NL2019955B1 - Melksysteem met vacuümpompcontrole - Google Patents

Melksysteem met vacuümpompcontrole Download PDF

Info

Publication number
NL2019955B1
NL2019955B1 NL2019955A NL2019955A NL2019955B1 NL 2019955 B1 NL2019955 B1 NL 2019955B1 NL 2019955 A NL2019955 A NL 2019955A NL 2019955 A NL2019955 A NL 2019955A NL 2019955 B1 NL2019955 B1 NL 2019955B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
vacuum
milking
pumps
pump
value
Prior art date
Application number
NL2019955A
Other languages
English (en)
Inventor
Mostert Gerard
Original Assignee
Lely Patent Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Lely Patent Nv filed Critical Lely Patent Nv
Priority to NL2019955A priority Critical patent/NL2019955B1/nl
Priority to PCT/NL2018/050781 priority patent/WO2019103606A1/en
Priority to EP18840083.2A priority patent/EP3713397B1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL2019955B1 publication Critical patent/NL2019955B1/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01JMANUFACTURE OF DAIRY PRODUCTS
    • A01J5/00Milking machines or devices
    • A01J5/04Milking machines or devices with pneumatic manipulation of teats
    • A01J5/047Vacuum generating means, e.g. by connecting to the air-inlet of a tractor engine
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F04POSITIVE - DISPLACEMENT MACHINES FOR LIQUIDS; PUMPS FOR LIQUIDS OR ELASTIC FLUIDS
    • F04CROTARY-PISTON, OR OSCILLATING-PISTON, POSITIVE-DISPLACEMENT MACHINES FOR LIQUIDS; ROTARY-PISTON, OR OSCILLATING-PISTON, POSITIVE-DISPLACEMENT PUMPS
    • F04C28/00Control of, monitoring of, or safety arrangements for, pumps or pumping installations specially adapted for elastic fluids
    • F04C28/02Control of, monitoring of, or safety arrangements for, pumps or pumping installations specially adapted for elastic fluids specially adapted for several pumps connected in series or in parallel

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Animal Husbandry (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • External Artificial Organs (AREA)

Abstract

Een melksysteem heeft meerdere melkinrichtingen voor melken van melkdieren, een vacuümsysteem voor onderdruk voor melken en/of pulsatie in de meerdere melkinrichtingen, en een besturing voor tenminste het vacuümsysteem. Het vacuümsysteem omvat N vacuümpompen van in hoofdzaak gelijke capaciteit met N ≥ 3, en tevens een werkzaam met de besturing verbonden meetinrichting voor bepalen van een waarde van ten minste één bedrijfsvacuümparameter van het vacuümsysteem. De besturing is ingericht om in een testactie voor de vacuümpompen de stappen uit te voeren van a) genoemde vacuümpomp uit te schakelen, en de overige N-1 vacuümpompen in te schakelen, b) bepalen van de waarde van de bedrijfsvacuümparameter van het vacuümsysteem, en c) op basis van de per uitgeschakelde vacuümpomp bepaalde bedrijfsparameterwaarden te bepalen of één van de vacuümpompen onderhoud nodig heeft en tevens welke vacuümpomp genoemd onderhoud nodig heeft. Als een bedrijfsparameterwaarde zoals debiet dan te sterk verandert, is de in- of uitgeschakelde vacuümpomp aan onderhoud of vervanging toe. Tevens is een overeenkomstige werkwijze verschaft.

