NL2010930C2 - Inrichting voor het bestrijden van vogelmijt. - Google Patents

Inrichting voor het bestrijden van vogelmijt. Download PDF

Info

Publication number
NL2010930C2
NL2010930C2 NL2010930A NL2010930A NL2010930C2 NL 2010930 C2 NL2010930 C2 NL 2010930C2 NL 2010930 A NL2010930 A NL 2010930A NL 2010930 A NL2010930 A NL 2010930A NL 2010930 C2 NL2010930 C2 NL 2010930C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
conductors
voltage
connecting means
present
electrical conductors
Prior art date
Application number
NL2010930A
Other languages
English (en)
Inventor
Dick Hendrikus Cornelis Ven
Original Assignee
Ven Beheer B V Van De
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Ven Beheer B V Van De filed Critical Ven Beheer B V Van De
Priority to NL2010930A priority Critical patent/NL2010930C2/nl
Priority to EP14171393.3A priority patent/EP2810554B1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL2010930C2 publication Critical patent/NL2010930C2/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01KANIMAL HUSBANDRY; AVICULTURE; APICULTURE; PISCICULTURE; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
    • A01K31/00Housing birds
    • A01K31/12Perches for poultry or birds, e.g. roosts
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01MCATCHING, TRAPPING OR SCARING OF ANIMALS; APPARATUS FOR THE DESTRUCTION OF NOXIOUS ANIMALS OR NOXIOUS PLANTS
    • A01M1/00Stationary means for catching or killing insects
    • A01M1/22Killing insects by electric means
    • A01M1/223Killing insects by electric means by using electrocution
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01MCATCHING, TRAPPING OR SCARING OF ANIMALS; APPARATUS FOR THE DESTRUCTION OF NOXIOUS ANIMALS OR NOXIOUS PLANTS
    • A01M2200/00Kind of animal
    • A01M2200/01Insects
    • A01M2200/011Crawling insects

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Pest Control & Pesticides (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Zoology (AREA)
  • Birds (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Insects & Arthropods (AREA)
  • Wood Science & Technology (AREA)
  • Animal Husbandry (AREA)
  • Biodiversity & Conservation Biology (AREA)
  • Catching Or Destruction (AREA)

