NL2022024B1 - Ontsmettingseenheid en toepassing van de ontsmettingseenheid. - Google Patents

Ontsmettingseenheid en toepassing van de ontsmettingseenheid. Download PDF

Info

Publication number
NL2022024B1
NL2022024B1 NL2022024A NL2022024A NL2022024B1 NL 2022024 B1 NL2022024 B1 NL 2022024B1 NL 2022024 A NL2022024 A NL 2022024A NL 2022024 A NL2022024 A NL 2022024A NL 2022024 B1 NL2022024 B1 NL 2022024B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
door
chamber
disinfection unit
ventilation device
unit
Prior art date
Application number
NL2022024A
Other languages
English (en)
Inventor
Theodorus Monica Hendriks Jurgen
Original Assignee
Envi Int B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Envi Int B V filed Critical Envi Int B V
Priority to NL2022024A priority Critical patent/NL2022024B1/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL2022024B1 publication Critical patent/NL2022024B1/nl

Links

Landscapes

  • Apparatus For Disinfection Or Sterilisation (AREA)

Abstract

Ontsmettingseenheid voor het ontsmetten van een uit een te ontsmetten ruimte afkomstige gebruiker, de ontsmettingseenheid omvattende: - een eerste kamer, een tweede kamer en een derde kamer: - een ventilatie-inrichting die is ingericht voor het van buiten de ontsmettingseenheid, via de ventilatie-inrichting, in de eerste kamer brengen van lucht voor het ventileren van de eerste kamer; - een detectie-eenheid voor het detecteren van een maat voor vIoeistofstroming naar een douche-inrichting; - een aanstuureenheid, communicatief gekoppeld met de ventilatieinrichting en de detectie-eenheid, die is ingericht om de ventilatie-inrichting aan te sturen in afhankelijkheid van een door de detectie-eenheid gedetecteerde maat voor vIoeistofstroming. Toepassing van de ontsmettingseenheid voor het ontsmetten van een uit een te ontsmetten ruimte afkomstige gebruiker.

