bevestigingsmiddel tot het voetstuk kunnen bepalen door routinematig testen en zonder uitvinderswerkzaamheid uit te oefenen.
In het geval dat het voetstuk van een plaatmateriaal is, is de afstand tussen het voetstuk en het eerste bevestigingsmiddel bij voorkeur groter dan de helft van de grootste dimensie van het voetstuk; en is deze afstand bij voorkeur kleiner dan vier keer de grootste dimensie van het voetstuk, bij grotere voorkeur kleiner dan drie keer de grootste dimensie van het voetstuk. Bijvoorbeeld, wanneer het plaatmateriaal zich in horizontale dimensie uitstrekt over twee meter, dan is de afstand tussen het voetstuk en het bevestigingsmiddel bij voorkeur minimaal één meter en bij voorkeur kleiner dan acht meter (en bij grotere voorkeur kleiner dan zes meter).
Zoals reeds beschreven, kan de ondersteuningsinrichting een tweede bevestigingsmiddel omvatten, waarbij dit tweede bevestigingsmiddel wordt gebruikt om het voetstuk te bevestigen aan de verankerde paal, of om of het eerste uiteinde van het langwerpig element te bevestigen aan de verankerde paal.
In een voorkeursuitvoering is er een afstandshouder aanwezig tussen de paal en het langwerpig element. Dit is voordelig wanneer de te ondersteunen paal taps toeloopt naar boven, waardoor de afstand van het langwerpig element tot de paal toeneemt met de hoogte. Normaliter bevat elk bevestigingsmiddel dan een afstandshouder; een eerste afstandshouder is dan bijvoorbeeld geïntegreerd met (of verbonden met) het eerste bevestigingsmiddel, en een tweedeafstandshouder is dan bijvoorbeeld geïntegreerd met (of verbonden met) het tweede bevestigingsmiddel.
Een afstandshouder kan om nog een andere reden voordelig zijn.
Lantaarnpalen die in een stoep zijn verwerkt, staan vaak enkele tientallen centimeters van de stoeprand.
Er is dus een verspringing van de hoogte van het grondoppervlak in de buurt lantaarnpalen.
Een ondersteuningsinrichting volgens de uitvinding zal scheef komen te staan als een gedeelte ervan op de stoep ondersteund wordt en een ander gedeelte naast de stoep op een lagergelegen oppervlak.
Wanneer de ondersteuningsinrichting in zijn geheel op het lagergelegen oppervlak staat, kan de afstand van het verticale element tot de lantaarnpaal overbrugd worden een of meer afstandshouders.
De lengte van de afstandshouder is dan afhankelijk van de te overbruggen afstand.
Deze afstand is normaliter kleiner dan 250 cm.
De lengte van de afstandshouder kan in dit soort gevallen (maar ook in andere gevallen) in het bereik liggen van 1-250 cm, in het bereik van 1-200 cm, in het bereik van 1-150 cm, in het bereik van 1-100 cm, in het bereik van 1-75 cm, in het bereik van 1-50 cm, in het bereik van 1-30 cm of in het bereik van 1-10 cm.
Aan de andere kant is het ook mogelijk dat het lagergelegen gedeelte naast de stoep wordt opgehoogd tot de hoogte van de stoep (met bijvoorbeeld houten balken), waardoor het voetstuk wèl (gedeeltelijk) op de stoep kan staan en derhalve dichterbij de paal kan worden geplaatst.
In deze situatie kan het gebruik van een afstandshouder wellicht vermeden worden.
De absolute dimensies van de ondersteuningsinrichting zijn afhankelijk van de toepassing ervan.
Voor hogere palen is vereist dat het langwerpig element langer is, ie. dat de ondersteuningsinrichting hoger is.
Dit gaat vaak gepaard met een groter grondoppervlak van het voetstuk, en/of met een zwaarder voetstuk.
Het is een voordeel als een ondersteuningsinrichting volgens de uitvinding makkelijk vervoerd kan worden.
Bij voorkeur wordt de ondersteuningsinrichting rechtstandig vervoerd, i.e. in de oriëntatie die de inrichting ook heeft bij toepassing.
Om zonder schade rechtstandig onder viaducten door te kunnen rijden, is de hoogte van een ondersteuningsinrichting bij voorkeur maximaal 2,60 m.