Description

Melksysteem met vacuümpompcontrole
De onderhavige heeft betrekking op een melksysteem met meerdere melkinrichtingen alsmede een vacuümsysteem met meerdere vacuümpompen voor verschaffen van tenminste een onderdruk voor melken en pulsatie in de meerdere melkinrichtingen, waarbij het vacuümsysteem een besturing en meerdere vacuümpompen omvat.
Dergelijke melkinrichtingen zijn op zich algemeen bekend. Bijvoorbeeld zijn er visgraatmelkstallen, carousselmelkstallen en meerbox(robot)melkstallen die elk meerdere melkinrichtingen omvatten, en die in plaats van een enkele, grote vacuümpomp meerdere kleinere pompen hebben. Daardoor kan het vacuümsysteem sneller reageren op een veranderde vacuümbehoefte. Tevens is er vaak tenminste een backup-pomp voor de andere vacuümpompen, om bij uitval van een pomp toch door te kunnen melken.
Een nadeel van de bekende systemen is dat het moeilijk of omslachtig is om de kwaliteit, met name de onderhoudstoestand van de vacuümpompen te bewaken. Daardoor is het moeilijk om onderhoud te voorspellen, terwijl zulk preventief onderhoud nu juist problemen tijdens melken kan voorkomen.
Het is dan ook een doel van de onderhavige uitvinding om een melksysteem van de in de inleiding genoemde soort zodanig te verbeteren dat er een betere bewaking van de onderhoudstoestand van het vacuümsysteem mogelijk wordt, en in het bijzonder ook preventief onderhoud.
De uitvinding verschaft daartoe een melksysteem volgens conclusie 1, in het bijzonder een melksysteem met meerdere melkinrichtingen voor melken van melkdieren, met een vacuümsysteem voor verschaffen van een onderdruk voor melken en pulsatie in de meerdere melkinrichtingen, en met een besturing voor besturen van tenminste het vacuümsysteem, waarbij het vacuümsysteem N vacuümpompen van in hoofdzaak gelijke capaciteit met N > 3 omvat, waarbij het vacuümsysteem tevens een werkzaam met de besturing verbonden meetinrichting omvat voor bepalen van een waarde van ten minste één bedrijfsvacuümparameter van het vacuümsysteem, waarbij de besturing is ingericht om in een testactie voor ten minste 2, en bij voorkeur voor elk, van de vacuümpompen: a) genoemde vacuümpomp uit te schakelen, en de overige N-1 vacuümpompen in te schakelen; b) bepalen van de waarde van de bedrijfsvacuümparameter van het vacuümsysteem; en c) op basis van de per uitgeschakelde vacuümpomp bepaalde bedrijfsparameterwaarden te bepalen of één van de vacuümpompen onderhoud nodig heeft en tevens welke vacuümpomp genoemd onderhoud nodig heeft. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het inzicht dat verschillende configuraties van de pompen in beginsel dezelfde bedrijfstoestand moeten realiseren, en dat uit de verschillende bepaalde bedrijfsparameterwaarden kan worden vastgesteld of een vacuümpomp nog voldoet of onderhoud nodig heeft. Dit laatste kan plaatsvinden door analyseren van de bepaalde bedrijfsparameterwaarden. Een en ander wordt hieronder nog nader toegelicht. Overigens wordt hier opgemerkt dat met "inschakelen van de overige N-1 vacuümpompen" bedoeld dat de besturing ervoor zorgt dat al die pompen ingeschakeld zijn. Mochten een of meer van die N-1 overige pompen reeds eerder zijn ingeschakeld, dan blijft hun bedrijfstoestand uiteraard hetzelfde.
Verdere bijzondere uitvoeringsvormen zijn beschreven in de afhankelijke conclusies, alsmede in het nu volgende deel van de beschrijving.