Description

Korte aanduiding: Ontsmettingseenheid en toepassing van de ontsmettingseenheid.
Beschrijving
De onderhavige octrooiaanvraag heeft volgens een eerste aspect betrekking op een ontsmettingseenheid voor het ontsmetten van een uit een te ontsmetten ruimte afkomstige gebruiker.
Volgens een tweede aspect heeft de onderhavige octrooiaanvraag betrekking op toepassing van de ontsmettingseenheid volgens het eerste aspect van de onderhavige octrooiaanvraag voor het ontsmetten van een uit een te ontsmetten ruimte afkomstige gebruiker.
Ontsmettingseenheden worden onder andere gebruikt voor het verwijderen van asbest uit een ruimte. Ruimten waarin aan asbesthoudende materialen wordt gewerkt behoren volgens wettelijke voorschriften van de omgeving te worden afgezonderd. Bij asbest- en bodemsaneringswerkzaamheden kunnen stofdeeltjes en vezels vrijkomen die schadelijk zijn voor de gezondheid. Om verdere verspreiding van dergelijke stofdeeltjes en vezels tegen te gaan wordt in de te ontsmetten ruimte een ten opzichte van de buitenlucht verlaagde druk aangebracht. Hierdoor ontstaat een zogenoemde ‘containment’. Hiertoe wordt de ontsmetten ruimte gekoppeld met een inrichting voor het genereren van een onderdruk in de te ontsmetten ruimte. De toegang tot en het transport van en naar de te ontsmetten ruimte vindt plaats via een ontsmettingseenheid die een sluis van buiten de te ontsmetten ruimte met toegang tot de te ontsmetten ruimte vormt. Via de ontsmettingseenheid wordt doorgang verleend aan personen, gebruikers, die in de te ontsmetten ruimte werkzaam zijn. Bij een bekende ontsmettingseenheid, ook bekend als deco-unit of decontaminatiesluis, worden gebruikers na het verlaten van de te ontsmetten ruimte in de ontsmettingseenheid ontdaan van eventueel aanwezige asbesthoudende resten. Het ontsmetten van gebruikers wordt ook wel decontamineren genoemd.
Een nadeel van de bekende ontsmettingseenheid is dat bij het verlaten van de te ontsmetten ruimte en het decontamineren een relatief grote verspreiding van stofdeeltjes en/of vezels die vrijkomen bij asbest- en bodemsaneringswerkzaamheden naar een relatief schone omgeving kan optreden. Hierdoor kan een verhoogde asbest-blootstelling ontstaan van gebruikers tijdens decontaminatie en van gebruikers die de ontsmettingseenheid van buiten betreden.
Een doel van de onderhavige octrooiaanvraag is het reduceren van verspreiding van stofdeeltjes en/of vezels die vrijkomen bij asbest- en bodemsaneringswerkzaamheden naar een relatief schone omgeving.
Dit doel is bereikt doordat de ontsmettingseenheid volgens de onderhavige octrooiaanvraag is voorzien van een eerste kamer die door een wand met daarin een eerste deur is begrensd, waarbij de eerste ruimte is ingericht om zodanig met de te ontsmetten ruimte te zijn verbonden dat de gebruiker, bij toepassing van de ontsmettingseenheid, via de eerste deur vanuit de te ontsmetten ruimte toegang heeft tot de eerste ruimte;
een tweede kamer met een douche-inrichting, waarbij de tweede kamer door een tweede wand met daarin een tweede deur is begrensd, waarbij de douche-inrichting is ingericht voor het ontsmetten van de gebruiker en waarbij de tweede deur zodanig is voorzien dat de gebruiker, bij toepassing van de ontsmettingseenheid, via de tweede deur vanuit de eerste kamer toegang heeft tot de tweede kamer;
een derde kamer die door een derde wand met daarin een derde deur en een vierde deur is begrensd, waarbij de derde deur zodanig is voorzien dat de gebruiker, bij toepassing van de ontsmettingseenheid, via de derde deur van de tweede kamer toegang heeft tot de derde kamer en waarbij de gebruiker via de vierde deur toegang heeft tot een verdere kamer of de ontsmettingseenheid kan verlaten.
Bij het verlaten van de te ontsmetten ruimte treedt de gebruiker via de eerste deur binnen in de eerste kamer. Vervolgens kan de gebruiker via de tweede deur de tweede kamer betreden. De douche-inrichting in de tweede kamer is zodanig voorzien dat de gebruiker kan douchen voor de gewenste ontsmetting. Tijdens het douchen worden stofdeeltjes en vezels met het uit de douche-inrichting afkomstige water afgevoerd. Na het douchen kan de gebruiker via een derde deur de derde kamer betreden en vervolgens via de vierde deur de ontsmettingseenheid verlaten of zich toegang verschaffen tot een verdere ruimte.
De ontsmettingseenheid volgens het eerste aspect van de onderhavige octrooiaanvraag is verder voorzien van een ventilatie-inrichting die is ingericht voor het van buiten de ontsmettingseenheid, via de ventilatie-inrichting, in de eerste kamer brengen van lucht voor het ventileren van de eerste kamer. Hierdoor is tijdens gebruik van de ontsmettingseenheid een relatief grote luchtdebiet in eerste kamer realiseerbaar onder handhaving van een relatief gering luchtdebiet in de tweede kamer en de derde kamer. Dit is gunstig voor het voorkomen, of althans sterk reduceren van een beweging van stofdeeltjes en/of vezels die vrijkomen bij asbest- en bodemsaneringswerkzaamheden vanuit de te ontsmetten ruimte in de eerste kamer bij het openen van de eerste deur. Hierdoor is een eventuele verspreiding van stofdeeltjes en/of vezels die vrijkomen bij asbest- en bodemsaneringswerkzaamheden naar een relatief schone omgeving gereduceerd.