Description

Inrichting voor het bestrijden van vogelmijt BESCHRIJVING:
Gebied van de uitvinding
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting ter bestrijding van vogelmijt, omvattende een langgerekte, al dan niet flexibele, drager van elektrisch isolerend materiaal, alsmede twee parallelle, op afstand van elkaar op de drager aanwezige, langgerekte, elektrische geleiders, voorzien van een niet geïsoleerde zijde. Indien ongedierte de elektrische geleiders oversteekt maakt het contact met beide geleiders waardoor er een stroom door het ongedierte gaat lopen. Het voorwerp dient derhalve op plaatsen aangebracht te worden die door het ongedierte gepasseerd worden.
Vogelmijten leven voornamelijk van vogelbloed en zijn 0,6 - 1,2 mm lang en kleurloos tot rood van kleur. De vogelmijten leven vaak in grote aantallen in vogelverblijfplaatsen, zoals - vogelnesten - vogelkooien - pluimveestallen -duivenhokken - volières enz. Ze zijn lichtschuw en houden zich overdag schuil in allerlei verborgen ruimten, zoals naden, kieren, spleten en achter isolatieplaten, ’s Nachts komen zij tevoorschijn om bij de vogels een bloedmaaltijd te halen. Zij leven dus niet op de vogels; de vogels dienen alleen als voedselbron. Bij ernstige overlast is dit voor broedende poppen erg irritant, waardoor zij vaak het nest zullen verlaten. Jonge vogels kunnen door bloedverlies sterven.
Vogelmijten kunnen de oorzaak zijn van bloedarmoede bij leghennen. Vermagerde dieren, een lage productie en een lagere weerstand tegen infecties behoren tot de verschijnselen. Ook worden de hennen onrustig door de bloedluizen en kunnen ze ruw in de veren raken. Dit kan ontaarden in verenpikkerij en kannibalisme. Ook kunnen op de eieren bloedpunten ontstaan doordat de eieren over de vogelmijten rollen. Dit is ongewenst.
Stand van de techniek
Een inrichting van de in de aanhef beschreven soort is bekend uit DE19544117A. De drager van deze bekende inrichting is uitgevoerd als een flexibele band die ergens op aangebracht kan worden. De elektrische geleiders zijn plat waarbij op een deel van de bovenzijde een isolatielaag aanwezig is, zodat de kans dat mensen of dieren die erop gaan staan in contact komen met het niet geïsoleerde deel van de geleiders sterk gereduceerd wordt.
Indien de bekende inrichting gebruikt wordt voor het bestrijden van vogelmijt dient de afstand tussen de elektrische geleiders klein te zijn. Hierdoor neemt de kans op vonkoverslag toe. Vonkoverslag is met name ongewenst in stoffige omgevingen, zoals pluimveestallen, omdat daardoor de kans op brand of explosies toeneemt.
Samenvatting van de uitvinding
Een doel van de uitvinding is het verschaffen van een inrichting van de in de aanhef omschreven soort waarbij tijdens het bestrijden van vogelmijten het gevaar op vonkoverslag kleiner is dan bij de bekende inrichting. Hiertoe is de inrichting volgens de uitvinding gekenmerkt, doordat de afstand tussen de niet geïsoleerde zijde van de elektrische geleiders kleiner of gelijk is aan 1,2 mm, en de inrichting voorts een voeding omvat die is voorzien van aansluitmiddelen via welke de voeding op de elektrische geleiders is aangesloten en voorts is voorzien van een voedingsbron of van verdere aansluitmiddelen voor aansluiting op een externe voedingsbron, welke voeding zodanig is dat tijdens bedrijf over de aansluitmiddelen een spanning staat van ten minste 100 V en de spanning die over de aansluitmiddelen staat kleiner of gelijk is aan 800 V per mm afstand tussen de geleiders. Deze spanning kan zowel een gelijkspanning als een wisselspanning zijn. Doordat de afstand tussen de geleiders kleiner is dan 1,2 mm maken ten minste de volwassen vogelmijten tijdens het passeren van de geleiders contact met beide geleiders waardoor deze geëlektrocuteerd worden. De spanning dient ten minste 100 V te zijn om de overgangsweerstand tussen de geleiders en de poten of voelsprieten van de vogelmijten te overbruggen. Bij een spanning die niet hoger is dan 800 V per mm afstand tussen de geleiders is de kans dat er geen vonken over kunnen springen aanvaardbaar klein voor de meeste toepassingen. Door vonkoverslag worden de geleiders beschadigd en ontstaan oneffenheden (putjes). Ook is bij overslag geen spanning meer aanwezig waardoor de inrichting kortstondig niet werkt. Door het voorkomen of althans minimaliseren van vonkoverslag treden deze nadelen niet op.