In het bijzonder is het vacuümsysteem met de vacuümpompen ontworpen om bij elke subset van N-1 vacuümpompen een referentiewaarde voor de bedrijfsvacuümparameter te kunnen bereiken. Met andere woorden is er hierbij dus altijd 1 backup-vacuümpomp, zodanig dat de referentiewaarde, dat wil zeggen een gewenste praktijkwaarde tijdens melken, in beginsel met N-1 pompen moet kunnen worden bereikt. Bij uitval van een vacuümpomp kan die referentiewaarde nog steeds worden bereikt met de N-2 reeds in bedrijf zijnde pompen plus de nog niet in bedrijf zijnde backup-vacuümpomp. Deze testconfiguratie biedt het voordeel dat gemeten wordt aan de relevante bedrijfsparameterwaarde in de praktijk van het melken. Het is namelijk alternatief mogelijk om een vacuümsysteem te verschaffen waarbij alle vacuümpompen nodig zijn om de in de praktijk voor melken gewenste referentiewaarde van de bedrijfsparameter te bereiken. Bij het testen, dus met 1 pomp minder, zal die waarde dan meestal niet worden bereikt, en er zal dan een andere, veelal lagere referentiewaarde als maatstaf moeten worden genomen.
De vacuümpompen zijn in hoofdzaak gelijk, dat wil zeggen dat ze nominaal dezelfde prestaties zouden moeten leveren, althans dient hun ontwerp op die prestaties te zijn gericht. Uiteraard zal er in de praktijk een zekere spreiding kunnen optreden, maar de fabrikant zal dergelijke toleranties beperkt houden, en er informatie over kunnen verstrekken. Indien de vacuümpompen aldus in hoofdzaak gelijk zijn, en een vast vermogen hebben, zullen zij na inschakeling ook telkens in beginsel dezelfde prestatie leveren. In de praktijk zullen echter vaak met voordeel regelbare vacuümpompen zijn verschaft. In uitvoeringsvormen hebben dan ook de vacuümpompen een door de besturing regelbaar pompvermogen, en is de besturing ingericht voor inschakelen van de N-1 pompen op een gelijk, inzonderheid maximaal, pompvermogen. Bij regelbare pompen is het uiteraard nodig om een goede vergelijking te kunnen maken, en dienen de pompen elk eenzelfde pompvermogen te leveren. Bij maximaal pompvermogen zouden in beginsel de verschillen in de bedrijfsparameterwaarden eveneens maximaal moeten zijn. Niettemin kan het soms ook voordelig zijn om alle pompen op eenzelfde lager pompvermogen te testen, bijvoorbeeld omdat dat lagere pompvermogen in d epraktijk het meeste voorkomt en nog een gewenste marge biedt bij piekbelasting.
De besturing is ingericht voor bepalen of er een vacuümpomp onderhoud nodig heeft, en zo ja, welke pomp. In uitvoeringsvormen is de besturing daartoe ingericht om in c) te bepalen dat een pomp X onderhoud nodig heeft wanneer hetzij uitschakelen van die vacuümpomp X en het inschakelen van een van de overige vacuümpompen, hetzij het inschakelen van die vacuümpomp X en het uitschakelen van een van de overige pompen een verandering van de bedrijfsparameterwaarde met tenminste een voorafbepaalde waarde of een voorafbepaald percentage tot gevolg heeft. In beginsel zou de gemeten bedrijfsparameterwaarde hetzelfde moeten zijn, ongeacht welke combinatie van pompen in werking is. Mocht een bedrijfsparameterwaarde te veel veranderen, met name meer dan volgens de tolerantie zou mogen, dan werkt de respectieve uit- of bijgeschakelde pomp niet naar behoren.
In beginsel kan het reeds voldoende zijn om twee verschillende combinaties van vacuümpompen door te meten. Immers kan er reeds een significante verandering in de bedrijfsparameterwaarde optreden als de eerste keer een van de vacuümpompen wordt uitgeschakeld en de overgebleven vacuümpomp wordt ingeschakeld. Al naargelang de stijging of daling van de gemeten waarde kan dan reeds een uitspraak worden gedaan over de pomp die onderhoud of vervanging behoeft. Volledigheidshalve kan ook een volledige testcyclus worden doorlopen waarbij elk van de pompen een keer uitgeschakeld is geweest, zodat over alle pompen een dergelijke uitspraak kan worden gedaan.
