NL2012807B1

NL2012807B1 - Ventilatieklep, werkwijze en systeem voor ventilatie van een ruimte voor dieren of planten.

Info

Publication number: NL2012807B1
Application number: NL2012807A
Authority: NL
Inventors: Bernardus Lambertus Hoolboom Wouter; Leonardus Hubertus Kurstjens Marcel
Original assignee: Fancom Bv
Priority date: 2014-05-13
Filing date: 2014-05-13
Publication date: 2016-02-29
Also published as: PT3142480T; EP3142480A1; PL3142480T3; ES2752233T3; WO2015174832A1; HUE046797T2; EP3142480B1; US20170049070A1; NL2012807B9; HRP20191841T1; CA2933041A1; CA2933041C; US10433521B2

Abstract

Een ventilatieklep (1; 101) voor ventilatie van een ruimte voor het houden van dieren of planten, is voorzien van een opening bepalend omtrekraamwerk (3; 103) voor montage in een wand van die ruimte, en een beweegbaar paneel (5; 105). Het paneel (5; 105) is beweegbaar bevestigd aan het omtrekraamwerk (3; 103) om ten opzichte daarvan relatief te kunnen worden bewogen tussen een volledig gesloten positie, waarbij in hoofdzaak geen ventilatielucht tussen het omtrekraamwerk en het paneel kan passeren, en een volledig open positie waarbij in hoofdzaak de volledige opening beschikbaar is voor passage van ventilatielucht. Aan het omtrekraamwerk (3; 103) is een geprofileerde rand aangebracht die in een bereik tussen de volledig gesloten positie en een vooraf bepaalde gedeeltelijk geopende positie een niet-lineaire betrekking verschaft tussen een doorstroomopening voor de ventilatielucht en een bijbehorende relatieve bewegingspositie van het paneel (5; 105) ten opzichte van het omtrekraamwerk (3; 103). Ook is voorzien in een ventilatiesysteem voor het ventileren van een ruimte voor het houden van dieren of planten, met minstens een enkel exemplaar van de ventilatieklep en met middelen voor het uitvoeren van de werkwijzestappen van periodiek bepalen van parameters van in de ruimte aanwezige binnenlucht, en verstellen van de openingspositie van de ventilatieklep op basis van de bepaalde parameters van de binnenlucht.

Description

Titel: VENTILATIEKLEP, WERKWIJZE EN SYSTEEM VOOR

VENTILATIE VAN EEN RUIMTE VOOR DIEREN OF PLANTEN

De uitvinding heeft betrekking op een ventilatieklep, ook wel luchtinlaatventiel genoemd, voor ventilatie van een ruimte waarin dieren of planten kunnen worden gehouden. De uitvinding heeft tevens betrekking op een werkwijze en een systeem voor het ventileren van een dergelijke ruimte en ook op een der gelijke ruimte die voorzien is van dit ventilatiesysteem.

In de intensieve agrarische sector is het gebruikelijk om het binnenklimaat van ruimten voor het houden van dieren of planten automatisch te regelen door eigenschappen, zoals samenstelling, temperatuur en/of vochtigheid, van de binnenlucht door aan voer van verse lucht te handhaven of te verbeteren.

Het is bekend uit de octrooipublicatie EP 0 485 036 Al om een ventilatie-inrichting voor in het bijzonder een stalruimte te voorzien van middelen voor het opwekken van een onderdruk in die ruimte en van inlaatmiddelen voor het daarin toelaten van buitenlucht. Conventionele kleppen hebben in het minimum gebied onvoldoende worp, waardoor koude inkomende lucht onvoldoende opwarmt alvorens de verse lucht de plek in de ruimte bereikt waar de dieren of planten zich bevinden. Verder laat een goede regelbaarheid van het debiet in combinatie met een goede worp bij conventionele luchtinlaatventielen in een aanvankelijk openingsbereik vanaf een volledig gesloten positie nog te wensen over. Vooral wanneer het debiet van de toegelaten ventilatielucht minimaal is, is het belangrijk dat de luchtstroom een goede “worp” heeft. Dit houdt in dat de luchtstroom een dusdanig doorsnedeprofiel heeft dat de luchtstroom niet te snel tot stilstand komt, maar voldoende worp heeft zodat deze zich goed met de binnenlucht kan vermengen, alvorens de plek in de ruimte bereikt wordt waar de dieren of planten zich bevinden.