De hoogtebeperking bij het vervoer kan weggenomen worden door te voorzien in een demontabele ondersteuningsinrichting, of in een opklapbare ondersteuningsinrichting. Door de gehele opbouw van het voetstuk apart (en bij voorkeur in één stuk) uit te voeren en als een U-profiel over het voetstuk heen te schuiven, kan een ondersteuningsinrichting eenvoudig verkleind worden waardoor er minder beperkingen zijn met het vervoer van de ondersteuningsinrichting.
Gewoonlijk is de hoogte van de ondersteuningsinrichting in het bereik van 2,0-6,0 m, in het bijzonder is de hoogte in het bereik van 2,50-4,0 m.
De uitvinding heeft verder betrekking op een samenstel van een ondersteuningsinrichting zoals hierboven omschreven en een paal die in de grond verankerd is, waarbij het langwerpig element aan de paal is bevestigd met het eerste bevestigingsmiddel.
In een samenstel volgens de uitvinding zit het eerste bevestigingsmiddel bij voorkeur op een hoogte van minimaal 1,0 meter boven de grond, bijvoorbeeld op een hoogte in het bereik van 1,8-4,8 m of in het bereik van 2,4-4,0m.
In een voorkeursuitvoering is er een tweede bevestigingsmidde! aanwezig in het samenstel. Dit is dan aanwezig is bij het voetstuk of bij het eerste uiteinde van het langwerpig element, i.e. het verbindt ofwel het voetstuk met de paal ofwel het eerste uiteinde van het langwerpig element met de paal.
In een andere voorkeursuitvoering zijn er één of meer afstandshouders aanwezig tussen de paal en het langwerpig element. Normaliter bevat elk bevestigingsmiddel dan een afstandshouder. Een samenstel volgens de uitvinding omvat dan bij voorkeur derhalve één of twee afstandshouders die aanwezig is/zijn tussen de verankerde paal en het langwerpig element. Het is ook mogelijk dat het samenstel een afstandshouder omvat die aanwezig is tussen de verankerde paal en het voetstuk.
Figuur 1 laat bijvoorbeeld een driedimensionale tekening zien van een ondersteuningsinrichting (1) volgens de uitvinding. Op het rechthoekige voetstuk (2) is een opbouw geplaatst waarbij het langwerpig element (3) met het eerste uiteinde (3a) bevestigd is aan het voetstuk (2). Het langwerpig element (3) omvat verder het eerste bevestigingsmiddel (4a) dat middels een optionele afstandshouder (8) is verbonden met het langwerpig element (3); het eerstebevestigingsmiddel (4a) kan ook direct met het langwerpig element (3) zijn verbonden. Het optionele tweede bevestigingsmiddel (4b) is verbonden met het eerste uiteinde (3a) van het langwerpig element (3). Ook hier is een optionele afstandshouder (8) aanwezig. De opbouw omvat verder een trap (6) die aan het langwerpig element (3) is gemonteerd, zodat de hogere gedeelten, in het bijzonder het tweede uiteinde (3b) van het langwerpig element (3), beter bereikbaar worden voor een persoon die de ondersteuningsinrichting (1) bedient. Ter versteviging van het langwerpig element (3) en de afstandshouder(s) (8) zijn schoren (9) ook onderdeel van de opbouw. Deze schoren (9) zorgen ervoor dat het langwerpig element (3) en de eventuele afstandshouder(s) (8) niet beweegbaar zijn ten opzichte van het voetstuk (2).
Figuren 2 en 3 laten respectievelijk een bovenaanzicht en een zijaanzicht zien van de ondersteuningsinrichting (1) die afgebeeld is in Figuur 1. Figuur 4 laat een drie-dimensionale tekening zien van een samenstel (7) van de ondersteuningsinrichting (1) die afgebeeld is in Figuur 1 en een lantaarnpaal (5), waarbij de lantaarnpaal (5) is bevestigd aan de ondersteuningsinrichting (1) middels het eerste bevestigingsmiddel (4a) en het tweede bevestigingsmiddel (4b). Ook afgebeeld is de sleuf (10) die langs de lantaarnpaal (10) gegraven wordt.

