NL9002417A - Ventilatie-inrichting. - Google Patents

Description

Titel: Ventilatie-inrichting

De uitvinding heeft betrekking op een ventilatie-inrichting voor een ruimte, in het bijzonder een stalruimte, voorzien van middelen voor het creëren van een onderdruk in de ruimte en"middelen voor het toelaten van buitenlucht in de ruimte.

Een dergelijk ventilatiesysteem heeft als doel het binnenklimaat in een ruimte te handhaven of te verbeteren door binnenlucht te vervangen door buitenlucht. Bij toepassing in de agrarische sector, in het bijzonder in de intensieve veehouderij, wordt geventileerd om het klimaat rondom de dieren te beïnvloeden. Het betreft hier voornamelijk de pluimveehouderij (slachtkuikens, leghennen, ouderdieren) en de varkenshouderij (mestvarkens, zeugen).

Door ventileren wordt enerzijds de lucht ververst, waarbij zuurstof wordt aangevoerd en kooldioxide en ammoniak worden afgevoerd en anderzijds in warme periodes warmte van de omgeving van de dieren wordt afgevoerd. Naast het vervangen van lucht voor de genoemde doelen kan met het ventileren worden gezorgd voor een juiste menging van de toegevoerde lucht met de stallucht. Bekende mechanische ventilatie-inrichtingen van de genoemde soort omvatten regelbare afzuigventilatoren en buitenlucht-inlaatopeningen.

Het doel van de uitvinding is de regelbaarheid, in het bijzonder de klimaatregeling in de directe omgeving van dieren in de stalruimte, met behulp van eenvoudige middelen te verbeteren, waarbij alle dieren worden voorzien van voldoende verse lucht, zonder tocht en zonder overmatige warmte-afvoer.

Hiertoe zijn volgens de uitvinding de buitenlucht-inlaatmiddelen voor het creëeren van verschillende luchtstromen in de ruimte, ingericht voor het in verschillende richtingen geleiden van instromende buitenlucht.

Met de ventilatie-inrichting volgens de uitvinding is het derhalve mogelijk de instromende buitenlucht in verschillende circulatiepatronen te sturen waarbij de buitenlucht eerst door de ruimte boven de dieren stroomt en pas daarna, gemengd met stallucht over de dieren wordt verdeeld-Wanneer daarbij de behoefte aan koeling in de omgeving van de dieren groter wordt dan de behoefte aan luchtverversing, wordt het luchtcirculatiepatroon zodanig gewijzigd dat de instromende buitenlucht eerst over de dieren wordt geleid waardoor meer warmte uit de directe omgeving van de dieren wordt afgevoerd terwijl de lucht in de stalruimte toch voldoende wordt ververst.

In nadere uitwerking van de uitvinding kan daarbij tegelijkertijd de buitenlucht-instroomopening bij de inlaatmiddelen worden gevarieerd. Daardoor kan het debiet van de instromende lucht, bij voorbeeld afhankelijk van de temperatuurverhouding buitenlucht/stallucht, voor een optimale instelling op de heersende omstandigheden in een bepaalde stal worden gevarieerd.

In een praktische uitvoeringsvorm van de uitvinding zijn de buitenlucht-inlaatmiddelen voorzien van twee, in grootte regelbare inlaatopeningen die in hoofdzaak zijn gericht naar respectievelijk de ruimte boven het dierniveau en naar het dierniveau.

Door middel van de naar de ruimte boven het dierniveau gerichte opening kan een nauwkeurige regeling van de minimum-of winterventilatie worden bereikt, waarbij een luchtsnelheid en een bovenlangs luchtbewegingspatroon worden gecreëerd die zorgen voor een optimale menging van koude buitenlucht met warme stallucht vóórdat de ververste koudere lucht de dieren bereikt. Met de andere opening, die naar het dierniveau is gericht, kan een luchtbewegingspatroon worden ingesteld dat verse lucht direct bij de dieren brengt. De temperatuur op dierniveau is dan nagenoeg gelijk aan de intredetemperatuur, zodat optimale koeling wordt verkregen.

Doordat de lucht met een, afhankelijk van de condities van het buitenklimaat, zo laag mogelijke temperatuur en zo laag mogelijke luchtvochtigheid over de dieren wordt verdeeld, kunnen de dieren hun warmte makkelijk afstaan. De met de inrichting volgens de uitvinding bereikbare twee separate lucht-bewegingspatronen bereiken hun optimale effect doordat zij niet tegelijkertijd optreden. Bij bekende systemen waarbij slechts één bewegingspatroon mogelijk is of waarbij verschillende bewegingspatronen tegelijkertijd kunnen optreden, treedt koude-luchtval op, respectieveijk is de minimum ventilatie slecht regelbaar.

Bij voorkeur zijn volgens de uitvinding de twee buitenlucht-inlaatopeningen tegelijkertijd aanstuurbaar, waarbij de twee openingen in een bepaalde verhouding en met een onderlinge vertraging ten opzichte van elkaar openen, respectievelijk sluiten. Hierdoor is gewaarborgd dat, behalve in de korte omschakelperiode, in de stalruimte telkens slechts één luchtbewegingspatroon aanwezig is.

Een eenvoudige technische uitvoering van de inlaatmiddelen is die waarbij twee schuiven gecontroleerd beweegbaar zijn in een frame met twee door de schuiven afsluitbare openingen in verschillend hellende vlakken, waarbij hetzij beide openingen gesloten zijn, hetzij het openen van de ene opening gepaard gaat met het sluiten van de andere opening.

Voor het optimaliseren van een gekozen luchtbeweging kunnen additionele luchtgeleidingsmiddelen worden toepgepast.