Daarmee in overeenstemming is het een doel van de onderhavige uitvinding om minstens één van de nadelen van de stand van de techniek op te heffen of om nadelen ervan te verminderen. Het is ook een doel van de uitvinding om verbeterde, of alternatieve oplossingen te verschaffen die eenvoudiger kunnen worden uitgevoerd en die bovendien verhoudingsgewijs voordelig verkregen kunnen worden. Alternatief is het een doel van de uitvinding om het publiek een op zijn minst nuttige keuzemogelijkheid te verschaffen.

Om deze doelstellingen te verwezenlijken voorziet de uitvinding onder andere in een ventilatieklep voor ventilatie van een ruimte voor het houden van dieren of planten, welke ventilatieklep voorzien is van: een opening bepalend omtrekraamwerk voor montage in een wand van de ruimte voor het houden van dieren of planten, en een paneel dat beweegbaar is bevestigd aan het omtrekraamwerk om ten opzichte daarvan relatief te kunnen worden bewogen tussen een volledig gesloten positie, waarbij in hoofdzaak geen ventilatielucht tussen het omtrekraamwerk en het paneel kan passeren, en een volledig open positie waarbij in hoofdzaak de volledige opening beschikbaar is voor passage van ventilatielucht, waarbij aan het omtrekraamwerk een geprofileerde rand is aangebracht die in een bereik tussen de volledig gesloten positie en een vooraf bepaalde gedeeltelijk geopende positie een niet-lineaire betrekking verschaft tussen een doorstroomopening voor de ventilatielucht en een bijbehorende relatieve bewegingspositie van het paneel ten opzichte van het omtrekraamwerk. Het beweegbaar bevestigde paneel kan door bijvoorbeeld schuiven of draaien relatief beweegbaar zijn ten opzichte van het omtrekraamwerk.

Meer in het bijzonder voorziet de uitvinding in een ventilatieklep, werkwijze en systeem voor ventilatie van een ruimte voor dieren of planten, zoals gedefinieerd in een of meer van de bijgevoegde conclusies.

Een praktische optie wordt gevormd door een ventilatieklep waarin de alineaire randcontour van de geprofileerde rand volledig geïntegreerd is opgenomen. Deze tevens geheel geïsoleerde versie van de ventilatieklep heeft aërodynamisch gevormde randen aan de instroomzijde voor een hogere luchtopbrengst. Verder zijn voor een hogere luchtopbrengst ook tussenschotten aangebracht met een in doorsnede langgerekte aërodynamische ovale vorm in plaats van een rechthoekige doorsnede. Met de in het omrandingsframe (verder ook omtrekr aam werk genoemd) geïntegreerde alineaire randcontour kan het openingsgedrag (klepkarakteristiek) van een lineair openende ventilatieklep worden beïnvloed zodat bij kleine opening een niet-lineaire betrekking wordt verschaft tussen een doorstroomopening voor de ventilatielucht en een bijbehorende relatief bewegingstraject van het paneel ten opzichte van het omtrekraamwerk.

De uittredehoek van de lucht bij de kleinste opening van de ventilatieklep (ongeveer 1% of minder) is door een jetinlaat bepaald op 20° of daaromtrent. Tot ongeveer 50% opening blijft de uittredehoek van de lucht 20°. Door de betere worp in het minimum gebied van het luchtinlaatventiel wordt het mogelijk om bij kleine verversingbehoefte de hoeveelheid binnenkomende lucht verder terug te brengen per luchtinlaatventiel, van bijvoorbeeld nu ca. 250 m3 naar ca. 25 m3 bij 20 pa onderdruk. Hierdoor behoeven geen luchtinlaatventielen handmatig gesloten te worden, maar kunnen te allen tijde alle luchtinlaatventielen in gebruik blijven, waardoor de luchtverdeling over de lengte van de stal beter blijft. De ventilatielucht bij gelijke snelheid door de specifieke rechthoekige doorsnede opening, van bij voorkeur 8x2.5cm, beter gebundeld binnen komen waardoor er een goede worp kan worden gegarandeerd.

Verder is het van voordeel om de ventilatieklep in gesloten positie volledig luchtdicht te maken om vastvriezen van het bewegende paneel door leklucht tegen te gaan. Het bewegende paneel kan daartoe rondom worden voorzien van “tochtstrippen” om dergelijke leklucht te beperken.

