NL2011749C2 - SYSTEM FOR DETECTING THE PRESENCE OF ANIMALS, IN PARTICULAR ALSO THE IDENTITY OF THE ANIMAL IN A MULTIPLE OF SUB-AREAS. - Google Patents

SYSTEM FOR DETECTING THE PRESENCE OF ANIMALS, IN PARTICULAR ALSO THE IDENTITY OF THE ANIMAL IN A MULTIPLE OF SUB-AREAS. Download PDF

Info

Publication number
NL2011749C2
NL2011749C2 NL2011749A NL2011749A NL2011749C2 NL 2011749 C2 NL2011749 C2 NL 2011749C2 NL 2011749 A NL2011749 A NL 2011749A NL 2011749 A NL2011749 A NL 2011749A NL 2011749 C2 NL2011749 C2 NL 2011749C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
sub
animal
area
sequence
receiver unit
Prior art date
Application number
NL2011749A
Other languages
Dutch (nl)
Inventor
Bernard Jan Gerrit Schreurs
Original Assignee
Nedap Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Nedap Nv filed Critical Nedap Nv
Priority to NL2011749A priority Critical patent/NL2011749C2/en
Application granted granted Critical
Publication of NL2011749C2 publication Critical patent/NL2011749C2/en

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G01MEASURING; TESTING
    • G01SRADIO DIRECTION-FINDING; RADIO NAVIGATION; DETERMINING DISTANCE OR VELOCITY BY USE OF RADIO WAVES; LOCATING OR PRESENCE-DETECTING BY USE OF THE REFLECTION OR RERADIATION OF RADIO WAVES; ANALOGOUS ARRANGEMENTS USING OTHER WAVES
    • G01S13/00Systems using the reflection or reradiation of radio waves, e.g. radar systems; Analogous systems using reflection or reradiation of waves whose nature or wavelength is irrelevant or unspecified
    • G01S13/02Systems using reflection of radio waves, e.g. primary radar systems; Analogous systems
    • G01S13/04Systems determining presence of a target
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01KANIMAL HUSBANDRY; CARE OF BIRDS, FISHES, INSECTS; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
    • A01K1/00Housing animals; Equipment therefor
    • A01K1/12Milking stations
    • A01K1/126Carousels
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01KANIMAL HUSBANDRY; CARE OF BIRDS, FISHES, INSECTS; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
    • A01K11/00Marking of animals
    • A01K11/006Automatic identification systems for animals, e.g. electronic devices, transponders for animals
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01KANIMAL HUSBANDRY; CARE OF BIRDS, FISHES, INSECTS; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
    • A01K29/00Other apparatus for animal husbandry
    • A01K29/005Monitoring or measuring activity, e.g. detecting heat or mating
    • GPHYSICS
    • G01MEASURING; TESTING
    • G01SRADIO DIRECTION-FINDING; RADIO NAVIGATION; DETERMINING DISTANCE OR VELOCITY BY USE OF RADIO WAVES; LOCATING OR PRESENCE-DETECTING BY USE OF THE REFLECTION OR RERADIATION OF RADIO WAVES; ANALOGOUS ARRANGEMENTS USING OTHER WAVES
    • G01S13/00Systems using the reflection or reradiation of radio waves, e.g. radar systems; Analogous systems using reflection or reradiation of waves whose nature or wavelength is irrelevant or unspecified
    • G01S13/74Systems using reradiation of radio waves, e.g. secondary radar systems; Analogous systems
    • G01S13/75Systems using reradiation of radio waves, e.g. secondary radar systems; Analogous systems using transponders powered from received waves, e.g. using passive transponders, or using passive reflectors
    • G01S13/751Systems using reradiation of radio waves, e.g. secondary radar systems; Analogous systems using transponders powered from received waves, e.g. using passive transponders, or using passive reflectors wherein the responder or reflector radiates a coded signal
    • G01S13/758Systems using reradiation of radio waves, e.g. secondary radar systems; Analogous systems using transponders powered from received waves, e.g. using passive transponders, or using passive reflectors wherein the responder or reflector radiates a coded signal using a signal generator powered by the interrogation signal

Description

Titel: Systeem voor het detecteren van de aanwezigheid van dieren, in het bijzonder tevens de identiteit van het dier in een veelvoud van deelgebieden.Title: System for detecting the presence of animals, in particular also the identity of the animal in a plurality of subareas.

De uitvinding heeft betrekking op een systeem voor het detecteren van de aanwezigheid van dieren in een veelvoud van deelgebieden waarbij het systeem is ingericht om per deelgebied te bepalen of daar een dier aanwezig is waarbij de dieren elk zijn voorzien van een label dat reageert wanneer het label in een elektromagnetisch ondervraagveld wordt gebracht, waarbij het systeem is voorzien van tenminste een zendereenheid voor het genereren van een elektromagnetisch ondervraagveld in elk van de deelgebieden, een veelvoud van antenne-eenheden die, in gebruik, dusdanig staan op gesteld dat elk deelgebied is geassocieerd met tenminste een van de antenne-eenheden, tenminste een ontvangereenheid en een multiplexer die enerzijds met de tenminste ene ontvangereenheid is verbonden en die anderzijds selectief met telkens een van de antenne-eenheden kan worden verbonden voor het detecteren van een label van een dier dat zich in een deelgebied bevindt dat is geassocieerd met een antenne-eenheid die selectief is verbonden via de multiplexer met de ontvangereenheid. Indien een label reageert wanneer deze zich in het ondervraagveld bevindt, kan deze reactie een identificatiecode omvatten die is op geslagen in een geheugen van het label. Deze code kan dan met de ontvangereenheid worden ontvangen. Binnen het kader van deze uitvinding geldt dus dat detectie van de aanwezigheid van een dier tevens detectie van een identificatiecode kan omvatten. Deze identificatiecode kan dan in relatie staan of worden gebracht met de identiteit van het dier dat het label draagt.The invention relates to a system for detecting the presence of animals in a plurality of subareas, the system being arranged to determine per subarea whether there is an animal present, the animals each having a label that responds when the tag is placed in an electromagnetic interrogation field, the system being provided with at least one transmitter unit for generating an electromagnetic interrogation field in each of the subareas, a plurality of antenna units which, in use, are arranged so that each subarea is associated with at least one of the antenna units, at least one receiver unit and a multiplexer which is connected on the one hand to the at least one receiver unit and which on the other hand can be selectively connected to one of the antenna units for detecting a label of an animal which is in a sub-area is associated with an antenna unit that s is connected electrically via the multiplexer to the receiver unit. If a tag responds when it is in the interrogation field, this response may include an identification code stored in a memory of the tag. This code can then be received with the receiver unit. Thus, within the scope of this invention, detection of the presence of an animal may also include detection of an identification code. This identification code can then be related to or be related to the identity of the animal that bears the label.

Een dergelijk systeem is bekend en wordt onder meer toegepast op de boerderij, in het bijzonder in een stal van de boerderij. De stal kan bijvoorbeeld een melkstal zijn waarbij de deelgebieden worden gevormd door melkplekken waar de dieren automatisch worden gemolken. De deelgebieden kunnen echter ook worden gevormd door respectievelijke voerplaatsen waar de dieren op automatische wijze worden gevoederd. Ook kunnen de deelgebieden worden gevormd door ligplaatsen in de stal waar dieren kunnen liggen. Hierbij is het bij het bekende systeem de bedoeling dat per deelgebied kan worden bepaald of er een dier aanwezig is of niet. Hiertoe zijn de dieren elk voorzien van een op zich bekend elektromagnetisch label. Dit label kan bijvoorbeeld bestaan uit een op zich bekende oorknop of een bolus die in de maag van het dier is opgenomen.Such a system is known and is used, inter alia, on the farm, in particular in a stable of the farm. The shed can for instance be a milking parlor where the sub-areas are formed by milking places where the animals are automatically milked. However, the subareas can also be formed by respective feeding places where the animals are fed automatically. The sub-areas can also be formed by berths in the stable where animals can lie. With the known system, it is the intention here that per sub-area it can be determined whether an animal is present or not. For this purpose the animals are each provided with an electromagnetic label known per se. This label may, for example, consist of an ear bud known per se or a bolus received in the stomach of the animal.

Ook kan het label bestaan uit een RFID chip die onderhuids is geplaatst. De bekende bolus en oorknop zijn overigens ook in de regel voorzien van een RFID chip. Theoretisch zou het mogelijk zijn om elk deelgebied te voorzien van een lezer om een label te detecteren. Een dergelijke lezer zou dan bestaan uit een zendereenheid en een ontvangereenheid waarbij de lezer een detectiebereik heeft dat juist het betreffende deelgebied bestrijkt. Toch wordt in de praktijk een dergelijk systeem meestal niet toegepast omdat in dat geval elk deelgebied moet worden voorzien van een lezer, dat wil zeggen een zend- en ontvanginrichting. In plaats daarvan kiest men er vaak voor om elk deelgebied te voorzien van tenminste één en in het bijzonder één antenne-eenheid waarbij de antenne-eenheden via een multiplexer met een ontvangereenheid zijn verbonden. Op deze wijze kan met behulp van een enkele ontvangereenheid alle deelgebieden van het systeem worden afgetast door de antenne-eenheden successievelijk één voor één met behulp van een multiplexer met de ontvangereenheid te verbinden. Hierbij kan de zendereenheid een enkele zendereenheid zijn die alle deelgebieden bestrijkt met het elektromagnetisch ondervraagveld. Omdat de ontvangereenheid via de multiplexer telkens met één van de antenne-eenheden wordt verbonden waarbij elke antenne-eenheid althans nagenoeg slechts één deelgebied bestrijkt, kan per deelgebied worden bepaald of er een label aanwezig is. Overigens is het denkbaar dat ook de zendereenheid via de multiplexer met de antenne-eenheid wordt verbonden gedurende de periode dat deze antenne-eenheid via de multiplexer eveneens met de ontvangereenheid is verbonden, één en ander dusdanig dat het elektromagnetisch ondervraagveld per deelgebied wordt opgewekt waarbij dan tegelijkertijd van hetzelfde deelgebied wordt bepaald, met behulp van de betreffende antenne-eenheid en de ontvangereenheid, of er een label aanwezig is. In elk van de bekende systemen is het zo dat de multiplexer een sequentie doorloopt waarbij de antenne-eenheden elk achtereenvolgens één keer met de ontvangereenheid worden verbonden (en eventueel met de zendereenheid) waarna de sequentie zich herhaalt.The label can also consist of an RFID chip that is placed under the skin. The well-known bolus and ear bud are also generally provided with an RFID chip. Theoretically, it would be possible to provide each sub-area with a reader to detect a label. Such a reader would then consist of a transmitter unit and a receiver unit where the reader has a detection range that precisely covers the relevant sub-area. Yet in practice such a system is usually not applied because in that case each sub-area must be provided with a reader, i.e. a transmitting and receiving device. Instead, it is often chosen to provide each sub-area with at least one and in particular one antenna unit, the antenna units being connected to a receiver unit via a multiplexer. In this way all sub-areas of the system can be scanned by means of a single receiver unit by successively connecting the antenna units to the receiver unit one by one with the aid of a multiplexer. The transmitter unit can be a single transmitter unit that covers all sub-areas with the electromagnetic interrogation field. Because the receiver unit is connected to one of the antenna units via the multiplexer, each antenna unit covering at least substantially only one sub-area, it can be determined per sub-area whether a label is present. Incidentally, it is also conceivable that the transmitter unit is also connected to the antenna unit via the multiplexer during the period that this antenna unit is also connected to the receiver unit via the multiplexer, such that the electromagnetic interrogation field is generated per sub-area, in which case it is simultaneously determined from the same sub-area, with the aid of the relevant antenna unit and the receiver unit, whether a label is present. In each of the known systems, the multiplexer goes through a sequence in which the antenna units are successively connected once to the receiver unit (and possibly to the transmitter unit), after which the sequence is repeated.

De uitvinding heeft als doel een efficiënte werking van het systeem te verbeteren. Dienovereenkomstig wordt een systeem volgens de uitvinding gekenmerkt in dat het systeem verder is voorzien van een besturingsinrichting die de multiplexer aanstuurt voor het selecteren van de antenne-eenheden de achtereenvolgens via de multiplexer met de tenminste ene ontvangereenheid worden verbonden waarbij de besturingsinrichting is ingericht om de selectie van de antenne-eenheden, volgens een vooraf bepaalde algoritme, in afhankelijkheid van met welke tenminste ene antenne-eenheid de aanwezigheid van een dier in tenminste een deelgebied is gedetecteerd uit te voeren.The invention has for its object to improve the efficient operation of the system. Accordingly, a system according to the invention is characterized in that the system is further provided with a control device which controls the multiplexer for selecting the antenna units and which are successively connected via the multiplexer to the at least one receiver unit, the control device being adapted to make the selection of the antenna units, according to a predetermined algorithm, depending on with which at least one antenna unit the presence of an animal in at least a sub-area is detected.

