NL2013575B1 - Melkbeker en melkinrichting daarmee. - Google Patents

Melkbeker en melkinrichting daarmee. Download PDF

Info

Publication number
NL2013575B1
NL2013575B1 NL2013575A NL2013575A NL2013575B1 NL 2013575 B1 NL2013575 B1 NL 2013575B1 NL 2013575 A NL2013575 A NL 2013575A NL 2013575 A NL2013575 A NL 2013575A NL 2013575 B1 NL2013575 B1 NL 2013575B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
teat
cavity
milking
liquid
control
Prior art date
Application number
NL2013575A
Other languages
English (en)
Inventor
Christiaan Fase Sander
Original Assignee
Lely Patent Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Lely Patent Nv filed Critical Lely Patent Nv
Priority to NL2013575A priority Critical patent/NL2013575B1/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL2013575B1 publication Critical patent/NL2013575B1/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01JMANUFACTURE OF DAIRY PRODUCTS
    • A01J5/00Milking machines or devices
    • A01J5/04Milking machines or devices with pneumatic manipulation of teats
    • A01J5/08Teat-cups with two chambers

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Animal Husbandry (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • External Artificial Organs (AREA)

Abstract

Een melkbeker heeft een speenruimte en een pulsatieruimte, en is tevens voorzien van een noch met de speenruimte, noch met de pulsatieruimte verbonden holte, die een vulopening heeft voor met vloeistof vullen van de holte. Daardoor is de melkbeker verzwaarbaar tijdens melken, om opkruipen van de melkbeker tegen te gaan. De uitvinding verschaft tevens een melkinrichting daarmee, alsmede met een buiten de speenbeker gelegen vloeistofhouder voor bevatten van vloeistof, een vulleiding van de vloeistofhouder naar de holte, een pompmiddel voor verplaatsen van de vloeistof tussen de vloeistofhouder en de holte, en een besturing voor besturen van de melkinrichting.

