NL2013580C2 - Singel en zadel met dergelijke singel. - Google Patents

Description

SINGEL EN ZADEL MET DERGELIJKE SINGEL

De uitvinding heeft betrekking op een singel voor een zadel, omvattende een langwerpige band, welke band omvat: - een binnenoppervlak, dat is ingericht om in gebruik tegen een borst van een paard aan te liggen, en - bevestigingsmiddelen, die aan beide longitudinale eindzones van de band zijn opgesteld voor het bevestigen van de singel aan een zadel.

Een dergelijke singel is op zichzelf bekend. Het is een doel van de uitvinding om een alternatieve en/of verbeterde singel te verschaffen. In het bijzonder is het een doel van de uitvinding om de op zichzelf bekende singel op zodanige wijze aan te passen, dat de singel kan ondersteunen bij het aansturen van de beweging van een paard.

Hiertoe is het binnenoppervlak van de singel volgens de uitvinding voorzien van een uitsteeksel nabij een in longitudinale richting van de band gezien centraal deel daarvan, voor het in gebruik van de singel druk uitoefenen op een borstbeen van een paard.

Door de druk van het uitsteeksel op het borstbeen van een paard wordt het paard gedwongen om zijn rug beter te gebruiken en/of beter over de schoft te lopen en/of een beter bewegingsmechanisme te ontwikkelen. Dit kan de ruiter ondersteunen bij het goed laten lopen van het paard.

Bij voorkeur vertoont het uitsteeksel een zodanige hardheid, dat het de beoogde druk kan uitoefenen. Deze hardheid kan naar wens worden gekozen.

In een uitvoeringsvorm van de singel volgens de uitvinding vertoont het uitsteeksel een langwerpige vorm en strekt zich in hoofdzaak dwars op de longitudinale richting van de band uit. Op deze wijze zal het uitsteeksel zich in gebruik parallel aan het borstbeen van het paard uitstrekken en daar druk op uitoefenen. In het bijzonder zal de uitgeoefende druk op de borst van het paard hierbij beperkt zijn tot het gebied van het borstbeen en daarbuiten geen druk uitoefenen, zodat de beweging van het paard op goede en/of efficiënte wijze beïnvloedt wordt.

Praktisch bezit het uitsteeksel een breedte tussen ongeveer 2-5 cm. Een dergelijke breedte komt overeen met de breedte van het borstbeen van het paard, en kan naar wens worden aangepast op het betreffende paard waarvoor de singel wordt ontworpen.

Praktisch bezit het uitsteeksel een lengte tussen ongeveer 3-10 cm.

In een andere uitvoeringsvorm van de singel volgens de uitvinding vertoont de band nabij een in de longitudinale richting van de band gezien centraal middenstuk een verbreding, waarbij het uitsteeksel althans gedeeltelijk in het gebied van de verbreding is opgesteld. De verbreding zal in gebruik tegen de borst van het paard aanliggen, waardoor het centraal in dat gebied opgestelde uitsteeksel tegen het borstbeen van het paard zal drukken.

Bij voorkeur is het middenstuk omvattende de verbreding dikker dan zich daarvan uitstrekkende armen van de band. Hierdoor zal het in het gebied van de dikkere verbreding opgestelde uitsteeksel goed tegen het borstbeen van het paard aanliggen.

Bijvoorbeeld kan het middenstuk omvattende de verbreding tussen 0,5 en 1,5 cm dikker zijn dan de zich daarvan uitstrekkende armen van de band.

De verbreding kan in hoofdzaak de vorm van een halve cirkel of ovaal vertonen. Een dergelijke vorm volgt de borst van het paard.

In nog weer een andere uitvoeringsvorm van de singel volgens de uitvinding is de verbreding in dwarsdoorsnede gezien althans enigszins uit het hoofdvlak van de band naar binnen gekromd. Een dergelijke kromming heeft als voordeel, dat bij het buigen van de band om de borst van het paard de verbreding in de richting van de borst van het paard zal worden geneigd, waardoor de verbreding goed zal aanliggen tegen de borst van het paard en het uitsteeksel zijn druk op het borstbeen van het paard goed kan uitoefenen.

In nog weer een andere uitvoeringsvorm van de singel volgens de uitvinding zijn de armen van de band in het hoofdvlak van de band althans enigszins gebogen in de richting van de verbreding. Dergelijke gebogen armen bieden het voordeel, dat bij het buigen van de band om de borst van het paard de verbreding in de richting van de borst van het paard zal worden geneigd, waardoor de verbreding goed zal aanliggen tegen de borst van het paard en het uitsteeksel zijn druk op het borstbeen van het paard goed kan uitoefenen.

