NL2020036B1 - Kabelmof en werkwijze voor het aan elkaar verbinden van een eerste kabeleinde en een tweede kabeleinde - Google Patents

Kabelmof en werkwijze voor het aan elkaar verbinden van een eerste kabeleinde en een tweede kabeleinde Download PDF

Info

Publication number
NL2020036B1
NL2020036B1 NL2020036A NL2020036A NL2020036B1 NL 2020036 B1 NL2020036 B1 NL 2020036B1 NL 2020036 A NL2020036 A NL 2020036A NL 2020036 A NL2020036 A NL 2020036A NL 2020036 B1 NL2020036 B1 NL 2020036B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
cable
main body
pressing
sealing element
shell
Prior art date
Application number
NL2020036A
Other languages
English (en)
Inventor
Jurjen Bergsma Dennis
Original Assignee
Leia B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Leia B V filed Critical Leia B V
Priority to NL2020036A priority Critical patent/NL2020036B1/nl
Priority to CN201880078490.3A priority patent/CN111433988B/zh
Priority to EP18839925.7A priority patent/EP3721518A1/en
Priority to PCT/NL2018/050821 priority patent/WO2019112433A1/en
Priority to US16/769,178 priority patent/US10903638B2/en
Application granted granted Critical
Publication of NL2020036B1 publication Critical patent/NL2020036B1/nl

Links

Classifications

    • HELECTRICITY
    • H02GENERATION; CONVERSION OR DISTRIBUTION OF ELECTRIC POWER
    • H02GINSTALLATION OF ELECTRIC CABLES OR LINES, OR OF COMBINED OPTICAL AND ELECTRIC CABLES OR LINES
    • H02G15/00Cable fittings
    • H02G15/08Cable junctions
    • H02G15/10Cable junctions protected by boxes, e.g. by distribution, connection or junction boxes
    • H02G15/113Boxes split longitudinally in main cable direction
    • HELECTRICITY
    • H01ELECTRIC ELEMENTS
    • H01BCABLES; CONDUCTORS; INSULATORS; SELECTION OF MATERIALS FOR THEIR CONDUCTIVE, INSULATING OR DIELECTRIC PROPERTIES
    • H01B13/00Apparatus or processes specially adapted for manufacturing conductors or cables
    • H01B13/0036Details
    • HELECTRICITY
    • H02GENERATION; CONVERSION OR DISTRIBUTION OF ELECTRIC POWER
    • H02GINSTALLATION OF ELECTRIC CABLES OR LINES, OR OF COMBINED OPTICAL AND ELECTRIC CABLES OR LINES
    • H02G15/00Cable fittings
    • H02G15/013Sealing means for cable inlets
    • HELECTRICITY
    • H02GENERATION; CONVERSION OR DISTRIBUTION OF ELECTRIC POWER
    • H02GINSTALLATION OF ELECTRIC CABLES OR LINES, OR OF COMBINED OPTICAL AND ELECTRIC CABLES OR LINES
    • H02G3/00Installations of electric cables or lines or protective tubing therefor in or on buildings, equivalent structures or vehicles
    • H02G3/02Details
    • H02G3/06Joints for connecting lengths of protective tubing or channels, to each other or to casings, e.g. to distribution boxes; Ensuring electrical continuity in the joint
    • H02G3/0616Joints for connecting tubing to casing
    • H02G3/0625Joints for connecting tubing to casing with means for preventing disengagement of conductors
    • H02G3/0675Joints for connecting tubing to casing with means for preventing disengagement of conductors with bolts operating in a direction parallel to the conductors

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Manufacturing & Machinery (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Cable Accessories (AREA)

Abstract

De uitvinding heeft betrekking op een kabelmof, voor het aan elkaar verbinden van een eerste kabeleinde en een tweede kabeleinde, omvattende: - een hoofdlichaam, met een door een eerste openingsrand gedefinieerde eerste kabelopening en een door een tweede openingsrand gedefinieerde tweede kabelopening,via welke eerste kabelopening het eerste kabeleinde zich in gebruik in het hoofdlichaam kan uitstrekken en via welke tweede kabelopening het tweede kabeleinde zich in gebruik in het hoofdlichaam kan uitstrekken; en - eerste afdichtmiddelen voor het verschaffen van een afdichting tussen een omtreksoppervlak van het eerste kabeleinde en de eerste openingsrand en tweede afdichtmiddelen voor het verschaffen van een afdichting tussen een omtreksoppervlak van het tweede kabeleinde en de tweede openingsrand. De uitvinding heeft tevens betrekking op een werkwijze voor het aan elkaar verbinden van een eerste kabeleinde en een tweede kabeleinde met gebruik van een dergelijke kabelmof.

