NL2013328B1 - Werkwijze voor het aanbrengen van een afbeelding op een ondergrond en decoratiepaneel. - Google Patents

Abstract

Bij een werkwijze voor het aanbrengen van een afbeelding (20) op een ondergrond (30) wordt de afbeelding grafisch afgezet op een tijdelijke drager (10). De ondergrond wordt bedekt met een verhardende hechtlaag (40) en de afbeelding (20) wordt daarmee in contact gebracht en van de tijdelijke drager (10) gesepareerd. De afbeelding wordt aldus op de ondergrond (30) overgebracht. Voor de tijdelijke drager (10) wordt een stabiele kunststof folie toegepast met een in hoofdzaak glad hoofdoppervlak. De afbeelding (20) wordt daarop afgezet met een afpelweerstand die geringer is dan een hechting van de afbeelding met de hechtlaag (40) en dan een hechting van de hechtlaag met de ondergrond. Aldus kan met name een decoratiepaneel, zoals een ogenschijnlijk tegeltableaux, worden samengesteld.

Description

Werkwijze voor het aanbrengen van een afbeelding op een ondergrond en decoratiepaneel

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het aanbrengen van een afbeelding op een ondergrond, waarbij de afbeelding grafisch wordt afgezet op een tijdelijke drager, de ondergrond althans lokaal wordt bedekt met een verhardende hechtlaag, de afbeelding met de hechtlaag in contact wordt gebracht, de hechtlaag aan een verharding wordt onderworpen, de drager van de afbeelding wordt gesepareerd en aldus de afbeelding op de van de hechtlaag voorziene ondergrond wordt overgebracht. De uitvinding heeft tevens betrekking op een decoratiepaneel waarvoor een dergelijke werkwijze werd toegepast.

Bij een bekende werkwijze voor het transfereren van een afbeelding op een ondergrond wordt uitgegaan van een poreuze, althans water doorlatende drager uit een ondoorzichtig non-woven vlies van kunststof vezels met een hoofdoppervlak waarop een in water oplosbare lossingslaag is aangebracht. Op deze lossingslaag wordt de afbeelding in eerste instantie afgezet, gebruikmakend van een conventioneel digitaal drukproces. De drager wordt vervolgens met de lossingslaag en de daarop aangebrachte afbeelding in contact gebracht met de ondergrond, die althans ter plaatse van een hechtlaag werd voorzien waaraan de afbeelding zal vasthechten. Vanaf een rugzijde wordt de drager vervolgens doordrenkt met water opdat de daarin oplosbare lossingslaag zal oplossen en degraderen om de afbeelding aldus los te laten. Aldus scheidt de afbeelding zich van de drager om vervolgens, eventueel onder een transparante laklaag, op de ondergrond achter te blijven.

Hoewel aldus op zichzelf een vrijwel volkomen glad resultaat op ondergronden van uiteenlopende aard kan worden verkregen, zoals met name op wanden en vloeren van een vertrek die ogenschijnlijk rechtstreeks met de afbeelding werden bedrukt, heeft deze bekende werkwijze als bezwaar dat in de bedrukking en met name rondom de afbeelding restanten zichtbaar blijven van de opgeloste lossingslaag. Dit is onwenselijk omdat dit uiteindelijk een ontsierende uitwerking geeft op het resultaat als geheel. Bovendien leidt de bevochtiging van de drager bij de bekende werkwijze tot een zekere laterale uitzetting van de drager met daarop de afbeelding, waardoor daarin registratiefouten kunnen ontstaan tussen verschillende beeldelementen. Doordat bij het bekende systeem de drager het zicht op het beeld althans in belangrijke mate ontneemt, is er bovendien geen visuele terugkoppeling van een onderlinge aansluiting van individuele beeldelementen in een onderliggende beeld als dit uit afzonderlijke delen wordt samengesteld.

Met de onderhavige uitvinding wordt onder meer beoogd te voorzien in een werkwijze waarmee een afbeelding kan worden overgebracht op een ondergrond, waarmee dergelijke ontsierende laagresten en/of registratiefouten kunnen worden vermeden.