Een bijzondere optie wordt gevormd door een separaat opzetstuk dat kan worden gecombineerd met een bestaande of al eerder in een object aangebrachte, eventueel niet geïsoleerd ventilatieklep. Ook met dit opzetstuk kan zowel het openingsgedrag meer geleidelijk worden gemaakt, als ook de richting van de luchtstroom bij kleinere opening gestuurd worden.

Dit opzetstuk met een alineaire randcontour kan als accessoire worden aangeboden voor reeds bestaande en/of eerder geplaatste ventilatiekleppen. Deze zijn in verschillende vormen in de handel en voor elke variant kan een aangepast opzetstuk worden aangeboden. Ook bij deze variant wordt de uittredehoek van de lucht bij benadering of exact 20° tot ongeveer 50% klepopening. Met de contouren van de vrije rand van het opzetstuk volgens de uitvinding kan een andere openingskarakteristiek worden bereikt dan met de conventionele ventilatiekleppen zonder opzetstuk.

Ook het kunnen behouden van een rechthoekige buitenvorm bij de ventilatiekleppen volgens de uitvinding is van voordeel bij het plaatsen ervan in een stal of dergehjk bouwwerk.

De uitvinding zal nu worden verduidebjkt en toegelicht onder verwijzing naar de bijgevoegde tekeningen van voorbeelden van uitvoeringsvormen, waarin:

Figuur 1 in perspectief een ventilatieklep volgens de uitvinding in een eerste uitvoeringsvoorbeeld toont, als gezien vanuit een interieur van een te ventileren ruimte (uitstroomzijde);

Figuur 2 de klep uit Figuur 1 toont als gezien vanaf de tegenoverbggende kant (instroomzijde);

Figuur 3 toont de klep volgens Figuur 1, maar dan in een minimum geopende positie (1% opening);

Figuur 4 toont de klep volgens Figuren 1 en 3, maar dan in een iets verder geopende positie (15% opening);

Figuur 5 toont een doorgesneden helft van de klep in de openingspositie van Figuur 4;

Figuur 6 toont de klep uit de voorafgaande Figuren 1-5 in een half geopende positie;

Figuur 7 toont de klep uit de voorafgaande Figuren 1-6 in een volledig open positie;

Figuur 8 toont in perspectief een ventilatieklep volgens de uitvinding in een tweede uitvoeringsvoorbeeld, als gezien vanuit een interieur van een te ventileren ruimte (uitstroomzijde);

Figuur 9 toont de klep uit Figuur 8 als gezien vanaf de tegenoverliggende kant (instroomzijde);

Figuur 10 toont de klep volgens Figuur 8, maar dan in een minimum geopende positie (1% opening);

Figuur 11 toont de klep volgens Figuren 8 en 10, maar dan in een iets verder geopende positie (15% opening);

Figuur 12 toont de klep uit de voorafgaande Figuren 8-11 in een half geopende positie;

Figuur 13 toont de klep uit de voorafgaande Figuren 8-12 in een volledig open positie; en

Figuur 14 is een grafiek die de betrekking weergeeft tussen een doorstroomopening voor ventilatielucht en een bijbehorende relatieve bewegingspositie van de klep volgens de uitvinding in vergelijking met een klep volgens de stand van de techniek.

Ventilatieklep 1 als getoond in Figuur 1 wordt gevormd door een omtreksraamwerk 3 die een opening omgeeft waarbinnen een beweegbaar paneel 5 is aangebracht.

Deze ventilatieklep 1 is bestemd om te worden gebruikt als luchtinlaatklep in bijvoorbeeld stahnrichtingen zoals beschreven in EP 0 485 036 Al.

Daarbij toont Figuur 1 in perspectief een voorzijde van de lunchtinlaatklep 1, zoals gezien vanuit een interieur van een gebouw waarin deze bestemd is om te worden aangebracht. Figuur 2 toont dezelfde luchtinlaatklep 1 vanaf zijn achterkant, dat wil zeggen de in gebruik naar de buitenzijde van het gebouw gekeerde zijde. De ventilatieklep 1 is in de Figuren 1 en 2 in een volledig gesloten positie afgebeeld.