Description

Melkbeker en melkinrichting daarmee
De uitvinding heeft betrekking op een melkbeker met een speenruimte en een pulsatieruimte.
Dergelijke melkbekers zijn algemeen bekend, en in gebruik bij melkmachines, zowel conventionele als robotmelkmachines.
Een bekend probleem bij het melken van melkdieren is het zogenaamde opkruipen van de melkbekers, waarbij de melkbeker onder invloed van het melkvacuüm langs en over de speen omhoog beweegt, en aldaar de melkgift uit de speen verstoort door onder andere afklemmen van belangrijke bloedvaten. Meer in het algemeen kunnen problemen optreden bij spenen die te smal zijn voor de gebruikte speenbeker, en ook voor op zich geschikte, normale spenen die echter aan het einde van de melkbeurt smaller worden. Immers worden in beginsel alle dieren van een kudde gemolken met dezelfde melkbekers. Ook als die melkbekers zijn aangepast aan een kuddegemiddelde zullen verschillen per speen van dier tot dier nog tot problemen kunnen leiden. Zo kan het omgekeerd ook voorkomen dat melkbekers gemakkelijker van een te dunne speen afvallen, zoals door een teveel aan leklucht langs de melkbeker(voering). Een op zich bekende oplossing die soms wordt toegepast bij melkklauwen van (conventionele) melkmachines is dat een melker tijdens het melken een steen op de klauw leggen, welks gewicht het opkruipen tegenwerkt.
Het moge duidelijk zijn dat een dergelijke oplossing bij lange na niet in alle gevallen tot bevredigende resultaten zal leiden.
Het is dan ook een doel van de onderhavige uitvinding om een oplossing te verschaffen tegen effecten van niet goed passende melkbekers, zoals het opkruipen van een melkbeker bij melken van melkdieren.
De onderhavige uitvinding bereikt dit doel met een melkbeker volgens conclusie 1, in het bijzonder een melkbeker met een speenruimte en een pulsatieruimte, waarbij de melkbeker tevens is voorzien van een noch met de speenruimte, noch met de pulsatieruimte verbonden holte, die een vulopening heeft voor met vloeistof vullen van de holte. Aldus is het mogelijk, bijvoorbeeld voor een melker of operator, om een hoeveelheid vloeistof in de melkbeker te laten lopen wanneer dit gewenst is, zoals bij bepaalde melkdieren, of na verloop van enige (melk)tijd. Daar waar in de stand van de techniek een steen een voorafbepaald gewicht heeft, per ongeluk van de klauw af kan vallen met ongewenste gevolgen, en bovendien een bedienende persoon betrekkelijk zwaar kan belasten, is het verplaatsen van water of een andere vloeistof niet alleen lichamelijk veel minder belastend, maar ook nog eens preciezer instelbaar en betrouwbaarder doordat het niet (eenvoudig) eraf kan vallen. Het aldus kunnen variëren van het effectieve gewicht van de melkbeker is een handig hulpmiddel, dat bijvoorbeeld opkruipen in vele gevallen kan tegengaan.
Bij de onderhavige uitvinding wordt met "holte" een ruimte bedoeld die zodanig omgeven is door wanden dat vloeistof betrouwbaar kan worden opgenomen, zodanig dat het gewicht ervan het opkruipen van de melkbeker tegen kan gaan. In beginsel is het daarbij voldoende om een opstaande rondgaande rand te hebben, waarbij de bovenzijde open mag zijn, doch dat is ongunstig bij levende have, die immers door te bewegen de vloeistof uit zo'n bekken kan stoten. Met voordeel is de ruimte alzijdig zo goed als gesloten, uiteraard met uitzondering van een vulopening. Deze holte staat niet in verbinding met de speenruimte of de pulsatieruimte, omdat het melk- respectievelijk pulsatievacuüm de vloeistof weer uit de holte zou zuigen. Bovendien is het niet de bedoeling dat de vloeistof in de melk terechtkomt.
Bijzondere uitvoeringsvormen van de uitvinding zullen hierna worden beschreven.
In uitvoeringsvormen is de vulopening aangesloten op een vulleiding. In beginsel is het voldoende wanneer er een vulopening is waardoor een bedienend persoon vloeistof in de holte kan schenken, zoals met een maatbeker of gieter. Het is echter voordelig wanneer er een vulleiding is verschaft, die aansluit op de vulopening van de holte. Uiteraard wordt de effectieve vulopening dan de tegenoverliggende opening van de vulleiding. Aldus is het bijvoorbeeld mogelijk om het vullen te laten plaatsvinden op een plek die verwijderd is van het melkdier. Dit verlaagt het stressniveau bij het melkdier, en kan de veiligheid van de bedienende persoon verhogen.
In uitvoeringsvormen omvat de melkbeker een bedienbare klep voor afsluiten van de vulopening. Aldus kan de holte worden afgesloten en beter worden beschermd tegen uit of in de holte stromen van vloeistof, hetgeen het effectieve gewicht beter beheersbaar maakt.
Voor de gehele uitvinding geldt dat de vloeistof bij voorkeur water is. Water is niet alleen goedkoop en vrijwel overal voorhanden, maar ook nog eens niet-giftig en, zelfs indien het in de melk terecht mocht komen, onschadelijk bij niet al te grote hoeveelheden. Niettemin kan het van voordeel zijn om een andere vloeistof te nemen, met name een vloeistof met een hogere dichtheid dan water, zoals water met (veel) opgelost zout erin.