Om het beoogde doel te bereiken heeft een werkwijze van de in de aanhef beschreven soort volgens de uitvinding als kenmerk dat voor de drager een stabiele kunststof folie wordt toegepast met een in hoofdzaak glad hoofdoppervlak waarop de afbeelding door middel van een drukproces wordt afgezet met een afpelweerstand die geringer is dan een hechting van de afbeelding met de hechtlaag en dan een hechting van de hechtlaag met de ondergrond. Aldus wordt conform de uitvinding de afbeelding allereerst afgezet op een stabiele drager, oftewel een drager die niet zal degraderen en uiteen vallen gedurende het verdere verloop van het proces. Door een relatief beperkte afpelweerstand van de afbeelding op een dergelijk glad oppervlak kan deze afpelweerstand relatief gemakkelijk worden overwonnen door de hechting van de afbeelding met de hechtlaag. Verrassend is gebleken dat voor een separatie van de afbeelding van de drager geen verdere middelen nodig zijn en de afbeelding zich aldus integraal en ongeschonden laat overzetten op de hechtlaag, nadat deze eventueel enigszins is verhard.

Een voorkeursuitvoeringsvorm van de werkwijze heeft daarbij als kenmerk dat de afbeelding op de ondergrond wordt bedekt met een slijtvaste transparante, althans translucente, laklaag, die na te zijn uitgehard een fraaie glans aan het geheel geeft en voor een voldoende mate van slijtvastheid zorgt. Eenzelfde, althans soortgelijke, laklaag wordt met voordeel ook voor de hechtlaag toegepast. Een bijzondere uitvoeringsvorm van de werkwijze heeft daarbij volgens de uitvinding als kenmerk dat de hechtlaag een laklaag omvat, in het bijzonder een transparante, althans translucente, meer-componenten polyurethaan lak. In de praktijk zijn met een dergelijke laklaag als hechtlaag en eventueel ook als afwerklaag bijzonder goede resultaten geboekt.

Op zichzelf lenen vele kunststoffen zich als materiaal voor de folie. Goede resultaten zijn dusverre bereikt met een bijzonder uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding die is gekenmerkt doordat de folie een kunststof folie omvat van een kunststof uit een groep omvattende polyester en polyethyleen.

Ten behoeve van een volledige, breukvrije lossing van de afbeelding van de drager kan eventueel worden uitgegaan van een verdere bijzondere uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding, welke is gekenmerkt doordat de folie een oppervlaktemodificatie wordt toegebracht, althans aan het hoofdoppervlak daarvan, die een hechting met het beeld beïnvloedt, en in het bijzonder daartoe wordt voorzien van een hechting verlagende coating, in het bijzonder een siliconen coating, of een hechting verhogende oppervlaktebehandeling. De coating dient hierbij als lossingslaag doordat daarvan een hechting met de afbeelding uitgaat die geringer is dan een hechting van de afbeelding rechtstreeks op de folie. Indien daarentegen gebruik wordt gemaakt van een materiaal waarop het beeld niet of nauwelijks hecht, kan een dergelijk van nature niet hechtend materiaal door middel van een geschikte oppervlaktebehandeling niettemin tot een juiste gradatie hechtend worden gemaakt, waarbij een balans wordt bewaard tussen zulk een (tijdelijke) hechting enerzijds en een latere breukvrije transfer van het beeld anderzijds.

Voor een brede toepasbaarheid van de werkwijze is een verdere bijzondere uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding gekenmerkt doordat de afbeelding puntsgewijs op de drager wordt afgezet met ten minste één drukinkt of toner, in het bijzonder met een digitale inktjetprinter of laserprinter. Aldus kan conventionele afdrukapparatuur worden ingezet en behoeft de werkwijze geen aangepaste druktechniek om de afbeelding op de drager te zetten. Daarbij heeft een verdere bijzondere uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding als kenmerk dat de afbeelding een meerlaags bedrukking omvat, waarvan een toplaag beeld bedekkend uit eenzelfde drukinkt wordt aangebracht. De toplaag van de bedrukking zal na te zijn overgebracht op de ondergrond een achtergrond vormen, die de afbeelding ongeacht de ondergrond meer kleurdiepte en contrast zal geven doordat de ondergrond daardoor wordt afgeschermd.