Het omtreksraamwerk 3 als getoond in de Figuren 1 en 2 is in hoofdzaak rechthoekig met twee paren in tegenoverliggende rechthoekszijden en beschikt over een insteekdeel 7 voor opname in een muur van een gebouw en een buitenwaards gerichte flensrand 9 om aan te liggen tegen de binnenmuur van het gebouw. Het paneel 5 is door middel van scharnieren 11, 13 langs een onderrand scharnierend bevestigd aan het omtreksraamwerk 3. In de nabijheid van een bovenste vrije rand 14 van het paneel 5 is een bovenste horizontale rechthoekzijde van het omtreksraamwerk 3 voorzien van een zich in de openingsrichting van het paneel 5 uitstrekken de geprofileerde rand 15. De rand 15 sluit met een alineaire randcontour 17 aan op de bovenste vrije rand 14 van het paneel 5.

Deze in het omtreksraamwerk 3 geïntegreerde randcontour 17 van de geprofileerde rand 15 beïnvloedt bij openen van het paneel 5 het verloop van vrijgeven van een doorstroomoppervlak tussen de vrije rand 14 van het paneel 5 en de randcontour 17. Daardoor wordt het effectief vrijgegeven doorstroomoppervlak in een non-lineaire relatie gebracht met het in hoofdzaak lineair openende paneel 5. Verder is de geprofileerde rand 15 voorzien van een jetinlaat 19, waarvan de werking hieronder nog nader zal worden beschreven. Zoals te zien is in Figuur 2 heeft de ventilatieklep 1 aan de instroomzijde van het insteekdeel 7 aërodynamisch gevormde zijwandenen boven- en onderranden 21, 23, waarmee een instroomopening 25 wordt begrensd. In deze instroomopening 25 aangebrachte tussenschotten 27, 29 zijn bij voorkeur ook aërodynamisch van vorm en hebben dan een ovaalvormige dwarsdoorsnede.

In Figuur 3 is de ventilatieklep 1 getoond in een aanvankelijk net geopende positie. De openingsstand van het paneel 5 zal in de navolgende beschrijving, zoals ook in de praktijk gebruikelijk, als percentage worden weergegeven. Daarbij komt een volledig gesloten positie van het paneel 5, en daarmee van de ventilatieklep 1, overeen met een openingsstand van 0%. Een volledig geopende positie komt dan overeen met een openingsstand van 100%. De verschillende openingsstanden van het paneel 5 worden ingesteld door een kabelbedieningssysteem (niet getoond, maar conventioneel), waarbij het paneel 5 veerbelast naar de volledig gesloten positie wordt gedwongen (eveneens niet getoond, maar ook conventioneel). Ook wordt voor het bedienen van het kabelsysteem vaak een computergestuurde besturingseenheid gebruikt die automatisch reageert op ontvangen meetsignalen betreffende binnenluchtparameters van de te ventileren ruimte. Dergelijke besturingseenheden zijn in de handel verkrijgbaar en vormen geen onderwerp van de hier beschreven uitvinding.

De in Figuur 3 getoonde openingsstand van het paneel 5 ten opzichte van het omtreksr aam werk 3 komt overeen met in hoofdzaak 1%. Bij deze openingsstand is een met het referentiecijfer 31 aangegeven initiële doorstroomopening ontstaan tussen de vrije rand 14 van het paneel 5 en de jetinlaat 19. Met behulp van de jetinlaat 19 wordt ervoor gezorgd dat ook bij een minimaal debiet van toegelaten ventilatielucht een luchtstroom met een goede “worp” wordt verkregen. Bij voorkeur heeft de initiële jetopening 31 die met de jetinlaat correspondeert een breedte-afmeting tussen 2 en 3 cm, meer precies 2,5 cm, en een lengte-afmeting tussen 7 en 10 cm, meer precies 8 cm. Hierdoor houdt de luchtstroom een zodanige massadichtheid en concentratie, dat een in hoofdzaak laminaire luchtstroom wordt verkregen. Bovendien wordt door de jetinlaat 19 een uittredehoek voor de luchtstroom van bij benadering of exact 20° bereikt. Daarmee wordt ook de minimale luchtverversingsstroom goed vermengd alvorens de binnenkomende lucht de plaats bereikt in een ruimte waar dieren of planten zich bevinden.

In Figuur 4 is het paneel 5 wederom verder geopend ten opzichte van het omtreksraamwerk 3. In deze stand wordt een doorstroomopening 33 begrensd door de vrije langsrand 14 van het paneel 5 en de alineaire randcontour 17. De alineaire randcontour 17 wordt meer bijzonder gevormd door divergerende randdelen 17A, 17B, die zich links en recht van de centrale jetinlaat 19 uitstrekken. Zolang de vrije langsrand 14 van het paneel 5 beweegt tussen de standen getekend in de Figuren 3 en 4 beweegt, zal de toename van de doorstroomopening 33 non-hneair zijn ten opzichte van de openingshoek van het paneel 5. De openingsstand in Figuur 4 komt overeen met 15% van de volledig geopende positie en ligt op de overgang van het non-lineaire openingsbereik en het verder lineaire openingsbereik van de ventilatieklep 1.