De uitvinding heeft tevens betrekking op een melkinrichting voor het melken van een melkdier, omvattende ten minste één melkbeker voor melken van een speen van het melkdier, en voorzien van een speenruimte en een pulsatieruimte, alsmede van een noch met de speenruimte, noch met de pulsatieruimte verbonden holte die voorzien is van een vulopening en die vulbaar is met een vloeistof, in het bijzonder volgens de uitvinding, alsmede een buiten de speenbeker gelegen vloeistofhouder voor bevatten van vloeistof, een vulleiding van de vloeistofhouder naar de holte, een pompmiddel voor verplaatsen van de vloeistof tussen de vloeistofhouder en de holte, en een besturing voor besturen van de melkinrichting. Naast besturen van bijvoorbeeld een vacuümbron voor een melkvacuüm en/of een pulsatievacuüm zal de besturing hierbij tenminste het pompmiddel besturen, voor variëren van de hoeveelheid vloeistof in de holte.
De vloeistofhouder kan worden gevuld met een voorraad vloeistof, die met name water of water met daarin opgelost of gemengd zout en of andere stoffen om het soortelijk gewicht te verhogen. Zuiver water heeft het voordeel dat het onschadelijk is zelfs bij lekken, hetgeen bij een consumptieartikel als melk van groot belang is.
In uitvoeringsvormen omvat het pompmiddel een omkeerbare pomp, die is ingericht om in een eerste stand vloeistof van de vloeistofhouder naar de holte te verplaatsen, en in een tweede stand vloeistof van de holte naar de vloeistofhouder te verplaatsen. Een dergelijke pomp kan de melkbeker tijdens melken effectief verzwaren, en desgewenst weer lichter maken, zoals na afloop van het melken, in voorbereiding op een nieuwe melkbeurt. Een dergelijke omkeerbare of tweewegpomp kan op zich elk als zodanig bekend pomptype omvatten. Aanvullend of alternatief is het ook mogelijk om een eenrichtingpomp te verschaffen in combinatie met een vloeistofaflaat in de holte of de toevoerleiding. Wanneer het pompmiddel een hoeveelheid vloeistof in de holte heeft gepompt en de melkbeker vervolgens lichter dient te worden, kan via de vloeistofaflaat de vloeistof geheel of gedeeltelijk worden afgevoerd. Merk op dat het pompmiddel ook een combinatie van de zwaartekracht en een afsluitbare klep kan zijn. Door hoger plaatsen van de vloeistofhouder kan de zwaartekracht zelf de vloeistof verpompen van de vloeistofhouder naar de holte, waarbij de klep door afsluiten van de vulleiding de hoeveelheid vloeistof kan regelen.
In uitvoeringsvormen omvat de melkbeker en/of de vulleiding een door de besturing bestuurbare klep. Zoals boven reeds genoemd biedt dit het voordeel dat de holte met de klep afsluitbaar is, en daardoor beschermbaar is tegen ongewenste verandering van het vloeistofpeil.
In uitvoeringsvormen omvat de melkinrichting vier melkbekers volgens de uitvinding, elk via een respectieve vulleiding en met een respectieve door de besturing bestuurbare klep verbonden met de vloeistofhouder. Hierbij, zoals bij de eerder genoemde kleppen, kan de klep zich bevinden in de melkbeker of in de vulleiding. De eerstgenoemde uitvoeringsvorm heeft als voordeel dat de hoeveelheid vloeistof die zich daadwerkelijk in de melkbeker, in de holte bevindt beter beheersbaar is dan in de laatstgenoemde uitvoeringsvorm. Tevens is het mogelijk om meer dan één vloeistofhouder te verschaffen, zoals een voor elke melkbeker.
In uitvoeringsvormen zijn bij ten minste twee melkbekers de respectieve holten elk op een verschillende hoogte op de melkbeker aangebracht. Aldus zullen de verschillende holten elkaar niet, althans zo weinig mogelijk, hinderen indien aangesloten op de spenen van een melkdier. Het moge duidelijk zijn dat dit voornamelijk een rol speelt indien de melkbeker ter plekke van de holte een grotere doorsnede heeft dan over de rest van de melkbeker zelf. Indien de holte zich geheel binnen een cilindrische buitenwand van de melkbeker bevindt, en de melkbeker dus op het oog niet te onderscheiden is van een melkbeker zonder een holte, dan is een en ander minder tot niet relevant.
In uitvoeringsvormen omvat de melkinrichting een dierherkennings-inrichting ingericht voor bepalen van een dieridentiteit van een dier dat zich heeft gemeld om door de melkinrichting te worden gemolken, waarbij de besturing is ingericht om op basis van de vastgestelde dieridentiteit het pompmiddel te besturen, in het bijzonder om vloeistof te verplaatsen van of naar de holte in een dierafhankelijke hoeveelheid en/of een dierafhankelijk tijdspatroon. Hierdoor is het mogelijk om reeds bij begin van het melken het gewicht van de melkbeker aan het specifieke dier aan te passen. Bijvoorbeeld zijn er melkdieren met spenen die vanaf het begin van een melkbeurt reeds voordeel hebben bij een verhoogd melkbekergewicht, dus een (hogere) hoeveelheid vloeistof in de holte. Omgekeerd zullen er ook dieren zijn met zodanige speendoorsnede dat enig verhoogd gewicht niet nodig of zelfs niet wenselijk is. Dergelijke met de dieridentiteit koppelbare, en bij voorkeur gekoppelde, gegevens zijn met voordeel opgeslagen in een daartoe verschaft en met de besturing werkzaam verbonden geheugen. Zodra de dierherkenningsinrichting de dieridentiteit heeft bepaald, kan de besturing de bijbehorende gegevens uit het geheugen ophalen, en zonodig de bijbehorende hoeveelheid vloeistof in de holte aanpassen.