Om een transport van de drager door een gangbare printer te bevorderen, heeft een verdere bijzondere uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding als kenmerk dat de tijdelijke drager de kunststof folie omvat alsmede een daarmee althans in hoofdzaak congruent vel van papier of vlies waarop de folie met een van het hoofdoppervlak afgewende rugzijde is gehecht. Aldus biedt het papier of vlies aan de rugzijde afdoende grip en houvast voor transportrollen in de printer, die op de gladde folie ander een zekere slip zouden kunnen hebben.

De werkwijze volgens de uitvinding laat zich op uiteenlopende ondergronden toepassen. In het bijzonder kan de werkwijze op locatie, in situ, worden uitgevoerd, waarbij voor de ondergrond een wand, plafond of vloer van een vertrek wordt toegepast. Daarmee kan niet alleen het uiterlijk van een dergelijke vloer of wand worden verfraaid, ook kunnen aldus promotionele en/of commerciële uitingen, zoals reclameteksten, bedrijfslogo's en soortgelijke afbeeldingen, op een vloer of wand worden overgebracht die de aandacht van het publiek zullen opeisen.

In een bijzondere toepassing is de werkwijze volgens de uitvinding overigens gekenmerkt doordat voor de ondergrond een plaatlichaam wordt toegepast met een althans in hoofdzaak volkomen glad oppervlak, in het bijzonder een plaatlichaam met althans een toplaag van glas of metaal, meer in het bijzonder een laminaat met een aluminium toplaag. Aldus kan het plaatlichaam, na conform de uitvinding te zijn voorzien van één of meer afbeeldingen, als decoratief paneel worden ingezet. Een bijzonder toepassing daarvan is bijvoorbeeld die als plaquette ter nagedachtenis van een gebeurtenis of persoon van een overledene. Daarbij wordt met voordeel een glasplaat op een ondergrond verlijmd, nadat de afbeelding op de ondergrond of de glasplaat werd aangebracht.

In een verdere bijzondere uitvoeringsvorm heeft de werkwijze volgens de uitvinding als kenmerk dat de afbeelding een patroon van tegels omvat, in het bijzonder een passend tegelpatroon van een geheel aantal tegels met tussenliggende voegen dat werd afgestemd op laterale dimensies van het plaatlichaam. Aldus kan een decoratieve tegelwand worden gesimuleerd, waarbij voor de tegels werd uitgegaan van een grafische afbeelding die op de het plaatlichaam werd overgebracht.

Om het uiterlijk van een echte tegelwand verder te benaderen, heeft een verdere bijzondere uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding als kenmerk dat het plaatlichaam tussen afzonderlijke tegels uit het tegelpatroon aan een materiaal afnemende bewerking wordt onderworpen ter vorming van een stelsel van groeven tussen de tegels, dat een verhardende transparante laklaag over de bedrukking en in de groeven wordt aangebracht en dat de groeven vervolgens althans ten dele worden gevuld met een voegmiddel nadat de laklaag voldoende is uitgehard. Aldus verkrijgt het plaatlichaam eveneens het relief dat in een echte tegelwand door de dieper gelegen voegen worden geboden en zijn de voegen niet van echte voegen te onderscheiden nadat de groeven althans ten dele werden opgevuld met een voegmiddel, in het bijzonder met een cement gebonden voegmortel. De laklaag wordt als gietlaag aangebracht om een gewoonlijk op gebakken tegels aanwezige glazuurlaag te simuleren.

Uiteindelijk is een dergelijk plaatlichaam niet of nauwelijks van een echte tegelwand te onderscheiden, maar aanzienlijk eenvoudiger, sneller en tegen lagere kosten te vervaardigen. Bovendien kan een tegelwand aldus uit één of meer van dergelijke plaatlichamen qua maatvoering worden afgestemd op een concrete situatie en passend worden samengesteld. De uitvinding heeft dan ook tevens betrekking op een dergelijke uniek decoratiepaneel, in het bijzonder tegeltableaux, dat als zodanig inzetbaar is.