Hierbij is het gunstig indien de ontsmettingseenheid is voorzien van een detectie-eenheid voor het detecteren van een maat voor vloeistofstroming naarde douche-inrichting; en een aanstuureenheid, communicatief gekoppeld met de ventilatieinrichting en de detectie-eenheid, die is ingericht om de ventilatie-inrichting aan te sturen in afhankelijkheid van een door de detectie-eenheid gedetecteerde maat voor vloeistofstroming.
Het voorzien van de detectie-eenheid en de aanstuureenheid is gunstig voor het in afhankelijkheid van vloeistofstroming naar de douche-inrichting luchtstroming in de ontsmettingseenheid aan te sturen door het aansturen van de ventilatie-inrichting. Hierdoor is het mogelijk om tijdens gebruik van de doucheinrichting een luchtstroming in de ontsmettingseenheid te realiseren die afwijkt van de luchtstroming in de ontsmettingseenheid in het geval dat geen vloeistof naar de douche-inrichting stroomt. Tijdens gebruik van de douche-inrichting is het voordelig om een relatief grote luchtstroming door de tweede kamer te realiseren ten gevolge van de in de te ontsmetten ruimte ten opzichte van de buitenlucht gerealiseerde onderdruk. Hierdoor is een eventuele verspreiding van stofdeeltjes en/of vezels die vrijkomen bij asbest- en bodemsaneringswerkzaamheden naar een relatief schone omgeving gereduceerd onder handhaving van relatief aantrekkelijke omstandigheden voor de gebruiker van de ontsmettingseenheid. De onderhavige octrooiaanvraag berust ten minste ten dele op het inzicht dat het voor de gebruiker tijdens het douchen relatief aangenaam is indien een relatief groot luchtdebiet realiseerbaar is voor het uit de tweede kamer afvoeren van condens.
Bij aanwezigheid van de gebruiker in de derde kamer is het voordelig om een relatief laag luchtdebiet in de derde kamer te realiseren voor het voorkomen, of althans sterk reduceren, van een voor de gebruiker hinderlijke luchtstroming door de derde kamer ten gevolge van de in de te ontsmetten ruimte ten opzichte van de buitenlucht gerealiseerde onderdruk. Hierdoor is een eventuele verspreiding van stofdeeltjes en/of vezels die vrijkomen bij asbest- en bodemsaneringswerkzaamheden naar een relatief schone omgeving gereduceerd onder handhaving van relatief aantrekkelijke omstandigheden voor de gebruiker van de ontsmettingseenheid.
Het is voordelig indien de detectie-eenheid is voorzien aan een aanvoerleiding voor het aanvoeren van vloeistof aan de douche-inrichting en is ingericht voor het detecteren van vloeistofstroming in de aanvoerleiding. Dit is gunstig voor het op relatief betrouwbare wijze detecteren van een gebruik van de doucheinrichting.
Hierbij is het gunstig indien de aanvoerleiding ter plaatse van de detectie-eenheid buiten de eerste kamer, de tweede kamer en de derde kamer is voorzien. Dit is gunstig voor het voorkomen van de noodzaak voor het verschaffen van een luchtdichte doorgang ter plaatste van een doorvoer van de detectie-eenheid van een wand van de ontsmettingseenheid.
In een voordelige alternatieve uitvoeringsvorm van de ontsmettingseenheid is het denkbaar dat de vloeistofstroming naar de doucheinrichting door detectie-eenheid detecteerbaar is door het detecteren van een inschakelen en uitschakelen van een wateraanvoerinrichting voor het aan de doucheinrichting aanvoeren van water.
In een praktische uitvoeringsvorm van de ontsmettingseenheid is het voordelig indien de ventilatie-inrichting is ingericht om in een eerste toestand luchtstroming via de ventilatie-inrichting te blokkeren en in een tweede toestand luchtstroming via de ventilatie-inrichting toe te staan.
Hierbij is het voordelig indien de aanstuureenheid is ingericht om de ventilatie-inrichting van de tweede toestand naar de eerste toestand te brengen bij detectie door de detectie-eenheid van vloeistofstroming en om de ventilatie-inrichting van de eerste toestand naar de tweede toestand te brengen bij afwezigheid van detectie door de detectie-eenheid van vloeistofstroming. Hierdoor is het mogelijk om tijdens gebruik van de douche-inrichting een luchtstroming in de ontsmettingseenheid te realiseren die afwijkt van de luchtstroming in de ontsmettingseenheid in het geval dat geen vloeistof naar de douche-inrichting stroomt. Tijdens gebruik van de doucheinrichting is het voordelig om een relatief grote luchtstroming door de tweede kamer te realiseren, door het in de tweede toestand brengen van de ventilatie-inrichting, ten gevolge van de in de te ontsmetten ruimte ten opzichte van de buitenlucht gerealiseerde onderdruk. Hierdoor is een eventuele verspreiding van stofdeeltjes en/of vezels die vrijkomen bij asbest- en bodemsaneringswerkzaamheden naar een relatief schone omgeving gereduceerd onder handhaving van relatief aantrekkelijke omstandigheden voor de gebruiker van de ontsmettingseenheid. Verder is het gunstig om een relatief laag luchtdebiet in de tweede kamer en de derde kamer te realiseren, door het in de eerste toestand brengen van de ventilatie-inrichting, voor het voorkomen, of althans sterk reduceren, van een voor de gebruiker hinderlijke luchtstroming door de tweede kamer en de derde kamer ten gevolge van de in de te ontsmetten ruimte ten opzichte van de buitenlucht gerealiseerde onderdruk. Hierdoor is een eventuele verspreiding van stofdeeltjes en/of vezels die vrijkomen bij asbesten bodemsaneringswerkzaamheden naar een relatief schone omgeving gereduceerd onder handhaving van relatief aantrekkelijke omstandigheden voor de gebruiker van de ontsmettingseenheid.