In uitvoeringsvormen is de besturing ingericht om in afhankelijkheid van een speenparameterwaarde, in het bijzonder van een speendoorsnede, een speenlengte of een speenvolume, het pompmiddel te besturen, meer in het bijzonder om vloeistof te verplaatsen van of naar de holte. Op deze wijze kan de hoeveelheid vloeistof in de holte optimaal worden aangepast aan de speen en eigenschappen daarvan. Bovendien is de besturing met voordeel aangepast om in afhankelijkheid van een instelling van de melkinrichting de hoeveelheid vloeistof in de holte aan te passen met behulp van de pompinrichting. Bijvoorbeeld veranderen niet alleen de speeneigenschappen tijdens de melking en/of de lactatie, maar tevens de melkinstellingen zoals het melkvacuüm of de zuig-rustslagverhouding. Aangezien ook de melkinstellingen invloed kunnen hebben op opkruipen en het speen-melkgedrag, kan aldus nog beter het effectieve gewicht van de melkbeker aan de speen en de melkomstandigheden worden aangepast.
In uitvoeringsvormen is de besturing ingericht om in afhankelijkheid van een waarde van een aan het melken van de speen gerelateerde parameter een hoeveelheid vloeistof te verplaatsen tussen ten minste één holte en de vloeistofhouder, in het bijzonder van de vloeistofhouder naar de holte. Hierbij kan de melkinrichting inspelen op veranderingen in de speen die tijdens het melken kunnen optreden, en door middel van de parameterwaarde kunnen worden bewaakt. De parameter is hierbij een proxy voor het gedrag van de speen zelf. De spenen hoeven niet tegelijk hetzelfde gedrag te vertonen. Vandaar dat met voordeel door de besturing de hoeveelheid vloeistof per speen regelbaar is.
In uitvoeringsvormen heeft de parameter een eerste waardenbereik dat indicatief is voor normaal melken, alsmede een tweede waardenbereik dat indicatief is voor ongewenst melkgedrag, zoals opkruipen van de melkbeker op de speen, en waarbij de besturing is ingericht om het pompmiddel een hoeveelheid vloeistof te doen verplaatsen tussen de vloeistofhouder en de holte indien, en in het bijzonder zodra, de parameterwaarde in het tweede bereik ligt. Dit is een eenvoudige manier van parameterwaarde-afhankelijk regelen van de hoeveelheid vloeistof. Met voordeel heeft de parameter meer dan twee waardenbereiken, en is de besturing ingericht voor doen verplaatsen van een hoeveelheid vloeistof die afhankelijk is van het waardenbereik waarin de bepaalde parameterwaarde ligt. Alternatief of aanvullend is de hoeveelheid vloeistof volgens een wiskundig verband afhankelijk van de bepaalde parameterwaarde, met lineair of kwadratisch afhankelijk als eenvoudige voorbeelden. In de praktijk zal niettemin vaak een andere afhankelijkheid kunnen worden bepaald.
In uitvoeringsvormen is de parameter een tijdsduur die begint bij het starten van een melkstroom uit de speen, en is de besturing ingericht om een hoeveelheid vloeistof van of naar de holte te verplaatsen indien de tijdsduur een vooraf bepaalde tijdsdrempelwaarde overschrijdt, bijvoorbeeld 2 minuten, en in het bijzonder een dierafhankelijke tijdsdrempelwaarde overschrijdt. Ook dit is een zeer eenvoudige, doch nuttige uitvoeringsvorm, waarbij bijvoorbeeld een gemiddelde tijd wordt gekozen waarbij de spenen gemiddeld dunner en slapper worden. Een dergelijke tijd is ruwweg te bepalen, bijvoorbeeld per dierras of -soort, of met voordeel ook individueel per dier. Wederom is met voordeel de hoeveelheid vloeistof ook nog eens afhankelijk van het individuele dier en/of van het tijdsverloop.
De parameter is niet bijzonder beperkt, doch is met voordeel gekozen uit een luchtstroom door de speenruimte, of een daarvoor indicatieve parameter, een pulsatiedruk in de pulsatieruimte, een speendiameter, een melkstroom uit de speen of melkbeker, en een positie van de melkbeker ten opzichte van de speen of van een uier van het melkdier. De luchtstroom kan bijvoorbeeld worden gemeten door direct te meten hoeveel lucht de melkbeker in wordt gezogen via een luchtstroommeter, of ook indirect door te bepalen hoeveel geluid bij het melken wordt geproduceerd. Voor details omtrent een bruikbare sensor wordt verwezen naar de octrooipublicatie NL-1010369. Een speendiameter is bijvoorbeeld meetbaar met behulp van een camera en beeldverwerkingssoftware. Een dergelijke camera kan ook waarnemen wat de positie van de bovenrand van de melkbeker is ten opzichte van de speen of, met name, de uier. Opkruipen is immers het naar de uier toe bewegen van de melkbeker, dus indien de camera of andere sensor waarneemt dat de afstand tussen de melkbeker en de uier kleiner wordt, of gewoon die afstand meet en de besturing waarneemt dat de bepaalde afstand kleiner of te klein wordt, dan kan die besturing een hoeveelheid vloeistof naar de betreffende melkbeker doen verplaatsen. Alternatief of aanvullend kan ook op basis van de melkstroom een dergelijke beslissing door de besturing worden genomen. Vaak zal opkruipen immers tijdens de laatste melkfase, het namelken, plaatsvinden. Deze melkfase gaat in bij onderschrijden van een (al dan niet dierafhankelijke) melkstroomdrempel.