In het bijzonder omvat de vooraf bepaalde waarde of het vooraf bepaalde percentage een eerste drempelwaarde of -percentage horende bij een onderhoudsindicatie. Alternatief of aanvullend omvat de vooraf bepaalde waarde of het vooraf bepaalde percentage een tweede drempelwaarde of -percentage horende bij een vervangingsindicatie omvat. Hierbij geldt dat bijvoorbeeld een met 2%, 3%, 5% of enig ander percentage veranderde bedrijfsparameterwaarde aangeeft dat de bij- of uitgeschakelde vacuümpomp niet meer naar behoren functioneert. Al naargelang de door de gebruiker of wetgever gestelde eisen kan een bepaald percentage nog aanvaardbaar zijn maar wel onderhoud verlangen, dan wel direct een vervangingsindicatie opleveren. Hierbij geldt dat er rekening kan worden gehouden met het totale aantal pompen. Immers zal een minder goed werkende pomp op een totaal van bijvoorbeeld tien pompen een veel kleinere verandering teweegbrengen dan op een totaal van 3 pompen. Voorts kan ook het type parameter van belang zijn, waarbij bij sommige parameters een grotere variatie mag optreden dan bij andere. Voorts is de grootte van een (absolute) drempelwaarde natuurlijk afhankelijk van de parameter zelf.
In uitvoeringsvormen betreft de bedrijfsparameter een luchtdebiet door het vacuümsysteem. Dit is een belangrijke parameter die goed aangeeft hoe goed een vacuümsysteem als geheel nog werkt, en afzonderlijke pompen in het bijzonder. Alternatief of aanvullend kan ook bijvoorbeeld een te bereiken vacuümniveau als bedrijfsparameter worden genomen, en/of de tijd om vanaf start een vooraf bepaald debiet of vacuümniveau te bereiken.
De uitvinding heeft tevens betrekking op een werkwijze volgens conclusie 8, voor testen van een vacuümsysteem van een melksysteem, genoemd melksysteem omvattende meerdere melkinrichtingen voor melken van melkdieren, een vacuümsysteem voor verschaffen van een onderdruk voor melken en pulsatie in de meerdere melkinrichtingen, en een besturing voor besturen van tenminste het vacuümsysteem, waarbij het vacuümsysteem N vacuümpompen van in hoofdzaak gelijke capaciteit met N > 3 omvat, waarbij het vacuümsysteem tevens een werkzaam met de besturing verbonden meetinrichting omvat voor bepalen van een waarde van ten minste één bedrijfsvacuümparameter van het vacuümsysteem, waarbij de werkwijze voor ten minste 2, en bij voorkeur voor elk, van de vacuümpompen de stappen omvat van door de besturing: a) uitschakelen van genoemde vacuümpomp, en inschakelen van de overige N-1 vacuümpompen; b) bepalen van de waarde van de bedrijfsvacuümparameter van het vacuümsysteem; en c) op basis van de per uitgeschakelde vacuümpomp bepaalde bedrijfsparameterwaarden bepalen of één van de vacuümpompen onderhoud nodig heeft en tevens welke vacuümpomp genoemd onderhoud nodig heeft.
Aangezien deze werkwijze grotendeels overeenkomt met de werking van (de besturing van) het hierboven beschreven melksysteem volgens de uitvinding zal hier worden afgezien van onnodige herhaling van details. Het moge echter duidelijk zijn dat met deze werkwijze in beginsel dezelfde voordelen te behalen zijn als met het beschreven melksysteem. Dit geldt ook voor de afhankelijke conclusies, die hieronder niet onnodig zullen worden herhaald, maar die dezelfde voordelen bieden als de overeenkomstige onderconclusies van het melksysteem.