Navolgend zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van enkele uitvoeringsvoorbeelden en een bijbehorende tekening. In de tekening toont: fig. 1 een eerste uitvoeringsvoorbeeld van een tijdelijke beelddrager voor gebruik in de werkwijze volgens de uitvinding; fig. 2 een tweede uitvoeringsvoorbeeld van een tijdelijke beelddrager voor gebruik in de werkwijze volgens de uitvinding; fig. 3 een derde uitvoeringsvoorbeeld van een tijdelijke beelddrager voor gebruik in de werkwijze volgens de uitvinding; fig. 4A-4F een uitvoeringsvoorbeeld van de werkwijze volgens de uitvinding; fig. 5A-5C een eerste uitvoeringsvoorbeeld van de werkwijze volgens de uitvinding; fig. 6 een uitvoeringsvoorbeeld van een decoratiepaneel volgens de uitvinding;

De figuren zijn overigens zuiver schematisch en niet op schaal getekend. Met name kunnen terwille van de duidelijkheid sommige dimensies in meer of mindere mate overdreven zijn weergeven. Overeenkomstige delen zijn in het algemeen voorzien van eenzelfde verwijzingscijfer.

Voor het aanbrengen van een afbeelding op een ondergrond wordt conform de uitvinding uitgegaan van een stabiele tijdelijke drager waarop de afbeelding in eerste instantie in spiegelbeeld wordt afgezet. Een voorbeeld van een dergelijke drager wordt getoond in figuur 1. De getoonde drager omvat een gladde kunststof folie 10 met een dikte van de orde van 20-300 micron. Op zichzelf lenen diverse kunststoffen zich daarvoor, mits daarop een afbeelding 20 kan worden afgezet met een afpelweerstand die kleiner is dan een hechting van de afbeelding met een hechtlaag die later in het proces wordt voorzien op de ondergrond. Als zodanig zijn goede resultaten geboekt met een circa 125 micron kunststof folie van polyester en een kunststof folie van HD (high density) polyethyleen (HDPE), maar de uitvinding is zeker niet tot deze kunststoffen beperkt.

Indien daarbij een te hoge afpelweerstand zou worden bereikt, kan eventueel het hoofdoppervlak worden voorzien van een weerstand verlagende coating 15, zie figuur 2, bijvoorbeeld een siliconen coating. Ten behoeve van een correct, slipvrij transport van de drager 10 in een drukinrichting, zoals een laser printer of inktjet printer, kan het van voordeel zijn om voor wat betreft de drager uit te gaan van een kunststof folie 10 die tevoren aan een rugzijde werd verlijmd of anderszins gehecht met een vel 17 van papier of een al of niet geweven vlies 17 van kunststof vezels, dat in de gewenste slipvastheid in het transportmechanisme van dergelijke print middelen voorziet. De uitvoeringsvorm van figuur 3 is hier een voorbeeld van, waarbij een circa 35 micron dikke HDPE folie 10 met een onderliggend, daarmee congruent vel kunststof of papier 17 werd verlijmd. Navolgend zal een voorbeeld worden gegeven van een werkwijze volgens de uitvinding, waarbij is uitgegaan van de drager van figuur 1, hoewel daarbij evenzeer van de drager van figuur 2 of 3 zou kunnen worden uitgegaan.

Om een afbeelding op een ondergrond aan te brengen wordt conform de uitvinding uitgegaan van een transfereer procédé, waarbij de afbeelding allereerst op een tijdelijke drager 10 wordt afgezet, zie figuur 4A en 4B. Het substraat 10 omvat hier een circa 150 micron dikke polyester folie en een polychromatische afbeelding is daarop puntsgewijs aangebracht, gebruikmakend van een conventionele, commercieel verkrijgbare inktjet printer, die daarom niet nader is weergegeven. Met behulp van desktop (DTP) software of andere grafische computer applicaties kan de afbeelding 20 vooraf min of meer vrijelijk worden samengesteld en opgemaakt, vooraleer de afbeelding met een digitale printer op de folie 10 af te zetten. De polyester folie 10 kenmerkt zich door een uitermate glad en stabiel oppervlak, waarop de afbeelding 20 met een relatief geringe afpelweerstand wordt gedragen.