In uitvoeringsvormen omvat de melkinrichting een werkzaam met de besturing verbonden sensor voor het bepalen van de waarde van de parameter. De parameter(drempel)waarden of -waardenbereiken kunnen proefondervindelijk worden bepaald, evenals de hoeveelheid vloeistof die gewenst is in de holte. Merk op dat een klok, voor bepalen van een tijdsverloop, hierbij niet wordt gezien als een aparte sensor. Niettemin zal in (vrijwel) elke besturing zo'n klok toch al ter beschikking staan. De sensor is met voordeel gekozen uit een luchtstroomsensor, een pulsatiedrukmeter, een geluidssensor met een geluidsanalyseinrichting, een melkstroom meter, en een camera met een beeldverwerkingsinrichting.
De melkinrichting kan een conventionele inrichting betreffen, waarbij de melkbekers met de hand dienen te worden aangesloten door een melker, of andere bedienende persoon. Met voordeel omvat de melkinrichting echter een automatische melkrobot, die is ingericht om zelfstandig de melkbekers op een melkdier aan te sluiten. Bij een melkrobot komt het voordeel van de uitvinding extra goed naar voren, omdat daarbij vaak niemand aanwezig zal zijn die het gewicht van de melkbeker kan wijzigen. Doordat dit nu automatisch regelbaar is, kan het melkproces door de melkrobot verder worden verbeterd.
Voorts heeft de uitvinding betrekking op een werkwijze voor melken, waarbij een melkbeker volgens de uitvinding wordt aangesloten op een speen, en door aanleggen van een melkvacuüm en een pulsatievacuüm in respectievelijk de speenruimte en de pulsatieruimte melk uit de speen wordt gemolken, waarbij tijdens het melken met behulp van het pompmiddel een hoeveelheid vloeistof in of uit de holte van de melkbeker wordt gepompt. Aldus kan dynamisch, tijdens het melken, het effectieve gewicht van de melkbeker worden beheerst, waardoor het opkruipen kan worden tegengegaan.
De uitvinding zal hierna worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarbij Figuur 1 een schematisch aanzicht in gedeeltelijke dwarsdoorsnede is van een melkinrichting volgens de uitvinding met een melkbeker volgens de uitvinding.
Figuur 1 toont in schematisch aanzicht in gedeeltelijke dwarsdoorsnede een melkinrichting 1 volgens de uitvinding met een melkbeker 10 volgens de uitvinding.
De melkinrichting 1 omvat een melkbeker 10 met een melkleiding 16 en een gecombineerde leiding 18 en een besturing 30.
De melkbeker 10 omvat een bekerwand 11, en een voering 12, met daarin een speenopening 13 naar een speenruimte 14. Tussen de voering en de bekerwand bevindt zich een pulsatieruimte 15.
De speenruimte 14 gaat over in, of is verbonden met, een melkleiding 16. Met 17 is een, in dit geval dubbel uitgevoerde, aansluitnippel aangeduid, waarop een combinatieleiding 18 is aangebracht, die een pulsatieleiding 19 en een vulleiding 20 omvat. De aansluitnippel 17 omvat een pulsatoraansluitnippel 21 en een vloeistofaansluitnippel 22, die uitmondt in een vulopening 23 naar een holte 24 voor vloeistof. Met 20-1, 20-2 en 20-3 zijn vulleidingen naar nog drie, hier niet getoonde, melkbekers aangeduid.
Voorts zijn aangeduid met 27 een melkstroommeter, en met 25 een pulsatiedrukmeter, die met een signaalverbinding 26 verbonden is met de besturing 30, en met 28 een camera.
De besturing 30 omvat een computer 31, en een pulsatordeel met een vacuümleiding 32, een vacuümbron 33 en een beluchtingsleiding 35 naar de omgeving 34, alsmede een tweetal kleppen 36 en 37.
Voorts is aangeduid met 40 een vloeistofhouder met vloeistof 41, met 42 een toevoerdeel, met 43 een pomp, en met 44 een klep.
De getoonde melkinrichting 1 omvat hier een viertal melkbekers 10, waarvan er één is getoond. Dergelijke melkinrichtingen worden onder andere voor melkkoeien gebruikt. Uiteraard kunnen voor andere melkdieren, zoals geiten, met twee spenen, melkinrichtingen met andere aantallen melkbekers worden gebruikt.
Voorts omvat de melkinrichting 1 een besturing 30, die de melkinrichting bestuurt voor uitvoeren van een melkactie op een melkdier. De besturing 30 omvat daartoe onder andere een deel dat de pulsatie van de melkbeker verzorgt. Dat deel omvat een vacuümbron 33, zoals een vacuümpomp. Deze wekt een geschikt pulsatievacuüm op, dat via de vacuümleiding 32, eerste klep 36, de pulsatieleiding 19 en de pulsatoraansluitnippel 21 wordt toegevoerd aan de pulsatieruimte 15. Voorts staat de pulsatieleiding 19 via een tweede klep 37 en een beluchtingsleiding 35 in verbinding met de omgeving 34. De eerste en tweede klep 36, 37 staan onder besturing van de computer 31. Niet getoond zijn een vacuümbron en melkvacuümleiding die zorgen voor een melkvacuüm in de speenruimte, welk melkvacuüm zorgt voor het onttrekken van melk uit een zich tijdens melken in de speenruimte 14 bevindende speen.
Door afwisselend openen en sluiten van de kleppen 36 en 37 zal er in de pulsatieruimte een wisselend vacuümniveau ontstaan, dat ervoor zorgt dat de voering 12 afwisselend sluit en weer opent, en zodoende een masserende werking uitoefent op genoemde speen.
Spenen van melkdieren verschillen in grootte, zoals lengte en doorsnede. Ook wordt tijdens het melken de zich in de speenruimte 14 bevindende, maar hier niet weergegeven, speen vaak slapper en dunner, waardoor de speen dieper in de speenruimte kan worden gezogen, of omgekeerd de melkbeker 10 langs de speen omhoog kruipt ("opkruipt"), of in andere gevallen door te veel leklucht juist kan afvallen.