In een praktische uitvoeringsvorm van de ontsmettingseenheid volgens het eerste aspect is de aanstuureenheid ingericht om in het bereik van 10 tot 60 seconden, bij voorkeur 30 seconden, na detectie van vloeistofstroming de ventilatie-inrichting van de tweede toestand naar de eerste toestand te brengen. Dit is gunstig voor het voorkomen, of althans sterk reduceren, van een relatief groot luchtdebiet door de tweede kamer in het bereik van 10 tot 60 seconden, bij voorkeur 30 seconden, na het inschakelen van de douche-inrichting waardoor een detecteerbare vloeistofstroming optreedt. Dit is voordelig voor het voorkomen, of althans sterk reduceren van een voor de gebruiker hinderlijke luchtstroming door de tweede kamer ten gevolge van de in de te ontsmetten ruimte ten opzichte van de buitenlucht gerealiseerde onderdruk. Hierdoor is een eventuele verspreiding van stofdeeltjes en/of vezels die vrijkomen bij asbest- en bodemsaneringswerkzaamheden naar een relatief schone omgeving gereduceerd onder handhaving van relatief aantrekkelijke omstandigheden voor de gebruiker van de ontsmettingseenheid. Deze uitvoeringsvorm van de ontsmettingseenheid volgens het eerste aspect berust ten minste ten dele op het inzicht dat uit de tweede kamer af te voeren condens pas enige tijd na inschakeling van de douche-inrichting optreedt. Verder is het gunstig om gedurende een relatief lange periode een relatief groot luchtdebiet in de eerste kamer te realiseren voor het voorkomen, of althans reduceren, van een eventuele verspreiding van stofdeeltjes en/of vezels die vrijkomen bij asbest- en bodemsaneringswerkzaamheden naar een relatief schone omgeving onder handhaving van relatief aantrekkelijke omstandigheden voor de gebruiker van de ontsmettingseenheid.
In een praktische uitvoeringsvorm van de ontsmettingseenheid volgens het eerste aspect is de aanstuureenheid ingericht om in het bereik van 10 tot 60 seconden, bij voorkeur 30 seconden, na detectie van het beëindigen van vloeistofstroming de ventilatie-inrichting van de eerste toestand naar de tweede toestand te brengen. Dit is gunstig voor het realiseren van een relatief groot luchtdebiet door de tweede kamer in het bereik van 10 tot 60 seconden, bij voorkeur 30 seconden, na detectie van het beëindigen van vloeistofstroming. Dit is voordelig voor realiseren van een relatief groot luchtdebiet door de tweede kamer ten gevolge van de in de te ontsmetten ruimte ten opzichte van de buitenlucht gerealiseerde onderdruk na het uitschakelen van de douche-inrichting. Hierdoor is een eventuele verspreiding van stofdeeltjes en/of vezels die vrijkomen bij asbest- en bodemsaneringswerkzaamheden naar een relatief schone omgeving gereduceerd onder handhaving van relatief aantrekkelijke omstandigheden voor de gebruiker van de ontsmettingseenheid. Deze uitvoeringsvorm van de ontsmettingseenheid volgens het eerste aspect berust ten minste ten dele op het inzicht dat na het uitschakelen van de douche-inrichting in de tweede kamer condens ten gevolge van het douchen aanwezig is. Het is voordelig om een relatief groot luchtdebiet na het beëindigen van de vloeistofstroming in het bereik van 10 tot 60 seconden, bij voorkeur 30 seconden, te handhaven voor het volledig, of althans grotendeels, uit de tweede kamer afvoeren van condens voor het voorkomen, of althans sterk reduceren, van een eventuele verspreiding van stofdeeltjes en/of vezels die vrijkomen bij asbest- en bodemsaneringswerkzaamheden naar een relatief schone omgeving onder handhaving van relatief aantrekkelijke omstandigheden voor de gebruiker van de ontsmettingseenheid.
Het is voordelig indien in de tweede toestand van de ventilatieinrichting een luchtstroming in de derde kamer lager is dan 0,25 m/s, bij voorkeur lager is dan 0,15 m/s. Bij aanwezigheid van de gebruiker in de derde kamer is het voordelig om een relatief lage luchtstroming in de derde kamer te realiseren voor het voorkomen, of althans sterk reduceren, van een voor de gebruiker hinderlijke luchtstroming door de derde kamer ten gevolge van de in de te ontsmetten ruimte ten opzichte van de buitenlucht gerealiseerde onderdruk. Hierdoor is een eventuele verspreiding van stofdeeltjes en/of vezels die vrijkomen bij asbest- en bodemsaneringswerkzaamheden naar een relatief schone omgeving gereduceerd onder handhaving van relatief aantrekkelijke omstandigheden voor de gebruiker van de ontsmettingseenheid.
Bij voorkeur is in de eerste toestand van de ventilatie-inrichting een luchtdebiet in de tweede kamer in het bereik van 100 m3/uur tot 200 m3/uur, bij voorkeur 125 m3/uur. Tijdens gebruik van de douche-inrichting is het voordelig om een relatief grote luchtdebiet in het bereik van 100 m3/uur tot 200 m3/uur, bij voorkeur 125 m3/uur, door de tweede kamer te realiseren ten gevolge van de in de te ontsmetten ruimte ten opzichte van de buitenlucht gerealiseerde onderdruk. Hierdoor is een eventuele verspreiding van stofdeeltjes en/of vezels die vrijkomen bij asbest- en bodemsaneringswerkzaamheden naar een relatief schone omgeving gereduceerd onder handhaving van relatief aantrekkelijke omstandigheden voor de gebruiker van de ontsmettingseenheid.