In figuur 5 is een doorsnede getoond van de ventilatieklep 1 met het paneel 5 in een gedeeltelijk geopende stand, zoals in Figuur 4. In de doorsnede is herkenbaar dat de ventilatieklep 1 vervaardigd is uit een thermisch isolerend kunststof materiaal. Een geschikt materiaal hiervoor is polyurethaan, dat in een mal kan worden gevormd. Het is daardoor mogelijk om zowel het omtreksraamwerk 3 en het paneel 5 in een enkele productiestap te vormen. Voor de samenbouw tot ventilatieklep is het dan alleen nog nodig om de scharnieren 11, 13 aan te brengen. Een geïsoleerde ventilatieklep 1 geeft nog betere mogelijkheden om het binnenklimaat van een ruimte waarin dieren of planten worden gehouden op een efficiënte manier te beheersen. De naar de verschillende elementen verwijzende verwijzingscijfers in Figuur 5 zijn dezelfde als beschreven voor de Figuren 1-4 en dienen ter verdere verduidelijking van de constructie. Verder is in Figuur 5 aangegeven met de referentiecijfers 35, 37 en 39 waar langs het paneel 5 afdichtingen kunnen worden aangebracht om leklucht in openingsstanden tussen de 0% en 15% (het niet-lineaire gebied) te beperken. Vooral in deze beperkte openingsstanden is leklucht niet gewenst vanwege het grote risico van ijsvorming en vastvriezen. Zoals Figuur 5 laat herkennen, bevindt de verticale rand 35 van het paneel 5 zich nog nagenoeg volledig binnen het omtreksraamwerk 3. Een afdichtingsstrip 37 aan de scharnierzijde van het paneel 5 zal in het niet-lineaire gebied zijn effectiviteit behouden.

Een afdichtingsstrip 39 aan de bovenrand 14 van het paneel 5 kan alternatief ook zijn aangebracht aan de binnenzijde van de geprofileerde rand 15.

De ventilatieklep 1 als getoond in Figuur 6 geeft een half-geopende positie weer. In Figuur 7 is vervolgens de volledig geopende positie getoond. De eerder besproken referentiecijfers zijn ook weer opgenomen in de Figuren 6 en 7 ter verduidelijking van de constructie, maar behoeven in dit verband geen nadere bespreking meer.

In een alternatief uitgevoerde ventilatieklep 101 is getoond in de Figuren 8-13. Deze ventilatieklep 101 is in Figuur 8 getoond in volledig gesloten toestand zoals gezien vanuit een te ventileren ruimte. Figuur 9 toont de ventilatieklep 101 vanaf de tegenoverliggende luchtinlaatzijde. De hier getoonde ventilatieklep 101 wordt gevormd door een conventionele ventilatieklep te voorzien van een separaat aangebracht randopzetstuk 115. De conventionele ventilatieklep wordt hier gevormd door omtreksraamwerk 103 en scharnierend paneel 105. Bij deze alternatieve ventilatieklep 101 zullen voor functioneel vergelijkbare elementen zoveel mogelijk dezelfde referentiecijfers worden gebruikt, vermeerderd met 100, als bij de hiervoor beschreven uitvoeringsvariant. Het randopzetstuk 115 is voorzien van een afstaande flensrand 141 die samenvalt met een naar buiten gerichte flensrand 109 van het omtreksraamwerk 103. De constructie is daarbij zodanig dat de afstaande flensrand 141 van het randopzetstuk 115 zoveel mogelijk luchtdicht bevestigbaar is aan het bovenste deel van de flensrand 109 van het omtreksraamwerk 103. Hiervoor kunnen schroeven, klemmen of andere geschikte bevestigingsmiddelen worden gebruikt. Ook het conventionele deel van de luchtinlaatklep 101 is voorzien van een insteekdeel 107 voor opname in de muur van een gebouw waarin zich de te ventileren ruimte bevindt. De boven- en onderranden aan de luchtinlaatzijde, alsmede tussenschotten 127, 129 hebben hier geen aërodynamisch aangepaste vorm, maar zijn wel zo dun mogelijk uitgevoerd om de instromende lucht zo min mogelijk te belemmeren. Verder is te zien in Figuur 8, dat het randopzetstuk 115 met een randcontour 117 aansluit op een vrije rand 114 van het paneel 105. De rand contour 117 wordt wederom gevormd door divergerende randdelen 117A, 117B ter weerszijden van een centrale jetinlaat 119.