Om dat tegen te gaan kan de besturing 30 de melkbeker 10 zwaarder of lichter maken door met behulp van de pomp 43 enige vloeistof 41 uit de vloeistofhouder 40 via het toevoerdeel 42, langs de klep 44 en door de vulleiding 20 naar de holte 24 te verplaatsen, of omgekeerd. Het gewicht van de op die wijze in de melkbeker gebrachte vloeistof zal het opkruipen effectief verminderen.
Om de mate te bepalen waarin vloeistof 41 kan worden af- of toegevoerd aan de holte 24 kan bijvoorbeeld gebruik worden gemaakt van een gemiddeld verloop in de tijd van het opkruipen tijdens het melken. Zo kan dan bijvoorbeeld de besturing 30, in de vorm van de computer 31, de pomp 43 een vooraf bepaalde tijd na begin van het melken gedurende een vooraf bepaalde tijd, of met een vooraf bepaalde pompsnelheid inschakelen. Deze tijd, tijdsduur en/of pompsnelheid kunnen afhankelijk zijn van het individuele gemolken dier. Daartoe kan een hier niet getoonde, maar indien verschaft met de besturing 30 werkzaam verbonden dierherkenningsinrichting zijn verschaft, zoals een RFID-taglezer. Ook kunnen de tijd(sduur) enz. afhankelijk zijn van andere parameters, zoals dagen in lactatie, temperatuur, enzovoort. Daartoe kan de besturing 30 bijbehorende informatie bevatten of ontvangen, zoals in een geheugen van de computer 31. Merk op dat in het algemeen de besturing per speen kan bepalen hoeveel vloeistof naar de holte wordt verplaatst.
Alternatief of aanvullend kan voor de besturing gebruik worden gemaakt van optioneel verschafte sensoren, zoals een melkstroommeter 27, die per speen kan aangeven wanneer het melken begint, maar ook wanneer een melkstroom onder een vooraf bepaalde waarde (absoluut of relatief ten opzichte van een maximum) zakt, zodat op basis daarvan kan worden geconcludeerd tot een fase van de melkactie, en daarop eventueel tot een instelling van de pomp 43 vooreen hoeveelheid vloeistof 41 en een pompsnelheid.
Ook kan een sensor zijn verschaft in de vorm van een pulsatiedrukmeter 25, of een hier niet getoonde luchtstroommeter. Dergelijke sensoren geven informatie omtrent het volume van de pulsatieruimte 15 bij gesloten voering 12, en de verandering daarin. Dit is op zijn beurt weer een indicatie van een verandering in het volume van de speenruimte 14, omdat de som van de volumina uiteraard constant is. En als het volume van de speenruimte bij gesloten voering 12 afneemt, is dat een indicatie van een dunner wordende speen. Indien het volume vervolgens toch weer toeneemt, is dat een indicatie voor effectief opkruipen.
Ook kan een camera 28 zijn verschaft die voorafgaand aan het melken de speendoorsnede meet of bepaalt, of die een eventuele verplaatsing van de speen in de melkbeker 20 kan waarnemen. Alternatief of aanvullend kan een camera zijn verschaft in de speenruimte, om de vorm en afmetingen van de speen tijdens melken waar te nemen, op basis waarvan de besturing 30 het verplaatsen van vloeistof 41 kan regelen. Met name kan de camera 28 een speendiameter bepalen, op basis waarvan de werkzaam daarmee verbonden besturing 30 kan bepalen of en hoeveel vloeistof 41 naar of uit de holte 24 dient te worden verplaatst. Daartoe omvat de camera 28, of de werkzaam daarmee verbonden besturing 30, relevante beeldverwerkingsprogrammatuur.
Soms moet de hoeveelheid vloeistof worden verminderd, zoals met name aan het einde van een melkbeurt, maar desgewenst ook tijdens een melkbeurt, bijvoorbeeld omdat er een duidelijke verhoging van de melkstroom op gang komt, zoals bij onvolledige stimulatie. In zo'n geval kan de besturing 30 besluiten om de pomp 43 om te keren en actief vloeistof 41 uit de holte 24 te pompen. Het is alternatief of aanvullend mogelijk om een klep te verschaffen, bijvoorbeeld in de vulleiding 20, die een niet-getoonde afvoeropening naar de omgeving bestuurbaar afsluit. Door openen van de klep, en dus van de afvoeropening, kan dan eveneens vloeistof uit de holte 24 lopen. Aangezien het hier veelal water betreft biedt dat niet of nauwelijks problemen wat betreft vervuiling, terwijl het niet naar de houder 40 terugpompen het voordeel biedt dat de kans op besmetting door een lek in de holte 24 of dergelijke vrijwel nul wordt.
De holte 24 zoals getoond loopt rond aan de binnenzijde en onder in de pulsatieruimte 15. Het is echter ook mogelijk om de holte 24 anders uit te voeren, zoals in de vorm van een verzameling van een of meer afzonderlijke of onderling verbonden "pockets", of ook buiten de pulsatieruimte zoals bijvoorbeeld rond de melkleiding 16 onder de melkbeker 10, of juist rond de melkbeker 10 op de bekerwand 11, enzovoort. Het is ook mogelijk om de holte(s) 24 niet alle op dezelfde plek, met name op verschillende hoogten op de melkbeker, te verschaffen, zodat de melkbekers bij melken elkaar niet, of althans zo weinig mogelijk, in de weg zullen zitten.
De getoonde uitvoeringsvorm is niet beperkend bedoeld, doch slechts om de uitvinding te verduidelijken. De beschermingsomvang wordt bepaald aan de hand van de aangehechte conclusies.