Description

KABELMOF EN WERKWIJZE VOOR HET AAN ELKAAR VERBINDEN VAN EEN EERSTE KABELEINDE EN EEN TWEEDE KABELEINDE
De uitvinding heeft betrekking op een kabelmof voor het aan elkaar verbinden van een eerste kabeleinde en een tweede kabeleinde. In het bijzonder kan de kabelmof worden gebruikt voor het verbinden van elektriciteitskabels, meer in het bijzonder bijvoorbeeld middenspanningskabels.
Een dergelijke kabelmof is op zichzelf bekend. De uitvinding kan als doel hebben de bestaande kabelmoffen te verbeteren.
Daartoe omvat de kabelmof van het in de aanhef vermelde type volgens de uitvinding: - een hoofdlichaam, met een door een eerste openingsrand gedefinieerde eerste kabelopening en een door een tweede openingsrand gedefinieerde tweede kabel opening, via welke eerste kabelopening hel eerste kabeleinde zich in gebruik in het hoofdlichaam kan uitstrekken en via welke tweede kabelopening het tweede kabeleinde zich in gebruik in het hoofdlichaam kan uitstrekken; en - eerste afdichtmiddelen voor het verschaffen van een afdichting tussen een omtreksoppervlak van hel eerste kabeleinde en de eerste openingsrand en tweede afdichtmiddelen voor het verschaffen van een afdichting tussen een omtreksoppervlak van het tweede kabeleinde en de tweede openingsrand.
De eerste en de tweede afdichtmiddelen kunnen het voordeel verschaffen een voldoende goede en/of vochtdichte en/of waterdichte en/of luchtdichte afdichting tussen een omtreksoppervlak van de kabeleinden en het hoofdlichaam van de kabelmof te verschaffen. Hierdoor kan er bijvoorbeeld geen of minder vocht en/of vuil in de kabelmof treden via de kabelopeningen, waardoor de kabelmof en/of de verbinding van de kabeleinden minder snel kapot kan gaan.
Met een kabeleinde kan worden bedoeld een longitudinaal deel van een kabel dal aan een vrij einde van de kabel is opgesteld. In het bijzonder kan het kabeleinde het vrije eindoppervlak van een kabel en een daarop aansluitend deel van de lengte van de kabel omvatten. Het kabeleinde kan in het bijzonder zijn gedefinieerd als het deel van de kabel dat zich in een door een kabelmof verbonden toestand in de mof uitstrekt. Het kabeleinde kan een deel zijn van een veel langere kabel, bijvoorbeeld een kabel met een lengte van enkele meters, tientallen meters of zelfs kilometers. De lengteafmeting van het kabeleinde kan naar wens worden gekozen en/of afhankelijk zijn van de binnenruimtelengte van de mof die gebruikt wordt. Ter indicatie, maar niet beperkend, kan het kabeleinde een lengteafmeting bezitten van enkele centimeters tot enkele tientallen centimeters.
De kabeleinden kunnen met op zichzelf bekende middelen, zoals bijvoorbeeld, doch niet uitsluitend, een kabelverbinder, bijvoorbeeld een kroonsteen, met elkaar in het hoofdlichaam zijn of worden verbonden. Het hoofdlichaam kan daartoe een verbindingsruimte definiëren waarin in gebruik de kabeleinden onderling zijn verbonden, welke verbindingsruimte via de kabelopeningen vanaf buiten de kabelmof toegankelijk is. De kabeleinden kunnen zich door de respectieve kabelopeningen heen in het hoofdlichaam, en dus in de verbindingsruimte indien die is verschaft, uitstrekken, terwijl de rest van een kabel uit de kabelmof steekt.
Het hoofdlichaam is in het bijzonder in hoofdzaak hol of omvat een holte voor het daarin accommoderen van de kabeleinden.
Eventueel is de afdichting tussen het omtreksoppervlak van ten minste één van de kabelopeningen en het respectieve kabeleinde vochtdicht en/of waterdicht en/of luchtdicht.
In het bijzonder kan de afdichting een onderdruk in de kabelmof weerstaan van ten minste 2 bar. In het bijzonder voldoet de kabelmof aan NEN HD 629 en/of 1EC 60502 en/of IEEE 404.
In hel bijzonder is het hoofdlichaam voorzien van ten minste één, bij voorkeur niet elektrisch geleidende, afstandhouder voor het op afstand houden van het kabeleinde of de kabeleinden van een binnenoppervlak van het hoofdlichaam. Dit kan het voordeel bieden, dat een geleidend oppervlak van de kabeleinden niet in elektriciteitsgeleidend contact is met een binnenzijde van het hoofdlichaam.
Verder kan het hoofdlichaam voorzien zijn van scheidingsmiddelen voor het scheiden van de verbindingsruimte in een eerste ruimte, waarin een hoofdader van het ene kabeleinde met een hoofdader van het andere kabeleinde kan worden verbonden, en een tweede ruimte, waarin een aarding van het ene kabeleinde met een aarding van het andere kabeleinde kan worden verbonden. De scheidingsmiddelen kunnen eventueel een scheidingswand omvatten. Eventueel is in de eerste en/of tweede ruimte ten minste één hiervoor omschreven afstandhouder voorzien voor de in die ruimte te verbinden hoofdader of aarding.
Eventueel is het hoofdlichaam in hoofdzaak langwerpig en/of in hoofdzaak cilindervormig.
Eventueel zijn de kabelopeningen longitudinaal aan weerszijden van het hoofdlichaam geplaatst, bijvoorbeeld aan longitudinale eindzones van het hoofdlichaam, bij voorkeur tegenover elkaar en/of met elkaar in register.
Eventueel is althans een deel van het binnenoppervlak of het volledige binnenoppervlak van het hoofdlichaam van een elektrisch geleidende laag, bijvoorbeeld een kopercoating, voorzien om een kooi van Faraday te verschaffen.
Eventueel kan de kabelmof worden gevuld met een isolatiemateriaal, bijvoorbeeld een olie, meer in het bijzonder bijvoorbeeld een siliconenolie. Het isolatiemateriaal kan een uithardend isolatiemateriaal zijn. Daartoe kan het hoofdlichaam voorzien zijn van ten minste één, bij voorkeur twee, afsluitbare vulopening waardoorheen het hoofdlichaam kan worden gevuld met het isolatiemateriaal in een althans tijdens het vullen vloeibare toestand. Eventueel in hel hooidlichaam aanwezige lucht kan via de ten minste ene vulopening tijdens het vullen van het hoofdlichaam het hoofdlichaam verlaten. Eventueel is de ten minste ene afsluitbare vulopening door een respectieve draaidop afsluitbaar. Bij voorkeur is het hoofdlichaam aan weerszijden daarvan voorzien van twee afsluitbare vulopeningen, waarbij praktisch het isolatiemateriaal via één van de twee vulopeningen wordt toegevoerd en aanwezige lucht via de andere vulopening het hoofdlichaam kan verlaten.
In het bijzonder is de kabelmof geschikt voor Ulilax 12 kV kabels en/of voor 24 kV kabels en/of voor UJnax 36 kV kabels.
De kabelmof kan geschikt zijn voor kabels met een geleideroppervlakafmeting van 95 mm2 en/of van 300 mm2, en/of voor kabels met willekeurig welke geleideroppervlakafmeting hier tussenin, zoals bijvoorbeeld 120 mm2, 150 mm2, 185 mm2 en 240 mm2.
In een andere uitvoeringsvorm is de kabelmof geschikt voor kabels met een geleideroppervlakafmeting van 400 mm2 en/of van 800 mm2, en/of voor kabels met willekeurig welke geleideroppervlakafmeting hier tussenin, zoals 500 mm2 en 630 mm2. Eventueel kan de kabelmof volgens deze of een andere uitvoeringsvorm geschikt zijn voor een kabel met een geleideroppervlakafmeting van 1000 mm2.
In nog weer een andere uitvoeringsvorm kan de kabelmof geschikt zijn voor kabels met geleideroppervlakafmetingen van 16 mm2, 25 mm2, 35 mm2, 50 mm2, en 70 mm2.
Dit kan alternatief worden omschreven als dat de kabelmof volgens verschillende uitvoeringsvormen van de uitvinding geschikt kan zijn voor kabels met een geleideroppervlakafmeting van 95 mm2 - 300 mm2, van 400 mm2 - 800 mm2, van 400 mm2 - 1000 mm2, of van 16 mm2 - 70 mm2.
Hoewel de bovengrens en de ondergrens van de geleideroppervlakafmeting van de kabels waarvoor een genoemde kabelmof geschikt is bij voorkeur niet te ver uit elkaar liggen zoals in bovengenoemde uitvoeringsvormen, dit om voor zowel de bovengrensafmeting als de ondergrensafmeting een goede afdichting te kunnen verschaffen, zal de vakman begrijpen dat de uitvinding zich tevens kan uitstrekken tot uitvoeringsvormen die geschikt zijn voor kabels met willekeurig welke van de hierboven of alle van de hierboven genoemde geleideroppervlakafmetingen en daartussen liggende geleideroppervlakafmetingen, in willekeurig welke geschikte combinatie.
In een uitvoeringsvorm van de kabelmof volgens de uitvinding zijn de eerste en/of tweede afdichtmiddelen aanpasbaar aan ten minste twee verschillende kabeldwarsdoorsnedes.
Doordat de afdichtmiddelen aanpasbaar zijn aan ten minste twee verschillende kabeldwarsdoorsnedes is geen apart en/of extra onderdeel nodig voor hel verbinden van kabels met verschillende dwarsdoorsnedes en/of zijn geen verschillende afmetingen moffen nodig. Hierdoor kan het installeren van de kabelmof gemakkelijker en/of goedkoper zijn. Alternatief of additioneel kan hierdoor een kabelreparateur minder verschillende en daardoor minder onderdelen nodig hebben in zijn voorraad. In het bijzonder zijn aanpasbare afdichtmiddelen voordelig wanneer de kabelmof wordt toegepast voor het aan elkaar verbinden van kabels in een spanningsnetwerk dat kabels van verschillend kabeldwarsdoorsnedes omvat, zoals het Nederlandse spanningsnetwerk.