Ter verduidelijking van de uitvinding zal, onder verwijzing naar de tekening, een uitvoeringsvoorbeeld van de ventilatie-inrichting worden beschreven.

Fig.l en 2 tonen schematisch de twee mogelijke luchtstromingspatronen in een ruimte; fig.3 is een vergroot schematisch doorsnede-aanzicht van de luchtinlaatmiddelen bij de ruimte volgens fig.l; fig.4 toont het detail van fig.3 in perspectief en met uiteen getekende delen; en fig.5 toont een bewegingsvolgorde van de schuiven bij de 1ucht inlaatmiddelen.

Volgens de tekening, in het bijzonder fig.l en 2, is in een stal 1 voor het ventileren van de stalruimte S, een ventilator 2 aangebracht die in de richting van de pijl lucht uit de stal 1 afvoert, terwijl verse buitenlucht wordt toegelaten via luchtinlaatmiddelen die in hun geheel zijn aangegeven met het cijfer 3. Met behulp van de luchtinlaatmiddelen 3, waarop nader zal worden ingegaan, kunnen verschillende luchtcirculatiestromingen worden opgewekt, zoals in de figuren 1 en 2 aangegeven.

Zoals blijkt uit de figuren 3 en 4 omvatten de luchtinlaatmiddelen 3 een frame 4 dat twee luchtinlaat-openingen 5 en 6 heeft, die in verschillende vlakken liggen zodat instromende luchtvia de opening 5 in de richting van de pijl A stroomt en via de opening 6 via de pijl B.

Voor het openen en sluiten van de openingen 5 en 6 kan gebruik worden gemaakt van schuiven 7 en 8, die elk zijn voorzien van een opening 9, resp.10. Door de schuifopeningen 9 en 10 meer of minder in overlapping te brengen met de frame-openingen 5 en 6 kan de grootte van deze openingen 5 en 6 worden gecontroleerd.

In de stalruimte S is in de figuren 1 en 2 een benedenzone AL aangegeven, welke het dierniveau zal worden genoemd, nl. het niveau waar dieren in de stal zijn opgesteld. Afhankelijk daarvan of de opening 5 in het frame 4, dan wel de opening 6 is geopend, wordt door de onderdruk die door de ventilator 2 in de stalruimte S wordt opgewekt, verse buitenlucht hetzij in de richting van de pijl A, hetzij volgens de pijl B toegelaten en zal zich automatisch een luchtcirculatiepatroon zoals weergegeven in fig.l dan wel als weergegeven in fig.2, instellen.

Bij een circulatiepatroon volgens fig.l zal de koudere buitenlucht eerst door de ruimte boven de dieren stromen, zich daar met stallucht mengen en pas daarna over de in de zone AL opgestelde dieren verdelen. In het geval er behoefte is aan meer koeling in de omgeving van de dieren wordt het luchtcirculatiepatroon volgens fig.2 ingesteld, waarbij de instromende buitenlucht eerst over de dieren wordt geleid waardoor meer warmte uit de directe omgeving van de dieren wordt afgevoerd

Daar de afgebeelde luchtcirculatie-patronen zich alleen instellen indien slechts één van de openingen 5 of 6 is geopend, moet voor overschakeling de geopende opening sluiten wanneer de gesloten opening wordt geopend.

Een dergelijk overgangsschema is afgebeeld in fog.5.

Fig.5A geeft de situatie weer waarbij beide openingen 5 en 6 zijn gesloten. Fig.5B toont het openen van de opening 5 en fig.5C toont de opening 5 in de geheel geopende toestand, terwijl de opening 6 nog steds gesloten is. Het openen van de opening 6, terwijl tegelijkertijd de opening 5 wordt gesloten, is afgebeeld in fig 5D. Ten slotte toont fig.5E de opening 6 geheel geopend, terwijl de opening 5 geheel gesloten is.

Het is duidelijk dat de uitvinding niet is beperkt tot de afgebeelde uitvoeringsvorm. Zo kunnen de luchtinlaatmiddelen op een andere plaats in de stal zijn opgesteld en kunnen deze anders zijn uitgevoerd dan gecontroleerd door middel van schuiven.

Claims (5)

1. Ventilatie-inrichting voor een ruimte, in het bijzonder en stalruimte, voorzien van middelen voor het opwekken van een onderdruk in de ruimte en middelen voor het toelaten van buitenlucht in de ruimte, met het kenmerk, dat de buitenlucht-inlaatmiddelen (3) voor het creëren van verschillende luchtstromen in de ruimte (S) zijn ingericht voor het in verschillende richtingen (A,B) geleiden van instromende buitenlucht.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de of elke lucht-instroomopening (5,6) bij de buitenlucht-inlaatmiddelen (3) variabel is.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de buitenlucht-inlaatmiddelen (3) zijn voorzien van twee, in grootte regelbare inlaatopeningen (5,6) die in hoofdzaak enerzijds zijn gericht naar de ruimte boven het dier-opstelniveau (AL) en anderzijds naar het dier-opstelniveau (AL) .

4·. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de twee buitenlucht-inlaatopeningen (5,6) tegelijkertijd aanstuurbaar zijn, waarbij de openingen (5,6) in een bepaalde verhouding en met een onderlinge vertraging ten opzichte van elkaar openen, respectievelijk sluiten.

5. Inrichting volgens conclusie 3 of 4, gekenmerkt door twee van schuiven (7,8) die gecontroleerd beweegbaar zijn in een frame (4) met twee door de schuiven (7,8) afsluitbare openingen (5,6) in verschillend hellende vlakken, waarbij hetzij beide openingen (5,6) gesloten zijn, hetzij het openen van de ene opening gepaard gaat met het sluiten van de andere opening.