De uitvinding heeft voorts betrekking op een zadel, omvattende een losneembaar daarmee verbonden singel volgens een der conclusie 1-12.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van een in een tekening weergegeven figuren, waarin:

Figuur 1 de singel volgens de uitvinding in een om een borst van een paard aangebrachte toestand toont;

Figuur 2 een verticale longitudinale doorsnede door het paard uit figuur I toont;

Figuur 3 een perspectivisch aanzicht van de binnenzijde van de singel uit figuur 1 toont;

Figuur 4 een dwarsdoorsnede in dwarsrichting door het midden van de singel uit figuur 3 toont;

Figuur 5 een bovenaanzicht van het binnenoppervlak van de singel uit figuur 1 toont;

De figuren 6-8 dwarsdoorsneden in dwarsrichting door de singel uit figuur 5 tonen, respectievelijk in het gebied van de armen van de singel, in het gebied van de verbreding van de singel, en in het gebied van het uitsteeksel van de singel;

Figuur 9 een bovenaanzicht van het buitenoppervlak van de singel uit figuur I toont;

Figuur 10 een dwarsdoorsnede in langsrichting door het middenstuk van de singel.

De figuren 1 en 2 tonen een singel 1 volgens de uitvinding in gebruik. De singel 1 omvat een langwerpige band 2, die om de borst 3 van een paard 4 is aangebracht. De band 2 omvat een binnenoppervlak, wat gedefinieerd is als het oppervlak van de band 2 dat in gebruik tegen het paard 4 aanligt. In figuur 1 is derhalve alleen het buitenoppervlak van de band 2 zichtbaar. Aan beide longitudinale eindzones van de band 2 zijn bevestigingsmiddelen in de vorm van gespen 5 aangebracht waarmee de singel I losneembaar aan een zadel 6 is bevestigd. Deze gespen 5 zijn aan het buitenoppervlak van de band 2 aangebracht, zodat ze niet tegen het paard 4 aandrukken en goed toegankelijk zijn. Zoals blijkt uit figuur 2, is het binnenoppervlak van de singel I nabij een in longitudinale richting van de band 2 gezien centraal deel daarvan van een uitsteeksel 7 voorzien.

Dit uitsteeksel 7 oefent in gebruik van de singel 1 een druk uit op het borstbeen 8 van het paard 4, waardoor de beweging van het paard 4 wordt beïnvloed.

De figuren 3-9 tonen de singel 1 in meer detail. Hieruit blijkt, dat de singel I in een in langsrichting van de singel I gezien centraal middenstuk 11 een verbreding 9 vertoont. De verbreding 9 bezit althans in hoofdzaak de vorm van een halve cirkel. In een centraal deel van de verbreding 9 is het uitsteeksel 7 aangebracht, welke een in hoofdzaak langwerpige vorm bezit. Het uitsteeksel 7 strekt zich in hoofdzaak dwars op de langsrichting van de singel I uit, zodat deze zich in gebruik van de singel 1 parallel aan het borstbeen 8 van het paard 4 uitstrekt, zie ook figuur 2. Het uitsteeksel 7 bezit een gekozen hardheid, die geschikt is om de beoogde druk op het borstbeen 8 uit te oefenen. Het uitsteeksel 7 bezit een breedte b tussen ongeveer 2 - 5 cm en een lengte I tussen ongeveer 3-10 cm. Opgemerkt wordt, dat de uitvinding niet beperkt is tot deze waarden, maar dat de breedte b en/of lengte I naar wens kunnen worden gekozen, bijvoorbeeld in overeenstemming met een paard waarvoor de singel bestemd is.

Het middenstuk 11 van de singel 1, omvattende de verbreding 9, is dikker dan de zich daarvan uitstrekkende armen 10. De drie verschillende diktes van de singel 1 zijn duidelijk getoond in de figuren 6-8. Hieruit blijkt, dat de armen 10 relatief dun zijn uitgevoerd, bijvoorbeeld met een dikte tussen I en 2 cm. Het middenstuk 11 is dikker dan de armen 10, bijvoorbeeld tussen 0,5 en 1,5 cm dikker. Het uitsteeksel 7 strekt zich vanaf het middenstuk 11 naar binnen toe uit, waardoor de singel I in het gebied van het uitsteeksel nog weer tussen ongeveer 0,5 en 1,5 cm dikker is dan in het gebied van het middenstuk 11 zonder uitsteeksel 7. De hoogte van het uitsteeksel 7 ligt daarmee bijvoorbeeld tussen 0,5 en 1,5 cm. Opgemerkt wordt, dat elke gewenste dikte voor elk van de drie gebieden; armen 10, middenstuk 11, en uitsteeksel 7, en daarmee in het bijzonder elke gewenste hoogte van het uitsteeksel 7, kan worden gekozen, bijvoorbeeld in overeenstemming met een paard waarvoor de singel bestemd is. Figuur 10 toont een schematische dwarsdoorsnede van het middenstuk in de lengterichting van de singel langs de in figuur 5 getoonde lijn IX-IX. In deze schematische doorsnede is te zien dat het middenstuk 11 van de singel volgens de uitvinding aan weerszijden van het uitsteeksel 7 een ten opzichte van de maximale dikte van het middenstuk geleidelijk verlopend verjongd deel 15 omvat. De maximale verjonging bevindt zich in de directe nabijheid van de voet van het uitsteeksel 7 aan weerszijden van het uitsteeksel 7 langs althans nagenoeg het grootste gedeelte van de lengte van het uitsteeksel 7. Deze verjonging bewerkstelligt dat het middenstuk 11 bij het tegen het borstbeen van het paard drukken van het uitsteeksel 7 aan weerszijden van het uitsteeksel kan buigen zodat het middenstuk voorts aanligt tegen de borst van het paard.