In een praktische uitvoeringsvorm van de ontsmettingseenheid volgens het eerste aspect van de onderhavige octrooiaanvraag is de ontsmettingseenheid voorzien van een verdere detectie-eenheid die zodanig is voorzien en ingericht voor het detecteren van een gebruiker in de derde kamer.
In een uitvoeringsvorm is het voordelig indien de verdere detectieeenheid communicatief is gekoppeld met de aanstuureenheid, waarbij de aanstuureenheid is ingericht om bij detectie, bij toepassing van de ontsmettingseenheid, van een gebruiker in de derde kamer de ventilatie-inrichting van de eerste toestand naar de tweede toestand te brengen. Dit is gunstig voor het bij aanwezigheid van de gebruiker in de derde kamer een relatief laag luchtdebiet in de derde kamer te realiseren voor het voorkomen, of althans sterk reduceren, van een voor de gebruiker hinderlijke luchtstroming door de derde kamer ten gevolge van de in de te ontsmetten ruimte ten opzichte van de buitenlucht gerealiseerde onderdruk. Hierdoor is een eventuele verspreiding van stofdeeltjes en/of vezels die vrijkomen bij asbest- en bodemsaneringswerkzaamheden naar een relatief schone omgeving gereduceerd onder handhaving van relatief aantrekkelijke omstandigheden voor de gebruiker van de ontsmettingseenheid.
Bij voorkeur, zijn doorgangen voorzien in de eerste deur, de tweede deur, de derde deur en de vierde deur voor het vanuit de buitenlucht via respectievelijk opeenvolgend de vierde deur, de derde deur, de tweede deur en de eerste deur de ontsmettingseenheid te ventileren, waarbij de doorgangen zijn geblokkeerd voor luchtstroming vanuit de te ontsmetten ruimte naar de buitenlucht via respectievelijk opeenvolgend de eerste deur, de tweede deur, de derde deur en de vierde deur. Dit is voordelig voor het realiseren van een luchtstroming in de eerste kamer, de tweede kamer en de derde kamer ten gevolge van de in de te ontsmetten ten opzichte van de buitenlucht gerealiseerde onderdruk, waarbij een luchtstroming door de doorgangen in tegengestelde richting door de doorgangen vanuit de te ontsmetten ruimte naar de buitenlucht is geblokkeerd voor het voorkomen, of althans sterk reduceren, van een eventuele verspreiding van stofdeeltjes en/of vezels die vrijkomen bij asbest- en bodemsaneringswerkzaamheden naar een relatief schone omgeving.
Volgens een tweede aspect heeft de onderhavige octrooiaanvraag betrekking op toepassing van een ontsmettingseenheid volgens het eerste aspect van de onderhavige octrooiaanvraag voor het ontsmetten van een uit een te ontsmetten ruimte afkomstige gebruiker. Voordelen van de toepassing van de ontsmettingseenheid zijn analoog aan de voordelen van de ontsmettingseenheid.
De ontsmettingseenheid volgens het eerste aspect van de onderhavige octrooiaanvraag zal nader worden toegelicht aan de hand van de omschrijving van een mogelijke uitvoeringsvorm van een ontsmettingseenheid volgens de onderhavige octrooiaanvraag onder verwijzing naar de navolgende schematische figuren, waarin:
Fig. 1: in bovenaanzicht een doorsnede van een mogelijke uitvoeringsvorm van een ontsmettingseenheid, in een eerste toestand, volgens de uitvinding toont;
Fig. 2: in bovenaanzicht een doorsnede van de uitvoeringsvorm volgens Fig. 1 in een tweede toestand toont.
Figuur 1 toont een ontsmettingseenheid 1. De ontsmettingseenheid 1 is gekoppeld met een gebouw 3 dat is voorzien van een te ontsmetten binnenruimte 5. De luchtdruk in de binnenruimte 5 wordt middels een drukinrichting 7 verlaagd ten opzichte van een luchtdruk van de buitenlucht 9. Een gebruiker kan de binnenruimte 5 van het gebouw 3 betreden en verlaten via de ontsmettingseenheid 1.
De ontsmettingseenheid 1 is voorzien van een eerste kamer 11, een twee kamer 13 en een derde kamer 15. De eerste kamer 11 is omgeven door een wand 17 waarin een eerste deur 19 is voorzien. De eerste deur 19 is zodanig scharnierend in de wand 17 voorzien dat bij het openen van de eerste deur 19, de eerste deur 19 in de eerste kamer 11 draait. Dit is gunstig voor het ten gevolge van de in de binnenruimte 5 aanwezige verlaagde druk gesloten houden van de eerste deur
19. In de wand 17 is verder een ventilatie-inrichting 21 aanwezig. De ventilatieinrichting 21 is voorzien van een kleporgaan 23. De ventilatie-inrichting 21 is ingericht om in een eerste toestand of een tweede toestand te verblijven. In de eerste toestand van de ventilatie-inrichting 21, waarbij het kleporgaan 23 in een eerste toestand is, is luchtstroming van buiten de ontsmettingseenheid 1 via de ventilatie-inrichting 21 geblokkeerd. In de tweede toestand van de ventilatie-inrichting 21, waarbij het kleporgaan 23 in een tweede toestand is een luchtstroming van buiten de ontsmettingseenheid 1 via de ventilatie-inrichting 21 in de eerste kamer 11 realiseerbaar voor het ventileren van de eerste kamer 11.