Met verschillende kabeldwarsdoorsnedes kan een verschil in dwarsdoorsnedeafmeting en/of dwarsdoorsnedevorm worden bedoeld.
Bij voorkeur zijn de afdichtmiddelen aanpasbaar aan willekeurig welke kabeldwarsdoorsnedeafmeting tussen een minimale kabeldwarsdoorsnedeafmeting en een maximale kabeldwarsdoorsnedeafmeting, bijvoorbeeld tussen 28 en 38 mm en/of voor kabels met een geleideroppervlakafmeting zoals hierboven toegelicht. Dergelijke afdichtmiddelen kunnen in het bijzonder continu aanpasbaar zijn aan de kabeldwarsdoorsnedeafmeting.
Bij voorkeur zijn de afdichtmiddelen aanpasbaar aan willekeurig welke kabeldwarsdoorsnedeafmeting tussen een minimale kabeldwarsdoorsnedeafmeting en een maximale kabeldwarsdoorsnedeafmeting, waarbij de minimale kabeldwarsdoorsnedeafmeting enkele millimeters tot enkele centimeters, in het bijzonder bijvoorbeeld tussen 5-20 mm, kleiner kan zijn dan de maximale kabeldwarsdoorsnedeafmeting. Dergelijke afdichtmiddelen kunnen in het bijzonder continu aanpasbaar zijn aan de kabeldwarsdoorsnedeafmeting.
De dwarsdoorsnedevorm kan bijvoorbeeld rond of meerhoekig zijn.
In het algemeen zal de dwarsdoorsnede van een kabel in hoofdzaak cirkel vormig zijn. In dat geval kunnen de eerste en/of tweede afdichtmiddelen aanpasbaar zijn aan kabels met een verschillende diameter.
In een andere uitvoeringsvorm van de kabelmof volgens de uitvinding omvatten de eerste afdichtmiddelen en/of de tweede afdichtmiddelen: - een afdichtelement met een kabeldoorvoer voor het doorvoeren van het respectieve kabeleinde, welke kabeldoorvoer een binnenoppervlak van het afdichtelement definieert, en waarbij het afdichtelement een buitenoppervlak omvat; - een met het hoofdlichaam verbindbaar perselement dat een eerste persoppervlak en een kabeldoorlaat omvat, waarbij het binnenoppervlak van het afdichtelement is ingericht om tegen het omtreksoppervlak van het respectieve kabeleinde aan te liggen, en waarbij het eerste persoppervlak van het perselement ingericht is om bij hel verbinden van het perselement met het hoofdlichaam in een verbindingsrichting tegen het buitenoppervlak van het afdichtelement aan te komen liggen, waarbij het perselement in een met het hoofdlichaam verbonden toestand met zijn eerste persoppervlak het afdichtelement met zijn binnenoppervlak via zijn buitenoppervlak tegen het omtreksoppervlak van het respectieve kabeleinde perst.
Het perselement, dat het afdichtelement tegen het omtreksoppervlak aan kan persen, kan hel voordeel bieden een voldoende goede en/of vochtdichte en/of waterdichte en/of luchtdichte afdichting te verschaffen. Eventueel kan het persen van het perselement tegen het afdichtelement bijdragen aan het aanpassen van de afdichtmiddelen aan kabels met een verschillende dwarsdoorsnede. Bij wijze van voorbeeld kan meer en/of minder, sterker en/of minder sterk persen de mate van aanpassen van de afdichtmiddelen aan de kabeldwarsdoorsnede mede of geheel bepalen.
De verbindingsrichting kan in de richting van de verbindingsruimte en/of naar het andere kabeleinde toe gericht zijn. In het geval dat de kabelopeningen aan weerszijden van het hoofdlichaam zijn opgesteld kan de verbindingsrichting voor de kabelopeningen tegengesteld zijn.
In het bijzonder kan het perselement het afdichtelement tegen het omtreksoppervlak persen onder vervorming en/of samendrukking van het afdichtelement. De vervorming kan in het bijzonder binnenwaarts zijn, meer in het bijzonder radiaal binnenwaarts voor kabels met een in hoofdzaak ronde dwarsdoorsnede
Het afdichtelement kan voor het vervormen of samengedrukt worden van een relatief zacht en/of vervormbaar materiaal zijn vervaardigd, bijvoorbeeld een materiaal met een hardheid van minder dan 45 Shore, bij voorkeur minder dan 40 Shore, meer bij voorkeur tussen 25 Shore en 40 Shore.
De kabelopeningen. kabeldoorvoeren en kabeldoorlalen kunnen allen openingen zijn waardoorheen een kabeleinde kan worden doorgelaten. In deze aanvrage is slechts voor een andere benaming gekozen om onderscheid te kunnen maken tussen de openingen voor het kabeleinde in respectievelijk het hoofdlichaam, hel afdichtelement en het perselement.
In hel bijzonder steekt ten minste één kabeleinde in een verbonden toestand door het respectieve perselement, het respectieve afdichtelement en de respectieve kabelopening heen, via de respectieve kabelopening, kabeldoorvoer en kabeldoorlaat daarvan.
In het bijzonder kunnen in samengestelde toestand van de kabelmof het perselement, het respectieve afdichtelement en de respectieve kabelopening in hoofdzaak concentrisch zijn opgesteld, op eventueel een gelijke of voor een deel gelijke axiale positie langs een hartlijn van de respectieve kabelopening en/of de respectieve kabeldoorvoer en/of de respectieve kabeldoorlaat.
In deze tekst wordt met samengestelde toestand bedoeld, dat het hoofdlichaam, het perselement en het afdichtelement onderling zijn verbonden.
Nog meer in het bijzonder kan de respectieve openingsrand het perselement en het afdichtelement althans voor een deel omgeven, en kan eventueel het perselement het afdichtelement althans voor een deel omgeven. In dat geval is de volgorde van elementen van binnen naar buiten, in een dwarsdoorsnede gezien: kabeleinde, afdichtelement, perselement, hoofdlichaam.
Met respectieve kan in deze aanvrage worden bedoeld, het onderdeel dat overeenkomt en/of samenwerkt met het onderhavige onderdeel.
In nog een andere uitvoeringsvorm van de kabelmof volgens de uitvinding is het perselement ingericht om tijdens het verbinden in de verbindingsrichting over een afstand verplaatst te worden, waarbij het perselement is ingericht om het afdichtelement verder te vervormen en/of samen te drukken bij een toenemende verplaatsing in de verbindingsrichting.
Door het verder vervormen en/of samendrukken bij de toenemende verplaatsing zal het binnenoppervlak van het afdichtelement steeds verder in hoofdzaak radiaal naar binnen worden verplaatst, toldal het binnenoppervlak afdichtend legen een omtrek van hel respectieve kabeleinde aanligt. Wanneer het perselement daarna nog verder in de verbindingsrichting wordt verplaatst, hetgeen bijvoorbeeld kan gebeuren bij relatief dikke kabels, kan het afdichtelement verder vervormen en/of worden samengedrukt in andere richtingen, omdat het binnenoppervlak tegen het kabeleinde aanligt. In het bijzonder kan het perselement daardoor ongeacht welke kabeldwarsdoorsnedeafmeting tussen bijvoorbeeld een minimale en een maximale kabeldwarsdoorsnedeafmeting even ver in de verbindingsrichting worden verplaatst, bijvoorbeeld over een vooraf bepaalde afstand en/of tot het perselement tegen het hoofdlichaam aanligt. Een gebruiker van een dergeiijke kabelmof kan bij het verbinden daarom het perselement altijd even ver in de verbindingsrichting verplaatsen, en hoeft daarom niet in te schatten of het perselement voldoende ver is verplaatst voor een voldoende goede afdichting.
In het bijzonder kan het perselement worden verplaatst over de vooraf bepaalde afstand of totdat hij tegen het hoofdlichaam aanligt onder slechts een manuele kracht.
In tegenstelling tot het altijd even ver in de verbindingsrichting verplaatsen van het perselement kan alternatief door de toenemende vervorming en/of samendrukking bij toenemende verplaatsing van het perselement in de verbindingsrichting de mate van afdichting worden ingesteld en/of het afdichtelement worden aangepast aan de kabeldwarsdoorsnede. In het bijzonder kan bij een kleinere kabeldwarsdoorsnedeafmeting het perselement verder worden verplaatst in de verbindingsrichting dan bij een grotere kabeldwarsdoorsnedeafmeting, waardoor het afdichtelement bij een kleinere kabeldwarsdoorsnedeafmeting verder in het bijzonder binnenwaarts wordt vervormd en/of samengedrukt. Hierdoor kan het afdichtelement afdichtend komen aan te liggen tegen het kabelomtreksoppervlak, ongeacht welke kabeldwarsdoorsnedeafmeting tussen bijvoorbeeld een minimale en een maximale kabeldwarsdoorsnedeafmeting, door het met een voldoende en/of geschikte afstand verplaatsen van het perselement. Hierbij kan er sprake van zijn, dat zodra het perselement, in het bijzonder althans manueel, niet verder verplaatst kan worden in de verbindingsrichting, het afdichtelement afdichtend aanligt tegen het kabelomtreksoppervlak. Deze uitvoeringsvorm kan hel voordeel bieden dat het afdichtelement, en dus het materiaal waarvan dat is gemaakt, minder vervormbaar en/of samendrukbaar hoeft te zijn. Eventueel kan daardoor een materiaal worden gekozen dat goedkoper is, en/of gemakkelijker te vervaardigen is, en/of minder snel slijt.
Opgemerkt wordt, dat de manuele kracht uiteraard per persoon kan verschillen, maar dat voor de vakman duidelijk is wat hiermee wordt bedoeld.