Volgens de uitvinding wordt het achtereenvolgens selecteren van de antenne-eenheden die achtereenvolgens via de multiplexer met de tenminste ene ontvangereenheid worden verbonden, afhankelijk gemaakt van met welke antenne-eenheid de aanwezigheid van een dier in tenminste één van de deelgebieden is gedetecteerd. De gedachte hierachter is dat het systeem op deze wijze specifiek kan worden aangepast aan de situatie waarvoor het wordt gebruikt. Deelgebieden betreffen dus bijvoorbeeld plekken waar dieren zich kunnen bevinden en waarbij een verwachtingspatroon gebruikt kan worden betreffende welke deelgebieden bezet zullen gaan worden. Een voorbeeld hiervan betreft bijvoorbeeld de melkstal. Zoals gezegd, fungeert elk deelgebied hierbij als een melkplaats. De melkplaatsen kunnen bijvoorbeeld volgens een rij ten opzichte van elkaar zijn gerangschikt waarbij de melkplaatsen onderling van elkaar zijn gescheiden met hekken. Langs de rij van melkplaatsen kan een gangpad aanwezig zijn dat zich uitstrekt in de richting van de rij waarbij een gangpad een eerste zijde heeft waaraan ingangen van de melkplaatsen grenzen en waarbij een tegenover de eerste zijde gelegen tweede zijde van het gangpad wordt begrensd door een hek dat zich in de lengterichting van het gangpad uitstrekt. Koeien komen op een gegeven moment het gangpad binnen via een ingang waarbij de eerste koe in de regel ineen eerste deelgebied gaat staan dat het verst gelegen is van de ingang. De tweede koe komt vervolgens in het tweede deelgebied te staan dat grenst aan het eerste deelgebied en dat gelegen is tussen het eerste deelgebied en de ingang. Dit gaat zo door tot de gehele rij van deelgebieden vol is. Door het openklappen van hekken bij de ingang van de betreffende deelgebieden, wordt dit op volgorde plaatsen van de koeien geregeld. Als een koe op een deelgebied gaat staan, komt deze met zijn label vaak kort langs de antenne-eenheid zodat de koe kan worden herkend. Zodra de koe helemaal op zijn plek staat in het deelgebied om te worden gemolken is de kans op herkenning weer minder omdat de koe dan stilstaat en het label vaak verder van de antenne-eenheid af staat. Daarom is het belangrijk om het label tijdens het arriveren van het dier op of in het deelgebied zo veel en intensief mogelijk te herkennen. In een dergelijk geval kan het systeem volgens de uitvinding bijvoorbeeld dusdanig zijn ingericht dat wanneer de eerste koe het gangpad binnenloopt het eerste deelgebied met de multiplexer relatief vaker wordt gescand met behulp van de antenne-eenheid die behoort bij het eerste deelgebied dan de andere deelgebieden met de andere antenne-eenheden. Anders gezegd, omdat de verwachting is dat de eerste koe in een eerste deelgebied komt, kan de antenne-eenheid die met dit deelgebied is geassocieerd vaker de beurt worden gegeven. Omdat het mogelijk is dat een koe geen of een defect label heeft zal een tweede deelgebied dat direct grenst aan het eerste deelgebied en tussen het eerste deelgebied en de ingang van het gangpad in ligt, iets vaker de beurt moeten krijgen dan andere deelgebieden die tussen het tweede deelgebied en de ingang van het gangpad in liggen. Dan kan bijvoorbeeld het tweede deelgebied minder vaak met de antenne-eenheid die geassocieerd is met het tweede deelgebied worden bestreken dan het eerste deelgebied. Anderzijds kan het tweede deelgebied met de antenne-eenheid die geassocieerd is met het tweede deelgebied vaker worden bestreken dan de overige deelgebieden niet zijnde de eerste en tweede deelgebieden. Immers, ook de resterende deelgebieden moeten worden bestreken met het systeem omdat, alhoewel een koe wordt verwacht voor het eerste deelgebied, het nog steeds mogelijk is dat een koe tegen de verwachting in, in een ander deelgebied plaatsneemt dan het eerste en tweede deelgebied. Een andere reden dat naast het eerste deelgebied ook het tweede deelgebied moet worden bestreken, zij het met een wat lagere frequentie, is dat het zo kan zijn dat een koe geen label heeft. In dat geval kan het gebeuren dat een koe die geen label heeft, toch plaatsneemt in het eerste deelgebied. Zou het systeem dusdanig zijn ingericht dat alleen maar het eerste deelgebied wordt bestreken omdat men juist daar de eerste koe verwacht en dat men pas het tweede deelgebied gaat bestrijken wanneer daadwerkelijk de eerste koe in het eerste deelgebied is gedetecteerd, zou op deze wijze het systeem kunnen blijven hangen (wanneer in het eerste deelgebied een koe plaatsneemt die niet is voorzien van een label of van een label dat niet functioneert). In dat geval zal, doordat het systeem tevens het tweede deelgebied bestrijkt, zij het met een wat lagere frequentie, toch een tweede koe kunnen worden gedetecteerd die is voorzien van een label en die in een tweede deelgebied plaatsneemt.Is eenmaal een koe in bijvoorbeeld het eerste deelgebied gedetecteerd, dan kan het systeem dusdanig zijn ingericht dat de eerstvolgende plek waar men de volgende koe verwacht, bijvoorbeeld het genoemde tweede deelgebied, vanaf dan met een hogere frequentie wordt geselecteerd om via de multiplexer met de ontvangereenheid te worden verbonden dan de overige deelgebieden. Het derde deelgebied kan dat met een lagere frequentie worden geselecteerd dan het tweede deelgebied en met een hogere frequentie dan de overige deelgebieden.According to the invention, the successive selection of the antenna units which are successively connected via the multiplexer to the at least one receiver unit is made dependent on with which antenna unit the presence of an animal in at least one of the sub-regions is detected. The idea behind this is that the system can in this way be specifically adapted to the situation for which it is used. Sub-areas therefore concern, for example, places where animals can be located and where an expectation pattern can be used regarding which sub-areas will be occupied. An example of this concerns, for example, the milking parlor. As stated, each sub-area functions as a milking parlor. The milking parlors can, for example, be arranged in a row relative to each other, wherein the milking parlors are mutually separated with gates. Along the row of milking parlors, an aisle can be present which extends in the direction of the row, wherein an aisle has a first side to which entrances of the milking places adjoin and wherein a second side of the aisle situated opposite the first side is bounded by a fence which extends in the longitudinal direction of the aisle. At a given moment, cows enter the aisle through an entrance, whereby the first cow generally stands in a first sub-area that is furthest from the entrance. The second cow then comes to stand in the second sub-area adjacent to the first sub-area and located between the first sub-area and the entrance. This continues until the entire row of sub-areas is full. By folding open the gates at the entrance to the relevant sub-areas, this placement of the cows is controlled. When a cow stands on a sub-area, its label often passes briefly along the antenna unit so that the cow can be recognized. As soon as the cow is completely in place in the sub-area to be milked, the chance of recognition is less because the cow is stationary and the label is often further away from the antenna unit. That is why it is important to recognize the label as much and as intensively as possible when the animal arrives on or in the sub-area. In such a case, the system according to the invention can for instance be arranged such that when the first cow enters the aisle, the first sub-area with the multiplexer is scanned relatively more often with the aid of the antenna unit that belongs to the first sub-area than the other sub-areas with the other antenna units. In other words, because the expectation is that the first cow will enter a first sub-area, the antenna unit associated with this sub-area can be used more often. Because it is possible for a cow to have no or a defective label, a second subarea that is directly adjacent to the first subarea and lies between the first subarea and the entrance to the aisle, will have to take a little more turn than other subareas that are between the second sub-area and the entrance to the aisle. Then, for example, the second sub-area can be covered less often with the antenna unit associated with the second sub-area than the first sub-area. On the other hand, the second subarea with the antenna unit associated with the second subarea can be covered more often than the other subareas other than the first and second subareas. After all, the remaining subareas must also be covered with the system because, although a cow is expected for the first subarea, it is still possible that a cow, contrary to expectation, takes place in a different subarea than the first and second subarea. Another reason that in addition to the first sub-area also the second sub-area has to be covered, albeit with a somewhat lower frequency, is that it may be that a cow has no label. In that case it can happen that a cow that does not have a label, nevertheless takes place in the first sub-area. If the system were arranged in such a way that only the first sub-area is covered because the first cow is expected just there and that the second sub-area is not covered until the first cow in the first sub-area is actually detected, the system could in this way stuck (when a cow takes place in the first sub-area that is not provided with a label or with a label that does not function). In that case, because the system also covers the second sub-area, albeit with a somewhat lower frequency, a second cow can be detected which is provided with a label and which takes place in a second sub-area. If the first sub-area is detected, the system can be arranged such that the next place where one expects the next cow, for example the said second sub-area, is then selected with a higher frequency to be connected to the receiver unit via the multiplexer than the other sub-areas . The third subarea can be selected with a lower frequency than the second subarea and with a higher frequency than the other subareas.

Volgens een praktische uitvoeringsvorm geldt dat de besturingsinrichting is verbonden met de tenminste ene ontvangereenheid om te bepalen of met een antenne-eenheid die via de multiplexer met de ontvangereenheid is verbonden de aanwezigheid van een dier in een deelgebied wordt gedetecteerd dat met de betreffende antenne-eenheid die met de ontvangereenheid is verbonden is geassocieerd.According to a practical embodiment, it holds that the control device is connected to the at least one receiver unit to determine whether an presence of an animal in a sub-area which is connected to the relevant antenna unit is detected with an antenna unit connected to the receiver unit via the multiplexer connected to the receiver unit is associated.

In het bijzonder geldt dat de besturingsinrichting is ingericht om, in gebruik, telkens volgens een vooraf bepaalde sequentie alle antenne-eenheden tenminste een keer met de ontvangereenheid te verbinden waarbij het aantal keren dat een antenne-eenheid binnen een vooraf bepaalde sequentie met de ontvangereenheid wordt verbonden afhankelijk is van in welke deelgebieden een dier als aanwezig is gedetecteerd op het moment dat de sequentie vooraf wordt bepaald. Immers de actuele bezetting van de deelgebieden is van belang om een nieuwe sequentie te bepalen. In het bijzonder geldt dat de besturingsinrichting is ingericht om, in gebruik, telkens volgens een vooraf bepaalde sequentie alle antenne-eenheden tenminste een keer met de ontvangereenheid te verbinden waarbij het aantal keren dat een antenne-eenheid binnen een eerst volgende sequentie met de ontvangereenheid wordt verbonden volgens de vooraf bepaalde algoritme afhankelijk is van in welke deelgebieden een dier als aanwezig is gedetecteerd bij het doorlopen van een laatste sequentie.In particular, it holds that in use, in use, each time according to a predetermined sequence, all antenna units are connected to the receiver unit, the number of times that an antenna unit is connected to the receiver unit within a predetermined sequence. connected depends on the subregions in which an animal as present is detected at the time the sequence is predetermined. After all, the current occupation of the subareas is important to determine a new sequence. In particular, it holds that in use, in use, each time according to a predetermined sequence, all antenna units are connected to the receiver unit, the number of times that an antenna unit is connected to the receiver unit within a following sequence connected according to the predetermined algorithm depends on in which subareas an animal as present is detected when going through a final sequence.

In het voorbeeld hiervoor is aangegeven hoe het systeem kan worden toegepast in een melkstal waarbij de deelgebieden in een rij ten opzichte van elkaar zijn gerangschikt en waarbij de koeien bijvoorbeeld vanaf één enkele ingang het gangpad in lopen. Het zal duidelijk zijn dat ook andere opstellingen van deelgebieden ten opzichte van elkaar mogelijk zijn.Hierbij kan het ook zo zijn dat de verwachting is dat deelgebieden in een andere volgorde door de dieren zullen worden bezet dan bij de rij van gebieden zoals hiervoor besproken. In dat geval kan het systeem dusdanig is ingericht dat de deelgebieden, gebaseerd op deze verwachte volgorde, het meest efficiënt worden afgetast. Dit kan dan door de selectie volgens de vooraf bepaalde algoritme afhankelijk te maken van de deelgebieden waarvan is gemeten dat deze al bezet zijn waarbij de vooraf bepaalde algoritme rekening houdt en dus gebaseerd is op genoemde verwachte volgorde. Met andere woorden, het systeem kijkt welke deelgebieden reeds zijn bezet door een dier en bepaalt vervolgens dan in lijn met een verwachte volgorde waarin de deelgebieden zullen worden bezet, welke deelgebieden met welke frequentie zullen worden bestreken. Deze verwachte volgorde is dan verankerd in de vooraf bepaalde algoritme voor het uitvoeren van de selectie met als input parameters in welke deelgebieden een dier aanwezig is, hetgeen is vast gesteld door de met het systeem uitgevoerde detectie van labels. Uiteraard geldt dan dat de kennis over de bezetting van de deelgebieden geldig is op het moment dat wordt bepaald op welke wijze een volgende sequentie zal worden uitgevoerd.The example above shows how the system can be applied in a milking parlor where the sub-areas are arranged in a row relative to each other and in which the cows, for example, walk into the aisle from a single entrance. It will be clear that also other arrangements of subareas with respect to each other are possible. It may also be that it is expected that subareas will be occupied by the animals in a different order than in the row of areas as discussed above. In that case, the system can be arranged such that the sub-areas, based on this expected order, are scanned most efficiently. This can then be made by making the selection according to the predetermined algorithm dependent on the subareas that have been measured so that the predetermined algorithm is already taken into account and is therefore based on said expected sequence. In other words, the system looks at which subareas are already occupied by an animal and then determines in line with an expected order in which the subareas will be occupied, which subareas will be covered with which frequency. This expected sequence is then anchored in the predetermined algorithm for carrying out the selection with input parameters in which subareas an animal is present, which is determined by the detection of labels performed with the system. Of course, then the knowledge about the occupation of the subareas is valid at the moment that it is determined in which way a subsequent sequence will be executed.

In het bijzonder geldt dus voor het systeem dat de besturingsinrichting is ingericht om de selectie van de antenne-eenheden uit te voeren door volgens de vooraf bepaalde algoritme op basis van informatie die met het systeem is verkregen over in welke deelgebieden dieren aanwezig zijn, te bepalen bij welke tenminste ene deelgebied waar zich nog geen dier bevindt een dier met relatief grote kans wordt verwacht ten opzichte van andere deelgebieden waar zich nog geen dieren bevindt. Zoals gezegd, geldt meer in het bijzonder dat het tenminste ene deelgebied waar een dier met een relatief grotere kans wordt verwacht met een hogere frequentie wordt geselecteerd dan deelgebieden waar een dier met relatief kleinere kans wordt verwacht.In particular, it therefore holds for the system that the control device is adapted to perform the selection of the antenna units by determining according to the predetermined algorithm on the basis of information obtained with the system about in which subareas animals are present at which at least one sub-area where there is no animal yet an animal with a relatively high probability is expected compared to other sub-areas where there are no animals yet. As stated, more particularly it holds that the at least one sub-area where an animal with a relatively greater chance is expected is selected with a higher frequency than sub-areas where an animal with a relatively smaller chance is expected.

Volgens een bijzondere uitvoeringsvorm geldt dat de antenne-eenheden die zijn geassocieerd met deelgebieden die relatief meer nabij een deelgebied liggen waar de aanwezigheid van een dier is gedetecteerd met een hogere frequentie worden geselecteerd om met de tenminste ene ontvangereenheid te worden verbonden dan de antenne-eenheden die zijn geassocieerd met deelgebieden die relatief minder nabij het deelgebied liggen waar de aanwezigheid van een dier is gedetecteerd.According to a special embodiment, it holds that the antenna units that are associated with sub-areas that are relatively more close to a sub-area where the presence of an animal is detected are selected with a higher frequency to be connected to the at least one receiver unit than the antenna units which are associated with subareas that are relatively less close to the subarea where the presence of an animal is detected.