Opgemerkt wordt wel dat de werkwijze tenminste deels heel eenvoudig ook tussen verschillende melkbeurten kan worden toegepast. Er verloopt immers enige tijd tussen het einde van een melking van het ene dier en het begin van de melking van een volgend dier. Door nu in deze tussenliggende periode op zijn minst een deel van de (test)werkwijze uit te voeren kan vrijwel doorlopend een goed beeld van de onderhoudstoestand worden verkregen. Als de tussenliggende periode te kort is om alle vacuümpompen aldus te testen, kan van de opvolgende tussenliggende periode(n) gebruik worden gemaakt om de overige pompen te testen.
De uitvinding zal hierna nader worden toegelicht aan de hand van een of meer voorbeelduitvoeringsvormen alsmede de tekening. Daarin toont:
Figuur 1 zeer schematisch een aanzicht van een melksysteem volgens de uitvinding, en
Figuur 2 een diagram met resultaten van een meting volgens de werkwijze volgens de uitvinding.
Figuur 1 toont zeer schematisch een aanzicht van een melksysteem 1 volgens de uitvinding, met een vijftal melkinrichtingen 2-6, die elk een vacuümaansluiting 7 op een vacuüm buffertank 8 hebben, die via een hoofdvacuümleiding 9 met een debietmeter 10 aansluit op een eerste, tweede en derde vacuümpomp 11 resp. 12 en 13, onder besturing van besturing 14.
Het zeer schematisch getoonde melksysteem 1 heeft hier een vijftal melkinrichtingen 2 t/m 6. Deze melkinrichtingen kunnen robotmelkinrichtingen zijn, of conventionele melkinrichtingen, en kunnen als losse boxen, visgraat of parallelle stallen of als caroussel zijn verschaft. De melkinrichtingen hebben elk een aansluiting voor melkvacuüm en een aansluiting voor een pulsatievacuüm. Gemakshalve zijn deze aansluitingen telkens gecombineerd weergegeven via de aansluitingen 7.
De vacuümaansluitingen monden alle uit in een (hier overmatig groot weergegeven) vacuüm buffertank 8. Deze buffertank 8 dient om vacuümfluctuaties bij bijvoorbeeld het melkvacuüm van de melkinrichtingen 2-6 te voorkomen, bijvoorbeeld als er een of meer melkbekers worden aangesloten of juist afgetrapt, of als een of meer melkinrichtingen worden gereinigd. Er treedt dan (even) een veel grotere luchtinstroom in het vacuümsysteem op, die doelmatig wordt opgevangen door het in de buffertank 8 heersende vacuüm.
De buffertank 9 wordt onder een gewenste druk gehouden met behulp van een drietal soortgelijke vacuümpompen 11, 12, 13. Het aantal is willekeurig gekozen, en kan ook groter zijn. Bij de verdere beschrijving wordt hier telkens van drie pompen uitgegaan. Bij voorkeur is het systeem 1 zodanig bemeten dat twee van de drie pompen voldoende zijn voor bereiken van een correcte bedrijfstoestand, bijvoorbeeld een onderdruk in de buffertank van 48 kPa, en/of een debiet door de hoofdvacuümleiding 9 van 1000 l/minuut. Het debiet kan bijvoorbeeld worden gemeten met de debietmeter 10. De derde pomp kan dan dienen als reserve- of backup-pomp, ingeval er een storing bij een van de andere pompen optreedt.
Nu zal er in de praktijk onvermijdelijk slijtage aan de pompen optreden, zodat er na verloop van tijd onderhoud dient te worden gepleegd. Ook kan het zijn dat er al dan niet plotseling een zodanige verslechtering van de pompprestatie van een pomp optreedt dat deze in beginsel moet worde nvervangen, zoals voorlopig door de backup-pomp.
De onderhavige uitvinding voorziet in een melksysteem 1 dat dit op eenvoudige manier automatisch kan testen. Daartoe doorloopt het systeem een testprotocol, waarin de besturing 14 eerst een eerste tweetal pompen inschakelt, en de derde uitschakelt, bijvoorbeeld de eerste en tweede pomp 11 en 12 in, en de derde pomp 13 uit. Na of tot bereiken van een stabiele bedrijfstoestand meet de debietmeter 10 de bedrijfsparameterwaarde, hier het bereikte debiet. Vervolgens schakelt de besturing 14 een van de twee ingeschakelde pompen uit, bijvoorbeeld de eerste pomp 11, en schakelt de overige pomp, dus de derde pomp 13, in. Vervolgens