Claims (15)

Conclusies
1. Werkwijze voor het graven en weer opvullen van een sleuf (10) langs een in de grond verankerde paal (5), de werkwijze omvattende de stappen - het voorzien in een ondersteuningsinrichting (1) omvattende o een voetstuk (2); o een langwerpig element (3) met een eerste uiteinde (3a) en een tweede uiteinde (3b), waarbij het eerste uiteinde (3a) bevestigd is aan het voetstuk (2); o een eerste bevestigingsmiddel (4a) dat is ingericht voor het bevestigen van het langwerpig element (3) aan een in de grond verankerde paal (5); - het bevestigen van het langwerpig element (3) aan een in de grond verankerde paal (5) met het eerste bevestigingsmiddel (4a); - het graven van de sleuf (10) langs de verankerde paal (5); - het opvullen van de sleuf (10); - het losmaken van het langwerpig element (3) van de verankerde paal (5).
2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij het eerste bevestigingsmiddel (4a) op een positie op de verankerde paal (5) wordt bevestigd die minimaal 1,0 m boven de grond is.
3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, waarbij het eerste bevestigingsmiddel (4a) op een positie op de verankerde paal (5) wordt bevestigd die boven het zwaartepunt van de paal (5) ligt.
4. Werkwijze volgens een der conclusies 1-3, waarbij de ondersteuningsinrichting (1) een tweede bevestigingsmiddel (4b) omvat, waarbij dit tweede bevestigingsmiddel (4b) wordt gebruikt om het voetstuk (2) te bevestigen aan de verankerde paal (5), of om het eerste uiteinde (3a) van het langwerpig element (3) te bevestigen aan de verankerde paal (5).
5. Werkwijze volgens een der conclusies 1-3, waarbij het voetstuk (2) van de ondersteuningsinrichting (1) tegen de verankerde paal (5) aan is gepositioneerd.
6. Werkwijze volgens een der conclusies 1-5, waarbij er tussen de stap van het graven van de sleuf (10) en de stap van het weer opvullen van de sleuf (10) kabels en/of leidingen in de sleuf worden gelegd.
7. Werkwijze volgens een der conclusies 1-8, waarbij de paal (5) is gekozen uit de groep van een lantaarnpaal, een lichtmast, een paal voor verkeerslichten, een paal voor een verkeersbord en een paal voor een bewegwijzeringsbord.
8. Ondersteuningsinrichting (1) voor gebruik in de werkwijze van conclusies 1-7, omvattende - een voetstuk (2); - een langwerpig element (3) met een eerste uiteinde (3a) en een tweede uiteinde (3b), waarbij het eerste uiteinde (3a) bevestigd is aan het voetstuk (2); - een eerste bevestigingsmiddel (4a) dat is ingericht voor het bevestigen van het langwerpig element (3) aan een in de grond verankerde paal (5).
9. Ondersteuningsinrichting (1) volgens conclusie 8, waarbij het voetstuk (2) van een plaatmateriaal is met een rechthoekige of driehoekige vorm.
10. Ondersteuningsinrichting (1) volgens conclusie 8 of 9, waarbij het voetstuk (2) vervaardigd is uit beton en/of ijzer.
11. Ondersteuningsinrichting (1) volgens een der conclusies 8-10, waarbij het voetstuk (2} een houder omvat die gevuld is met een of meer materialen gekozen uit de groep van beton, zand en water.
12. Ondersteuningsinrichting (1) volgens een der conclusies 8-11, waarbij de ondersteuningsinrichting (1) een trap (6) omvat die is ontworpen om hogere gedeelten van het langwerpig element (3) bereikbaar te maken voor eenpersoon die de ondersteuningsinrichting (1) bedient, in het bijzonder gedeelten die hoger zijn dan 1,5 m boven het voetstuk (2).
13. Samenstel (7) van een ondersteuningsinrichting (1) volgens een der conclusies 8-12 en een paal (5) die in de grond verankerd is, waarbij het langwerpig element (3) aan de paal (5) is bevestigd met het eerste bevestigingsmiddel (4a).
14, Samenstel (7) volgens conclusie 13, waarin de ondersteuningsinrichting (1) bevestigd is aan de verankerde paal (5) met twee bevestigingsmiddelen (4), waarbij - het eerste bevestigingsmiddel (4a) aanwezig is op minimaal 1,0 m afstand van het voetstuk (2); en - het tweede bevestigingsmiddel (4b) aan het voetstuk (2) vastzit of aan het eerste uiteinde (3a) van het langwerpig element (3) vastzit.
15. Samenstel (7) volgens conclusie 13 of 14, omvattende één of twee afstandshouders (8) die aanwezig is/zijn tussen de verankerde paal (5) en het langwerpig element (3), waarbij het samenstel (7) optioneel een afstandshouder (8) omvat die aanwezig is tussen de verankerde paal (5) en het voetstuk (2).
NL2022604A 2019-02-20 2019-02-20 Werkwijze voor het graven langs straatmeubilair NL2022604B1 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2022604A NL2022604B1 (nl) 2019-02-20 2019-02-20 Werkwijze voor het graven langs straatmeubilair