In nog een andere uitvoeringsvorm van de kabelmof volgens de uitvinding, is het buitenoppervlak van het afdichtelement in hoofdzaak evenwijdig aan een hartlijn van de kabeldoorvoer opgesteld, waarbij het eerste persoppervlak schuin ten opzichte van een hartlijn van de kabeldoorlaat is opgesteld, waarbij de hartlijnen van de kabeldoorvoer en de kabeldoorlaat in een verbonden toestand samenvallen, en waarbij het persoppervlak zodanig schuin ten opzichte van de hartlijn van de kabeldoorlaat is opgesteld, dat de afstand van het persoppervlak tol de hartlijn van de kabeldoorlaat afneemt in een richting tegengesteld aan de verbindingsrichting, zodanig, dat bij het verbinden van het perselement met het hoofdlichaam en het daardoor verplaatsen van het perselement ten opzichte van het hoofdlichaam in de verbindingsrichting het persoppervlak met een telkens kleiner wordende binnendwarsdoorsnedeafmeting legen het buitenoppervlak van het afdichtelement aan komt te liggen.
Doordat het eerste persoppervlak met een telkens kleiner wordende binnendwarsdoorsnede tegen het buitenoppervlak van het afdichtelement aan komt te liggen, neemt de mate van vervorming en/of samendrukking van het afdichtelement toe door het perselemenl in de verbindingsrichting te verplaatsen. Hierdoor kan een voldoende goede en/of vochtdichte en/of waterdichte en/of luchtdichte afdichting worden verschaft. Hierdoor kan het afdichtelement alternatief of aanvullend worden aangepast aan kabels met een verschillende dwarsdoorsnede, doordat het perselement ten opzichte van het hoofdlichaam in de verbindingsrichting kan worden verplaatst, althans totdat de dwarsdoorsnedeafmeting van het persoppervlak zodanig klein is, dat die tegen het afdichtelement aan perst. Eventueel kan het perselement daarna nog verder in de verbindingsrichting worden verplaatst.
Het is de aanvrager gebleken dat een bijzonder goede afdichting kan worden verkregen wanneer het eerste persoppervlak onder een hoek van in hel bijzonder ongeveer 27° ten opzichte van de hartlijn van de kabeldoorlaat is opgesteld, waarbij het eerste persoppervlak zich in de verbindingsrichting zich steeds verder van de hartlijn verwijderd.
In het bijzonder zijn de hartlijnen van de kabeldoorvoer, de kabeldoorlaat en/of de kabelopening evenwijdig aan de inbrengrichting. Nog meer in het bijzonder liggen de hartlijnen van de kabeldoorvoer, de kabeldoorlaat en/of de kabelopening in eikaars verlengde. Nog meer in het bijzonder zijn de kabeldoorvoer, de kabeldoorlaat en/of de kabelopening in een verbonden toestand van het perselement met het hoofdlichaam concentrisch opgesteld.
In het bijzonder loopt het eerste persoppervlak in een richting tegengesteld aan de verbindingsrichting taps toe. Nog meer in het bijzonder is het eerste persoppervlak in hoofdzaak frustoconisch.
In het bijzonder kan het perselement met het hoofdlichaam worden verbonden door middel van een schroefverbinding. Tijdens het verbinden kan het perselement door om de verbindingsrichting te roteren steeds verder axiaal, in de verbindingsrichting worden verplaatst. In het bijzonder kan het hoofdlichaam van een uitwendige schroefdraad, en het perselement van een inwendige, overeenkomstige schroefdraad zijn voorzien, of andersom.
In nog een andere uitvoeringsvorm van de kabelmof volgens de uitvinding is het afdichtelement zodanig vervormbaar en/of samendrukbaar, dat het perselement het afdichtelement tegen het omtreksoppervlak van het respectieve kabeleinde aan kan persen onder vervorming en/of samendrukking van het afdichtelement. In het bijzonder kan de vervorming en/of samendrukking van het afdichtelement in hoofdzaak binnenwaarts, in het bijzonder radiaal binnenwaarts plaatsvinden.
Doordat het afdichtelement vervormbaar en/of samendrukbaar is kan het afdichtelement onder een perskracht van het perselement vervormen en/of samengedrukt worden om zich aan te passen aan verschillende kabeldwarsdoorsnedes, en daardoor de gewenste afdichting verschaffen.
In het bijzonder kan het afdichtelement zodanig vervormbaar en/of samendrukbaar zijn dat de kabeldoorvoer kleiner wordt. In het geval dat het afdichtelement een kabeldoorvoer met een cirkelvormige dwarsdoorsnede omvat, kan het afdichtelement zodanig vervormbaar en/of samendrukbaar zijn, dat de diameter van de cirkelvormige dwarsdoorsnede verkleind wordt. Daartoe kan een omtreksrand van de kabeldoorvoer bij vervorming en/of samendrukking van het afdichtelement zich radiaal naar binnen verplaatsen.
In het bijzonder kan het afdichtelement in hoofdzaak van een kunststof vervaardigd zijn, zoals bijvoorbeeld een silicoon en/of een ethyleenpropyleendieenmonomeer (EPDM).
In nog een andere uitvoeringsvorm van de kabelmof volgens de uitvinding: - lopen de eerste en/of tweede openingsrand in hun verbindingsrichting taps toe; - omvat het respectieve afdichtelement een afdichtkraag, die ingericht is om tegen de ten minste ene taps toelopende openingsrand aan te liggen; en - omvat het perselemenl een tweede persoppervlak, dat in de verbindingsrichting taps toeloopt, waarbij het perselement in een met het hoofdlichaam verbonden toestand met zijn tweede persoppervlak de afdichtkraag tegen de respectieve openingsrand perst.
Doordat de eerste en/of tweede openingsrand taps toeloopt werkt althans een deel van de kracht van het perselement in een radiale richting van de openingsrand. Hierdoor kan het perselement gemakkeiijker te verbinden zijn met het hoofdlichaam. Alternatief of daarnaast kunnen de taps toelopende openingsrand en het taps toelopende tweede persoppervlak het voordeel verschaffen dat het afdichtelement bij het verbinden van het perselement met het hoofdlichaam in de gewenste positie wordt gedwongen. In het bijzonder kunnen de taps toelopende opper vlakken daardoor een zettende en/of richtende functie hebben.
Hel is de aanvrager gebleken dat een bijzonder goede afdichting kan worden verkregen wanneer het tweede persoppervlak onder een hoek van in het bijzonder ongeveer 35° ten opzichte van de hartlijn van de kabeldoorlaat is opgesteld, waarbij het tweede persoppervlak zich in een richting tegengesteld aan de verbindingsrichting zich steeds verder van de hartlijn verwijderd.
In het bijzonder loopt het aanligoppervlak van het respectieve afdichtelement in hoofdzaak evenwijdig aan de eerste en/of tweede openingsrand, in een of de samengestelde toestand van de kabelmof. Alternatief kan dit worden geformuleerd als dat een hoek van de eerste en/of tweede openingsrand en een hoek van het afdichtelement ten opzichte van de respectieve hartlijnen daarvan in hoofdzaak gelijk zijn.
Deze uitvoeringsvorm is in het bijzonder voordelig in wanneer het perselement op het hoofdlichaam geschroefd kan worden, omdat door de taps toelopende vorm van de eerste en/of tweede openingsrand het perselement gemakkelijk, eventueel met de hand, op het hoofdlichaam geschroefd kan worden. Alternatief of daarnaast kan een taps toelopende openingsrand ook het voordeel verschaffen dat het perselemenl minder geneigd is terug te draaien nadat deze op het hoofdlichaam is geschroefd.
Nog meer in het bijzonder kan deze uitvoeringsvorm het voordeel verschaffen dat het afdichtelement op een gewenste positie tegen het hoofdlichaam wordt geperst, zoals bijvoorbeeld op een positie waar een afdichting tussen twee onderdelen van het hoofdlichaam is verschaft.
Alternatief of daarnaast kan door de taps toelopende oppervlakken gemakkelijk een grote kracht op het afdichtelement gezet worden, waardoor een voldoende goede en/of vochtdichte en/of waterdichte en/of luchtdichte afdichting worden verschaft tussen de afdichtmiddelen en de respectieve openingsrand.
In het bijzonder kunnen de afdichtmiddelen zowel een afdichting met het respectieve kabeleinde als met de respectieve kabelopening verschaffen.
In nog een andere uitvoeringsvorm van de kabelmof volgens de uitvinding strekt de kraag zich ten opzichte van het buitenoppervlak van het afdichtelement schuin buitenwaarts uit in een richting die tegengesteld is aan de verbindingsrichting.
Doordat de kraag van het afdichtelement zich schuin buitenwaarts uitstrekt, is deze in hoofdzaak evenwijdig opgesteld aan de taps toelopende openingsrand en het tweede persoppervlak. Alternatief kan dit worden geformuleerd als dat een hoek van de uilstrekrichting van de kraag ten opzichte van de hartlijn van het afdichtelement in hoofdzaak gelijk is aan de hoek van de eerste en/of tweede openingsrand en de hoek van het afdichtelement ten opzichte van de respectieve hartlijnen daarvan. Hierdoor kan de kraag een goede en/of vochtdichte en/of waterdichte en/of luchtdichte afdichting tussen de openingsrand en het tweede persoppervlak verschaffen.
In nog een andere uitvoeringsvorm van de kabelmof volgens de uitvinding omvat het hoofdlichaam althans een eerste schaal en een met de eerste schaal verbindbare tweede schaal, waarbij de eerste schaal en de tweede schaal zijn voorzien van losmaakbaar met elkaar samenwerkende verbindingsmiddelen voor het vormen van een losmaakbare verbinding van de eerste schaal en de tweede schaal.