Deze manier van werken kan nog worden verfijnd in het voorbeeld van bijvoorbeeld de melkplaatsen die volgens een rij langs het genoemde ganggebied zijn gerangschikt. Immers, indien de eerste en tweede melkplaats bezet zijn, zal juist het derde melkgebied het melkgebied zijn waar met een grootste kans een dier wordt verwacht. Voor dit melkgebied geldt inderdaad dat het meer nabij het tweede melkgebied is gelegen dan bijvoorbeeld het vierde of vijfde melkgebied. Dit geldt echter ook voor het eerste melkgebied maar dit is reeds bezet. Daarom kan de efficiency van het systeem nog verder worden verbeterd wanneer in het bijzonder geldt dat de antenne-eenheden die zijn geassocieerd met deelgebieden die relatief meer nabij een deelgebied liggen waar de aanwezigheid van een dier is gedetecteerd en waarin thans nog geen dier is gedetecteerd met een hogere frequentie worden geselecteerd om met de tenminste ene ontvangereenheid te worden verbonden dan de antenne-eenheden die zijn geassocieerd met deelgebieden die relatief minder nabij het deelgebied liggen waar de aanwezigheid van een dier is gedetecteerd. Het zal echter duidelijk zijn dat volgens het inzicht van de uitvinding het in afhankelijkheid van met welke tenminste ene antenne-eenheid de aanwezigheid van een dier in tenminste één deelgebied is gedetecteerd, uitvoeren van de genoemde selectie op verschillende manieren kan worden ingevuld, één en ander afhankelijk van de specifieke situatie. Zo kunnen de melkplaatsen ook volgens een in zichzelf gesloten rij ten opzichte van elkaar zijn gerangschikt en aldus een carroussel vormen. Dergelijke varianten vallen elk binnen het kader van de uitvinding.This way of working can be further refined in the example of, for example, the milking parlors that are arranged in a row along said corridor area. After all, if the first and second milking parlor are occupied, it is precisely the third milking area that will be the milking area where an animal is expected with a greatest chance. For this milking area it indeed holds that it is more close to the second milking area than, for example, the fourth or fifth milking area. However, this also applies to the first milking area, but this is already taken. Therefore, the efficiency of the system can be further improved if, in particular, it holds that the antenna units that are associated with sub-areas that are relatively more close to a sub-area where the presence of an animal has been detected and in which no animal has yet been detected with a higher frequency can be selected to be connected to the at least one receiver unit than the antenna units associated with subareas that are relatively less near the subarea where the presence of an animal is detected. It will be clear, however, that according to the insight of the invention, depending on which at least one antenna unit detects the presence of an animal in at least one sub-area, performing said selection can be completed in different ways, one and the other depending on the specific situation. The milking parlors can thus also be arranged in a row closed in relation to each other and thus form a carousel. Such variants each fall within the scope of the invention.

De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van de tekening. Hierin toont:The invention will now be further elucidated with reference to the drawing. It shows:

Figuur 1 een mogelijke uitvoeringsvorm van een systeem volgens de uitvinding dat wordt toegepast in een melkstal;Figure 1 shows a possible embodiment of a system according to the invention that is used in a milking parlor;

Figuur 2 een eerste uitvoeringsvorm van een tabel die aangeeft met welke frequentie verschillende deelgebieden binnen een bepaalde sequentie worden afgetast;Figure 2 shows a first embodiment of a table which indicates the frequency at which various sub-regions within a given sequence are scanned;

Figuur 3 een tabel die de volgorde aangeeft waarin deelgebieden opeenvolgendworden afgetast met frequenties volgens figuur 2;Figure 3 is a table indicating the order in which sub-regions are successively scanned with frequencies according to Figure 2;

Figuur 4 een tweede uitvoeringsvorm van een tabel die aangeeft met welke frequentie verschillende deelgebieden binnen een bepaalde sequentie worden afgetast;Figure 4 shows a second embodiment of a table which indicates the frequency at which different sub-regions within a certain sequence are scanned;

Figuur 5 een tabel die de volgorde aangeeft waarin deelgebieden opeenvolgendworden afgetast met frequenties volgens figuur 4;Figure 5 is a table indicating the order in which sub-regions are successively scanned with frequencies according to Figure 4;

Figuur 6 een tweede uitvoeringsvorm van een systeem volgens de uitvinding waarbij de deelgebieden deel uitmaken van een melkcaroussel; enFigure 6 shows a second embodiment of a system according to the invention, wherein the subareas form part of a milk carousel; and

Figuur 7 een derde uitvoeringsvorm van een systeem volgens de uitvinding waarbij de deelgebieden deel uitmaken van een melkcaroussel.Figure 7 shows a third embodiment of a system according to the invention, wherein the subareas form part of a milk carousel.

In figuur 1 is met referentienummer 1 een systeem voor het detecteren van de aanwezigheid van dieren in een veelvoud van deelgebieden aangeduid. Het systeem volgens figuur 1 heeft betrekking op een boerderij, meer in het bijzonder op een stalinrichting, meer in het bijzonder op een stalinrichting die is voorzien van een veelvoud van melkplaatsen. Het systeem van figuur 1 is voorzien van een veelvoud van melkplaatsen 2.i (i= 1,2,....,8) waarbij de melkplaatsen volgens een rij ten opzichte van elkaar zijn gerangschikt. De melkplaatsen zijn onderling van elkaar gescheiden met hekken 4. Elke melkplaats vormt een zogenaamd deelgebied 2.i en is voorzien van een niet getoonde melkinrichting voor het melken van het dier. De melkplaatsen zijn, zoals gezegd, volgens een rij ten opzichte van elkaar gerangschikt waarbij langs de rij van melkplaatsen een gangpad 6 aanwezig is dat zich uitstrekt in een richting P van de rij. Het gangpad 6 is voorzien van een eerste zijde 8 waaraan ingangen lO.i van de melkplaatsen grenzen en waarbij een tegenover de eerste zijde gelegen tweede zijde 12 van het gangpad wordt begrensd door een hek 14 dat zich in een lengterichting P van het gangpad uitstrekt. Het gangpad is voorzien van een ingang 16 voor koeien. De melkplaatsen zijn elk nabij hun ingang lO.i voorzien van deuren 18.i voor het openen en sluiten van de ingang lO.i van een melkplaats. Voorts is de melkplaats in aanvulling op de ingangsdeuren 18.i voorzien van uitgangsdeuren 20.i die kunnen worden geopend wanneer men klaar is met melken.In Figure 1, reference numeral 1 designates a system for detecting the presence of animals in a plurality of subareas. The system according to Figure 1 relates to a farm, more in particular to a shed device, more in particular to a shed device which is provided with a plurality of milking places. The system of Figure 1 is provided with a plurality of milking places 2.i (i = 1.2, ...., 8), the milking places being arranged in a row relative to each other. The milking parlors are mutually separated with gates 4. Each milking parlor forms a so-called sub-area 2.i and is provided with a milking device (not shown) for milking the animal. As stated, the milking parlors are arranged in a row relative to each other, whereby along the row of milking parlors there is an aisle 6 which extends in a direction P of the row. The aisle 6 is provided with a first side 8 on which entrances 10, 1 of the milking parlors are adjacent and wherein a second side 12 of the aisle opposite the first side is bounded by a fence 14 extending in a longitudinal direction P of the aisle. The aisle is provided with an entrance 16 for cows. The milking parlors are each provided with doors 18i near their entrance 10i for opening and closing the entrance 10i of a milking parlor. Furthermore, in addition to the entrance doors 18.i, the milking parlor is provided with exit doors 20.i which can be opened when the milking is finished.

Het systeem is voorzien van tenminste een zendereenheid 22 voor het genereren van een elektromagnetisch ondervraagveld in elk van de deelgebieden 2.i. De zendereenheid 22 is hiertoe tevens voorzien van een zendantenne 24.The system is provided with at least one transmitter unit 22 for generating an electromagnetic interrogation field in each of the subareas 2.i. The transmitter unit 22 is also provided with a transmitting antenna 24 for this purpose.

Met behulp van deze enkele zendereenheid 22 wordt dus het elektromagnetisch ondervraagveld uitgezonden dat tegelijkertijd elk van de deelgebieden bestrijkt. Noodzakelijk is dit echter niet omdat er ook uitvoeringsvormen denkbaar zijn waarbij per deelgebied een elektromagnetisch ondervraagveld wordt opgewekt zoals naderhand nog kort zal worden besproken.Thus, with the aid of this single transmitter unit 22, the electromagnetic interrogation field is transmitted which simultaneously covers each of the subareas. However, this is not necessary because embodiments are also conceivable in which an electromagnetic interrogation field is generated per sub-area, as will be discussed briefly afterwards.