Claims (15)

1. Melkbeker (10) met een speenruimte (14) en een pulsatieruimte (15), met het kenmerk, dat de melkbeker tevens is voorzien van een noch met de speenruimte, noch met de pulsatieruimte verbonden holte (24), die een vulopening (23) heeft voor met vloeistof (41) vullen van de holte.
2. Melkbeker volgens conclusie 1, waarbij de vulopening is aangesloten op een vulleiding (20).
3. Melkbeker volgens een der voorgaande conclusies, omvattende een bedienbare klep (44) voor afsluiten van de vulopening.
4. Melkinrichting (1), in het bijzonder een automatische melkrobotinrichting, voor het melken van een melkdier, omvattende - ten minste één melkbeker (10) voor melken van een speen van het melkdier, en voorzien van een speenruimte en een pulsatieruimte, alsmede van een noch met de speenruimte, noch met de pulsatieruimte verbonden holte die voorzien is van een vulopening en die vulbaar is met een vloeistof, - een buiten de speenbeker gelegen vloeistofhouder (40) voor bevatten van vloeistof, - een vulleiding van de vloeistofhouder naar de holte, - een pompmiddel (43) voor verplaatsen van de vloeistof tussen de vloeistofhouder en de holte, en - een besturing voor besturen van de melkinrichting.
5. Melkinrichting volgens conclusie 4, waarbij het pompmiddel een omkeerbare pomp omvat, die is ingericht om in een eerste stand vloeistof van de vloeistofhouder naar de holte te verplaatsen, en in een tweede stand vloeistof van de holte naar de vloeistofhouder te verplaatsen.
6. Melkinrichting volgens conclusie 4 of 5, waarbij de melkbeker en/of de vulleiding een door de besturing bestuurbare klep (44) omvat.
7. Melkinrichting volgens een der conclusies 4-6, omvattende vier melkbekers, elk via een respectieve vulleiding (20, 20-1, 20-2, 20-3) en met een respectieve door de besturing bestuurbare klep verbonden met de vloeistofhouder.
8. Melkinrichting volgens conclusie 7, waarbij bij ten minste twee melkbekers de respectieve holten elk op een verschillende hoogte op de melkbeker zijn aangebracht.
9. Melkinrichting volgens een der conclusies 4-8, omvattende een dierherkenningsinrichting ingericht voor bepalen van een dieridentiteit van een dier dat zich heeft gemeld om door de melkinrichting te worden gemolken, waarbij de besturing is ingericht om op basis van de vastgestelde dieridentiteit het pompmiddel te besturen, in het bijzonder om vloeistof te verplaatsen van of naar de holte in een dierafhankelijke hoeveelheid en/of een dierafhankelijk tijdspatroon.
10. Melkinrichting volgens een der conclusies 4-9, waarbij de besturing is ingericht om in afhankelijkheid van een speenparameterwaarde, in het bijzonder van een speendoorsnede, een speenlengte of een speenvolume, het pompmiddel te besturen, meer in het bijzonder om vloeistof te verplaatsen van of naar de holte.
11. Melkinrichting volgens een der conclusies 4-10, waarbij de besturing is ingericht om in afhankelijkheid van een waarde van een aan het melken van de speen gerelateerde parameter een hoeveelheid vloeistof te verplaatsen tussen ten minste één holte en de vloeistofhouder, in het bijzonder van de vloeistofhouder naar de holte.
12. Melkinrichting volgens conclusie 10 of 11, waarbij de parameter een eerste waardenbereik heeft dat indicatief is voor normaal melken, alsmede een tweede waardenbereik heeft dat indicatief is voor opkruipen van de melkbeker op de speen, en waarbij de besturing is ingericht om het pompmiddel een hoeveelheid vloeistof te doen verplaatsen van de vloeistofhouder naar de holte indien, en in het bijzonder zodra, de parameterwaarde in het tweede bereik ligt.
13. Melkinrichting volgens conclusie 10, 11 of 12, waarbij de parameter een tijdsduur is die begint bij het starten van een melkstroom uit de speen, en de besturing is ingericht om een hoeveelheid vloeistof naar de holte te verplaatsen indien de tijdsduur een vooraf bepaalde tijdsdrempelwaarde overschrijdt, bijvoorbeeld 2 minuten, en in het bijzonder een dierafhankelijke tijdsdrempelwaarde overschrijdt.
14. Melkinrichting volgens een der conclusies 10-13, omvattende een werkzaam met de besturing verbonden sensor (25, 27, 28) voor het bepalen van de waarde van de parameter.
15. Melkinrichting volgens conclusie 14, waarbij de sensor is gekozen uit een - luchtstroomsensor, - pulsatiedrukmeter (25), - een geluidssensor met een geluidsanalyseinrichting, - een melkstroom meter (27), en - een camera (28) met een beeldverwerkingsinrichting.
NL2013575A 2014-10-06 2014-10-06 Melkbeker en melkinrichting daarmee. NL2013575B1 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2013575A NL2013575B1 (nl) 2014-10-06 2014-10-06 Melkbeker en melkinrichting daarmee.