Bij voorkeur is de afstand tussen de elektrische geleiders kleiner of gelijk is aan 0,7 mm zodat ook onvolwassen vogelmijten uitgeschakeld (gedood, verminkt) worden. Voorts is bij voorkeur de voeding zodanig dat over de aansluitmiddelen een spanning staat van ten minste 230 V om nog beter de overgangsweerstand te kunnen overbruggen zodat meer vogelmijten geëlektrocuteerd worden tijdens het oversteken van de geleiders.
Een uitvoeringsvorm van de inrichting waarbij de kans op vonkoverslag tot bijna nul is gereduceerd, is gekenmerkt doordat het voltage van de spanning die over de aansluitmiddelen staat kleiner of gelijk is aan 500 V per mm afstand tussen de geleiders.
Om het gevaar voor mens of dier bij het in contact komen met de elektrische geleiders te reduceren, is een verdere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding gekenmerkt, doordat de spanning die over de aansluitmiddelen staat afwisselend wel en niet aanwezig is. De open spanning die nodig is om de overgangsweerstand van elektrodes naar de poten en voelsprieten van de vogelmijten te overbruggen blijft zodoende behouden, terwijl het ontstane vermogen daardoor naar ratio kleiner wordt waardoor eventuele aanraking van de geleiders door mens en dier minder ernstig is, maar toch groot genoeg is om de vogelmijten uit te schakelen. Ook het brandgevaar neemt hierdoor af. Vervuiling door dode vogelmijten en andere verontreinigingen met een te hoog gedissipeerd vermogen erin, vallen van de inrichting af en kunnen op de kip of op brandbare ondergrond terecht komen.
Bij voorkeur is de spanning die over de aansluitmiddelen staat 20-33% aanwezig en 80-67% niet aanwezig. De spanning wordt hierbij bij voorkeur met een frequentie tussen 500 en 2000 Hz over de aansluitmiddelen aangebracht.
Een gunstige uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding is gekenmerkt, doordat de niet geïsoleerde zijde van de geleiders vlak is. Hierdoor kunnen de geëlektrocuteerde vogelmijten gemakkelijk van de geleiders af vallen en kunnen de geleiders goed schoongemaakt worden.
Een verdere gunstige uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding is gekenmerkt, doordat de elektrische geleiders in de drager ingebed zijn zodanig dat de niet geïsoleerde zijde van de geleiders naadloos aansluiten op de zijde van de ernaast aanwezige delen van de drager. Hierdoor worden er bij de toepassing van de inrichting geen nieuwe broedplaatsen voor de vogelmijten gecreëerd en vallen de gedode vogelmijten nog eerder van de geleiders en kan de inrichting nog beter schoongemaakt worden.
Bij voorkeur omvatten de elektrische geleiders elk een langgerekte metalen draad in een omhulsel van kunststof, bij voorkeur siliconen rubber, met daarin aanwezig deeltjes van elektrisch geleidend materiaal, zoals bijvoorbeeld grafiet, zilver, roestvast staal. De toepassing van kunststof en dan in het bijzonder siliconen rubber, maakt een naadloze overgang tussen de drager en de geleiders mogelijk. De metalen geleiders zijn nodig om de weerstand in lengterichting laag te houden. Door deze constructie is er maar één materiaalovergang aanwezig. Plaatsen van materiaalovergang vormen in het algemeen broedplaatsen voor vogelmijten. Doordat door deze constructie de overgang naadloos is, zijn er bij de inrichting volgens de uitvinding geen plaatsen aanwezig die als broedplaatsen voor vogelmijten kunnen fungeren. Bovendien is dit materiaal brand- en vonkbestendig.
In een gunstige uitvoeringsvorm van de inrichting is de drager een flexibele band zodat de inrichting op bestaande voorwerpen aangebracht kan worden. In een andere gunstige uitvoeringsvorm omvat de inrichting een zitstok waarop de drager is aangebracht. Bij voorkeur is hierbij de drager aanwezig is op een naar beneden gericht oppervlak van de zitstok, zodat de gedode vogelmijten nog beter van de geleiders af vallen.
Beknopte omschrijving van de tekeningen
Hieronder zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van in de tekeningen weergegeven uitvoeringsvoorbeelden van de inrichting volgens de uitvinding. Hierbij toont:
Figuur 1 een eerste uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding waarbij de drager is uitgevoerd als een flexibele band;
Figuur 2 een tweede uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding uitgevoerd als een zitstok voor kippen waarop de in figuur 1 weergegeven drager met elektrische geleiders is aangebracht; en
Figuur 3 de in figuur 2 weergegeven zitstok in dwarsdoorsnede.
Gedetailleerde omschrijving van de tekeningen