Het systeem is verder voorzien van een veelvoud van antenne-eenheden 24.i die, in gebruik, dusdanig zijn opgesteld dat elk deelgebied 2.i is geassocieerd met tenminste een van de antenne-eenheden 24.i.. In dit voorbeeld geldt dat elk deelgebied 2.i is geassocieerd met een enkele antenne-eenheid 24.i. Er geldt dan dus ook dat elke antenne-eenheid 24.i is geassocieerd met een enkel deelgebied 2.i. Dit kan gelden voor elk van de mogelijke uitvoeringsvormen van de uitvinding zo men dit wil. Andere varianten zijn echter ook denkbaar waarbij bijvoorbeeld elk deelgebied is geassocieerd met twee of meer antenne-eenheden. Het systeem is in dit voorbeeld verder voorzien van een ontvangereenheid 26 en een multiplexer 28 die enerzijds met de ontvangereenheid 26 is verbonden en die anderzijds selectief met telkens één van de antenne-eenheden 24.i kan worden verbonden voor het detecteren van een label van een dier dat zich in een deelgebied bevindt dat is geassocieerd met een antenne-eenheid die selectief is verbonden via de multiplexer met de ontvangereenheid 26. Het systeem is voorts voorzien van een besturingsinrichting 30 die de multiplexer aanstuurt voor het selecteren van de antenne-eenheden 24.i die achtereenvolgens via de multiplexer met de ontvangereenheid worden verbonden. In de tekening is de multiplexer 28 in een dusdanige toestand dat deze de ontvangereenheid 26 verbindt met de antenne-eenheid 24.1. De multiplexer kan echter ook een toestand innemen waarbij deze de ontvangereenheid 26 verbindt met de ontvangantenne 24.2. Dit geldt eveneens voor de andere ontvangantennes. Er geldt dus dat naar keuze een antenne-eenheid 24.i kan worden geselecteerd die via de multiplexer 28 met de ontvangereenheid 26 is verbonden. In dit voorbeeld geldt dus dat de ontvangereenheid 26 telkens met één van de antenne-eenheden 24.i is verbonden. Het selecteren van de antenne-eenheden die achtereenvolgens via de multiplexer met de ontvangereenheid worden verbonden wordt uitgevoerd door de besturingsinrichting 30. De besturingsinrichting 30 is ingericht om de selectie van de antenne-eenheden volgens een vooraf bepaalde algoritme uit te voeren in afhankelijkheid van met welke tenminste een antenne-eenheid de aanwezigheid van het dier in tenminste één deelgebied is gedetecteerd. Dit zal worden toegelicht aan de hand van een voorbeeld. In dit voorbeeld geldt dat de besturingseenheid 30 eveneens de hekken 18.i en 20.i stuurt. Voordat het melken begint zijn alle hekken 20.i gesloten. De hekken 18.i zullen onder besturing van de besturingseenheid 30 allen worden geopend. In dit voorbeeld geldt verder dat elk dier in dit geval koeien, is voorzien van een label dat reageert wanneer het in het elektromagnetisch ondervraagveld wordt gebracht. Het label omvat in de regel veelal een RFID label en kan zijn uitgevoerd als een oorknop,een bolus die in de maag van het dier wordt geplaatst of bijvoorbeeld als een onderhuids in te brengen label.. In dit voorbeeld gaat het om oorknoppen. Wanneer een eerste koe die is voorzien van een label via de ingang 16 het gangpad 6 betreedt, zal deze naar verwachting het gangpad helemaal uitlopen om via de ingang 10.1 het deelgebied 2.1 te betreden. De besturingsinrichting 30 is dusdanig ingericht dat deze binnen een bepaalde sequentie met behulp van de multiplexer 28 alle antenne-eenheden 24.i tenminste één keer met de ontvangereenheid 26 verbindt. Na het uitvoeren wordt dezelfde sequentie opnieuw uitgevoerd of wordt een nieuwe, andere sequentie uitgevoerd. Omdat het de verwachting is dat de kans het grootst is dat een eerste koe het eerste deelgebied 2.i betreedt en dat de kans dat een koe het tweede deelgebied 2.2 betreedt kleiner is dan de kans dat de koe het deelgebied 2.1 betreedt, zal binnen de sequentie die als eerste wordte uitgevoerd het eerste deelgebied vaker worden verbonden met de ontvangereenheid dan het tweede deelgebied. Eveneens zal in dit voorbeeld het tweede deelgebied binnen deze eerste sequentie vaker worden verbonden met de ontvangereenheid dan het derde deelgebied omdat de kans dat een koe het derde deelgebied betreedt, weer kleiner is dan de eerste koe het tweede deelgebied betreedt. De eerste sequentie is in figuur 2 en 3 met A aangeduid. Volgens de eerste sequentie A geldt, zoals getoond in figuur 3, dat de multiplexer eerst de ontvangereenheid 26 verbind met de eerste antenne-eenheid 24.1, vervolgens met de antenne-eenheid 24.2, dan met de antenne-eenheid 24.1 en vervolgens respectievelijk met de antenne-eenheden 24.3, 24.1, 24.2, 24.4, 24.1, 24.2, 24.5, 24.1, 24.6, 24.1, 24.2, 24.7, 24.1, 24.8, en 24.1. Een en ander is af te lezen in de bovenste rij van figuur 3. Binnen deze sequentie waarin de ontvangereenheid 26 achttien (18) keer met één van de antenne-eenheden 24.i wordt verbonden, geldt dus dat de eerste antenne-eenheid 24.1 acht keer met de ontvangereenheid 26 wordt verbonden, de tweede antenne-eenheid 24.2 vier keer met de ontvangereenheid 26 wordt verbonden en dat de antenne-eenheden 24.3-24.8 elk één keer met de ontvangereenheid 26 worden verbonden. Omdat de verwachting is dat de eerste koe op het deelgebied 2.1 terecht komt wordt deze antenne-eenheid dus vaker de beurt gegeven. Maar omdat het zo kan zijn dat een koe geen label heeft, zal ook de tweede antenne-eenheid 24.2 iets vaker de beurt moeten krijgen, Immers, wanneer alleen maar het eerste deelgebied zou worden bestreken, en het systeem zou wachten op de detectie van een dier in het eerste deelgebied, terwijl het mogelijk is dat dit dier geen label heeft of een label heeft dat niet meer functioneert, kan het systeem blijven hangen. In dat geval is het belangrijk dat ook wordt gedetecteerd dat een dier het tweede deelgebied betreedt. Daarom krijgt binnen een sequentie A die wordt toegepast zolang er nog geen dieren zijn gedetecteerd in één van de deelgebieden, het eerste deelgebied acht keer de beurt, het tweede deelgebied 4 keer de beurt en de andere deelgebieden elk één keer de beurt. Met ‘de beurt’ wordt hier bedoeld dat een antenne van het betreffende deelgebied via een multiplexer met de ontvangereenheid 26 wordt verbonden. De sequentie A zoals deze is getoond in figuur 2 en 3 wordt herhaald doorlopen zolang er in geen enkel deelgebied een dier wordt gedetecteerd. Wanneer een dier eenmaal in een deelgebied wordt gedetecteerd, en dit zal in het algemeen het eerste deelgebied zijn, wordt dit door de ontvangereenheid 26 doorgegeven aan de besturingseenheid 30. De besturingseenheid 30 ontvangt dan van de ontvangereenheid 26 informatie over het label dat is uitgelezen. Omdat de besturingseenheid 30 ook bepaalt wat de stand van de multiplexer 28 is, weet de besturingseenheid 30 ook in welk deelgebied het betreffende label is gedetecteerd. Indien dit in dit voorbeeld het deelgebied 2.1 bhjkt te zijn, weet de besturingsinrichting 30 dus dat inmiddels het deelgebied 2.1 is bezet. De verwachting is dan dat een volgend dier in deelgebied 2.2 zal worden gedetecteerd. Daarom wordt vanaf dat moment door de besturingsinrichting 30 sequentie B doorlopen (zie figuur 2 en 3). Thans geldt volgens sequentie B dat de antenne-eenheden in de volgende volgorde met de ontvangereenheid 26 worden verbonden: 24.2, 24.3, 24.2, 24.4, 24.2, 24.3, 24.5, 24.2, 24.3, 24.6, 24.2, 24.7, 24.2, 24.3, 24.8, 24.2, 24.1, 24.2. Zie hiervoor de op een na bovenste rij van figuur 3. Dit betekent dat thans geldt dat, zoals te zien is in figuur 2, dat volgens sequentie B binnen een sequentie de tweede antenne-eenheid 24.2 acht keer de beurt krijgt, de derde antenne-eenheid 24.3 vier keer de beurt krijgt en alle overige antenne-eenheden één keer de beurt. Deze sequentie B zal herhaalt worden uitgevoerd totdat het tweede dier in één van de andere deelgebieden wordt gedetecteerd. Naar verwachting is dit, zoals gezegd, het tweede deelgebied 2.2. Indien het dier in het tweede deelgebied 2.2 wordt gedetecteerd is de verwachting dat een volgend dier vervolgens in het derde deelgebied 2.3 zal worden gedetecteerd. Dan wordt sequentie C doorlopen zoals getoond is in figuur 2 en 3. Aldus geldt dat telkens wordt bepaald in welk deelgebied men een dier met de grootste kans verwacht waarna vervolgens een sequentie wordt geselecteerd die past bij deze verwachting. Wanneer bijvoorbeeld de verwachting is dat de kans het grootst is dat een eerstvolgend dier in deelgebied 2.4 wordt gedetecteerd, wordt sequentie D doorlopen. Wanneer vervolgens in één van de deelgebieden een dier wordt gedetecteerd en de verwachting is dat vervolgens de grootste kans is dat het eerstvolgende dier in deelgebied 2.7 zal worden gedetecteerd, wordt sequentie G doorlopen. Het bepalen van het deelgebied waar de kans het grootst is dat een dier wordt verwacht, gezien de bezetting van reeds andere deelgebieden, kan volgens de vooraf bepaald algoritme worden bepaald.The system is further provided with a plurality of antenna units 24.i which, in use, are arranged such that each sub-area 2.i is associated with at least one of the antenna units 24.i. In this example, it holds that each sub-area 2.i is associated with a single antenna unit 24.i. Therefore, it also holds that each antenna unit 24.i is associated with a single sub-area 2.i. This can apply to any of the possible embodiments of the invention if desired. However, other variants are also conceivable in which, for example, each sub-area is associated with two or more antenna units. In this example, the system is further provided with a receiver unit 26 and a multiplexer 28 which is connected on the one hand to the receiver unit 26 and which on the other hand can be selectively connected to one of the antenna units 24.i for detecting a label of a animal located in a sub-area associated with an antenna unit selectively connected via the multiplexer to the receiver unit 26. The system is further provided with a control device 30 which controls the multiplexer for selecting the antenna units 24. which are successively connected to the receiver unit via the multiplexer. In the drawing, the multiplexer 28 is in such a state that it connects the receiver unit 26 to the antenna unit 24.1. However, the multiplexer can also assume a state in which it connects the receiver unit 26 to the receiving antenna 24.2. This also applies to the other receiving antennas. It therefore holds that optionally an antenna unit 24.i can be selected which is connected to the receiver unit 26 via the multiplexer 28. In this example it therefore holds that the receiver unit 26 is in each case connected to one of the antenna units 24.i. The selection of the antenna units that are successively connected to the receiver unit via the multiplexer is performed by the control device 30. The control device 30 is arranged to perform the selection of the antenna units according to a predetermined algorithm depending on which at least one antenna unit the presence of the animal in at least one sub-area has been detected. This will be explained on the basis of an example. In this example, it holds that the control unit 30 also controls the gates 18.i and 20.i. Before the milking begins, all gates 20.i are closed. The gates 18.i will all be opened under the control of the control unit 30. In this example, it further holds that each animal in this case is provided with a label that responds when it is introduced into the electromagnetic interrogation field. The tag usually comprises an RFID tag and can be designed as an ear bud, a bolus that is placed in the stomach of the animal or, for example, as a tag to be inserted under the skin. In this example, ear studs are involved. When a first cow provided with a label enters the aisle 6 via the entrance 16, it is expected that it will walk all the way out of the aisle to enter the sub-area 2.1 via the entrance 10.1. The control device 30 is arranged such that it connects all antenna units 24.i with the receiver unit 26 at least once within a certain sequence with the aid of the multiplexer 28. After execution, the same sequence is repeated or a new, different sequence is performed. Because it is expected that the chance that a first cow will enter the first sub-area 2.i is greatest and that the chance that a cow will enter the second sub-area 2.2 is smaller than the chance that the cow enters the sub-area 2.1, within the sequence that is executed first, the first sub-region is more often connected to the receiver unit than the second sub-region. Also in this example, the second sub-area within this first sequence will be more often connected to the receiver unit than the third sub-area because the chance that a cow enters the third sub-area is again smaller than the first cow enters the second sub-area. The first sequence is indicated by A in figures 2 and 3. According to the first sequence A, as shown in Fig. 3, the multiplexer first connects the receiver unit 26 to the first antenna unit 24.1, then to the antenna unit 24.2, then to the antenna unit 24.1 and then respectively to the antenna Units 24.3, 24.1, 24.2, 24.4, 24.1, 24.2, 24.5, 24.1, 24.6, 24.1, 24.2, 24.7, 24.1, 24.8, and 24.1. All this can be read in the upper row of Figure 3. Within this sequence in which the receiver unit 26 is connected eighteen (18) times to one of the antenna units 24.i, it holds that the first antenna unit 24.1 considers eight is connected to the receiver unit 26 once, the second antenna unit 24.2 is connected four times to the receiver unit 26 and that the antenna units 24.3-24.8 are each connected once to the receiver unit 26. Because the expectation is that the first cow will end up in the sub-area 2.1, this antenna unit is therefore more often given the turn. But because it may be that a cow has no label, the second antenna unit 24.2 will also have to take a little more turn, after all, if only the first sub-area would be covered, and the system would wait for the detection of a cow. animal in the first sub-area, while it is possible that this animal has no label or has a label that no longer functions, the system can linger. In that case it is important that it is also detected that an animal enters the second sub-area. Therefore, within a sequence A that is used as long as no animals have been detected in one of the sub-regions, the first sub-region is given eight times the turn, the second sub-region 4 times the turn and the other sub-regions each one turn. By "the turn" is meant here that an antenna of the relevant sub-area is connected to the receiver unit 26 via a multiplexer. The sequence A as shown in Figs. 2 and 3 is repeated repeatedly as long as no animal is detected in any sub-area. Once an animal is detected in a sub-area, and this will generally be the first sub-area, this is passed on by the receiver unit 26 to the control unit 30. The control unit 30 then receives information from the receiver unit 26 about the label that has been read. Because the control unit 30 also determines the position of the multiplexer 28, the control unit 30 also knows in which sub-area the relevant label has been detected. If, in this example, this sub-area 2.1 remains, the control device 30 thus knows that the sub-area 2.1 has since been occupied. It is then expected that a subsequent animal will be detected in sub-area 2.2. Therefore, from that moment, the control device 30 runs through sequence B (see figures 2 and 3). According to sequence B, it now holds that the antenna units are connected to receiver unit 26 in the following order: 24.2, 24.3, 24.2, 24.4, 24.2, 24.3, 24.5, 24.2, 24.3, 24.6, 24.2, 24.7, 24.2, 24.3, 24.8 , 24.2, 24.1, 24.2. For this, see the second upper row of Figure 3. This means that, as can be seen in Figure 2, according to sequence B, within a sequence, the second antenna unit 24.2 is given eight turns, the third antenna unit unit 24.3 takes four turns and all other antenna units take turns once. This sequence B will be repeated until the second animal is detected in one of the other sub-regions. As stated, this is expected to be the second sub-area 2.2. If the animal is detected in the second sub-area 2.2, it is expected that a subsequent animal will then be detected in the third sub-area 2.3. Then sequence C is run through as shown in figures 2 and 3. Thus it applies that it is determined in each sub-area in which an animal with the highest probability is expected, after which a sequence is then selected that matches this expectation. For example, if it is expected that the likelihood is greatest that a next animal will be detected in subarea 2.4, sequence D is traversed. When an animal is subsequently detected in one of the subareas and it is expected that subsequently the greatest chance is that the next animal will be detected in subarea 2.7, sequence G is run through. The determination of the sub-area where the chance is most likely that an animal is expected, given the occupation of other sub-areas already, can be determined according to the predetermined algorithm.