De tweede kamer 13 is voorzien van een douche-inrichting 25 voor het door middel van een vloeistof, bij voorkeur water, ontsmetten van een via de eerste kamer 11 uit de binnenruimte 5 afkomstige gebruiker. De tweede kamer 13 is omgeven door een tweede wand 27 waarin een tweede deur 29 is voorzien. De tweede deur 31 is zodanig scharnierend in de tweede wand 27 voorzien dat bij het openen van de tweede deur 29, de tweede deur 29 in de tweede kamer 13 draait. Dit is gunstig voor het ten gevolge van de in de binnenruimte 5 aanwezige verlaagde druk gesloten houden van de tweede deur 29.
De derde kamer 15 is omgeven door een derde wand 31 waarin een derde deur 33 en een vierde deur 35 zijn voorzien. De derde deur 33 is zodanig scharnierend in de derde wand 31 voorzien dat bij het openen van de derde deur 33, de derde deur 33 in de derde kamer 15 draait. Dit is gunstig voor het ten gevolge van de in de binnenruimte 5 aanwezige verlaagde druk gesloten houden van de derde deur 33. De vierde deur 35 is zodanig scharnierend in de derde wand 31 voorzien dat bij het openen van de vierde deur 35, de vierde deur 35 naar buiten toe, buiten de ontsmettingsinrichting 1, draait. Dit is gunstig voor het ten gevolge van de in de binnenruimte 5 aanwezige verlaagde druk gesloten houden van de vierde deur 35.
De eerste deur 19, de tweede deur 29, de derde deur 33 en de vierde deur 35 zijn elk voorzien van een door een ventilatieklep 45 gevormde doorgang. De ventilatieklep 45 is ingericht om slechts in een enkele richting in een geopende toestand te zijn voor het doorlaten van lucht zodanig dat het mogelijk is om vanuit de buitenlucht 9 via respectievelijk opeenvolgend de vierde deur 35, de derde deur 33, de tweede deur 29 en de eerste deur 19 de ontsmettingseenheid 1 te ventileren ten gevolge van de in de binnenruimte 5 aanwezige verlaagde druk ten opzichte van de buitenlucht 9. De ventilatiekleppen 45 zijn geblokkeerd voor luchtstroming vanuit de te ontsmetten ruimte 5 naar de buitenlucht 9 via respectievelijk opeenvolgend de eerste deur 19, de tweede deur 29, de derde deur 33 en de vierde deur 35.
De ontsmettingseenheid 1 is voorzien van een detectie-eenheid 37, een verdere detectie-eenheid 39 en een aanstuureenheid 43. De detectie-eenheid 37 is ingericht voor het detecteren van een vloeistofstroming in een aanvoerleiding 41 voor de douche-inrichting 25. De aanvoerleiding 41 is aan een stroom opwaartse zijde aangesloten op een niet nader getoonde watertoevoerinrichting die is ingericht voor het verschaffen van verwarmd water aan de douche-inrichting 25. De verdere detectieeenheid 39 is voorzien in de derde kamer 15 en is ingericht voor het detecteren van aanwezigheid van een gebruiker in de derde kamer 15 van de ontsmettingseenheid 1. De detectie-eenheid 37, de verdere detectie-eenheid 39 en de ventilatie-inrichting 21 zijn communicatie gekoppeld met de aanstuureenheid 43 voor het aansturen van de ventilatie-inrichting 21 in afhankelijkheid van een door de detectie-eenheid 37 gedetecteerde vloeistofstroming in de aanvoerleiding 41 en het in afhankelijkheid van een door de verdere detectie-eenheid 39 gedetecteerde aanwezige gebruiker in de derde kamer 15.
De aanstuureenheid 43 is ingericht om de ventilatie-inrichting 21 van de tweede toestand naar de eerste toestand te brengen 30 seconden nadat detectie door de detectie-eenheid 37 van vloeistofstroming in de aanvoerleiding 41 heeft plaatsgevonden. De aanstuureenheid 43 is verder ingericht om de ventilatie-inrichting 21 van de eerste toestand naar de tweede toestand te brengen 30 seconden nadat door de detectie-eenheid 37 is gedetecteerd dat vloeistofstroming in de aanvoerleiding 41 niet langer aanwezig is. De aanstuureenheid 43 is verder ingericht om bij detectie van een gebruiker in de derde kamer 15 de ventilatie-inrichting 21 van de eerste toestand naar de tweede toestand te brengen. De aanstuureenheid 43 is verder ingericht om in het geval waarin zowel een gebruiker in de derde kamer 15 is gedetecteerd door de verdere detectie-eenheid 39 als ook een vloeistofstroming is gedetecteerd door de detectie-eenheid 37 de ventilatie-inrichting 21 in de eerste toestand te houden of te brengen.
In Fig. 1 is de ventilatie-inrichting 21 in de eerste toestand getoond. In de eerste toestand wordt de ontsmettingseenheid 1 geventileerd door een luchtstroming 47 die via de ventilatiekleppen 45 lucht vanaf de buitenlucht 9 in de binnenruimte 5 brengt ten gevolge van de verlaagde druk in de binnenruimte 5. In de eerste toestand van de ventilatie-inrichting 21 is een luchtdebiet in de tweede kamer in het bereik van 100 m3/uur tot 200 m3/uur, bij voorkeur 125 m3/uur.
In Fig. 2 is de ventilatie-inrichting 21 in de tweede toestand getoond.
In de tweede toestand wordt de ontsmettingseenheid 1 geventileerd door de 5 luchtstroming 47 en een verdere luchtstroming 49. Ten gevolge van de verdere luchtstroming 49 is het debiet in de tweede kamer 13 en de derde kamer 15 verlaagd ten opzichte van het debiet in de tweede kamer 13 en de derde kamer 15 verlaagd in de eerste toestand van de ventilatie-inrichting 21 zodanig dat in de tweede toestand van de ventilatie-inrichting 21 een luchtstroming in de derde kamer 15 lager is dan 10 0,25 m/s, bij voorkeur lager is dan 0,15 m/s.