meet de debietmeter 10 weer de debietwaarde tot of bij bereiken van een stabiele bedrijfstoestand. Mocht er een afname in het debiet zijn gemeten met meer dan een eerste voorafbepaalde waarde, bijvoorbeeld meer dan 5%, of meer dan 50 l/minuut, dan kan de besturing concluderen dat de ingeschakelde pomp, nu dus pomp 13, onderhoud behoeft. Mocht echter het debiet stijgen met tenminste bijvoorbeeld 5% of 50 l/minuut, dan kan de besturing concluderen dat de uitgeschakelde pomp, hier dus pomp 11 onderhoud of vervanging behoeft. Deze stappen worden vervolgens herhaald voor pomp 12, die wordt uitgeschakeld, en pomp 11 wordt ingeschakeld. Wederom kan de besturing op basis van de gemeten debietwaarden concluderen of pomp 12 onderhoud of vervanging behoeft. Mochten de hierboven genoemde gemeten waarden meer afwijken dan een tweede vooraf bepaalde drempelwaarde, bijvoorbeeld 10% of 100 l/minuut, dan kan de besturing concluderen dat de betreffende pomp dient te worden vervangen.
In Figuur 2 is een diagram weergegeven met resultaten van een meting volgens de werkwijze volgens de uitvinding, bijvoorbeeld zoals hierboven beschreven. In het diagram is het door de debietmeter 10 gemeten debiet D als functie van de tijd uitgezet, in de bovenste getrokken lijn voor de combinatie van pompen 11 plus 12, in de puntstreeplijn voor de combinaties pompen 11 plus 13 en pompen 12 plus 13. In de grafiek zijn voorts een referentiedebiet Dr alsmede een eerste drempelwaarde Dr-A1 voor een onderhoudsindicatie en een tweede drempelwaarde Dr-A2 voor een vervangingsindicatie getoond.
Te zien is dat de combinatie van pompen 11 en 12 de referentiedebietwaarde Dr snel kunnen bereiken. De besturing kan dan nu al de conclusie trekken dat beide pompen 11 en 12 goed werken, en geen onderhoud behoeven. Voorts is te zien dat als pomp 11 wordt uitgeschakeld en pomp 13 wordt ingeschakeld slechts een lager debiet D1 kan worden bereikt, dat ligt tussen de eerste en tweede drempelwaarde in. Nu kan de besturing de conclusie trekken dat de ingeschakelde pomp 13 een onderhoudsindicatie dient te krijgen. Volledigheidshalve kan de besturing nog pomp 12 uitschakelen en pomp 11 inschakelen. Het gemeten debiet vertoont hierbij hetzelfde verloop, hetgeen ook te verwachten was omdat de (eendere) pompen 11 en 12 beide naar behoren werkten.
In dit voorbeeld is gekeken naar het te bereiken debiet D, dat behoort te liggen rond de referentiewaarde Dr, doch in elk geval boven de eerste drempelwaarde Dr-ΔΙ, waaronder de betreffende pomp onderhoud dient te ondergaan. Mocht het debiet D zakken onder de tweede drempelwaarde Dr-A2, dan dient de betreffende pomp te worden vervangen. Het is echter ook mogelijk om naar een andere grootheid te kijken. Bijvoorbeeld kan worden gekeken naar de tijdsduur die nodig is om na opstarten een drempeldebietwaarde, hier eveneens gekozen als Dr-ΔΙ, te bereiken. In het getoonde voorbeeld bereiken pomp 11 en pomp 12 deze waarde na een tijdsduur T. Deze tijd kan worden vergeleken met een drempeltijdsduur, op eendere wijze als kan worden gekeken naar de drempeldebietwaarde. Als bij inschakelen van een pomp en uitschakelen van een andere pomp overschrijden van T met een vooraf bepaalde drempelwaarde (procentueel of absoluut) optreedt, is de betreffende ingeschakelde pomp eveneens toe aan onderhoud. Andere grootheden, zoals bijvoorbeeld drukniveaus, kunnen eveneens worden toegepast in de werkwijze en melksystemen volgens de uitvinding
De getoonde uitvoeringsvormen dienen slechts ter uitleg van de uitvinding, zonder deze te beperken. De beschermingsomvang wordt gedefinieerd aan de hand van de bijgevoegde conclusies.