Om de afbeelding vervolgens op een ondergrond 30 af te zetten, wordt de ondergrond althans ter plaatse waar de afbeelding dient te worden geplaatst voorgestreken met een hechtlaag 40, zie figuur 4C. Voor de hechtlaag 40 wordt hier een transparante twee-componenten polyurethaan lak toegepast, die gedurende een zekere tijd aan de lucht wordt gedroogd. Deze lak kenmerkt zich door een hoge helderheid in combinatie met een grote slijtvastheid, die ook op langere termijn zijn gewaarborgd en niet zullen degraderen. Het hier beschreven transfereer procédé blijkt relatief ongevoelig voor het materiaal en de toepassing van de ondergrond 30. Dit kan een wand of vloer van een vertrek zijn, waarbij de werkwijze in situ, dat wil zeggen op locatie, wordt toegepast, maar bij voorbeeld ook een plaatlichaam omvatten dat in een gecontroleerde procesruimte van de afbeelding wordt voorzien. Een voorbeeld van een dergelijk plaatlichaam is bijvoorbeeld een glasplaat, een metaalplaat, een tegel natuursteen of een laminaat met een gladde toplaag, bijvoorbeeld een (hout)vezelplaat met een toplaag van aluminium. Ook behoeft de ondergrond 30 niet volledig vlak te zijn.

Na een zekere droogtijd, waarbij de hechtlaag 40 kleverig wordt, wordt de tijdelijke drager 10 met de afbeelding 20 in contact met de laklaag 40 gebracht, zie figuur 4D. De droging van de laklaag 40 wordt nu voortgezet totdat deze althans nagenoeg volledig is uitgehard en een hechting met de afbeelding 20 zal hebben die belangrijk groter is dan de eerder genoemde afpelweerstand van de afbeelding 20 met de folie 10. In dit stadium, zie figuur 4E, kan de folie 10 handmatig worden beetgenomen en behoedzaam van de afbeelding 20 worden losgetrokken terwijl de afbeelding volledig op de hechtlaag 40 achterblijft. Ter bescherming van de afbeelding als verdere afwerking wordt het geheel uiteindelijk bedekt met een tweede laklaag 50, zie figuur 4F, waarvoor in dit voorbeeld eenzelfde of soortgelijke transparante, althans translucente, polyurethaan lak wordt toegepast als voor de hechtlaag 40. Nadat ook deze laag voldoende aan de lucht of onder invloed van actinisch licht (UV) is verhard, wordt het in figuur 4F getoonde resultaat verkregen waarbij de zojuist getransfereerde afbeelding 20 met een circa 30 tot 250 micron dikke laag polyurethaan lak is bedekt. Behalve voor glans en kleurdiepte zorgt deze laklaag 50 ook voor de gewenste slijtvastheid, waardoor de beschreven werkwijze behalve op wanden en plafonds evenzeer op een vloer van een vertrek kan worden toegepast en zonder gevaar voor vroegtijdige sleet kan worden belopen.

De uitvinding leent zich voor een breed scala van toepassingen. Een voorbeeld daarvan is nader aangegeven in figuur 5A-5C en in figuur 6. Daarbij wordt uitgegaan van een plaatlichaam in de vorm van een laminaat met een toplaag 33 en ruglaag 31 van aluminium aan weerszijden van een kemlaag 32 van houtvezel, zoals MDF, multiplex of hardboard. Beide aluminiumlagen zijn bijvoorbeeld van de orde van 1-2 millimeter dik, terwijl de tussen gelegen kernlaag een dikte heeft vanaf de orde van 4-6 millimeter.

De totale dikte van het plaatmateriaal zal gewoonlijk van de orde van 6 tot 18 millimeter zijn. Op basis daarvan wordt een of meer van dergelijke panelen als ondergrond gebruikt waarop een afbeelding 20 zal worden getransfereerd met het hiervoor beschreven proces volgens de uitvinding dan wel op een andere wijze, zie figuur 5A.