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2022604A NL2022604B1 (nl) 2019-02-20 2019-02-20 Werkwijze voor het graven langs straatmeubilair

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2022604B1 true NL2022604B1 (nl) 2020-08-31

Family

ID=66286881

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2022604A NL2022604B1 (nl) 2019-02-20 2019-02-20 Werkwijze voor het graven langs straatmeubilair

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL2022604B1 (nl)

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5794387A (en) * 1997-03-20 1998-08-18 Musco Corporation Device and method to lift and manipulate poles which are mounted onto a base
US20120321416A1 (en) * 2011-06-15 2012-12-20 Wahoo Innovations, Inc. Pole Lifting and Setting Device
AU2012101722A4 (en) * 2011-11-29 2013-01-10 Adapt-A-Pole Pty Ltd Apparatus for modifying a pole

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5794387A (en) * 1997-03-20 1998-08-18 Musco Corporation Device and method to lift and manipulate poles which are mounted onto a base
US20120321416A1 (en) * 2011-06-15 2012-12-20 Wahoo Innovations, Inc. Pole Lifting and Setting Device
AU2012101722A4 (en) * 2011-11-29 2013-01-10 Adapt-A-Pole Pty Ltd Apparatus for modifying a pole

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US10844559B2 (en) Traffic flow barrier with corresponding production mold and hand cart
US9885162B1 (en) Double-wall flood barrier
KR20170017194A (ko) 경량의 복공판과 받침대를 매개로 한 개착식 흙막이 가시설 및 이 시공 공법
NL2022604B1 (nl) Werkwijze voor het graven langs straatmeubilair
AU2017301852B2 (en) Surface mount security barrier
EP3585944B1 (en) Crowd control and management barriers
CN205662832U (zh) 下承式贝雷梁钢便桥
US20080006807A1 (en) Anchored safety barrier
NL1024973C2 (nl) Anti-ramkraakinrichting omvattende een anti-ramkraakpaal, alsmede een verankeringsinrichting toepasbaar in een anti-ramkraakinrichting.
JP2010209514A (ja) 道路用ブロック、道路及び道路拡幅方法
AU2018322836B2 (en) Surface mount security barrier
US6695525B2 (en) Metal curb installation system and method
US20100272509A1 (en) Traffic barrier section
CN215290138U (zh) 一种适用于内支撑结构基坑的马道系统
KR20160099863A (ko) 연속화 강관 소켓 정착장치를 통한 경사지 확장보도
JP2016079741A (ja) 道路拡幅ブロック
JP2573074Y2 (ja) 仮設歩道
AU2016102095A4 (en) Modular gantry structure
US20220243419A1 (en) Mobile foundation for tower cranes and fast-erecting cranes
CN209468691U (zh) 现浇箱梁支架结构
CN217298631U (zh) 一种墩侧装配式施工平台
CN218813219U (zh) 一种钢混结合梁桥面板三角托架
NO20220815A1 (en) A mobile or movable barrier
NL1027067C1 (nl) Trifon; V-vormig prefab fundatieprofiel voor stabiel, licht en snel te bouwen fundaties weg en waterbouwkundige kunstwerken/bouwwerken en kavelscheidingen.
WO2024019622A1 (en) A mobile or movable barrier