In Figuur 10 is de ventilatieklep 101 getoond met het paneel 105 in een initiële geopende stand ten opzichte van het omtreksraamwerk 103, die overeenkomt met 1% van de totale opening. In deze stand wordt begrensd door de jetinlaat 119 een initiële jetopening 131 vrijgegeven door de vrije rand 114 van het paneel 105. De jetinlaat 119 kan daarbij weer zo gepositioneerd zijn dat de uittredehoek van de luchtstroom weer 20° benadert.

In een verder geopende stand zoals getoond in Figuur 11 heeft de vrije rand 114 van het paneel 105 een doorstroomopening 133 vrijgegeven, die wordt begrensd door de divergerende randdelen 117A, 117B, de tunnelinlaat 119 en de vrije rand 114 van het paneel zelf. Deze stand van het paneel 105 komt overeen met 15% van de volledig geopende positie en vertegenwoordigt het einde van het niet-lineaire regelbereik van de ventilatieklep 101. De overige referentiecijfers zijn wederom overeenkomstig de Figuren 8-10 aangegeven om de constructie verder te verduidelijken.

De Figuren 12 en 13 geven vervolgens de half geopende en volledig geopende posities weer van de ventilatieklep 101. Bij de hier beschreven alternatieve ventilatieklep 101 heeft het separate randopzetstuk 115 het voordeel, dat dit ook kan worden aangebracht op eerder geïnstalleerde conventionele ventilatiekleppen.

Het effect van de geprofileerde rand, of het geprofileerde randopzetstuk van de hiervoor beschreven uitvoeringsvarianten is geïllustreerd in de grafiek van Figuur 14. Op de horizontale as van de grafiek is de lengteverplaatsing in centimeters (cm) aangegeven van een bedieningskabel voor het openen en sluiten van de draaibare panelen. Deze lengteverplaatsing heeft een in hoofdzaak lineaire relatie met de openingsstand van het door de bedieningskabel geopende paneel. Langs de verticale as van de grafiek in Figuur 4 is de luchtdoorstroomcapaciteit in kubieke meters per uur (m3/h) uitgezet van een ventilatieklep volgens de uitvinding. De gestippelde lijn geeft het verloop weer van een conventionele ventilatieklep, terwijl de volle lijn (met “JET 20Pa” aangeduid) het verloop weergeeft van de ventilatieklep volgens de uitvinding. Duidelijk is te zien dat de betrekking tussen de openingsstand van de ventilatieklep volgens de huidige uitvinding in het bereik tussen 2,5 en 10 cm verplaatsing een aanmerkelijk vlakker verloop heeft. Dit bereik dat in de grafiek is aangegeven met “JET” komt overeen met een paneel openingsstand tussen 1% en 15% en maakt het mogelijk om bij een minimale luchtverversings-behoefte nauwkeuriger te regelen met behoud van een goede worp.

Het zal duidelijk zijn dat voor het instellen van de openingsstanden gebruik kan worden gemaakt van een automatisch besturingssyteem dat reageert op meetsignalen van de in de te ventileren ruimte gemeten parameters die van belang zijn voor het gewenste luchtkhmaat in die ruimte.

Aldus voorziet de uitvinding in een ventilatieklep (1; 101) voor ventilatie van een ruimte voor het houden van dieren of planten, is voorzien van een opening bepalend omtrekraamwerk (3; 103) voor montage in een wand van die ruimte, en een beweegbaar paneel (5; 105). Het paneel (5; 105) is beweegbaar bevestigd aan het omtrekraamwerk (3; 103) om ten opzichte daarvan relatief te kunnen worden bewogen tussen een volledig gesloten positie, waarbij in hoofdzaak geen ventilatielucht tussen het omtrekraamwerk en het paneel kan passeren, en een volledig open positie waarbij in hoofdzaak de volledige opening beschikbaar is voor passage van ventilatielucht. Aan het omtrekraamwerk (3; 103) is een geprofileerde rand aangebracht die in een bereik tussen de volledig gesloten positie en een vooraf bepaalde gedeeltelijk geopende positie een niet-lineaire betrekking verschaft tussen een doorstroomopening voor de ventilatielucht en een bijbehorende relatieve bewegingspositie van het paneel (5; 105) ten opzichte van het omtrekraamwerk (3; 103). Ook is door de uitvinding voorzien in een ventilatiesysteem voor het ventileren van een ruimte voor het houden van dieren of planten, met minstens een enkel exemplaar van de ventilatieklep en met middelen voor het uitvoeren van de werkwijzestappen van periodiek bepalen van parameters van in de ruimte aanwezige binnenlucht, en verstellen van de openingspositie van de ventilatieklep op basis van de bepaalde parameters van de binnenlucht.