In figuur 1 is een eerste uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding weergegeven, waarin de drager is uitgevoerd als een flexibele band. De inrichting 1 heeft een langgerekte, flexibele, drager 3 van elektrisch isolerend materiaal, alsmede twee parallelle, langgerekte, op afstand van elkaar op de drager aanwezige, elektrische geleiders 5, voorzien van een niet geïsoleerde zijde 7. De afstand 9 tussen de niet geïsoleerde zijde van de elektrische geleiders is ongeveer 0,6 mm. De inrichting heeft voorts een voeding 11 die is voorzien van aansluitmiddelen 13 via welke de voeding op de elektrische geleiders 5 is aangesloten, en van verdere aansluitmiddelen 15 voor aansluiting op een externe voedingsbron.
De voeding 11 is zodanig dat tijdens bedrijf over de aansluitmiddelen 13 een spanning staat van 250 V waardoor de spanning die over de aansluitmiddelen staat ongeveer gelijk is aan 417 V per mm afstand tussen de geleiders. Deze spanning is afwisselend wel en niet aanwezig, waarbij de spanning voor 20-33% aanwezig en 80-67% niet aanwezig is met een frequentie van 1000 Hz.
De werking van de inrichting is als volgt. Op de geleiders is een elektrische spanning aangesloten, waardoor over deze geleiders een zogenaamde open spanning staat. Als een vogelmijt tegelijkertijd deze beide geleiders aanraakt met de poten en of voelsprieten dan gaat er een elektrische stroom lopen. De open spanning zakt daardoor een stuk in elkaar en heet restspanning. De stroom maal restspanning is het vermogen wat in de vogelmijt komt en wat de vogelmijt doet doden. Dit resulteert in verbrande ledematen en uitgedroogde en verdampte vogelmijten.
Doordat de vogelmijten verbinding maken tussen de geleiders maken zakt de voedingsspanning, deze loopt naar verloop van tijd weer op naarmate de resten van de vogelmijten uitdrogen, en dus de weerstand van de resten weer oplopen. De inrichting corrigeert zich dus zelf. Een bijkomend voordeel is dat doordat de resten uitdrogen deze gemakkelijk van de kabel te verwijderen zijn (bijna als stof) en veel restanten er vanzelf afvallen (of door luchtstromingen en/of trillingen door het bewegen van kippen).
De elektrische geleiders 5 zijn in de drager 3 ingebed zodanig dat de niet geïsoleerde zijde 7 van de geleiders naadloos aansluiten op de zijde van de ernaast aanwezige delen van de drager. De elektrische geleiders zijn van siliconen rubber 17 met daarin aanwezig deeltjes van elektrisch geleidend materiaal, zoals bijvoorbeeld grafiet, zilver, roestvast staal. Door dit rubber materiaal strekt zich een langgerekte metalen draad 19 uit om de weerstand in lengterichting van de geleider te reduceren.
In de figuren 2 en 3 is een tweede uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding weergegeven in respectievelijk perspectief en dwarsdoorsnede. Deze inrichting heeft een zitstok 21 voor kippen alsmede de in figuur 1 weergegeven drager 3 met elektrische geleiders 5 aangebracht op de zitstok. De zitstok 21 heeft een in hoofdzaak T-vormige of paddestoelvormige dwarsdoorsnede waarvan het bovenste deel het zitgedeelte 23 vormt waarvan de bovenzijde het zitvlak 25 voor de dieren vormt en waarvan het verticale deel 27 op ondersteuningen 31 is aangebracht en hiertoe is voorzien van een montagevlak 29. Vogelmijten kunnen zodoende enkel via de ondersteuningen en via de onderzijde van het zitgedeelte naar het zitvlak en dus naar de dieren toe kruipen.
Om te voorkomen dat de vogelmijten naar de dieren kunnen kruipen zijn de elektrische geleiders 5 aan de onderzijde 33 van het zitgedeelte langs elke zijde over de hele lengte van de zitstok aanwezig. Tussen de beide elektrische geleiders wordt tijdens gebruik een spanningsverschil aangebracht. De afstand tussen beide elektrische geleiders is bij voorkeur kleiner dan lengte van een te bestrijden vogelmijt, zodat een vogelmijt die over de geleiders naar de op de zitstok zittende dieren kruipt gelijktijdig met beide geleiders in aanraking komt en daarbij geëlektrocuteerd wordt. Deze elektrische geleiders 5 vormen aldus een barrière om het montagevlak 29 van de zitstok zodat vogelmijten niet via de ondersteuningen naar het zitvlak van de zitstok kunnen kruipen. Door de geleiders aan de onderzijde 33 op een naar beneden gericht oppervlak van het zitgedeelte 23 aan te brengen, wordt voorkomen dat de dieren die op de zitstokken zitten in aanraking kunnen komen met de geleiders.
Hoewel in het voorgaande de uitvinding is toegelicht aan de hand van de tekeningen, dient te worden vastgesteld dat de uitvinding geenszins tot de in de tekeningen getoonde uitvoeringsvormen is beperkt. De uitvinding strekt zich mede uit tot alle van de in de tekeningen getoonde uitvoeringsvormen afwijkende uitvoeringsvormen binnen het door de conclusies gedefinieerde kader.