Claims (13)

1. Melksysteem met meerdere melkinrichtingen voor melken van melkdieren, met een vacuümsysteem voor verschaffen van een onderdruk voor melken en/of pulsatie in de meerdere melkinrichtingen, en met een besturing voor besturen van tenminste het vacuümsysteem, waarbij het vacuümsysteem N vacuümpompen van in hoofdzaak gelijke capaciteit met N > 3 omvat, waarbij het vacuümsysteem tevens een werkzaam met de besturing verbonden meetinrichting omvat voor bepalen van een waarde van ten minste één bedrijfsvacuümparameter van het vacuümsysteem, waarbij de besturing is ingericht om in een testactie voor ten minste 2, en bij voorkeur voor elk, van de vacuümpompen: a) genoemde vacuümpomp uit te schakelen, en de overige N-1 vacuümpompen in te schakelen; b) bepalen van de waarde van de bedrijfsvacuümparameter van het vacuümsysteem; en c) op basis van de per uitgeschakelde vacuümpomp bepaalde bedrijfsparameterwaarden te bepalen of één van de vacuümpompen onderhoud nodig heeft en tevens welke vacuümpomp genoemd onderhoud nodig heeft.
2. Melksysteem volgens conclusie 1, waarbij het vacuümsysteem met de vacuümpompen is ontworpen om bij elke subset van N-1 vacuümpompen een referentiewaarde voor de bedrijfsvacuümparameter te kunnen bereiken.
3. Melksysteem volgens conclusie 1 of 2, waarbij de vacuümpompen een door de besturing regelbaar pompvermogen hebben, en waarbij de besturing is ingericht voor inschakelen van de N-1 pompen op een gelijk, inzonderheid maximaal, pompvermogen.
4. Melksysteem volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de besturing is ingericht om in c) te bepalen dat een pomp X onderhoud nodig heeft wanneer hetzij uitschakelen van die vacuümpomp X en het inschakelen van een van de overige vacuümpompen, hetzij het inschakelen van die vacuümpomp X en het uitschakelen van een van de overige pompen een verandering van de bedrijfsparameterwaarde met tenminste een voorafbepaalde waarde of een voorafbepaald percentage tot gevolg heeft.
5. Melksysteem volgens conclusie 4, waarbij de vooraf bepaalde waarde of het vooraf bepaalde percentage een eerste drempelwaarde of -percentage horende bij een onderhoudsindicatie omvat.
6. Melksysteem volgens conclusie 4 of 5, waarbij de vooraf bepaalde waarde of het vooraf bepaalde percentage een tweede drempelwaarde of -percentage horende bij een vervangingsindicatie omvat.
7. Melksysteem volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de bedrijfsparameter een luchtdebiet door het vacuümsysteem betreft.
8. Werkwijze voor testen van een vacuümsysteem van een melksysteem, genoemd melksysteem omvattende meerdere melkinrichtingen voor melken van melkdieren, een vacuümsysteem voor verschaffen van een onderdruk voor melken en pulsatie in de meerdere melkinrichtingen, en een besturing voor besturen van tenminste het vacuümsysteem, waarbij het vacuümsysteem N vacuümpompen van in hoofdzaak gelijke capaciteit met N > 3 omvat, waarbij het vacuümsysteem tevens een werkzaam met de besturing verbonden meetinrichting omvat voor bepalen van een waarde van ten minste één bedrijfsvacuümparameter van het vacuümsysteem, waarbij de werkwijze voor ten minste 2, en bij voorkeur voor elk, van de vacuümpompen de stappen omvat van door de besturing: a) uitschakelen van genoemde vacuümpomp, en inschakelen van de overige N-1 vacuümpompen; b) bepalen van de waarde van de bedrijfsvacuümparameter van het vacuümsysteem; en c) op basis van de per uitgeschakelde vacuümpomp bepaalde bedrijfsparameterwaarden bepalen of één van de vacuümpompen onderhoud nodig heeft en tevens welke vacuümpomp genoemd onderhoud nodig heeft.
9. Werkwijze volgens conclusie 8, waarbij het vacuümsysteem met de vacuümpompen is ontworpen om bij elke subset van N-1 vacuümpompen een referentiewaarde voor de bedrijfsvacuümparameter te kunnen bereiken.
10. Werkwijze volgens conclusie 8 of 9, waarbij stap c) omvat het bepalen dat een pomp X onderhoud nodig heeft wanneer hetzij het uitschakelen van die vacuümpomp X en het inschakelen van een van de overige vacuümpompen, hetzij het inschakelen van die vacuümpomp X en het uitschakelen van een van de overige pompen een verandering van de bedrijfsparameterwaarde met tenminste een voorafbepaalde waarde of een voorafbepaald percentage tot gevolg heeft.
11. Werkwijze volgens conclusie 10, waarbij de vooraf bepaalde waarde of het vooraf bepaalde percentage een eerste drempelwaarde of -percentage horende bij een onderhoudsindicatie omvat.
12. Melksysteem volgens conclusie 10 of 11, waarbij de vooraf bepaalde waarde of het vooraf bepaalde percentage een tweede drempelwaarde of -percentage horende bij een vervangingsindicatie omvat.
13. Melksysteem volgens een der conclusies 8-12, waarbij de bedrijfsparameter een luchtdebiet door het vacuümsysteem betreft.
NL2019955A 2017-11-22 2017-11-22 Melksysteem met vacuümpompcontrole NL2019955B1 (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2019955A NL2019955B1 (nl) 2017-11-22 2017-11-22 Melksysteem met vacuümpompcontrole
PCT/NL2018/050781 WO2019103606A1 (en) 2017-11-22 2018-11-21 Milking system with vacuum pump check
EP18840083.2A EP3713397B1 (en) 2017-11-22 2018-11-21 Milking system with vacuum pump check