Deze vooraf bepaalde algoritme omvat de informatie over de kansen dat bepaalde gebieden worden bezet in afhankelijkheid van reeds bezette deelgebieden. Deze kansen kunnen ,van geval tot geval verschillen. Immers een en ander kan afhangen van de wijze waarop de deelgebieden ten opzicht van elkaar zijn gerangschikt, bereikbaar zijn etc. Er kunnen zich bijvoorbeeld situaties voordoen waarbij het eerste, tweede en vierde deelgebied reeds zijn bezet. In dat geval kan, afhankelijk van de situatie en opstelling van de deelgebieden in de stal, bijvoorbeeld gelden dat in dat geval de kans het grootst is dat het eerstvolgende deelgebied dat wordt bezet het vijfde deelgebied is. Dit is overigens het geval bij de situatie volgens figuur 1. In dat geval zal bij herhaling sequentie E worden doorlopen totdat een volgend dier wordt gedetecteerd en dan opnieuw wordt bepaald bij welk deelgebied en met de grootste kans een nieuw dier wordt verwacht waarna op basis hiervan een nieuwe sequentie wordt gedetecteerd. Het zou echter ook zo kunnen zijn dat wanneer de deelgebieden 1, 2, en 4 bezet zijn, de verwachting voor het derde deelgebied het grootst is dat een eerstvolgend dier daar plaats vindt (bijvoorbeeld omdat de ingang 16 zich op positie 50 bevindt in figuur 1). In dat geval kan bijvoorbeeld sequentie C worden doorlopen totdat in één van de nog niet bezette deelgebieden een nieuw dier wordt gedetecteerd waarna een nieuwe sequentie wordt geselecteerd die het beste past bij de verwachting waar een eerstvolgend dier met een grootste kans zal worden gedetecteerd. Omdat deelgebied 4 bezet is zou ook een sequentie C’ kunnen worden doorlopen waarin deelgebied 4 en deelgebied 5 worden verwisseld ten opzichte van sequentie C. Deelgebied 2.3 krijgt dan 8 keer de beurt, deelgebied 5 krijgt 4 keer de beurt en de overige deelgebieden krijgen een keer de beurt binnen de sequentie C'. Er geldt dus in dit voorbeeld dat de besturingsinrichting is ingericht om, in gebruik, telkens volgens een vooraf bepaalde sequentie alle antenne-eenheden tenminste een keer met de ontvangereenheid te verbinden waarbij het aantal keren dat een antenne-eenheid binnen een vooraf bepaalde sequentie met de ontvangereenheid wordt verbonden volgens de vooraf bepaalde algoritme afhankelijk is van in welke deelgebieden een dier als aanwezig is gedetecteerd op het moment dat de sequentie vooraf wordt bepaald. Meer in het bijzonder geldt hierbij dus dat de besturingsinrichting is ingericht om, in gebruik, telkens volgens een vooraf bepaalde sequentie alle antenne-eenheden tenminste een keer met de ontvangereenheid te verbinden waarbij het aantal keren dat een antenne-eenheid binnen een eerst volgende sequentie met de ontvangereenheid wordt verbonden volgens de vooraf bepaalde algoritme afhankelijk is van in welke deelgebieden een dier als aanwezig is gedetecteerd bij het doorlopen van een laatste sequentie. Tevens geldt in de voorbeelden van figuur 3 en 4 dat binnen elke sequentie de multiplexer het zelfde aantal keren de ontvangereenheid met een van de antenne-eenheden verbindt. Er geldt dus eveneens in dit voorbeeld dat de besturingsinrichting is ingericht om de selectie van de antenne-eenheden uit te voeren door volgens de vooraf bepaalde algoritme op basis van informatie die met het systeem is verkregen over in welke deelgebieden dieren aanwezig zijn, te bepalen bij welke tenminste ene deelgebied waar zich nog geen dier bevindt een dier met relatief grote kans wordt verwacht ten opzichte van andere deelgebieden waar zich nog geen dieren bevindt. Er geldt bovendien in dit voorbeeld dat de besturingseenheid dusdanig is ingericht dat, in gebruik, het tenminste ene deelgebied waar een dier met een relatief grote kans wordt verwacht volgens de vooraf bepaalde algoritme met een hogere frequentie wordt geselecteerd dan deelgebieden waar een dier met relatief kleine kans wordt verwacht. Er geldt dus eveneens dat de besturingseenheid dusdanig is ingericht dat de frequentie waarmee een antenne-eenheid wordt verbonden met de tenminste ene ontvangereenheid volgens de vooraf bepaalde algoritme afhankelijk is van met welke tenminste ene antenne-eenheid, in gebruik, de aanwezigheid van tenminste een dier in tenminste een deelgebied is gedetecteerd. In dit voorbeeld geldt bovendien dat de antenne-eenheden die zijn geassocieerd met deelgebieden die relatief meer nabij een deelgebied liggen waar de aanwezigheid van een dier is gedetecteerd volgens de vooraf bepaalde algoritme met een hogere frequentie worden geselecteerd om met de tenminste ene ontvangereenheid te worden verbonden dan de antenne-eenheden die zijn geassocieerd met deelgebieden die relatief minder nabij het deelgebied liggen waar de aanwezigheid van een dier is gedetecteerd. Immers, wanneer deelgebied 2.1 bezet is en bijvoorbeeld het deelgebied 2.2 en de overige deelgebieden nog niet bezet zijn, dan is het meest nabij gelegen deelgebied dat nog niet bezet is, deelgebied 2.2. In dat geval zal, zoals besproken in het voorbeeld hierboven, de deelgebieden via sequentie B worden afgetast. Dit betekent dat het deelgebied 2.2 met de grootste frequentie worden afgetast. Dit is dan ook het deelgebied dat het dichtst bij deelgebied 2.1 ligt. Wanneer echter het deelgebied 2.1 en 2.2 bezet zijn, terwijl de overige deelgebieden nog niet bezet zijn, zal zoals gezegd in dit voorbeeld worden afgetast volgens sequentie C. Volgens deze sequentie geldt dat het derde deelgebied met de grootste frequentie wordt afgetast. Het derde deelgebied ligt echter samen met het eerste deelgebied het dichtst nabij het bezette deelgebied 2.2.This predetermined algorithm comprises the information about the chances that certain areas are occupied in dependence on already occupied sub-areas. These opportunities may vary from case to case. After all, this can depend on the way in which the subareas are arranged with respect to each other, can be reached, etc. For example, situations may occur in which the first, second and fourth subarea are already occupied. In that case, depending on the situation and arrangement of the sub-areas in the shed, it may for instance be the case that in that case the chance is greatest that the next sub-area being occupied is the fifth sub-area. This is incidentally the case with the situation according to figure 1. In that case, sequence E will be repeated repeatedly until a next animal is detected and then it is determined again at which subarea and with the greatest chance a new animal is expected, after which based on this a new sequence is detected. However, it could also be that when the subareas 1, 2, and 4 are occupied, the expectation for the third subarea is greatest that a next animal will take place there (for example, because the input 16 is at position 50 in Figure 1). ). In that case, for example, sequence C can be run through until a new animal is detected in one of the areas that are not yet occupied, after which a new sequence is selected that best fits the expectation where a next animal with the greatest chance will be detected. Because subarea 4 is occupied, a sequence C 'could also be traversed in which subarea 4 and subarea 5 are swapped with respect to sequence C. Subarea 2.3 then gets 8 turns, subarea 5 gets 4 turns and the other subareas get a turn within the sequence C '. Thus, in this example, it holds that in use, in use, each time according to a predetermined sequence, all antenna units are connected to the receiver unit, the number of times that an antenna unit within a predetermined sequence connects to the receiver unit. receiver unit is connected according to the predetermined algorithm depends on in which subareas an animal as present is detected at the moment the sequence is predetermined. More specifically, it therefore holds that the control device is arranged, in use, to connect all antenna units at least once to the receiver unit in accordance with a predetermined sequence, the number of times that an antenna unit within a next following sequence having the receiver unit is connected according to the predetermined algorithm depends on in which subareas an animal as present is detected when going through a final sequence. Also in the examples of figures 3 and 4, within each sequence, the multiplexer connects the receiver unit to one of the antenna units the same number of times. It is therefore also the case in this example that the control device is adapted to perform the selection of the antenna units by determining, in accordance with the predetermined algorithm, on the basis of information obtained with the system in which subareas animals are present at which at least one sub-area where there is no animal yet an animal with a relatively high probability is expected compared to other sub-areas where there are no animals yet. In addition, in this example it holds that the control unit is arranged such that, in use, the at least one sub-area where an animal with a relatively high probability is expected according to the predetermined algorithm with a higher frequency is selected than sub-areas where an animal with relatively small opportunity is expected. It therefore also holds that the control unit is arranged such that the frequency with which an antenna unit is connected to the at least one receiver unit according to the predetermined algorithm depends on with which at least one antenna unit, in use, the presence of at least one animal has been detected in at least one subarea. In this example, it further holds that the antenna units that are associated with sub-areas that are relatively more close to a sub-area where the presence of an animal is detected according to the predetermined algorithm are selected with a higher frequency to be connected to the at least one receiver unit than the antenna units associated with subareas that are relatively less near the subarea where the presence of an animal is detected. After all, if sub-area 2.1 is occupied and, for example, sub-area 2.2 and the other sub-areas are not yet occupied, then the nearest sub-area that is not yet occupied is sub-area 2.2. In that case, as discussed in the example above, the subareas will be scanned via sequence B. This means that the sub-area 2.2 is scanned with the largest frequency. This is therefore the subarea closest to subarea 2.1. However, if the sub-areas 2.1 and 2.2 are occupied, while the other sub-areas are not yet occupied, scanning will take place according to sequence C as stated in this example. According to this sequence, it holds that the third sub-area is scanned with the highest frequency. However, the third subarea, together with the first subarea, is closest to the occupied subarea 2.2.

Omdat het eerste deelgebied echter al bezet is, heeft het geen zin om dit deelgebied met een hogere frequentie te scannen. In dat geval wordt alleen gekeken naar deelgebieden die het meest nabij de bezette deelgebieden liggen en die zelf niet bezet zijn. Er geldt dus meer in het bijzonder dat de antenne-eenheden die zijn geassocieerd met deelgebieden die relatief meer nabij een deelgebied liggen waar de aanwezigheid van een dier is gedetecteerd en waarin thans nog geen dier is gedetecteerd volgens de vooraf bepaalde algoritme met een hogere frequentie worden geselecteerd om met de tenminste ene ontvangereenheid te worden verbonden dan de antenne-eenheden die zijn geassocieerd met deelgebieden die relatief minder nabij het deelgebied liggen waar de aanwezigheid van een dier is gedetecteerd. In elk van de voorbeelden geldt dat het tenminste ene deelgebied waar een dier met een relatief grote kans wordt verwacht binnen een sequentie met een hogere frequentie wordt geselecteerd dan deelgebieden waar een dier met relatief kleine kans wordt verwacht. Wanneer eenmaal een dier in het eerste deelgebied 2.1 is gedetecteerd, zal de besturingseenheid 30 het hek 18.1 sluiten. Dit geldt ook voor de overige deelgebieden. Op een gegeven moment zijn alle deelgebieden 2.1-2.8 bezet en zijn alle hekken 18.1-18.8 gesloten. De dieren kunnen dan worden gemolken. Wanneer men klaar is met melken zal de besturingseenheid 30 of een andere niet weergegeven besturingseenheid alle deuren 20.1-20.8 openen zodat de dieren de melkplaatsen, dat wil zeggen de deelgebieden, kunnen verlaten. Het is duidelijk dat de uitvinding geenszins beperkt is tot de hiervoor geschetste uitvoeringsvorm. Zo kunnen in andere situaties uiteraard via andere algoritmen worden bepaald welk deelgebied gezien de deelgebieden die reeds bezet zijn, de grootste kans heeft dat een dier daar gaat plaatsnemen. Ook kan men dan bepalen welke deelgebieden een kleinere kans hebben. Anders gezegd, afhankelijk van de bezetting van deelgebieden kan een kansverdeling worden gemaakt voor de nog niet bezette deelgebieden dat een dier hier als eerste plaats zal nemen. Afhankelijk van deze kansverdeling kan worden bepaald met welke frequentie binnen een sequentie de deelgebieden worden bestreken. In het bijzonder kan men dan er ook nog voor kiezen om zodra een deelgebied bezet is, dit deelgebied binnen een sequentie in het geheel niet meer te bestrijken. Bijvoorbeeld wanneer deelgebied 2.1 bezet is terwijl de deelgebieden 2.2 -2.8 niet bezet zijn, zou de sequentie B kunnen worden uitgevoerd waarbij echter het bestrijken van deelgebied 1 wordt weggelaten. De sequentie wordt dan korter. Dergelijke varianten vallen binnen het kader van de uitvinding.However, since the first sub-area is already occupied, it makes no sense to scan this sub-area with a higher frequency. In that case, only sub-areas that are closest to the occupied sub-areas and that are not themselves occupied are considered. More particularly, it therefore holds that the antenna units that are associated with subareas that are relatively more close to a subarea where the presence of an animal has been detected and in which no animal has yet been detected according to the predetermined algorithm are at a higher frequency selected to be connected to the at least one receiver unit than the antenna units associated with subareas that are relatively less near the subarea where the presence of an animal is detected. In each of the examples, it holds that the at least one sub-area where an animal with a relatively high probability is expected within a sequence with a higher frequency is selected than sub-areas where an animal with a relatively small probability is expected. Once an animal has been detected in the first sub-area 2.1, the control unit 30 will close the gate 18.1. This also applies to the other subareas. At a given moment, all subareas 2.1-2.8 are occupied and all gates 18.1-18.8 are closed. The animals can then be milked. When the milking is finished, the control unit 30 or another control unit (not shown) will open all doors 20.1-20.8 so that the animals can leave the milking parlors, i.e. the sub-areas. It is clear that the invention is by no means limited to the embodiment described above. In other situations, for example, it is of course possible to use other algorithms to determine which sub-area, given the sub-areas that are already occupied, has the greatest chance that an animal will take a seat there. It is then also possible to determine which subareas have a smaller chance. In other words, depending on the occupation of sub-areas, a probability distribution can be made for the non-occupied sub-areas that an animal will take the first place here. Depending on this probability distribution, it can be determined with which frequency within a sequence the subareas are covered. In particular, it is then also possible to opt for, once a sub-area is occupied, to no longer cover this sub-area within a sequence. For example, if sub-area 2.1 is occupied while sub-areas 2.2 -2.8 are not occupied, the sequence B could be executed, however, the coverage of sub-area 1 is omitted. The sequence then becomes shorter. Such variants fall within the scope of the invention.

Zoals in figuur 2 en 3 te zien is, geldt voor deze uitvoeringsvorm van het systeem dat wanneer de eerstvolgende koe in deelgebied 2.8 met de grootste kans wordt verwacht, sequentie H wordt uitgevoerd. Indien alle andere deelgebieden 2.1-2.7 al bezet zijn, zouden deze in het geheel niet meer kunnen worden bestreken zodat alleen nog maar deelgebied 2.8 wordt afgetast. In dit voorbeeld geldt echter dat binnen een sequentie inderdaad het achtste deelgebied het meest frequent wordt afgetast en, gezien de logische opbouw van het systeem, het eerste deelgebied vier keer wordt afgetast en alle andere deelgebieden één keer. Een sequentie behoudt dan zijn vaste lengte. Volgen de uitvinding en voor elk van de varianten die hiervoor zijn besproken geldt bijvoorbeeld dat de tijdsduur van een dergelijke sequentie ligt in de range van 0.05-100 sec, meer bijvoorkeur in de rang van 0.1-30seconden. Een praktische tijdsduur voor een sequentie is bijvoorbeeld 1.5 seconden. Is eenmaal ook het achtste deelgebied bezet dan kan terug worden gegaan naar sequentie A die dan van toepassing is wanneer alle dieren zijn gemolken. Immers, na het melken zullen alle dieren de deelgebieden verlaten omdat de deuren 20.i worden geopend. Hierna zullen de deuren 20.i weer worden gesloten en de deuren 18.i worden geopend waarna een nieuwe badge van acht dieren één voor één de gang in lopen waarbij de verwachting is dat de kans het grootste is dat het eerste dier weer in het eerste deelgebied 2.1 zal plaatsnemen. Vandaar dat sequentie A alvast wordt uitgevoerd.As can be seen in figures 2 and 3, for this embodiment of the system it applies that when the next cow is expected with the highest probability in sub-area 2.8, sequence H is executed. If all other subareas 2.1-2.7 are already occupied, they could no longer be covered, so that only subarea 2.8 is scanned. In this example, however, it holds that within a sequence, indeed, the eighth sub-area is scanned the most frequently and, given the logical structure of the system, the first sub-area is scanned four times and all other sub-areas once. A sequence then retains its fixed length. According to the invention and for each of the variants discussed above, it holds, for example, that the duration of such a sequence is in the range of 0.05-100 seconds, more preferably in the grade of 0.1-30 seconds. A practical duration for a sequence is, for example, 1.5 seconds. Once the eighth sub-area is also occupied, it is possible to go back to sequence A, which then applies when all animals have been milked. After all, after milking all animals will leave the sub-areas because the doors 20.i are opened. After this, doors 20.i will be closed again and doors 18.i will be opened, after which a new badge of eight animals will enter the corridor one by one, with the expectation that the chance is greatest that the first animal will be in the first sub-area 2.1 will take place. That is why sequence A is already being carried out.