De uitvoering en de werking van de uitvinding worden verondersteld duidelijk te blijken uit de voorafgaande beschrijving. De uitvinding is evenwel niet beperkt tot om het even welke hierin beschreven uitvoeringsvorm en, binnen het vermogen van de deskundige, zijn er veranderingen mogelijk die binnen de omvang van de bescherming geacht worden te liggen. Ofschoon bij de beschreven uitvoeringsvoorbeelden de geprofileerde rand, waarmee de effectieve doorstroomopening non-lineair wordt gemaakt van de openingspositie van het paneel, aan het omtrekraamwerk is aangebracht, kan deze geprofileerde rand ook onderdeel zijn van een vrije rand van het beweegbare paneel. Verder laten de beschreven uitvoeringsvoorbeelden telkens een scharnierend paneel zien. Het zal de deskundige duidelijk zijn dat een beweegbaar paneel ook een schuifbaar paneel kan zijn, zoals in het eerder genoemde document EP 0 485 036 Al is beschreven. Ook bij een verschuifbaar paneel kan een geprofileerde rand met succes aan het paneel of aan het omtreksraamwerk worden aangebracht.

Eveneens zijn alle kinematische omkeringen binnen de beschermingsomvang van de onderhavige uitvinding begrepen. Uitdrukkingen, zoals “bestaand uit”, wanneer gebruikt in deze beschrijving of de bijgaande conclusies, moeten niet als een uitputtende opsomming, maar eerder in een inclusieve betekenis van “minstens bestaand uit”, worden opgevat. Uitdrukkingen zoals: "middelen voor..." moeten worden gelezen als: "component gevormd voor..." of "element geconstrueerd om..." en dienen te worden opgevat alle equivalenten voor de beschreven constructies mede te omvatten. Het gebruik van uitdrukkingen als: "kritisch", "voordelig", "gewenst" enz., is niet bedoeld om de uitvinding te beperken. Bovendien kunnen ook bij de deskundige bekende eigenschappen, die niet specifiek of uitdrukkelijk worden beschreven of vereist, in de constructie volgens de uitvinding worden omvat zonder dat daarmee wordt afgeweken van de beschermingsomvang.

Claims

1. Ventilatieklep voor ventilatie van een ruimte voor het houden van dieren of planten, welke ventilatieklep voorzien is van: een opening bepalend omtrekraamwerk voor montage in een wand van de ruimte voor het houden van dieren of planten, en een paneel dat beweegbaar is bevestigd aan het omtrekraamwerk om ten opzichte daarvan relatief te kunnen worden bewogen tussen een volledig gesloten positie, waarbij in hoofdzaak geen ventilatielucht tussen het omtrekraamwerk en het paneel kan passeren, en een volledig open positie waarbij in hoofdzaak de volledige opening beschikbaar is voor passage van ventilatielucht, waarbij aan het omtrekraamwerk een geprofileerde rand is aangebracht die in een bereik tussen de volledig gesloten positie en een vooraf bepaalde gedeeltelijk geopende positie een niet-lineaire betrekking verschaft tussen een doorstroomopening voor de ventilatielucht en een bijbehorende relatieve bewegingspositie van het paneel ten opzichte van het omtrekraamwerk.

2. Ventilatieklep volgens conclusie 1, waarbij de vooraf bepaalde gedeeltelijk geopende positie tussen 1% en 15% bedraagt van de volledig open positie.

3. Ventilatieklep volgens conclusie 2, waarbij in een bereik van de relatieve positie tussen 0% en 1% van de volledig open positie uitsluitend een jetinlaat wordt vrijgegeven.

4. Ventilatieklep volgens conclusie 3, waarbij de geprofileerde rand voorzien is van een randcontour met vanaf de jetinlaat ter weerszijden divergerende randdelen.