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2019955A NL2019955B1 (nl) 2017-11-22 2017-11-22 Melksysteem met vacuümpompcontrole

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2019955B1 true NL2019955B1 (nl) 2019-05-29

Family

ID=60628142

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2019955A NL2019955B1 (nl) 2017-11-22 2017-11-22 Melksysteem met vacuümpompcontrole

Country Status (3)

Country Link
EP (1) EP3713397B1 (nl)
NL (1) NL2019955B1 (nl)
WO (1) WO2019103606A1 (nl)

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP1369033A2 (en) * 2002-06-06 2003-12-10 Lely Enterprises AG A device for milking animals
WO2006006906A1 (en) * 2004-07-13 2006-01-19 Delaval Holding Ab Controllable vacuum source
WO2008121051A1 (en) * 2007-04-03 2008-10-09 Delaval Holding Ab A method in a milking system for creating a required vacuum level and computer program products

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP1369033A2 (en) * 2002-06-06 2003-12-10 Lely Enterprises AG A device for milking animals
WO2006006906A1 (en) * 2004-07-13 2006-01-19 Delaval Holding Ab Controllable vacuum source
WO2008121051A1 (en) * 2007-04-03 2008-10-09 Delaval Holding Ab A method in a milking system for creating a required vacuum level and computer program products

Also Published As

Publication number Publication date
EP3713397B1 (en) 2024-02-21
EP3713397A1 (en) 2020-09-30
WO2019103606A1 (en) 2019-05-31

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL1018633C2 (nl) Werkwijze en inrichting voor het automatisch melken van een melkdier.
US9316252B2 (en) Method and a system for establishing and executing correct automatic relubrication for a number of bearings
US20160342392A1 (en) Monitoring system and monitoring method
NL2012789B1 (nl) Melkinrichting.
NL2019955B1 (nl) Melksysteem met vacuümpompcontrole
RU2019138318A (ru) Оценивание назначенных устройств и услуг
NL193759C (nl) Werkwijze voor het onderzoeken van mastitis van een koe door het meten van de elektrische geleiding van melk.
NL1019061C2 (nl) Werkwijze voor het verzamelen van meetgegevens tijdens het automatisch melken van een dier.
NL1037835C2 (nl) Werkwijze voor het detecteren van een stroming, detectieinrichting, automatische melkinrichting en computerprogramma.
NL1036347C2 (nl) Werkwijze en inrichting voor het melken van een melkdier.
WO2005067701A1 (en) Milking method and apparatus
CN104199732A (zh) 一种pga内存溢出智能处理方法
NL1019059C2 (nl) Inrichting en werkwijze voor het melken van melkdieren.
US20230225283A1 (en) System and computer-implemented method for monitoring operating pressure in a milking installation, computer program and non-volatile data carrier
WO2011151289A1 (en) Method of automatically milking animals and automatic milking system
NL1019060C2 (nl) Inrichting en werkwijze voor het melken van een melkdier.
US9032907B2 (en) Method and device for milking a dairy animal
US7450021B1 (en) Vacuum system capacity analyzer
KR20230078348A (ko) 스마트 양식 통합 서비스 시스템
US9918454B2 (en) Method of and device for generating an attention indication for a dairy animal
JP2022550249A (ja) 自動搾乳システム、および動物の健康状態を判定する方法
NL2021820B1 (nl) Werkwijze voor melken, melksysteem daarvoor en melkstal met een dergelijk melksysteem
JP2023518503A (ja) 体組織モニタ、体組織保存システムおよび対応する方法
AU2011238960B2 (en) Arrangement and method for analyzing milk
CN110793563A (zh) 一种车轮传感器的运行状态检测方法

Legal Events

Date Code Title Description
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20201201