Claims (13)

1. Ontsmettingseenheid voor het ontsmetten van een uit een te ontsmetten ruimte afkomstige gebruiker, de ontsmettingseenheid omvattende:
een eerste kamer die door een wand met daarin een eerste deur is begrensd, waarbij de eerste ruimte is ingericht om zodanig met de te ontsmetten ruimte te zijn verbonden dat de gebruiker, bij toepassing van de ontsmettingseenheid, via de eerste deur vanuit de te ontsmetten ruimte toegang heeft tot de eerste ruimte;
een tweede kamer met een douche-inrichting, waarbij de tweede kamer door een tweede wand met daarin een tweede deur is begrensd, waarbij de douche-inrichting is ingericht voor het ontsmetten van de gebruiker en waarbij de tweede deur zodanig is voorzien dat de gebruiker, bij toepassing van de ontsmettingseenheid, via de tweede deur vanuit de eerste kamer toegang heeft tot de tweede kamer;
een derde kamer die door een derde wand met daarin een derde deur en een vierde deur is begrensd, waarbij de derde deur zodanig is voorzien dat de gebruiker, bij toepassing van de ontsmettingseenheid, via de derde deur van de tweede kamer toegang heeft tot de derde kamer en waarbij de gebruiker via de vierde deur toegang heeft tot een verdere kamer of de ontsmettingseenheid kan verlaten;
een ventilatie-inrichting die is ingericht voor het van buiten de ontsmettingseenheid, via de ventilatie-inrichting, in de eerste kamer brengen van lucht voor het ventileren van de eerste kamer;
een detectie-eenheid voor het detecteren van een maat voor vloeistofstroming naar de douche-inrichting;
een aanstuureenheid, communicatief gekoppeld met de ventilatieinrichting en de detectie-eenheid, die is ingericht om de ventilatie-inrichting aan te sturen in afhankelijkheid van een door de detectie-eenheid gedetecteerde maat voor vloeistofstroming.
2. Ontsmettingseenheid volgens conclusie 1, waarbij de detectie- eenheid is voorzien aan een aanvoerleiding voor het aanvoeren van vloeistof aan de douche-inrichting en is ingericht voor het detecteren van vloeistofstroming in de aanvoerleiding.
3. Ontsmettingseenheid volgens conclusie 2, waarbij de aanvoerleiding ter plaatse van de detectie-eenheid buiten de eerste kamer, de tweede kamer en de derde kamer is voorzien.
4. Ontsmettingseenheid volgens elke willekeurige van de voorgaande conclusies, waarbij de ventilatie-inrichting is ingericht om in een eerste toestand luchtstroming via de ventilatie-inrichting te blokkeren en in een tweede toestand luchtstroming via de ventilatie-inrichting toe te staan.
5. Ontsmettingseenheid volgens conclusie 4, waarbij de aanstuureenheid is ingericht om de ventilatie-inrichting van de tweede toestand naar de eerste toestand te brengen bij detectie door de detectie-eenheid van vloeistofstroming en om de ventilatie-inrichting van de eerste toestand naar de tweede toestand te brengen bij afwezigheid van detectie door de detectie-eenheid van vloeistofstroming.
6. Ontsmettingseenheid volgens conclusie 5, waarbij de aanstuureenheid is ingericht om in het bereik van 10 tot 60 seconden, bij voorkeur 30 seconden, na detectie van vloeistofstroming de ventilatie-inrichting van de tweede toestand naar de eerste toestand te brengen.
7. Ontsmettingseenheid volgens conclusie 5 of 6, waarbij de aanstuureenheid is ingericht om in het bereik van 10 tot 60 seconden, bij voorkeur 30 seconden, na detectie van het beëindigen van vloeistofstroming de ventilatie-inrichting van de eerste toestand naar de tweede toestand te brengen.
8. Ontsmettingseenheid volgens elke willekeurige van de conclusies 4 tot en met 7, waarbij in de tweede toestand van de ventilatie-inrichting een luchtstroming in de derde kamer lager is dan 0,25 m/s, bij voorkeur lager is dan 0,15 m/s.
9. Ontsmettingseenheid volgens elke willekeurige van de conclusies 4 tot en met 8, waarbij in de eerste toestand van de ventilatie-inrichting een luchtdebiet in de tweede kamer in het bereik van 100 m3/uur tot 200 m3/uur, bij voorkeur 125 m3/uur is.
10. Ontsmettingseenheid volgens elke willekeurige van de voorgaande conclusies, waarbij de ontsmettingseenheid is voorzien van een verdere detectieeenheid die zodanig is voorzien en ingericht voor het detecteren van een gebruiker in de derde kamer.
11. Ontsmettingseenheid volgens conclusie 4 en 10, waarbij de verdere detectie-eenheid communicatief is gekoppeld met de aanstuureenheid, waarbij de aanstuureenheid is ingericht om bij detectie, bij toepassing van de ontsmettingseenheid, van een gebruiker in de derde kamer de ventilatie-inrichting van 5 de eerste toestand naar de tweede toestand te brengen.
12. Ontsmettingseenheid volgens elke willekeurige conclusies, waarbij doorgangen zijn voorzien in de eerste deur, de tweede deur, de derde deur en de vierde deur voor het vanuit de buitenlucht via respectievelijk opeenvolgend de vierde deur, de derde deur, de tweede deur en de eerste deur de ontsmettingseenheid te 10 ventileren, waarbij de doorgangen zijn geblokkeerd voor luchtstroming vanuit de te ontsmetten ruimte naar de buitenlucht via respectievelijk opeenvolgend de eerste deur, de tweede deur, de derde deur en de vierde deur.
13. Toepassing van een ontsmettingseenheid volgens elke willekeurige van de voorgaande conclusies voor het ontsmetten van een uit een te ontsmetten 15 ruimte afkomstige gebruiker.
NL2022024A 2018-11-19 2018-11-19 Ontsmettingseenheid en toepassing van de ontsmettingseenheid. NL2022024B1 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2022024A NL2022024B1 (nl) 2018-11-19 2018-11-19 Ontsmettingseenheid en toepassing van de ontsmettingseenheid.