In een uitvoeringsvorm van de singel volgens de uitvinding hebben de aan weerszijden van het uitsteeksel gelegen verjongde delen van het middenstuk in bovenaanzicht elk de vorm van althans nagenoeg een segment van een cirkel of een veelhoek waarvan de koorde in hoofdzaak samenvalt met de lengte van het uitsteeksel 7.

Zoals blijkt uit figuur 4 is de verbreding 9 in dwarsdoorsnede dwars op de langsrichting van de singel I gezien, ofwel parallel aan het langwerpige uitsteeksel 7, althans enigszins uit het hoofdvlak van de band naar binnen gekromd in de richting 12.

Zoals blijkt uit figuur 5, zijn de armen 10 van de band 2 in het hoofdvlak van de band 2 althans enigszins in de richting van de verbreding 9 gebogen in de richting 13. Daarmee vertoont de band 2 in hoofdzaak de vorm van een W.

Figuur 9 toont het buitenoppervlak van de band 2 met de aan de eindzones aangebrachte gespen 5 in meer detail. Hieruit blijkt, dat op een centraal punt in de langsrichting van de singel 1 gezien een bevestigingsmiddel in de vorm van een lus 14 voor het daaraan bevestigen van bijvoorbeeld een bijzetteugel omvat.

Opgemerkt wordt, dat de verschillende kenmerken van de singel aan de hand van één uitvoeringsvoorbeeld zijn getoond. Duidelijk is echter, dat de verschillende kenmerken in elke combinatie al of niet toegepast kunnen worden.

Opgemerkt wordt voorts, dat de uitvinding zich niet beperkt tot de getoonde uitvoeringsvorm, maar zich tevens uitstrekt tot varianten binnen het bereik van de aangehechte conclusies.

Claims (9)

1. Een singel voor een zadel, omvattende een langwerpige band met een binnenoppervlak dat is ingericht om in gebruik tegen een borst van een paard aan te liggen, waarbij de band nabij een in de longitudinale richting van de band gezien centraal middenstuk (II) een verbreding en verdikking vertoont, met het kenmerk, dat het verbrede en verdikte middenstuk (II) een met de lengterichting in hoofdzaak haaks op de lengterichting van de langwerpige band staand langwerpig uitsteeksel (7) omvat voor het in gebruik van de singel uitoefenen van druk op het borstbeen van een paard.

2. Singel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het verbrede en verdikte middenstuk (II) aan weerszijden van het uitsteeksel (7) een verjongd deel (15) omvat.

3. Singel volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de maximale verjonging zich in de directe nabijheid van de voet van het uitsteeksel (7) aan weerszijden van het uitsteeksel langs althans nagenoeg het grootste gedeelte van de lengte van het uitsteeksel bevindt.

4. Singel volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat de aan weerszijden van het uitsteeksel (7) gelegen verjongde delen (15) van het middenstuk in bovenaanzicht elk de vorm van althans nagenoeg een segment van een cirkel of van een veelhoek omvatten waarvan de koorde in hoofdzaak samenvalt met de lengte van het uitsteeksel omvatten.

5. Singel volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het uitsteeksel (7) een zodanige hardheid omvat dat het de beoogde druk op het borstbeen van een paard kan uitoefenen.

6. Singel volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het uitsteeksel (7) een breedte tussen ongeveer 2 - 5 cm bezit.

7. Singel volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het uitsteeksel een lengte tussen ongeveer 3 - 10 cm bezit.

8. Singel volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het middenstuk omvattende de verbreding tussen 0,5 en 1,5 cm dikker is dan de zich daarvan uitstrekkende armen van de band.

9. Zadel, omvattende een losneembaar daarmee verbonden singel volgens één of meer der voorgaande conclusies.