Doordat het hoofdlichaam uit de eerst een de tweede schaal bestaat, die met losmaakbare verbindingsmiddelen verbindbaar zijn, kan de kabelmof na installatie worden geopend en eventueel opnieuw gesloten. Daardoor is het mogelijk om de kabelmof te openen voor inspectie, en eventueel opnieuw te sluiten door de schalen met elkaar te verbinden. Eventueel hoeft er daardoor geen nieuwe kabelmof te worden gebruikt. Indien de kabelmof gevuld is met een isolatiemateriaal of uithardend isolatiemateriaal, kan dat verwijderd worden voordat de kabelmof wordt hergebruikt. Na hergebruik kan de kabelmof opnieuw gevuld worden met isolatiemateriaal.
Onder losmaakbaar kan althans worden bedoeld, dat de schalen niet kapot gaan bij het losmaken van de verbinding daartussen.
In het bijzonder vormen de eerste schaal en de tweede schaal elk een ander deel van een omtreksoppervlak van het hoofdlichaam, en vormen de eerste schaal en de tweede schaal samen een volledig omtreksoppervlak van hel hoofdlichaam.
In het bijzonder kunnen de met elkaar samenwerkende verbindingsmiddelen met de schalen verbonden aangrijpoppervlakken omvatten, welke aangrijpoppervlakken in een verbonden toestand op elkaar aangrijpen en waarbij de schalen door bouten en/of moeren en/of schroeven onderling verbindbaar zijn. De schroeven kunnen eventueel zelfsnijdend zijn.
In het bijzonder kan de verbinding tussen de schalen vochtdicht en/of waterdicht en/of luchtdicht zijn.
Nog meer in het bijzonder kan de afdichting tussen de schalen een onderdruk in de kabelmof van minimaal 2 bar weerstaan.
In het bijzonder is ten minste één, bij voorkeur beide, van de twee schalen voorzien van een groef over een aangrijpoppervlak daarvan waarin een vervormbaar afdichtlid kan zijn aangebracht voor het verschaffen van een afdichting tussen de schalen. In het bijzonder is het vervormbare afdichtlid een langwerpig lid met een in hoofdzaak cirkelvormige dwardoorsnede.
Het perselement kan eventueel de schalen onderling verbinden of bijdragen in de onderlinge verbinding daarvan. Dit kan bijvoorbeeld plaatsvinden, doordat het perselement over eindzones van de schalen kan worden geschroeid zodra de schaaldelen op elkaar zijn aangebracht en eventueel met elkaar zijn verbonden. Deze uitvoeringsvorm is bijzonder voordelig wanneer de eerste schaal en de tweede schaal elk onafhankelijk van elkaar een deel, in het bijzonder een helft, van de eerste en tweede kabelopening definiëren.
Hierdoor kan het perselement mede worden gebruikt om een afdichting tussen de twee schalen te verschaffen. In het geval dat het perselement op het hoofdlichaam geschroefd kan worden, kan het perselement gebruiken om gemakkelijk een voldoende sterke verbinding tussen de twee schalen te verschaffen.
De uitvinding heeft ook betrekking op een werkwijze voor het aan elkaar verbinden van een eerste kabeleinde en een tweede kabeleinde, omvattende de in elke geschikte volgorde uit te voeren stappen van: het verschaffen van een kabelmof omvattende: (a) het verschaffen van een kabelmof omvattende: - een hoofdlichaam, met een door een eerste openingsrand gedefinieerde eerste kabelopening en een door een tweede openingsrand gedefinieerde tweede kabelopening, via welke eerste kabelopening het eerste kabeleinde zich in gebruik in het hoofdlichaam kan uitstrekken en via welke tweede kabelopening hel tweede kabeleinde zich in gebruik in het hoofdlichaam kan uitstrekken; en - eerste afdichtmiddelen voor het verschaffen van een afdichting tussen een omtreksoppervlak van het eerste kabeleinde en de eerste openingsrand en tweede afdichtmiddelen voor het verschaffen van een afdichting tussen een omtreksoppervlak van het tweede kabeleinde en de tweede openingsrand; (b) het via de respectieve kabelopeningen tot in het hoofdlichaam doorvoeren van het eerste kabeleinde en het tweede kabeleinde, (c) en het in het hoofdlichaam onderling verbinden van het eerste kabeleinde en het tweede kabeleinde; (d) het verschaffen van een afdichting tussen het omtreksoppervlak van het eerste kabeleinde en de eerste openingsrand met behulp van de eerste afdichtmiddelen en het verschaffen van een afdichting tussen het omtreksoppervlak van het tweede kabeleinde en de tweede openingsrand met behulp van de tweede afdichtmiddelen.
In het bijzonder kan de kabelmof een kabelmof zoals omschreven in de conclusies en/of zoals hierboven of hieronder omschreven in één of meerdere uitvoeringsvormen en/of met één of meer van de hierboven genoemde kenmerken, op zichzelf of in elke geschikte combinatie, zijn.
Een dergelijke werkwijze kan alle bovengenoemde voordelen en/of variaties hebben, op zichzelf of in elke geschikte combinatie.
In het bijzonder kan de werkwijze verder een stap omvatten van het aanbrengen van een kopercoating op althans een deel van een binnenoppervlak van het hoofdlichaam.
In het bijzonder kan de werkwijze verder een stap omvatten van het vullen van het hoofdlichaam met een isolatiemateriaal, bijvoorbeeld een olie, meer in het bijzonder bijvoorbeeld een siliconenolie.
In een uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding omvatten de eerste afdichtmiddelen en/of de tweede afdichtmiddelen: - een afdichtelement met een kabeldoorvoer voor het doorvoeren van het respectieve kabeleinde, welke kabeldoorvoer een binnenoppervlak van het afdichtelement definieert, en waarbij het afdichtelement een buitenoppervlak omvat; - een met hel hoofdlichaam verbindbaar perselement dat een eerste persoppervlak en een kabeldoorlaat omvat, waarbij het binnenoppervlak van het afdichtelement is ingericht om tegen het omtreksoppervlak van het respectieve kabeleinde aan te liggen, en waarbij het eerste persoppervlak van hel perselement ingericht is om bij het verbinden van het perselement met hel hoofdlichaam in een verbindingsrichting tegen hel buitenoppervlak van het afdichtelement aan te komen liggen, waarbij het perselement in een met het hooidlichaam verbonden toestand met zijn eerste persoppervlak het afdichtelement met zijn binnenoppervlak via zijn buitenoppervlak tegen het omtreksoppervlak van het respectieve kabeleinde perst, waarbij stap (d) omvat: - het verbinden van het perselement met het hoofdlichaam, waarbij het perselement in de verbindingsrichting wordt verplaatst.
Het perselement kan hierbij zijn ingericht om tijdens het verbinden in de verbindingsrichting over een afstand verplaatst te worden, waarbij het perselement is ingericht om het afdichtelement verder binnenwaarts te vervormen en/of samen te drukken bij een toenemende verplaatsing in de verbindingsrichting.
Stap (d) kan hierbij zodanig, in het bijzonder manueel, worden uitgevoerd, dat het perselement althans zover in de verbindingsrichting verplaatst wordt, dat het perselement het afdichtelement afdichtend tegen het kabelomtreksoppervlak aan perst.
Bij voorkeur kan in step (d), nadat het perselement het afdichtelement afdichtend tegen het kabelomtreksoppervlak aan perst, het perselement verder in de verbindingsrichting verplaatst worden, totdat het perselemenl over een vooraf bepaalde afstand verplaatst is en/of totdat het perselement aanligt tegen het hoofdlichaam, waardoor het perselement niet meer verder in de verbindingsrichting kan worden verplaatst.
Het perselement kan in deze voorkeursuitvoerings dus altijd even ver worden verplaatst in de verbindingsrichting, onafhankelijk van de kabeldoorsnedeafmeting van het respectieve kabeleinde. Een gebruiker van een dergeiijke kabelmof kan bij het verbinden het perselement altijd even ver in de verbindingsrichting verplaatsen, en hoeft daarom niet in te schatten of het perselement voldoende ver is verplaatst voor een voldoende goede afdichting.
In een andere uitvoeringsvorm kan het perselement, afhankelijk van de kabeldoorsnedeafmeting van het respectieve kabeleind, in de verbindingsrichting verder of minder ver worden verplaatst, totdat het perselement het afdichtelement afdichtend tegen het kabelomtreksoppervlak aan perst en/of totdat verdere verplaatsing onder manuele kracht niet mogelijk is.
In een uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding, waarbij: het hoofdlichaam dat in stap (a) wordt verschaft althans een eerste schaal en een met de eerste schaal verbindbare tweede schaal omvat, waarbij de eerste schaal en de tweede schaal zijn voorzien van losmaakbaar met elkaar samenwerkende verbindingsmiddelen voor het vormen van een losmaakbare verbinding van de eerste schaal en de tweede schaal, stap (b) wordt uitgevoerd door een eerste stap (hl ) van het doorvoeren van de kabeleinden door een deel van de openingsrand dat gevormd wordt door de eerste schaal, en een tweede stap (b2) van het aanbrengen van de tweede schaal op de eerste schaal, zodanig, dat de kabeleinden door een ander deel van de openingsrand dat gevormd wordt door de tweede schaal zijn gevoerd, waarbij stap (b 1) althans voor stap (c) en stap (b2) althans na stap (c) wordt uitgevoerd, en omvattende stap (e) van het onderling verbinden van de eerste schaal en de tweede schaal met behulp van de met elkaar samenwerkende verbindingsmiddelen.