Andere varianten zijn echter eveneens mogelijk, zoals getoond in figuur 4 en 5. Indien alle deelgebieden, behalve het achtste deelgebied bezet zijn, kan men er ookvoor kiezen dat het deelgebied 2.8 binnen een sequentie acht keer wordt bestreken terwijl de overige deelgebieden slechts één keer worden bestreken omdat men weet dat hier reeds dieren aanwezig zijn en de verwachting is dat de dieren hier ook zullen bhjven en niet zullen uitbreken. Dan ontstaat een sequentie H die korter is dan de overige sequenties A tot G. Wanneer vervolgens een aanwezigheid van een dier ook in het achtste deelgebied wordt gedetecteerd, zodat thans in alle deelgebieden een dier aanwezig is, en de dieren kunnen worden gemolken, kan het systeem ook dusdanig zijn ingericht dat sequentie I wordt gebruikt. Bij sequentie I worden dan alle deelgebieden binnen één sequentie één keer bestreken. Immers, alle deelgebieden zijn bezet en men wil dan voor alle deelgebieden detecteren of de dieren tijdens het melken daar aanwezig zijn en niet zijn vrijgelaten of uitgebroken. Dergelijke varianten worden elk geacht binnen het kader van de uitvinding te vallen. Volgens de uitvinding en voor elk van de varianten die hiervoor zijn besproken geldt bijvoorbeeld dat per seconde 2-200 deelgebieden worden geselecteerd, meer bijvoorkeur dat per seconde 5-50 deelgebieden worden geselecteerd. Een praktische tijdsduur is dat bijvoorbeeld 30 deelgebieden per seconde worden geselecteerd.However, other variants are also possible, as shown in Figs. 4 and 5. If all subareas, except the eighth subarea, are occupied, it is also possible to choose to cover the subarea 2.8 within a sequence eight times, while the other subareas are only covered once. covered because it is known that animals are already present here and it is expected that the animals will also stay here and not break out. Then a sequence H is created that is shorter than the other sequences A to G. If subsequently an presence of an animal is also detected in the eighth subarea, so that now an animal is present in all subareas, and the animals can be milked, it can system are also arranged in such a way that sequence I is used. With sequence I, all sub-regions within one sequence are covered once. After all, all sub-areas are occupied and it is then desired to detect for all sub-areas whether the animals are present there during milking and have not been released or broken out. Such variants are each understood to fall within the scope of the invention. According to the invention and for each of the variants discussed above, it holds, for example, that 2-200 subareas are selected per second, more preferably that 5-50 subareas are selected per second. A practical duration is that, for example, 30 sub-areas are selected per second.

In het uitvoeringsvoorbeeld van figuur 1 wordt met behulp van de zendantenne 24 een elektromagnetisch ondervraagveld uitgestuurd dat in één keer alle deelgebieden 2.1-2.8 bestrijkt. Het is echter eveneens mogelijk dat de zender 22 met een leiding 32 met de ingang van de multiplexer 28 wordt verbonden. In dat geval geldt dat het elektromagnetisch ondervraagveld aan die antenne-eenheid 24.i wordt verbonden waarmee tevens de ontvangereenheid 26 is verbonden. Het elektromagnetisch ondervraagveld wordt dan per deelgebied met behulp van de antenne-eenheid 24.i opgewekt en reacties worden met behulp van dezelfde antenne 24.i via de multiplexer 28 aan de ontvangereenheid 26 toegevoerd (i=l, 2, 3,...8).In the exemplary embodiment of Figure 1, an electromagnetic interrogation field is emitted with the aid of the transmitting antenna 24 which covers all sub-areas 2.1-2.8 in one go. However, it is also possible that the transmitter 22 is connected with a line 32 to the input of the multiplexer 28. In that case, it holds that the electromagnetic interrogation field is connected to that antenna unit 24.i, to which also the receiver unit 26 is connected. The electromagnetic interrogation field is then generated per sub-area with the aid of the antenna unit 24.i and responses are supplied via the multiplexer 28 to the receiver unit 26 via the multiplexer 28 (i = 1, 2, 3, ... 8).

In de variant volgens figuur 1 worden de hekken 18.i bestuurd door de besturingseenheid. Het is echter ook denkbaar dat hek 8.1 aanvankehjk deels openstaat terwijl de andere hekken 8.2-18.8 geheel zijn gesloten. Wanneer een dier dan door het gangpad loopt zal deze alle gesloten hekken 8.2-8.8 passeren. Het dier zal echter het deels geopende hek 8.1 verder openen om deelgebied 2.1 te betreden. Het hek 8.2 is hierbij dusdanig mechanisch gekoppeld met het hek 8.1 dat door het volledig openen van het hek 8.1 het hek 8.2 deels open gaat. De hekken 8.3-8.8 blijven dan nog volledig gesloten. Een volgend dier dat het gangpad 6 betreedt zal dan naar verwachting via het deels geopende hek het deelgebied 2.2 betreden. Wanneer dit gebeurt zal het door het dier volledig geopende hek 8.2 tot gevolg hebben dat het hek 8.3 deels wordt geopend. Op deze wijze worden op mechanische wijze de hekken 8.2-8.8 opeenvolgend geopend. Wanneer bijvoorbeeld hek 8.1 volledig wordt geopend zal hek 8.2 deels wordt geopend. De kans dat een volgend dier in het deelgebied 2.2 wordt verwacht is dan wederom het grootst, in feite 100%. Het scannen wordt hierop aangepast op een zelfde wijze als hiervoor besproken voor het geval dat de kans het grootst is dat een dier in het deelgebied 2.2 wordt verwacht. Dit geldt geheel analoog voor de andere deelgebieden 2.i: de figuren 2 en 3 zijn ook van toepassing wanneer alleen in een deelgebied 8.i een volgend dier wordt verwacht in plaats van dat de kans het grootst is dat in het deelgebied 8.i een volgend dier wordt verwacht. Wanneer een dier in deelgebied 2.1 wordt verwacht wordt sequentie A uitgevoerd, wanneer een dier in deelgebied 2.2 wordt verwacht wordt sequentie B uitgevoerd, wanneer een dier in deelgebeid 2.3 wordt verwacht wordt sequentie C uitgevoerd etc. Dergelijke varianten vallen eveneens binnen het kader van de uitvinding.In the variant according to Figure 1, the gates 18.i are controlled by the control unit. However, it is also conceivable that gate 8.1 is initially partially open while the other gates 8.2-18.8 are completely closed. When an animal then walks through the aisle, it will pass all closed gates 8.2-8.8. However, the animal will further open the partially opened gate 8.1 to enter sub-area 2.1. The gate 8.2 is hereby mechanically coupled to the gate 8.1 such that when the gate 8.1 is fully opened, the gate 8.2 partially opens. The gates 8.3-8.8 will then remain completely closed. A subsequent animal entering the aisle 6 is then expected to enter the sub-area 2.2 via the partially opened gate. When this happens, the gate 8.2 fully opened by the animal will result in the gate 8.3 being partially opened. In this way, the gates 8.2-8.8 are successively opened in a mechanical manner. For example, when fence 8.1 is fully opened, fence 8.2 will be partially opened. The chance that a next animal is expected in the sub-area 2.2 is then again the greatest, in fact 100%. The scanning is adapted to this in the same way as discussed above in the event that the chance is greatest that an animal is expected in the sub-area 2.2. This applies entirely analogously to the other subareas 2.i: Figures 2 and 3 also apply when a subsequent animal is only expected in a subarea 8.i instead of the chance that there is the greatest chance that in the subarea 8.i another animal is expected. When an animal is expected in subarea 2.1, sequence A is performed, when an animal is expected in subarea 2.2, sequence B is performed, when an animal in subarea 2.3 is expected, sequence C is performed, etc. Such variants also fall within the scope of the invention .

Aan de hand van figuur 6 wordt een variant getoond waarbij met figuur 1 overeenkomende onderdelen van een zelfde referentienummer zijn voorzien. In dit voorbeeld zijn de deelgebieden 2.1-2.8 aangebracht op een roterend plateau 34. Het gaat hier dus om een zogenaamde op zich bekende melkcarrousel. De melkcarrousel kan roteren in de richting van de pijl Q.Figure 6 shows a variant in which parts corresponding to Figure 1 are provided with the same reference number. In this example, the subareas 2.1-2.8 are arranged on a rotating platform 34. This is therefore a so-called milk carousel known per se. The milk carousel can rotate in the direction of the arrow Q.

De melkcarrousel bevindt zich bijvoorbeeld in een toestand waarbij via de ingang 16 een eerste koe in de richting van de pijl P door de gang 6 kan lopen en kan plaatsnemen in het eerste deelgebied 2.1. De kans dat het dier plaatsneemt in het deelgebied 2.1 is dus het grootst. De kans dat het dier plaatsvindt in het deelgebied 2.2 is veel kleiner tenzij het dier op de één of andere manier door een hek zou breken om in het deelgebied 2.2 plaats te nemen. In de toestand zoals getoond in figuur 6 zullen de antenne-eenheden 24.1-24.8 dan ook worden verbonden met behulp van de multiplexer 28 met de ontvangereenheid 30 via de sequentie A volgens figuur 2 en 3. De carrousel draait echter verder in de richting van de pijl Q waarna het de bedoeling is dat een volgend dier in deelgebied 2.2 plaats vindt. Is een dier eenmaal in deelgebied 2.1 gedetecteerd, dan zal worden overgeschakeld op het gebruik van sequentie B volgens figuur 2 en 3 . Hiermee wordt deelgebied 2.2 dus binnen een sequentie met de hoogste frequentie doorlopen. Wordt vervolgens behalve in deelgebied 2.1 ook in deelgebied 2.2 een dier gedetecteerd, is de verwachting dat een eerstvolgend dier zal plaatsnemen in deelgebied 2.3. De carrousel draait dan ook verder zodat deelgebied 2.3 zal aansluiten op het gangpad 6. Hierna zal dan dus de besturingsinrichting 30 sequentie C van figuur 2 en 3 gebruiken. Op deze wijze kan telkens worden bepaald in welk deelgebied men als eerste een dier verwacht en afhankelijk daarvan kan een bepaalde sequentie worden geselecteerd. In dit voorbeeld geldt dus dat wanneer deelgebied 2.1 aansluit op de gang 6, sequentie A wordt doorlopen, wanneer deelgebied 2.2 aansluit op de gang 6 sequentie B wordt doorlopen, wanneer deelgebied 2.3 aansluit op de gang 6 sequentie C wordt doorlopen etc., waarbij tenslotte wanneer deelgebied 2.8 aansluit op de gang 6 sequentie H wordt doorlopen.The milking carousel is, for example, in a state where via the entrance 16 a first cow can walk through the corridor 6 in the direction of the arrow P and can take place in the first sub-area 2.1. The chance that the animal will take place in the sub-area 2.1 is therefore the greatest. The chance that the animal takes place in the sub-area 2.2 is much smaller unless the animal would somehow break through a fence to take place in the sub-area 2.2. In the state as shown in Fig. 6, the antenna units 24.1-24.8 will therefore be connected by means of the multiplexer 28 to the receiver unit 30 via the sequence A according to Figs. 2 and 3. However, the carousel rotates further in the direction of the arrow Q after which it is intended that a following animal will take place in sub-area 2.2. Once an animal has been detected in sub-area 2.1, the use of sequence B according to figures 2 and 3 will be switched over. This means that sub-area 2.2 is traversed within a sequence with the highest frequency. If an animal is then detected in subarea 2.1 as well as in subarea 2.1, it is expected that the next animal will take place in subarea 2.3. The carousel therefore continues to rotate so that sub-area 2.3 will connect to the aisle 6. Hereafter the control device 30 will then use sequence C of figures 2 and 3. In this way it is possible to determine in each sub-area in which an animal is first expected and, depending on this, a specific sequence can be selected. In this example, therefore, it applies that when sub-area 2.1 connects to corridor 6, sequence A is traversed, when sub-area 2.2 connects to corridor 6, sequence B is traversed, when sub-area 2.3 connects to corridor 6, sequence C is traversed etc. when sub-area 2.8 connects to the corridor 6 sequence H is traversed.

Wanneer op een gegeven moment alle deelgebieden bezet zijn met een dier, kunnen deze dieren worden gemolken. Na het melken kunnen de dieren de deelgebieden 2.i weer verlaten via een ander gangpad 38, zoals schematisch in figuur 6 is getoond.When all sub-areas are occupied with an animal at a given moment, these animals can be milked. After milking, the animals can leave the subareas 2.i again via another aisle 38, as is shown schematically in Figure 6.

Figuur 7 toont een andere variant van de carrousel volgens figuur 6 waarbij met figuur 6 overeenkomende onderdelen van eenzelfde referentienummer zijn voorzien. De deelgebieden 2.1-2.8 zijn voorzien van antenne-eenheden 24.1-24.8 die via een multiplexer 28 met een ontvangereenheid 26 zijn verbonden. Eén en ander geheel analoog zoals getoond in figuur 6. De carrousel is echter eveneens voorzien van deelgebieden 2.1’-2.8’die respectievelijk worden bestreken door antenne-eenheden 24. Γ-24.8’. De antenne-eenheden 24.F-24.8’ zijn via een multiplexer 28’ verbonden met een ontvangereenheid 26’. De ontvangereenheden 26 en 26’ zijn verbonden met een gezamenlijke besturingsinrichting 30. De besturingsinrichting 30 stuurt de multiplexer 28 en 28’ aan.Figure 7 shows another variant of the carousel according to Figure 6, wherein parts corresponding to Figure 6 are provided with the same reference number. The subareas 2.1-2.8 are provided with antenna units 24.1-24.8 which are connected to a receiver unit 26 via a multiplexer 28. This is entirely analogous to that shown in Figure 6. However, the carousel is also provided with sub-areas 2.1 '-2.8' which are respectively covered by antenna units 24. Γ-24.8 '. The antenna units 24.F-24.8 "are connected via a multiplexer 28" to a receiver unit 26 ". The receiver units 26 and 26 "are connected to a common control device 30. The control device 30 controls the multiplexer 28 and 28".

De werking van het systeem volgens figuur 7 zou als volgt kunnen zijn.The operation of the system according to Figure 7 could be as follows.