Claims (13)

1. Inrichting ter bestrijding van vogelmijt, omvattende een langgerekte, al dan niet flexibele, drager van elektrisch isolerend materiaal, alsmede twee parallelle, op afstand van elkaar op de drager aanwezige, langgerekte, elektrische geleiders, voorzien van een niet geïsoleerde zijde, met het kenmerk, dat de afstand tussen de niet geïsoleerde zijde van de elektrische geleiders kleiner of gelijk is aan 1,2 mm, en de inrichting voorts een voeding omvat die is voorzien van aansluitmiddelen via welke de voeding op de elektrische geleiders is aangesloten en voorts is voorzien van een voedingsbron of van verdere aansluitmiddelen voor aansluiting op een externe voedingsbron, welke voeding zodanig is dat tijdens bedrijf over de aansluitmiddelen een spanning staat van ten minste 100 V en de spanning die over de aansluitmiddelen staat kleiner of gelijk is aan 800 V per mm afstand tussen de geleiders.
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de afstand tussen de elektrische geleiders kleiner of gelijk is aan 0,7 mm.
3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de voeding zodanig is dat over de aansluitmiddelen een spanning staat van ten minste 230 V.
4. Inrichting volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat het voltage van de spanning die over de aansluitmiddelen staat kleiner of gelijk is aan 500 V per mm afstand tussen de geleiders.
5. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de spanning die over de aansluitmiddelen staat afwisselend wel en niet aanwezig is.
6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de spanning die over de aansluitmiddelen staat 20-33% aanwezig en 80-67% niet aanwezig is.
7. Inrichting volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk, dat de spanning met een frequentie tussen 500 en 2000 Hz over de aansluitmiddelen aangebracht wordt.
8. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de niet geïsoleerde zijde van de geleiders vlak is.
9. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de elektrische geleiders in de drager ingebed zijn zodanig dat de niet geïsoleerde zijde van de geleiders naadloos aansluiten op de zijde van de ernaast aanwezige delen van de drager.
10. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de elektrische geleiders elk een langgerekte metalen draad in een omhulsel van kunststof met daarin aanwezig deeltjes van elektrisch geleidend materiaal omvatten.
11. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de drager een flexibele band is.
12. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting een zitstok omvat waarop de drager is aangebracht.
13. Inrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de drager aanwezig is op een naar beneden gericht oppervlak van de zitstok.
NL2010930A 2013-06-06 2013-06-06 Inrichting voor het bestrijden van vogelmijt. NL2010930C2 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2010930A NL2010930C2 (nl) 2013-06-06 2013-06-06 Inrichting voor het bestrijden van vogelmijt.
EP14171393.3A EP2810554B1 (en) 2013-06-06 2014-06-05 A device for controlling bird mite

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2010930A NL2010930C2 (nl) 2013-06-06 2013-06-06 Inrichting voor het bestrijden van vogelmijt.
NL2010930 2013-06-06

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2010930C2 true NL2010930C2 (nl) 2014-12-09

Family

ID=48790552

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2010930A NL2010930C2 (nl) 2013-06-06 2013-06-06 Inrichting voor het bestrijden van vogelmijt.

Country Status (2)

Country Link
EP (1) EP2810554B1 (nl)
NL (1) NL2010930C2 (nl)

Families Citing this family (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE202019101191U1 (de) 2019-03-01 2020-06-03 Big Dutchman International Gmbh Sitzstangenanordnung für Geflügel zur Vermeidung der Migration von Milbentieren

Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4471561A (en) * 1982-07-23 1984-09-18 Lapierre John A Insect eradicator
DE19544117A1 (de) * 1995-11-27 1997-05-28 Dietz Kabeltechnik Gegenstand mit offenen Kontakten elektrischer Leiter

Patent Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4471561A (en) * 1982-07-23 1984-09-18 Lapierre John A Insect eradicator
DE19544117A1 (de) * 1995-11-27 1997-05-28 Dietz Kabeltechnik Gegenstand mit offenen Kontakten elektrischer Leiter

Also Published As

Publication number Publication date
EP2810554B1 (en) 2016-05-04
EP2810554A1 (en) 2014-12-10

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US4299048A (en) Pest bird control
CA2974214C (en) Mosquito killer lamp
MX2021013096A (es) Deteccion de objetos.
CA2548474A1 (en) Electric deterrent device
JP2007534327A (ja) 動物撃退装置
US20180184617A1 (en) Pest deterrent system
NL2010930C2 (nl) Inrichting voor het bestrijden van vogelmijt.
US10080359B2 (en) Fowl management system
WO2011044635A1 (en) Improved pest repellent system and device
US20130174789A1 (en) Squirrel deterrent for bird feeders
US6125595A (en) Insulated electrical shock tube
US20130269238A1 (en) Electronic Insect Barrier
US20160095303A1 (en) Electronic insect barrier
US2302787A (en) Animal exterminator
US9078422B1 (en) Animal deterrent apparatuses
NL2008973C2 (nl) Inrichting voor het bestrijden van vogelmijt.
KR20120132880A (ko) 해충포획기
Ramakrishnan et al. Occurrence of Red-headed vulture in Segur plateau, Tamil nadu
JP2003219788A (ja) 防獣システムと、防獣用ネット並びに防獣用ネット係止環
US10440943B2 (en) Rodent electrocution assembly
US20180139950A1 (en) Line Electric Fence Light Gas Discharge Lamps
US1486307A (en) Flytrap
JP3185052U (ja) 害獣の餌に混入する金属線
US5894814A (en) Portable pest deterrent guard for bird feeders
JP3012207U (ja) 鳥類防護電線および鳥類防護装置

Legal Events

Date Code Title Description
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20190701