Het voordeel van deze uitvoeringsvorm is, dat de kabeleinden toegankelijk zijn voor verbinding zolang de eerste schaal en de tweede schaal los van elkaar zijn.
De uitvinding zal verder worden toegelicht aan de hand van figuren, waarbij:
Figuur 1 schematisch een perspectivisch, althans voor een deel opengewerkt, aanzicht van een uitvoeringsvorm van de kabelmof volgens de uitvinding toont;
Figuur 2 schematisch een langsdoorsnede van de kabelmof van figuur 1 toont;
Figuur 3 schematisch een althans voor een deel opengewerkt zijaanzicht van de kabelmof van figuur 1 en 2 toont; en
Figuur 4 schematisch een vergroot aanzicht van een deel van de doorsnede van figuur 2 toont.
In de figuren zijn gelijke elementen met gelijke verwijzingscijfers aangegeven.
De figuren 1 - 4 tonen een kabelmof 1 voor het aan elkaar verbinden van twee kabeleinden 2, zie in het bijzonder figuur 1 en 2. De kabelmof 1 omvat een hoofdlichaam 3, dat in dit voorbeeld bestaat uit een eerste schaal 4 en een tweede schaal 5. Het hoofdlichaam 3 omvat in de langsrichting gezien aan weerszijden een openingsrand 6 die een kabelopening 7 definieert. In de figuren 1 en 2 is te zien hoe de twee kabeleinden 2 zich door de kabelopeningen 7 tot in het hoofdlichaam 3 uitstrekken. Een resterend deel van de kabels steekt uit het hoofdlichaam 3 via de kabelopeningen 7. Hier is slechts een klein deel van de kabels buiten hel hoofdlichaam 3 afgebeeld; het is vanzelfsprekend dat de kabels veel langer kunnen doorlopen.
In dit geval zijn de hoofdaders 15 van kabeleinden 7 onderling verbonden door een eerste kabelverbinder 8 in een eerste verbindingskamer 9. Beide kabeleinden worden door vasthoudmiddelen 10 gecentreerd gehouden in de eerste verbindingskamer 9 en zo op afstand van een binnenomtreksoppervlak van het hoofdlichaam 3. De eerste verbindingskamer 9 wordt van een tweede verbindingskamer 13 gescheiden door scheidingsmiddelen 11, die in dit voorbeeld een longitudinale scheidingswand 11 omvatten. De aardingen 14 van de kabeleinden zijn door middel van een aardverbinder 12 onderling verbonden in de tweede verbindingskamer 13.
De kabelmof 1 is voorzien van afdichtmiddelen 16 die in dit geval telkens een afdichtelement 30 en een perselement 40 omvatten. Hieronder worden het afdichtelement 30 en het perselemenl 40 in enkelvoud besproken per kabelopening 7, maar elk afdichtelement 30 en/of elk perselement 40 kan de hieronder besproken eigenschappen hebben. Het afdichtelement 30 heeft een kabeldoorvoer 31 waardoorheen de kabeleinden 2 kunnen worden gestoken. De kabeldoorvoer 31 definieert een binnenoppervlak van het afdichtelement 30 dat tegen een omtreksoppervlak van de kabeleinden 2 aan kan liggen.
Het perselement 40 heeft een kabeldoorlaat 41 en is via schroefdraad 42 met een schroefdraad 17 van het hoofdlichaam 3 verbindbaar. Wanneer het perselemenl 40 met het hoofdlichaam 3 wordt verbonden door te schroeven, verplaatst het perselement 40 in een verbindingsrichting 18 naar het hoofdlichaam 3 toe. Het perselement 40 heeft verder een eerste persoppervlak 43 dat tegen een buitenoppervlak 32 van het afdichtelement 30 aan komt te liggen wanneer het perselement 40 met hel hoofdlichaam 3 wordt verbonden met het afdichtelement 30 daartussen. Doordat het perselement 40 in de met het hoofdlichaam 3 verbonden toestand tegen het buitenoppervlak 32 van het afdichtelement 30 aan ligt, perst het perselement 40 het binnenoppervlak van het afdichtelement 30 tegen een omtreksoppervlak van de kabeleinden 2.
In dit geval is een langsrichting van het buitenoppervlak 32 van het afdichtelement 30 evenwijdig aan een hartlijn van de kabeldoorvoer 31. Het eerste persoppervlak 43 van perselement 40 loopt in een richting tegengesteld aan de verbindingsrichting 18 taps toe onder een hoek van 27° graden met een hartlijn van de kabeldoorlaat 41. Met andere woorden is de dwarsdoorsnede van de kabeldoorlaat 41 kleiner naar mate de afstand tot het hoofdlichaam 3 groter wordt, in een met het hoofdlichaam 3 verbonden toestand van het perselement 40. Daardoor ligt het perselement 40 met een telkens kleinere dwarsdoorsnede van de kabeldoorlaat 41 aan tegen het buitenoppervlak 32 van het afdichtelement 30 naar mate het perselement 40 verder in de verbindingsrichting 18 wordt verplaatst. De dwarsdoorsnede van de kabeldoorvoer 31 van het afdichtelement 30 wordt daardoor, onder vervorming en/of samendrukking van het afdichtelement 30 telkens kleiner, en kan in het bijzonder kleiner worden naarmate een kabeldwarsdoorsnede van het kabeleinde 2 kleiner is. Het afdichtelement 30 kan zover vervormen en/of samengedrukt worden dat het binnenoppervlak van het afdichtelement 30 afdichtend tegen het omtreksoppervlak van het kabeleinde 2 aan is geperst. Bij een kleinere kabeldwarsdoorsnede zal het afdichtelement 30 dus verder kunnen vervormen en/of samengedrukt worden.
In dit voorbeeld lopen de openingsranden 6 in de verbindingsrichting 18 althans voor een deel taps toe. Een diameter van de kabelopeningen 7 wordt daardoor in de verbindingsrichting 18 telkens kleiner. De afdichtelementen 30 hebben een kraag 33 die tegen de taps toelopende openingsranden 6 kan aanliggen. De perselementen 40 hebben verder nog een tweede persoppervlak 44 dal in de verbindingsrichting 18 taps toeloopt onder een hoek van 35° met de hartlijn van de kabeldoorlaat 41. In dit geval loopt het persoppervlak 44 in een met het hoofdlichaam 3 verbonden toestand evenwijdig met de respectieve openingsrand 6. Wanneer het perselemenl 40 met het hoofdlichaam 3 is verbonden (zoals in figuur 2) perst het perselement 40 met zijn tweede persoppervlak 44 de kraag 33 van het afdichtelement 30 tegen de openingsrand 6 van het hoofdlichaam 3. In dit voorbeeld strekken de kragen 33 van de afdichtelementen 30 zich schuin buitenwaarts uit vanaf en ten opzichte van het buitenoppervlak 32 van het afdichtelement 30, in een richting die tegengesteld is aan de verbindingsrichting 18. Eén schaal 5 is voorzien van een groef 19 over een aangrijpoppervlak 20 daarvan waarin een vervormbaar afdichllid althans gedeeltelijk kan worden geplaatst voor het aan elkaar verbinden van de schalen 4, 5. Beide schalen 4, 5 zijn voorzien van met elkaar samen werkende verbindingsmiddelen, die in dit voorbeeld mede worden gevormd door de aangrijpoppervlakken 20. Met behulp van bijvoorbeeld zelf snijdende schroeven 21 kunnen de schalen met elkaar verbonden worden. Omwille van eenvoud zijn niet alle zelf snijdende schroeven 21 getekend. Indien gewenst kunnen de zelf snijdende schroeven 21 na installatie worden verwijderd, waardoor de schalen 4, 5 van elkaar af genomen kunnen worden. Daarna kunnen dezelfde schalen 4, 5 eventueel weer opnieuw met zelf snijdende schroeven 21 worden verbonden.
In dit voorbeeld maakt het perselemenl 40 deel uit van de met elkaar samenwerkende verbindingsmiddelen van de twee schalen 4, 5. In het bijzonder draagt het perselement 40 bij aan het met elkaar verbinden van de schalen 4, 5 doordat het perselement 40 om eindzones van beide schalen 4, 5 is geschroefd in een met het hoofdlichaam 3 verbonden toestand.
In dit specifieke voorbeeld omvat het hoofdlichaam 3 ook twee vulopeningen 22, via welke het hoofdlichaam 3 gevuld kan worden met bijvoorbeeld siliconeolie. De vloeistofopeningen 22 zijn afsluitbaar, nadien weer te openen en hersluitbaar, doordat een o-ring 23 en schroefdop 24 is verschaft.
In figuur 4 is met stippellijnen een onvervormde vorm van afdichtelement 30 weergegeven. In doorgetrokken lijnen is weergegeven hoe afdichtelement 30 vervormd is onder invloed van een perselement 40. In het bijzonder is te zien hoe kraag 33 van het afdichtelement 30 tegen de openingsrand 6 van hoofdlichaam 3 aan is geperst, en hoe buitenoppervlak 32 naar binnen is geperst door perselement 40. Daardoor lig het bi ruien oppervlak 31 van het afdichtelement 30 aan tegen het kabeleinde 2. Doordat het perselement 40 nog verder in de verbindingsrichting 18 is verplaatst, en het binnenoppervlak 31 niet verder radiaal naar binnen kan bewegen doordat het aanligt tegen het kabeleinde 2, is hel afdichtelement 30 verder in andere richtingen vervormd (zie doorgetrokken lijnen). Als het afdichtelement 30 niet vervormd zou zijn in de genoemde andere richtingen, dan zou de het ongeveer de vorm krijgen die met stippellijnen is aangegeven, dat wil zeggen, het binnenoppervlak 31 zou verder radiaal naar binnen zijn verplaatst.
Opgemerkt wordt, dat de uitvinding zich niet beperkt tot de getoonde uitvoeringsvormen, maar zich tevens uitstrekt tot varianten binnen het bereik van de aangehechte conclusies.