In het onderhavige voorbeeld omvat deze afbeelding specifiek een tegelmotief of patroon van afzonderlijke tegels 21 die door ogenschijnlijke voegen 22 van elkaar zijn gescheiden. Dit tegelpatroon kan vooraf volledig digitaal worden samengesteld samen gesteld en verwerkt gebruikmakend van conventionele beeldbewerkingsprogrammatuur (software) en daarop afgestemde computer hardware, waarbij een vrij keuze wordt gelaten ten aanzien van bijvoorbeeld kleur, textuur en aard van de afbeelding. Met name kan het tegelpatroon aldus geheeltallig worden afgestemd op concrete mate van het paneel of de set panelen, die op hun beurt qua dimensies kunnen worden afgestemd op een daarmee te bekleden achterwand. Met behulp van de software zijn bijvoorbeeld de maten per tegel en de voegbreedte vrijelijk instelbaar, opdat daarmee een wand volledig kan worden bezet met louter gehele tegels, zie figuur 6.

Om het uiterlijk van een aldus afgebeelde tegelwand niet, althans minimaal, van echt te onderscheiden wordt het paneel 31-33 in dit voorbeeld tussen de tegels aan een materiaal afnemende bewerking onderworpen. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om een freesbewerking waarbij tussen de tegels doorgaande groeven 23 worden gecreerd die in dit voorbeeld door de toplaag 33 heen zich uitstrekken, zie figuur 6.

Vervolgens wordt een slijtvaste laklaag 50 aangebracht zoals de hiervoor beschreven twee-componenten polyurethaan lak door het geheel daarmee in te strijken. Dit kan bijvoorbeeld met de hand met een geschikte verfroller worden uitgevoerd of met een verstuiver (verfpistool) worden opgespoten. Door een inherente viscositeit die reeds aanvankelijk of na verloop van een zekere verharding (droging) van de laag zal optreden, vormt de laklaag 50 op de hoeken naar de voegen 22 van het tegelpatroon 21 een zekere radius en afronding, zoals die ook kenmerkend is voor het glazuur van gebakken geglazuurde tegels. De laklaag 50 is volledig helder (transparant) of doorzichtig gekleurd (translucent) zodat het onderliggende tegelmotief 21 zichtbaar blijft, maar wel een ogenschijnlijk geglazuurd uiterlijk verkrijgt. Desgewenst kan in de laklaag 50 een craquelé effect mechanisch of chemisch worden aangebracht, maar ook kan dit digitaal in de afbeelding worden verwerkt, als kunstmatige veroudering van het geheel.

De voegen 22 worden nu opgevuld met een geschikt vulmiddel 24, waarvoor in dit voorbeeld een gangbare cement gebonden voegmortel wordt toegepast. Aldus wordt het resultaat van figuur 5C verkregen van een tegelpatroon met ogenschijnlijk echte tegels gescheiden door conventioneel gevoegde voegen 24. Doordat het geheel in een gecontroleerde procesruimte op afstand kan worden voorbereid en samengesteld, kan aldus op maat van een uiteindelijk daarmee te bekleden wand een tegeltableaux worden samengesteld, zoals bijvoorbeeld in figuur 6 is weergegeven, dat bijzonder snel en tegen relatief lage kostprijs op locatie kan worden aangebracht en een daarbij een bijzonder grote mate van flexibiliteit biedt, in vergelijking met een echte tegelwand. Die flexibiliteit uit zich niet alleen in de specifieke laterale dimensies, maar ook in de aard van de afbeelding en de gewenste uitstraling en ogenschijnlijke textuur van de tegels, die naderhand althans van afstand niet of nauwelijks van echt zijn te onderscheiden.

Hoewel de uitvinding hiervoor aan de hand van louter enkele voorbeelden nader werd toegelicht, moge het duidelijk zijn dat de uitvinding daartoe geenszins is beperkt. Integendeel zijn binnen het kader van de uitvinding voor een gemiddelde vakman nog vele variaties en verschijningsvormen mogelijk, zoals ook moge blijken uit de navolgende conclusies.