Stel dat in de deelgebieden 2. Γ - 2.6’ reeds een dier is gedetecteerd. De verwachting is dan ook dat in deelgebied 2.7’ het eerstvolgende dier zal plaatsnemen. De kans is iets kleiner dat in het deelgebied 2.8’ het eerstvolgende dier zal plaatsnemen. Daarom zal voor de deelgebieden 2.1- 2.8 een sequentie worden doorlopen volgens sequentie Gvan figuur 3 en 4. Het deelgebied 2.7’ wordt dan binnen één sequentie acht keer gescand terwijl deelgebied 2.8’ vier keer wordt gescand en de deelgebieden 2.1’-2.6’ elk één keer worden gescand. In dit voorbeeld geldt dat de deelgebieden 2.1- 2.8 nog niet zijn bezet. De besturingseenheid 30 zou zo kunnen zijn ingericht dat in dat geval voor de deelgebieden 2.1-2.8 de sequentie I volgens figuur 4 en 5 worden doorlopen. Het heeft immers geen zin om een bepaald deelgebied 2.1 met een hogere frequentie te doorlopen dan anderen. Het is echter ook mogelijk dat sequentie A wordt doorlopen voor de deelgebieden 2.1-2.8 omdat van deze deelgebieden als eerste deelgebied 2.1 met het gangpad 6 zal worden verbonden wanneer het plateau verder draait in de richting van de pijl Q. Wanneer de carroussel verder draait in de richting Q en het deelgebied 2.8’ met het gangpad 6 wordt verbonden heeft het deelgebied 2.8’ de grootste kans dat een volgend dier daarin zal plaatsnemen. In dat geval kan voor de deelgebieden 2.Γ-2.8’ bijvoorbeeld sequentie H van figuur 3 en 5 worden doorlopen. Voor deelgebied 2.1 geldt dat deze nu ook een meer reële kans maakt dat deze wordt bezet door een dier, bijvoorbeeld wanneer een dier over een hek heen springt en in deelgebied 2.1 plaatsvindt. Voor de deelgebieden 2.1-2.8 kan dan bijvoorbeeld sequentie A van figuur 2 en 3 worden doorlopen. Wanneer de carrousel verder draait en bijvoorbeeld deelgebied 2.2 wordt aangesloten met het gangpad 6, zouden voor de deelgebieden 2.1-2.8 bijvoorbeeld sequentie B van figuur 2 en 3 worden doorlopen. Omdat de deelgebieden 2.1’- 2.8’ inmiddels allemaal bezet zijn, zouden voor deze deelgebieden telkens de sequentie I kunnen worden doorlopen voor figuur 4 en 5. Op deze wijze kan telkens worden bepaald in welk deelgebied met de grootste kans een dier wordt verwacht, voor de deelgebieden 2.1- 2.8 en afhankelijk daarvan kan een bepaalde sequentie voor deze deelgebieden worden geselecteerd. Wanneer eenmaal alle deelgebieden 2.1-2.8 bezet zijn, kunnen ook de deelgebieden 2.1-2.8 via de sequentie I van figuur 4 en 5 worden doorlopen. Na het melken kunnen alle dieren de deelgebieden verlaten via het gangpad 38. Wanneer vervolgens de carrousel leeg is, wordt in het eerste deelgebied 2.1’ als eerste weer een dier verwacht. Dan kan voor de deelgebieden 2.Γ-2.8’ de sequentie A worden doorlopen. Wanneer deelgebied 2.1’ vervolgens wordt bezet door een dier wordt vervolgens het eerstvolgende dier in deelgebied 2.2’ verwacht.Dan kan voor de deelgebieden 2’1-2.8’ sequentie B van figuur 3 en 4 worden doorlopen. Omdat er nog geen dieren worden verwacht in de deelgebieden 2.1-2.8 kan voor deze gebieden sequentie I van figuren 4 en 5 worden doorlopen. Geheel analoog kunnen vervolgens voor de deelgebieden 2.Γ-2.8’ de sequenties A-H worden doorlopen bij opeenvolgende bezettingen van deze deelgebieden. Zodra, zoals gezegd, het eerstvolgende dier in deelgebied 2.8’ wordt verwacht, ontstaat er al een mogebjkheid dat een dier ook in deelgebied 2.1’ zal plaatsvinden met als gevolg dat voor de deelgebieden 2.1-2.8 niet langer de sequentie I zal worden doorlopen van figuur 4 en 5 maar de sequentie A van figuur 2 en 3. De deelgebieden 2.1’- 2.8’worden dan met sequentie H doorlopen. Wanneer vervolgens deelgebied 2.1 met het gangpad wordt doorlopen zal ook sequentie A worden doorlopen voor de deelgebieden 2.1-2.8. Wanneer vervolgens deelgebied 2.2. met de gang wordt verbonden zal sequentie B voor de deelgebieden 2.1-2.8 worden doorlopen. Omdat de deelgebieden 2.1’-2.8’ reeds zijn bezet, zal voor deze deelgebieden sequentie I van figuur 4 en 5 worden doorlopen. Op deze wijze kan, geheel afgestemd op de situatie telkens op “intelbgente” wijze worden gemultiplexed. Zowel voor figuur 6 als voor figuur 7 is aangegeven dat zender 22 in plaats van in één keer alle gebieden te bestrijken ook via een leiding 32, 32’ met de antenne-eenheden kan zijn verbonden om per gebied een elektromagnetisch ondervraagveld op te wekken.Zoals gezegd kan het bepalen van het deelgebied waar de kans het grootst is dat een dier wordt verwacht, gezien de bezetting van reeds andere deelgebieden, volgens de vooraf bepaald algoritme worden bepaald. Deze vooraf bepaalde algoritme omvat de informatie over de kansen dat bepaalde gebieden worden bezet in afhankehjkheid van reeds bezette deelgebieden. Deze kansen kunnen van geval tot geval verschillen. Immers één en ander kan afhangen van de wijze waarop de deelgebieden ten opzichte van elkaar zijn gerangschikt, bereikbaar zijn etc. Het is echter ook mogebjk dat de vooraf bepaalde algoritme geen kansen bepaald. Het is ook mogelijk dat de vooraf bepaalde algoritme van informatie wordt voorzien (of reeds omvat) over in welk deelgebied een volgend dier wordt verwacht. Dit omdat er bijvoorbeeld maar een mogehjkheid is voor een dier om een deelgebied binnen te treden. Zoals bijvoorbeeld reeds aan de hand van figuur 1 besproken ontstaat deze mogelijkheid wanneer het volledig openen van hek 8.1 tot gevolg heeft dat vervolgens hek 8.2 deels wordt geopend. Men weet dan zeker dat een volgend dier via hek 8.2 de plaats 2.2 zal betreden. Het scannen wordt hierop aangepast op dezelfde wijze als dat bij figuur 1 wordt bepaald dat de kans het grootst is dat een volgend dier de melkplaats 2.2 gaat betreden. Dergelijke varianten worden elk geacht binnen het kader van de uitvinding te vallen.Opgemerkt wordt dat dit systeem kan worden toegepast in zijn algemeenheid, dus ook meer in het bijzonder bij HDX en FDX systemen.Suppose that an animal has already been detected in subareas 2. Γ - 2.6 ’. It is therefore expected that the next animal will take place in sub-area 2.7 ’. The chance is slightly smaller that the next animal will take place in sub-area 2.8 ’. Therefore, for the subareas 2.1-2.8 a sequence will be traversed according to sequence G of figures 3 and 4. The subarea 2.7 'is then scanned eight times within one sequence while subarea 2.8' is scanned four times and subareas 2.1'-2.6 'each one be scanned once. In this example, it holds that sub-areas 2.1-2.8 are not yet occupied. The control unit 30 could be arranged such that in that case the sequence I according to figures 4 and 5 is traversed for the subareas 2.1-2.8. After all, it makes no sense to go through a certain sub-area 2.1 with a higher frequency than others. However, it is also possible that sequence A is traversed for the subareas 2.1-2.8 because of these subareas, the first subarea 2.1 will be connected to the aisle 6 when the platform rotates further in the direction of the arrow Q. When the carousel rotates further in the direction Q and the sub-area 2.8 'are connected to the aisle 6, the sub-area 2.8' has the greatest chance that a following animal will take place therein. In that case, sequence H of figures 3 and 5 can be traversed for subareas 2.Γ-2.8 ’. For sub-area 2.1, it now also has a more realistic chance that it will be occupied by an animal, for example when an animal jumps over a fence and takes place in sub-area 2.1. For the subareas 2.1-2.8, then, for example, sequence A of figures 2 and 3 can be traversed. If the carousel continues to rotate and, for example, sub-area 2.2 is connected to the aisle 6, sequence B of figures 2 and 3 would be traversed for sub-areas 2.1-2.8. Because the subareas 2.1'-2.8 'are now all occupied, the sequence I could be traversed for these subareas in each case for figures 4 and 5. In this way it can be determined in each case in which subarea with the greatest chance an animal is expected, for the subareas 2.1-2.8 and depending on this a certain sequence can be selected for these subareas. Once all the subareas 2.1-2.8 are occupied, the subareas 2.1-2.8 can also be traversed via the sequence I of figures 4 and 5. After milking, all animals can leave the subareas via the aisle 38. When the carousel is then empty, the first subarea 2.1 'is again the first to expect an animal. Then, for the subareas 2.Γ-2.8 ’, the sequence A can be traversed. When sub-area 2.1 "is subsequently occupied by an animal, the next animal in sub-area 2.2" is then expected. Then, for sub-areas 2'1-2.8 ", sequence B of figures 3 and 4 can be traversed. Because animals are not yet expected in subareas 2.1-2.8, sequence I of figures 4 and 5 can be traversed for these regions. Entirely analogously, for the subareas 2.Γ-2.8 ’the sequences A-H can be traversed with successive occupations of these subareas. As soon as, as said, the next animal in sub-area 2.8 'is expected, it is already possible that an animal will also take place in sub-area 2.1', with the result that for sub-areas 2.1-2.8 the sequence I will no longer be traversed from figure 4 and 5 but the sequence A of figures 2 and 3. The subareas 2.1'-2.8 'are then traversed with sequence H. If sub-area 2.1 is subsequently traversed with the aisle, sequence A will also be traversed for sub-areas 2.1-2.8. When then sub-area 2.2. is connected to the corridor, sequence B will be traversed for subareas 2.1-2.8. Because sub-areas 2.1’-2.8 ’are already occupied, sequence I of figures 4 and 5 will be traversed for these sub-areas. In this way, fully tailored to the situation, you can always multiplex in an "intelligent" way. Both for figure 6 and for figure 7 it is indicated that transmitter 22, instead of covering all areas in one go, can also be connected to the antenna units via a line 32, 32 'to generate an electromagnetic interrogation field per area. said, determining the sub-area where the chance is most likely that an animal is expected, given the occupation of other sub-areas already, can be determined according to the predetermined algorithm. This predetermined algorithm comprises the information about the chances that certain areas are occupied in dependence on sub-areas already occupied. These opportunities may vary from case to case. After all, this can depend on the way in which the subareas are arranged relative to each other, can be reached, etc. However, it is also possible that the predetermined algorithm does not determine any chances. It is also possible that the predetermined algorithm is provided with information (or has already been included) about in which sub-area a next animal is expected. This is because, for example, there is only one possibility for an animal to enter a sub-area. As already discussed, for example, with reference to Figure 1, this possibility arises when the complete opening of gate 8.1 results in the gate 8.2 subsequently being partially opened. It is then certain that another animal will enter 2.2 through fence 8.2. The scanning is adapted to this in the same way that it is determined in figure 1 that the chance is greatest that a following animal will enter the milking parlor 2.2. Such variants are each considered to fall within the scope of the invention. It is noted that this system can be used in general, so also more particularly with HDX and FDX systems.

Claims (16)