Claims (12)

1. Kabelmof, voor het aan elkaar verbinden van een eerste kabeleinde en een tweede kabeleinde, omvattende: - een hoofdlichaam, met een door een eerste openingsrand gedefinieerde eerste kabelopening en een door een tweede openingsrand gedefinieerde tweede kabelopening, via welke eerste kabelopening het eerste kabeleinde zich in gebruik in het hoofdlichaam kan uitstrekken en via welke tweede kabelopening het tweede kabeleinde zich in gebruik in het hoofdlichaam kan uitstrekken; en - eerste afdichtmiddelen voor het verschaffen van een afdichting tussen een omtreksoppervlak van het eerste kabeleinde en de eerste openingsrand en tweede afdichtmiddelen voor het verschaffen van een afdichting tussen een omtreksoppervlak van het tweede kabeleinde en de tweede openingsrand.
2. Kabelmof volgens conclusie 1, waarbij de eerste en/of tweede afdichtmiddelen aanpasbaar zijn aan ten minste twee verschillende kabeldwarsdoorsnedes.
3. Kabelmof volgens conclusie 1 of 2, waarbij de eerste afdichtmiddelen en/of de tweede afdichtmiddelen omvatten: - een afdichtelement met een kabeldoorvoer voor het doorvoeren van het respectieve kabeleinde, welke kabeldoorvoer een binnenoppervlak van het afdichtelement definieert, en waarbij het afdichtelement een buitenoppervlak omvat; - een met het hoofdlichaam verbindbaar perselement dat een eerste persoppervlak en een kabeldoorlaat omvat, waarbij het binnenoppervlak van het afdichtelement is ingericht om tegen het omtreksoppervlak van het respectieve kabeleinde aan te liggen, en waarbij het eerste persoppervlak van het perselement ingericht is om bij het verbinden van hel perselement met het hoofdlichaam in een verbindingsrichting tegen het buitenoppervlak van het afdichtelement aan te komen liggen, waarbij het perselement in een met het hoofdlichaam verbonden toestand met zijn eerste persoppervlak het afdichtelement met zijn binnenoppervlak via zijn buitenoppervlak tegen het omtreksoppervlak van hel respectieve kabeleinde perst.
4. Kabelmof volgens conclusie 3, waarbij het perselement is ingericht om tijdens het verbinden in de verbindingsrichting over een afstand verplaatst te worden, waarbij het perselemenl is ingericht om het afdichtelement verder binnenwaarts te vervormen en/of samen te drukken bij een toenemende verplaatsing in de verbindingsrichting.
5. Kabelmof volgens conclusie 3 of 4, waarbij het buitenoppervlak van hel afdichtelement in hoofdzaak evenwijdig aan een hartlijn van de kabeldoorvoer is opgesteld, en waarbij het persoppervlak schuin ten opzichte van een hartlijn van de kabeldoorlaat is opgesteld, waarbij de hartlijnen in een verbonden toestand samenvallen, en waarbij het persoppervlak zodanig schuin ten opzichte van de hartlijn van de kabeldoorlaat is opgesteld, dal de afstand van hel persoppervlak tot de hartlijn van de kabeldoorlaat afneemt in een richting tegengesteld aan de verbindingsrichting, zodanig, dat bij het verbinden van het perselement met het hoofdlichaam en het daardoor verplaatsen van het perselement ten opzichte van het hoofdlichaam in de verbindingsrichting het persoppervlak met een telkens kleiner wordende binnendwarsdoorsnedeafmeting tegen het buitenoppervlak van het afdichtelement aan komt te liggen.
6. Kabelmof volgens één der conclusies 3-5, waarbij het afdichtelement zodanig vervormbaar is, dat het perselement het afdichtelement legen het omtreksoppervlak van het respectieve kabeleinde aan kan persen onder vervorming en/of samendrukking van het afdichtelement.
7. Kabelmof volgens één der conclusies 3-6, waarbij: - lopen de eerste en/of tweede openingsrand in hun verbindingsrichting taps toe; - omvat het respectieve afdichtelement een afdichtkraag, die ingericht is om tegen de ten minste ene taps toelopende openingsrand aan te liggen; en - omvat het perselement een tweede persoppervlak, dat in de verbindingsrichting taps toeloopt, waarbij het perselement in een met het hoofdlichaam verbonden toestand met zijn tweede persoppervlak de afdichtkraag tegen de respectieve openingsrand perst.
8. Kabelmof volgens conclusie 7, waarbij de kraag zich ten opzichte van het buitenoppervlak van hel afdichtelement schuin buitenwaarts uilstrekt in een richting die tegengesteld is aan de verbindingsrichting.
9. Kabelmof volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het hoofdlichaam althans een eerste schaal en een met de eerste schaal verbindbare tweede schaal omvat, waarbij de eerste schaal en de tweede schaal zijn voorzien van losmaakbaar met elkaar samenwerkende verbindingsmiddelen voor het vormen van een losmaakbare verbinding van de eerste schaal en de tweede schaal.
10. Werkwijze voor het aan elkaar verbinden van een eerste kabeleinde en een tweede kabeleinde, omvattende de in elke geschikte volgorde uit te voeren stappen van: (a) het verschaffen van een kabelmof omvattende: - een hoofdlichaam, met een door een eerste openingsrand gedefinieerde eerste kabelopening en een door een tweede openingsrand gedefinieerde tweede kabelopening, via welke eerste kabelopening het eerste kabeleinde zich in gebruik in het hoofdlichaam kan uitstrekken en via welke tweede kabelopening het tweede kabeleinde zich in gebruik in het hoofdlichaam kan uitstrekken; en - eerste afdichtmiddelen voor het verschaffen van een afdichting tussen een omtreksoppervlak van het eerste kabeleinde en de eerste openingsrand en tweede afdichtmiddelen voor het verschaffen van een afdichting tussen een omtreksoppervlak van het tweede kabeleinde en de tweede openingsrand; (b) het via de respectieve kabelopeningen tot in het hoofdlichaam doorvoeren van het eerste kabeleinde en het tweede kabeleinde, (c) en het in het hoofdlichaam onderling verbinden van het eerste kabeleinde en het tweede kabeleinde; (d) het verschaffen van een afdichting tussen het omtreksoppervlak van het eerste kabeleinde en de eerste openingsrand met behulp van de eerste afdichtmiddelen en het verschaffen van een afdichting tussen het omtreksoppervlak van het tweede kabeleinde en de tweede openingsrand met behulp van de tweede afdichtmiddelen.
11. Werkwijze volgens conclusie 10, waarbij de eerste afdichtmiddelen en/of de tweede afdichtmiddelen omvatten: - een afdichtelement met een kabeldoorvoer voor het doorvoeren van het respectieve kabeleinde, welke kabeldoorvoer een binnenoppervlak van het afdichtelement definieert, en waarbij het afdichtelement een buitenoppervlak omvat; - een met het hoofdlichaam verbindbaar perselement dat een eerste persoppervlak en een kabeldoorlaat omvat, waarbij het binnenoppervlak van het afdichtelement is ingericht om tegen het omtreksoppervlak van het respectieve kabeleinde aan te liggen, en waarbij het eerste persoppervlak van het perselement ingericht is om bij het verbinden van het perselement met het hoofdlichaam in een verbindingsrichting tegen het buitenoppervlak van het afdichtelement aan te komen liggen, waarbij het perselement in een met het hoofdlichaam verbonden toestand met zijn eerste persoppervlak het afdichtelement met zijn binnenoppervlak via zijn buitenoppervlak tegen het omtreksoppervlak van het respectieve kabeleinde perst, waarbij stap (d) omvat: - het verbinden van het perselement met het hoofdlichaam, waarbij het perselement in de verbindingsrichting wordt verplaatst.
12. Werkwijze volgens conclusie 10 of 11, waarbij: het hoofdlichaam dat in stap (a) wordt verschaft althans een eerste schaal en een met de eerste schaal verbindbare tweede schaal omvat, waarbij de eerste schaal en de tweede schaal zijn voorzien van losmaakbaar met elkaar samenwerkende verbindingsmiddelen voor het vormen van een losmaakbare verbinding van de eerste schaal en de tweede schaal, stap (b) wordt uitgevoerd door een eerste stap (bl) van het doorvoeren van de kabeleinden door een deel van de openingsrand dat gevormd wordt door de eerste schaal, en een tweede stap (b2) van het aanbrengen van de tweede schaal op de eerste schaal, zodanig, dat de kabeleinden door een ander deel van de openingsrand dat gevormd wordt door de tweede schaal zijn gevoerd, waarbij stap (bl) althans voor stap (c) en stap (b2) althans na stap (c) wordt uitgevoerd, en omvattende stap (e) van het onderling verbinden van de eerste schaal en de tweede schaal met behulp van de met elkaar samenwerkende verbindingsmiddelen.
NL2020036A 2017-12-07 2017-12-07 Kabelmof en werkwijze voor het aan elkaar verbinden van een eerste kabeleinde en een tweede kabeleinde NL2020036B1 (nl)