Claims (14)

1. Werkwijze voor het aanbrengen van een afbeelding op een ondergrond, waarbij de afbeelding grafisch wordt afgezet op een tijdelijke drager, de ondergrond althans lokaal wordt bedekt met een verhardende hechtlaag, de afbeelding met de hechtlaag in contact wordt gebracht, de hechtlaag aan een verharding wordt onderworpen, de drager van de afbeelding wordt gesepareerd en aldus de afbeelding op de van de hechtlaag voorziene ondergrond wordt overgebracht, met het kenmerk dat voor de drager een stabiele kunststof folie wordt toegepast met een in hoofdzaak glad hoofdoppervlak waarop de afbeelding door middel van een drukproces wordt afgezet met een afpelweerstand die geringer is dan een hechting van de afbeelding met de hechtlaag en dan een hechting van de hechtlaag met de ondergrond.

2. Werkwijze volgens conclusie 1 met het kenmerk dat de folie een kunststof folie omvat van een kunststof uit een groep omvattende polyester en polyethyleen.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2 met het kenmerk dat de folie een oppervlaktemodifïcatie wordt toegebracht, althans aan het hoofdoppervlak daarvan, die een hechting met het beeld beïnvloedt, en in het bijzonder daartoe wordt voorzien van een hechting verlagende coating, in het bijzonder een siliconen coating, of een hechting verhogende oppervlaktebehandeling.

4. Werkwijze volgens één of meer der voorafgaande conclusies met het kenmerk dat de hechtlaag een laklaag omvat, in het bijzonder een transparante, althans translucente, meer-componenten polyurethaan lak.

5. Werkwijze volgens één of meer der voorgaande conclusies met het kenmerk dat de afbeelding op de ondergrond wordt bedekt met een slijtvaste transparante, althans translucente, laklaag.

6. Werkwijze volgens één of meer der voorgaande conclusies met het kenmerk dat de afbeelding puntsgewijs op de drager wordt afgezet met ten minste één drukinkt of toner, in het bijzonder met een digitale inktjetprinter of laserprinter.

7. Werkwijze volgens conclusie 6 met het kenmerk dat de afbeelding een meerlaags bedrukking omvat, waarvan een toplaag beeld bedekkend uit eenzelfde drukinkt wordt aangebracht.

8. Werkwijze volgens één of meer der voorgaande conclusies met het kenmerk dat de tijdelijke drager de kunststof folie omvat alsmede een daarmee althans in hoofdzaak congruent vel van papier of vlies waarop de folie met een van het hoofdoppervlak afgewende rugzijde is gehecht.

9. Werkwijze volgens één of meer der voorgaande conclusie met het kenmerk dat voor de ondergrond een wand, plafond of vloer van een vertrek wordt toegepast.

10. Werkwijze volgens één of meer der conclusies 1 tot en met 8 met het kenmerk dat voor de ondergrond een plaatlichaam wordt toegepast met een althans in hoofdzaak volkomen glad oppervlak, in het bijzonder een plaatlichaam met althans een toplaag van glas of metaal, meer in het bijzonder een laminaat met een aluminium toplaag.

11. Werkwijze volgens conclusie 10 met het kenmerk dat de afbeelding een patroon van tegels omvat, in het bijzonder een passend tegelpatroon van een geheel aantal tegels met tussenliggende voegen dat werd afgestemd op laterale dimensies van het plaatlichaam.

12. Werkwijze volgens conclusie 11 met het kenmerk dat het plaatlichaam tussen afzonderlijke tegels uit het tegelpatroon aan een materiaal afnemende bewerking wordt onderworpen ter vorming van een stelsel van groeven tussen de tegels, dat een verhardende transparante laklaag over de bedrukking en in de groeven wordt aangebracht en dat de groeven vervolgens althans ten dele worden gevuld met een voegmiddel nadat de laklaag voldoende is uitgehard.

13. Werkwijze volgens conclusie 12 met het kenmerk dat het voegmiddel een cement gebonden voegmortel omvat.

14. Decoratiepaneel, in het bijzonder tegeltableau, omvattende een plaatlichaam dat werd verkregen met de werkwijze volgens één of meer der conclusies 11 tot en met 13.