1. Systeem voor het detecteren van de aanwezigheid van dieren in een veelvoud van deelgebieden waarbij het systeem is ingericht om per deelgebied te bepalen of daar een dier aanwezig is waarbij de dieren elk zijn voorzien van een label dat reageert wanneer het label in een elektromagnetisch ondervraagveld wordt gebracht, waarbij het systeem is voorzien van tenminste een zendereenheid voor het genereren van een elektromagnetisch ondervraagveld in elk van de deelgebieden, een veelvoud van antenne-eenheden die, in gebruik, dusdanig staan opgesteld dat elk deelgebied is geassocieerd met tenminste een van de antenne-eenheden, tenminste een ontvangereenheid en een multiplexer die enerzijds met de tenminste ene ontvangereenheid is verbonden en die anderzijds selectief met telkens een van antenne-eenheden kan worden verbonden voor het detecteren van een label van een dier dat zich in een deelgebied bevindt dat is geassocieerd met een antenne-eenheid die selectief is verbonden via de multiplexer met de ontvangereenheid, met het kenmerk, dat het systeem verder is voorzien van een besturingsinrichting die de multiplexer aanstuurt voor het selecteren van de antenne-eenheden de achtereenvolgens via de multiplexer met de tenminste ene ontvangereenheid worden verbonden waarbij de besturingsinrichting is ingericht om de selectie van de antenne-eenheden volgens een vooraf bepaalde algoritme uit te voeren in afhankelijkheid van met welke tenminste ene antenne-eenheid de aanwezigheid van een dier in tenminste een deelgebied is gedetecteerd.A system for detecting the presence of animals in a plurality of subareas, wherein the system is adapted to determine per subarea whether there is an animal present in which the animals are each provided with a tag that responds when the tag in an electromagnetic interrogation field is brought, the system being provided with at least one transmitter unit for generating an electromagnetic interrogation field in each of the subareas, a plurality of antenna units which, in use, are arranged such that each subarea is associated with at least one of the antenna -units, at least one receiver unit and a multiplexer which is connected on the one hand to the at least one receiver unit and which on the other hand can be selectively connected to one of antenna units for detecting a label of an animal located in a sub-area associated with an antenna unit that is selectively connected via the multiplex r with the receiver unit, characterized in that the system is further provided with a control device which controls the multiplexer for selecting the antenna units and which are successively connected via the multiplexer to the at least one receiver unit, the control device being adapted to make the selection of the antenna units according to a predetermined algorithm in dependence on which at least one antenna unit detects the presence of an animal in at least a sub-area. 2. Systeem volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de besturingsinrichting is verbonden met de tenminste ene ontvangereenheid om te bepalen of met een antenne-eenheid die via de multiplexer met de ontvangereenheid is verbonden de aanwezigheid van een dier in een deelgebied wordt gedetecteerd dat met de betreffende antenne-eenheid die met de ontvangereenheid is verbonden is geassocieerd.A system according to claim 1, characterized in that the control device is connected to the at least one receiver unit to determine whether the presence of an animal in a sub-area is detected by an antenna unit connected to the receiver unit via the multiplexer associated with the respective antenna unit connected to the receiver unit. 3. Systeem volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de besturingsinrichting is ingericht om, in gebruik, telkens volgens een vooraf bepaalde sequentie alle antenne-eenheden tenminste een keer met de ontvangereenheid te verbinden waarbij het aantal keren dat een antenne-eenheid binnen een vooraf bepaalde sequentie met de ontvangereenheid wordt verbonden volgens de vooraf bepaalde algoritme afhankelijk is van in welke deelgebieden een dier als aanwezig is gedetecteerd op het moment dat de sequentie vooraf wordt bepaald.A system according to claim 1 or 2, characterized in that the control device is arranged, in use, to connect all antenna units to the receiver unit at least once in accordance with a predetermined sequence, the number of times that an antenna unit is connected to the receiver unit within a predetermined sequence according to the predetermined algorithm depends on in which subregions an animal as present is detected at the moment the sequence is predetermined. 4. Systeem volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de besturingsinrichting is ingericht om, in gebruik, telkens volgens een vooraf bepaalde sequentie alle antenne-eenheden tenminste een keer met de ontvangereenheid te verbinden waarbij het aantal keren dat een antenne-eenheid binnen een eerst volgende sequentie met de ontvangereenheid wordt verbonden volgens de vooraf bepaalde algoritme afhankelijk is van in welke deelgebieden een dier als aanwezig is gedetecteerd bij het doorlopen van een laatste sequentie.A system according to claim 3, characterized in that the control device is arranged, in use, to connect all antenna units to the receiver unit at least once in accordance with a predetermined sequence, the number of times that an antenna unit is within a next sequence is connected to the receiver unit according to the predetermined algorithm depends on in which subregions an animal as present is detected when traversing a final sequence. 5. Systeem volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk, dat binnen elke sequentie de multiplexer het zelfde aantal keren de ontvangereenheid met een van de antenne-eenheden verbindt.System according to claim 3 or 4, characterized in that within each sequence the multiplexer connects the receiver unit to one of the antenna units the same number of times. 6. Systeem volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de besturingsinrichting is ingericht om de selectie van de antenne-eenheden uit te voeren door volgens de vooraf bepaalde algoritme op basis van informatie die met het systeem is verkregen over in welke deelgebieden dieren aanwezig zijn, te bepalen bij welke tenminste ene deelgebied waar zich nog geen dier bevindt een dier met relatief grote kans wordt verwacht ten opzichte van andere deelgebieden waar zich nog geen dieren bevindt en/of te bepalen bij welk tenminste ene deelgebied waar zich nog geen dier bevindt een dier wordt verwacht..A system according to any one of the preceding claims, characterized in that the control device is adapted to perform the selection of the antenna units according to the predetermined algorithm on the basis of information obtained with the system in which subareas animals be present at which at least one sub-area where no animal is located yet an animal with a relatively high probability is expected with respect to other sub-areas where there are no animals yet and / or at which at least one sub-area where there is no animal yet an animal is expected .. 7. Systeem volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de besturingseenheid dusdanig is ingericht dat, in gebruik, het tenminste ene deelgebied waar een dier met een relatief grote kans wordt verwacht volgens de vooraf bepaalde algoritme met een hogere frequentie wordt geselecteerd dan deelgebieden waar een dier met relatief kleine kans wordt verwacht.A system according to claim 6, characterized in that the control unit is arranged such that, in use, the at least one sub-area where an animal with a relatively high probability is expected is selected according to the predetermined algorithm with a higher frequency than sub-areas where an animal with a relatively small chance is expected. 8. Systeem volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de besturingseenheid dusdanig is ingericht dat de frequentie waarmee een antenne-eenheid wordt verbonden met de tenminste ene ontvangereenheid volgens de vooraf bepaalde algoritme afhankelijk is van met welke tenminste ene antenne-eenheid, in gebruik, de aanwezigheid van tenminste een dier in tenminste een deelgebied is gedetecteerd.A system according to any one of the preceding claims, characterized in that the control unit is arranged such that the frequency with which an antenna unit is connected to the at least one receiver unit according to the predetermined algorithm depends on with which at least one antenna unit, in use, the presence of at least one animal in at least one sub-area has been detected. 9. Systeem volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de antenne-eenheden die zijn geassocieerd met deelgebieden die relatief meer nabij een deelgebied liggen waar de aanwezigheid van een dier is gedetecteerd volgens de vooraf bepaalde algoritme met een hogere frequentie worden geselecteerd om met de tenminste ene ontvangereenheid te worden verbonden dan de antenne-eenheden die zijn geassocieerd met deelgebieden die relatief minder nabij het deelgebied liggen waar de aanwezigheid van een dier is gedetecteerd, meer in het bijzonder dat de antenne-eenheden die zijn geassocieerd met deelgebieden die relatief meer nabij een deelgebied liggen waar de aanwezigheid van een dier is gedetecteerd en waarin thans nog geen dier is gedetecteerd volgens de vooraf bepaalde algoritme met een hogere frequentie worden geselecteerd om met de tenminste ene ontvangereenheid te worden verbonden dan de antenne-eenheden die zijn geassocieerd met deelgebieden die relatief minder nabij het deelgebied liggen waar de aanwezigheid van een dier is gedetecteerd.A system according to any one of the preceding claims, characterized in that the antenna units associated with sub-areas that are relatively more close to a sub-area where the presence of an animal is detected according to the predetermined algorithm are selected with a higher frequency to be connected to the at least one receiver unit than the antenna units associated with sub-areas that are relatively less close to the sub-area where the presence of an animal is detected, more particularly that the antenna units associated with sub-areas relatively lie more near a sub-area where the presence of an animal has been detected and in which no animal has yet been detected according to the predetermined algorithm with a higher frequency being selected to be connected to the at least one receiver unit than the antenna units associated with subareas that are relatively less near the part area where the presence of an animal has been detected. 10. Systeem volgens een der conclusies 3-5 en volgens een der conclusies 7-9, met het kenmerk, dat het tenminste ene deelgebied waar een dier met een relatief grote kans wordt verwacht volgens de vooraf bepaalde algoritme binnen een sequentie met een hogere frequentie wordt geselecteerd dan deelgebieden waar een dier met relatief kleine kans wordt verwacht.System according to one of claims 3 to 5 and according to one of claims 7 to 9, characterized in that the at least one sub-area where an animal with a relatively high probability is expected according to the predetermined algorithm within a sequence with a higher frequency is then selected for sub-areas where an animal with a relatively small chance is expected. 11. Boerderij of stahnrichting voorzien van systeem volgens een der voorgaande conclusies.Farm or stable direction provided with system according to one of the preceding claims. 12. Boerderij of stalinrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de boerderij of stalinrichting is voorzien van tenminste één melkinrichting omvattende een veelvoud van melkplaatsen die bijvoorbeeld van elkaar zijn gescheiden met bijvoorbeeld hekken waarbij elke melkplaats een deelgebied vormt en is voorzien van een melkinrichting voor het melken van het dier.A farm or stable device as claimed in claim 11, characterized in that the farm or stable device is provided with at least one milking device comprising a plurality of milking parlors which are for instance separated from each other with for instance gates, wherein each milking parlor forms a sub-area and is provided with a milking device for milking the animal. 13. Boerderij of stalinrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de melkplaatsen volgens een rij ten opzichte van elkaar zijn gerangschikt waarbij langs de rij van melkplaatsen een gangpad is gevormd dat zich uitstrekt in de richting van de rij waarbij het gangpad een eerste zijde heeft waaraan ingangen van de melkplaatsen grenzen en waarbij een tegenover de eerste zijde gelegen tweede zijde van het gangpad wordt begrensd door een hek dat zich in een lengte richting van het gangpad uitstrekt.A farm or stable device according to claim 12, characterized in that the milking parlors are arranged in a row relative to each other, an aisle being formed along the row of milking parlors that extends in the direction of the row with the aisle a first side has to which entrances to the milking parlors adjoin and wherein a second side of the aisle opposite the first side is bounded by a fence extending in a longitudinal direction of the aisle. 14. Boerderij of stalinrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de melkplaatsen volgens een in zichzelf gesloten rij ten opzichte van elkaar zijn gerangschikt en aldus een carrousel vormen.Farm or stable device according to claim 12, characterized in that the milking parlors are arranged in a row closed relative to each other and thus form a carousel. 15. Boerderij of stalinrichting volgens een der voorgaande conclusies 11-14, met het kenmerk, dat de boerderij is voorzien van een veelvoud van ligplaatsen voor dieren waarbij bijvoorbeeld de ligplaatsen van elkaar zijn gescheiden met bijvoorbeeld hekken waarbij elke ligplaats een deelgebied vormt.A farm or stable device according to any one of the preceding claims 11-14, characterized in that the farm is provided with a plurality of berths for animals, wherein, for example, the berths are separated from one another with, for example, fences, each berth forming a sub-area. 16. Boerderij of stalinrichting volgens een der conclusies 11-15, met het kenmerk, dat de boerderij is voorzien van een voedersysteem omvattende een veelvoud van voerderplaatsen die bijvoorbeeld van elkaar zijn gescheiden met bijvoorbeeld hekken waarbij elke voederplaats een deelgebied vormt en is voorzien van een voerinrichting voor het voeren van het dier.A farm or stable device according to any one of claims 11-15, characterized in that the farm is provided with a feeding system comprising a plurality of feeding places which are for instance separated from each other with, for example, fences, wherein each feeding place forms a sub-area and is provided with a sub-area feeding device for feeding the animal.
NL2011749A 2013-11-07 2013-11-07 SYSTEM FOR DETECTING THE PRESENCE OF ANIMALS, IN PARTICULAR ALSO THE IDENTITY OF THE ANIMAL IN A MULTIPLE OF SUB-AREAS. NL2011749C2 (en)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2011749A NL2011749C2 (en) 2013-11-07 2013-11-07 SYSTEM FOR DETECTING THE PRESENCE OF ANIMALS, IN PARTICULAR ALSO THE IDENTITY OF THE ANIMAL IN A MULTIPLE OF SUB-AREAS.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2011749A NL2011749C2 (en) 2013-11-07 2013-11-07 SYSTEM FOR DETECTING THE PRESENCE OF ANIMALS, IN PARTICULAR ALSO THE IDENTITY OF THE ANIMAL IN A MULTIPLE OF SUB-AREAS.
NL2011749 2013-11-07

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2011749C2 true NL2011749C2 (en) 2015-05-11

Family

ID=50001223

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2011749A NL2011749C2 (en) 2013-11-07 2013-11-07 SYSTEM FOR DETECTING THE PRESENCE OF ANIMALS, IN PARTICULAR ALSO THE IDENTITY OF THE ANIMAL IN A MULTIPLE OF SUB-AREAS.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL2011749C2 (en)

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4532892A (en) * 1981-08-17 1985-08-06 Ralston Purina Company Animal feeding and monitoring system
US6445296B1 (en) * 1996-08-21 2002-09-03 A.T.L. Agricultural Technology Limited Identification apparatus
US20070229260A1 (en) * 2006-04-04 2007-10-04 Pitney Bowes Incorporated Adaptive radio frequency identification control algorithm
US20100156612A1 (en) * 2007-06-13 2010-06-24 Nedap Agri B.V. System For Recognizing Animals

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4532892A (en) * 1981-08-17 1985-08-06 Ralston Purina Company Animal feeding and monitoring system
US6445296B1 (en) * 1996-08-21 2002-09-03 A.T.L. Agricultural Technology Limited Identification apparatus
US20070229260A1 (en) * 2006-04-04 2007-10-04 Pitney Bowes Incorporated Adaptive radio frequency identification control algorithm
US20100156612A1 (en) * 2007-06-13 2010-06-24 Nedap Agri B.V. System For Recognizing Animals

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US7685966B2 (en) Lidded pet dish
US8488844B2 (en) Device and a method for providing information about animals when walking through an animal passage
NL1016836C2 (en) Farm management system with cameras for following animals on the farm.
US20060196431A1 (en) Method and apparatus for providing at least one item of information on occupancy of a milking stall in a milking facility
US20220061260A1 (en) System and method for directing livestock animal
CN104636773B (en) A kind of directional monitoring system with radiofrequency signal identification
EP3224797A2 (en) Intelligent security management system
CA3103344A1 (en) Apparatus for identifying an animal
Suju et al. FLANN: Fast approximate nearest neighbour search algorithm for elucidating human-wildlife conflicts in forest areas
CN109250353A (en) A kind of dustbin and storage medium with image identification function
DE102007030738A1 (en) Reading information with optoelectronic sensor and RFID reader
KR101470314B1 (en) Closed-circuit television system of automatic recognizing/classifying object and method thereof
NL2011749C2 (en) SYSTEM FOR DETECTING THE PRESENCE OF ANIMALS, IN PARTICULAR ALSO THE IDENTITY OF THE ANIMAL IN A MULTIPLE OF SUB-AREAS.
NL1031625C2 (en) Diagnostic method as well as diagnostic device for an animal identification system, in particular an animal identification system of a milking installation and milking installation with an animal identification system.
NL2003641C2 (en) Method for determining the identity of an animal at at least a first location.
NL2011942C2 (en) Method and animal housing for separating manure.
CA3057059A1 (en) Systems and methods for identifying individual animals in a group of animals
NL2013390B1 (en) System and method for managing dairy animals.
NL1019296C1 (en) System for checking the presence of an identification label in animals.
NL8903163A (en) Cattle-milking and feeding system - has unit observing identification markings and controlling box-access gate
NL2009456C2 (en) Method and system for creating a map of a barn.
EP3466253B1 (en) Device for the detection of objects in an animal stable
NL1035232C2 (en) Animal interaction system provided with at least one UV light unit.
NL2012275C2 (en) LIVESTOCK SYSTEM.
CN113780399A (en) Object classification method, device, equipment and storage medium