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2013575A NL2013575B1 (nl) 2014-10-06 2014-10-06 Melkbeker en melkinrichting daarmee.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2013575B1 true NL2013575B1 (nl) 2016-10-03

Family

ID=51947443

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2013575A NL2013575B1 (nl) 2014-10-06 2014-10-06 Melkbeker en melkinrichting daarmee.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL2013575B1 (nl)

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3308788A (en) * 1965-09-23 1967-03-14 Bel Mar Mfg Corp Teat cup assembly
US3324830A (en) * 1966-01-27 1967-06-13 James P Mcandrew Anti-creep adapter for milking machine inflations
FR2634348A1 (fr) * 1988-05-23 1990-01-26 Hanauer George Dispositif de positionnement automatique d'un appareil de traite, gobelet trayeur, dispositif de pose de gobelets trayeurs, collecteur a griffle pour machine de traite et procede de pose de gobelets trayeurs
EP1795069A2 (en) * 2003-10-22 2007-06-13 James Richard John Duke Milking equipment

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3308788A (en) * 1965-09-23 1967-03-14 Bel Mar Mfg Corp Teat cup assembly
US3324830A (en) * 1966-01-27 1967-06-13 James P Mcandrew Anti-creep adapter for milking machine inflations
FR2634348A1 (fr) * 1988-05-23 1990-01-26 Hanauer George Dispositif de positionnement automatique d'un appareil de traite, gobelet trayeur, dispositif de pose de gobelets trayeurs, collecteur a griffle pour machine de traite et procede de pose de gobelets trayeurs
EP1795069A2 (en) * 2003-10-22 2007-06-13 James Richard John Duke Milking equipment

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US6823817B2 (en) Method of and a device for automatically milking a dairy animal
NL1006473C2 (nl) Inrichting voor het automatisch melken van dieren.
NL2012789B1 (nl) Melkinrichting.
NL9101636A (nl) Werkwijze voor het automatisch melken van dieren.
CA3072971C (en) Sampling apparatus for taking a representative milk sample and method for taking representative milk samples
NL1037835C2 (nl) Werkwijze voor het detecteren van een stroming, detectieinrichting, automatische melkinrichting en computerprogramma.
NL8901339A (nl) Afvoersysteem voor melk en een automatisch melksysteem voorzien van een dergelijk afvoersysteem.
CN116997250A (zh) 奶采样装置和具有该奶采样装置的挤奶系统
NL2013575B1 (nl) Melkbeker en melkinrichting daarmee.
EP1514469B1 (en) Method for milking an animal and device for this purpose
US20090064936A1 (en) Method and arrangement for controlling the milking by a milking machine
NL2017992B1 (nl) Melksysteem
KR20160149057A (ko) 가축용 물통의 물 공급 제어장치
NL2030111B1 (nl) Melksysteem
NL2033548B1 (nl) Separatiemelkopvangsysteem en melksysteem daarmee
NL2022191B1 (nl) Melkmeter met kick-off detectie
NL1024296C2 (nl) Werkwijze voor het melken van een dier en inrichting hiervoor.
NL2021688B1 (en) Milking system with detection system
NL1035032C2 (nl) Vloeistofverschaffingsinrichting, alsmede werkwijze en melkinrichting daarmee.
NL1010827C2 (nl) Werkwijze en inrichting voor het melken van dieren.
NL2014200B1 (nl) Melkinrichting
NL1021003C2 (nl) Systeem voor mediumtransport.
Tomasik Stabilization of suction pressure in the conceptual milking unit
NL1020782C2 (nl) Werkwijze en inrichting voor het automatisch melken van een dier.
NZ762087B2 (en) Sampling apparatus for taking a representative milk sample and method for taking representative milk samples

Legal Events

Date Code Title Description
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20231101