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2022024A NL2022024B1 (nl) 2018-11-19 2018-11-19 Ontsmettingseenheid en toepassing van de ontsmettingseenheid.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2022024B1 true NL2022024B1 (nl) 2020-06-03

Family

ID=71013966

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2022024A NL2022024B1 (nl) 2018-11-19 2018-11-19 Ontsmettingseenheid en toepassing van de ontsmettingseenheid.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL2022024B1 (nl)

Similar Documents

Publication Publication Date Title
EP1590008B1 (en) Building decontamination with vaporous hydrogen peroxide
KR100695034B1 (ko) 사람 소독 장치
US7354551B2 (en) Room decontamination with hydrogen peroxide vapor
AU2005334259B2 (en) Room decontamination with hydrogen peroxide vapor
KR102188123B1 (ko) 출입자 소독 장치
JP2009261596A (ja) 隔離病棟などの出入口や通路用の殺菌システムユニット
KR102210813B1 (ko) 실내용 워킹 스루 소독장치
KR101001568B1 (ko) 고문서 등의 문화재 기록물의 살균장치
NL2022024B1 (nl) Ontsmettingseenheid en toepassing van de ontsmettingseenheid.
KR101419537B1 (ko) 천연물질을 이용한 신발 및 장갑 세척건조살균탈취기
KR20160142214A (ko) 좌변기 기반의 탈취 장치
KR102428017B1 (ko) 살균부스
KR200399262Y1 (ko) 공중 부유균 살균기
KR102268886B1 (ko) 기체 정화 장치
KR102204144B1 (ko) 양손과 휴대폰을 동시에 자동으로 소독·건조하는 장치
JPH08104232A (ja) 列車トイレ消臭装置
JP2008095414A (ja) 男子用床置型小便器における床面の乾燥・消臭装置
KR101186596B1 (ko) 캐비닛형 탈취 및 방제장치
ATE280281T1 (de) Vorrichtung zum be- und entlüften von fäkalienbehältern
CN114623555B (zh) 出入口用卫生管理装置
KR102577746B1 (ko) 에어커튼장치 및 이를 구비하는 에어커튼시스템
JPH06214A (ja) 室内空気消毒方法
KR102387961B1 (ko) 자동 인체 에어샤워 장치를 이용한 인체 에어샤워 방법
US20220288263A1 (en) Aromatic deodorizing device
KR101683725B1 (ko) 좌변기 악취제거 및 살균제 투입장치