5. Ventilatieklep volgens conclusie 3 of 4, waarbij de tunnelinlaat een rechthoekige dwarsdoorsnede heeft met een hoogte/breedte-verhouding van 2 tot 5.

6. Ventilatieklep volgens conclusie 5, waarbij de hoogte/breedte-verhouding dichter bij een waarde van 3 ligt, dan bij een waarde van 2 of van 5.

7. Ventilatieklep volgens een van de conclusies 1 tot en met 6, waarbij in het bereik van de vooraf bepaalde gedeeltehjk geopende positie de niet-lineaire betrekking tussen de doorstroomopening en de bijbehorende relatieve bewegingspositie van het paneel een parabolische betrekking is.

8. Ventilatieklep volgens een van de conclusies 2 tot en met 7, waarbij in een openingsbereik van het paneel boven 15% van de relatieve bewegingspositie voor de volledig open positie, de betrekking tussen de doorstroomopening en de bijbehorende relatieve bewegingspositie van het paneel lineair is.

9. Ventilatieklep volgens een van de conclusies 1 tot en met 8, waarbij het paneel scharnierend verbonden is met het omtrekraamwerk en waarbij de relatieve bewegingspositie van het paneel ten opzichte van het omtrekraamwerk een openingshoek is.

10. Ventilatieklep volgens conclusies 1 tot en met 9, waarbij het omtrekraamwerk rechthoekig is met twee paren tegenoverliggende rechthoekzij den.

11. Ventilatieklep volgens conclusie 10, waarbij het paneel scharnierend is rond een scharnieras, die zich uitstrekt evenwijdig aan een enkel paar van de tegenoverliggende rechthoekzij den.

12. Ventilatieklep volgens conclusie 11, waarbij de scharnieras zich uitstrekt in de nabijheid van een enkele van de rechthoekzij den.

13. Ventilatieklep volgens een van de conclusies 1 tot en met 12, waarbij het paneel veerbelast is voor een veergedwongen terugkeer naar de gesloten positie.

14. Ventilatieklep volgens conclusie 3 of 4, waarbij het paneel in een openingsbereik van de relatieve positie tussen 0% en 15% van de volledig open positie rondom is afgedicht ten opzichte van het omtrekraamwerk met inbegrip van de geprofileerde rand.

15. Ventilatieklep volgens conclusie 14, waarbij het beweegbare paneel rondom is voorzien van tochtstrippen.

16. Ventilatieklep volgens een van de conclusies 1 tot en met 15, waarbij de geprofileerde rand deel uitmaakt van het omtrekraamwerk.

17. Ventilatieklep volgens conclusie 16, waarbij de geprofileerde rand is uitgevoerd als een opzetstuk dat is ingericht om achteraf aan het omtreksraamwerk te worden bevestigd.

18. Ventilatieklep volgens conclusie 16, waarbij de geprofileerde rand is uitgevoerd als een integraal deel van het omtreksraamwerk.

19. Werkwijze voor het ventileren van een ruimte voor het houden van dieren of planten, waarbij de volgende stappen worden uitgevoerd: verschaffen van minstens een enkele ventilatieklep volgens een van de voorafgaande conclusies 1 tot en met 18, periodiek bepalen van parameters van in de ruimte aanwezige binnenlucht, en verstellen van de openingspositie van de ventilatieklep in reactie op de bepaalde parameters van de binnenlucht.

20. Ventilatiesysteem voor het ventileren van een ruimte voor het houden van dieren of planten, voorzien van minstens een enkele ventilatieklep volgens een van de conclusies 1 tot en met 18 en van middelen voor het uitvoeren van de werkwijze volgens een van conclusie 19.

21. Ventilatiesysteem volgens conclusie 20, waarbij de middelen voor het uitvoeren van de werkwijze voorzien zijn van een besturingseenheid voor het verstellen van de openingspositie van de ventilatieklep in reactie op ontvangen meetsignalen betreffende parameters van de binnenlucht.

22. Ruimte voor het houden van dieren of planten voorzien van het ventilatiesysteem volgens een van de conclusies 20 of 21 en verder voorzien van een luchtafzuiging voor het afvoeren van gebruikte binnenlucht en voor het in stand houden van een vooraf bepaalde onderdruk van de binnenlucht in de ruimte.

23. Ruimte volgens conclusie 22, waarbij de vooraf bepaalde onderdruk 1 pa per meter stalbreedte bedraagt.