Priority Applications (5)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2020036A NL2020036B1 (nl) 2017-12-07 2017-12-07 Kabelmof en werkwijze voor het aan elkaar verbinden van een eerste kabeleinde en een tweede kabeleinde
CN201880078490.3A CN111433988B (zh) 2017-12-07 2018-12-07 线缆接头及将第一线缆端部和第二线缆端部相互连接的方法
EP18839925.7A EP3721518A1 (en) 2017-12-07 2018-12-07 Cable joint and method for mutually connecting a first cable end and a second cable end
PCT/NL2018/050821 WO2019112433A1 (en) 2017-12-07 2018-12-07 Cable joint and method for mutually connecting a first cable end and a second cable end
US16/769,178 US10903638B2 (en) 2017-12-07 2018-12-07 Cable joint and method for mutually connecting a first cable end and a second cable end

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2020036A NL2020036B1 (nl) 2017-12-07 2017-12-07 Kabelmof en werkwijze voor het aan elkaar verbinden van een eerste kabeleinde en een tweede kabeleinde

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2020036B1 true NL2020036B1 (nl) 2019-06-19

Family

ID=60766114

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2020036A NL2020036B1 (nl) 2017-12-07 2017-12-07 Kabelmof en werkwijze voor het aan elkaar verbinden van een eerste kabeleinde en een tweede kabeleinde

Country Status (5)

Country Link
US (1) US10903638B2 (nl)
EP (1) EP3721518A1 (nl)
CN (1) CN111433988B (nl)
NL (1) NL2020036B1 (nl)
WO (1) WO2019112433A1 (nl)

Families Citing this family (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL2024222B1 (en) 2019-11-12 2021-07-28 Leia B V Cable joint assembly
US11387641B2 (en) * 2020-06-15 2022-07-12 Chromalox, Inc. Fitting for receiving an insulated lead and a method for assembly thereof

Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2758400A1 (fr) * 1997-01-15 1998-07-17 Telecommunications Sa Dispositif de raccordement de cables a fibres optiques
US20020079697A1 (en) * 2000-12-27 2002-06-27 Willem Griffioen Y-branch splittable connector
US20020191941A1 (en) * 2001-05-23 2002-12-19 Michel Milanowski Equipment box, in particular a splice box
EP2045504A1 (en) * 2007-10-04 2009-04-08 Wavin B.V. connecting piece for protective cable pipes
WO2014006647A1 (en) * 2012-07-04 2014-01-09 Carpino Antonio Improvements in the electric junctions for low-tension cables with gel insulation

Family Cites Families (10)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4875952A (en) * 1984-06-11 1989-10-24 American Telephone And Telegraph Company, At&T Bell Laboratories Forced encapsulation means for a cable
US5251373A (en) * 1991-10-15 1993-10-12 Thomas & Betts Corporation Method for protection of cable splices
US5313018A (en) * 1991-11-22 1994-05-17 Rxs Schrumpftechnik-Garnituren Gmbh Cable sleeve composed of a longitudinally-divided housing
TW236043B (en) * 1993-01-07 1994-12-11 Rose Walter Gmbh & Co Kg Closure for cables
GB9421940D0 (en) * 1994-11-01 1994-12-21 Kodak Ltd Processing apparatus
US6037544A (en) * 1997-11-22 2000-03-14 Lg Chemical Ltd Splice closure for telecommunications cables
US6730849B2 (en) * 2001-10-12 2004-05-04 Juergen Koessler Through-fittings and below grade junction boxes equipped with same
US20060231283A1 (en) * 2005-04-19 2006-10-19 Stagi William R Cable connector having fluid reservoir
CN202424094U (zh) * 2012-02-06 2012-09-05 安费诺科技(珠海)有限公司 多孔金属电缆抗拉抗振防水接头
CN105990812B (zh) * 2015-02-02 2019-09-10 海洋王照明科技股份有限公司 电缆线引入装置以及防爆照度传感器

Patent Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2758400A1 (fr) * 1997-01-15 1998-07-17 Telecommunications Sa Dispositif de raccordement de cables a fibres optiques
US20020079697A1 (en) * 2000-12-27 2002-06-27 Willem Griffioen Y-branch splittable connector
US20020191941A1 (en) * 2001-05-23 2002-12-19 Michel Milanowski Equipment box, in particular a splice box
EP2045504A1 (en) * 2007-10-04 2009-04-08 Wavin B.V. connecting piece for protective cable pipes
WO2014006647A1 (en) * 2012-07-04 2014-01-09 Carpino Antonio Improvements in the electric junctions for low-tension cables with gel insulation

Also Published As

Publication number Publication date
US10903638B2 (en) 2021-01-26
WO2019112433A1 (en) 2019-06-13
US20200343712A1 (en) 2020-10-29
CN111433988A (zh) 2020-07-17
CN111433988B (zh) 2022-04-19
EP3721518A1 (en) 2020-10-14

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL2020036B1 (nl) Kabelmof en werkwijze voor het aan elkaar verbinden van een eerste kabeleinde en een tweede kabeleinde
US9343883B2 (en) Raintight compression connector and raintight compression coupler for securing electrical metallic tubing or rigid metallic conduit
CN103944134B (zh) 使用双楔形夹头的电缆限位装置
US2858358A (en) Clamping glands for armoured electric cable
US7997930B2 (en) Coaxial cable connector sleeve
US20180233836A1 (en) Coaxial cable connector sleeve
US4358079A (en) Moisture resistant clamp for portable cables
US5863220A (en) End connector fitting with crimping device
US1809582A (en) Pipe coupler
US10714922B2 (en) Cable gland compression limiter
US20150303675A1 (en) Explosion-proof cable connecting assembly
US1710416A (en) Connecter
CN105556753A (zh) 具有可成形外导体的无支柱同轴电缆连接器
US2938940A (en) Cable splicing sleeve
CN105655800A (zh) 一种深海充油电缆快速对接装置
EP3920620A4 (en) METHOD, APPARATUS AND SYSTEM FOR TRANSMITTING CUSTOMER SERVICE, AND COMPUTER READABLE INFORMATION MEDIA
DK158430B (da) Muffe, som under paasaetning har indersiden vendt udad
US10033122B2 (en) Cable or conduit connector with jacket retention feature
AU670106B2 (en) Cable gland
EP2924826B1 (en) Cable restrain device with dual-material double wedge chuck
US2719876A (en) Clamping and sealing device
FR2579837A1 (fr) Serre-cable pour installations electriques
FR3034488A1 (fr) Manchon de raccordement de gaines de ventilation, procede de raccordement et assemblage associes
EP2975713B1 (en) Sealing device for sealing engagement with an elongate object
US20180219367A1 (en) Explosion-proof assembly and method for producing same