NL2010669C2 - Sproeidrooginrichting voor het vormen van een poeder uit een suspensie. - Google Patents

Sproeidrooginrichting voor het vormen van een poeder uit een suspensie.

Info

Publication number
NL2010669C2
NL2010669C2 NL2010669A NL2010669A NL2010669C2 NL 2010669 C2 NL2010669 C2 NL 2010669C2 NL 2010669 A NL2010669 A NL 2010669A NL 2010669 A NL2010669 A NL 2010669A NL 2010669 C2 NL2010669 C2 NL 2010669C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
spray
drying
drying device
unit
amount
Prior art date
Application number
NL2010669A
Other languages
English (en)
Inventor
Albertus Johannes Mouris
Johannes Jacobus Baan
Original Assignee
Hobré Instr B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Hobré Instr B V filed Critical Hobré Instr B V
Priority to NL2010669A priority Critical patent/NL2010669C2/nl
Priority to DE202014101777.1U priority patent/DE202014101777U1/de
Priority to FR1453550A priority patent/FR3004798B3/fr
Application granted granted Critical
Publication of NL2010669C2 publication Critical patent/NL2010669C2/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B01PHYSICAL OR CHEMICAL PROCESSES OR APPARATUS IN GENERAL
    • B01JCHEMICAL OR PHYSICAL PROCESSES, e.g. CATALYSIS OR COLLOID CHEMISTRY; THEIR RELEVANT APPARATUS
    • B01J2/00Processes or devices for granulating materials, e.g. fertilisers in general; Rendering particulate materials free flowing in general, e.g. making them hydrophobic
    • B01J2/02Processes or devices for granulating materials, e.g. fertilisers in general; Rendering particulate materials free flowing in general, e.g. making them hydrophobic by dividing the liquid material into drops, e.g. by spraying, and solidifying the drops
    • B01J2/04Processes or devices for granulating materials, e.g. fertilisers in general; Rendering particulate materials free flowing in general, e.g. making them hydrophobic by dividing the liquid material into drops, e.g. by spraying, and solidifying the drops in a gaseous medium

Description

Korte aanduiding: Sproeidrooginrichting voor het vormen van een poeder uit een suspensie.
Beschrijving
De uitvinding betreft een sproeidrooginrichting voor het vormen van een poeder uit een suspensie, de sproeidrooginrichting omvattende een droogeenheid met een inlaat voor het aan de droogeenheid toevoeren van een suspensie, waarbij de droogeenheid voorzien is van droogmiddelen voor het vernevelen en verwarmen van de suspensie voor het vormen van een poeder uit de suspensie, en waarbij de droogeenheid een uitlaat omvat voor het afvoeren van het gevormde poeder.
Een dergelijke sproeidrooginrichting is algemeen bekend, en omvat bijvoorbeeld een sproeidroogtoren waarin een suspensie wordt toegevoerd. Een atomiseerder zorgt ervoor dat de suspensie verneveld wordt. Door het verwarmen van de vernevelde suspensie, zal de vloeistof van de suspensie overgaan naar de gasvormige fase, waardoor de in de suspensie aanwezige vaste stof achter blijft als poeder. Verdere stappen zorgen ervoor dat dit poeder, bijvoorbeeld in de vorm van melkpoeder, of bijvoorbeeld poedervormige levens- of geneesmiddelen, gewonnen kan worden.
Het is een doel van de onderhavige uitvinding om een verbeterde sproeidrooginrichting te verschaffen, waarmee in het bijzonder de effectiviteit en/of veiligheid van de bekende sproeidrooginrichting verbeterd kan worden.
Daartoe verschaft de uitvinding een sproeidrooginrichting van de in de aanhef genoemde soort, welke gekenmerkt is doordat de sproeidrooginrichting verder voorzien is van monitormiddelen voor het monitoren van ten minste een maat voor de in de sproeidrooginrichting aanwezige hoeveelheid waterdamp. De hoeveelheid waterdamp in bijvoorbeeld de uitlaat van de droogeenheid, of bijvoorbeeld verder stroomafwaarts daarvan, is een maat voor de effectiviteit van het droogproces. In het algemeen kan gesteld worden dat wanneer er relatief meer waterdamp in de uitlaat gemeten wordt, dit betekent dat er meer water is overgegaan van de vloeibare fase naar de gasvormige fase. Bij gelijkblijvende inkomende product- en luchtflow, temperatuur en vochtgehalte is er dan sprake van een relatief grotere effectiviteit. Door de hoeveelheid waterdamp in of nabij de sproeidrooginrichting te meten, kan de effectiviteit van het droogproces in de gaten gehouden worden, en bij voorkeur ook gestuurd en/of geregeld worden. Hierdoor kunnen verschillende parameters, in het bijzonder het energetisch rendement, capaciteit benutting, product kwaliteit en minimale “quality give away” van de sproeidrooginrichting geoptimaliseerd worden, op basis van de gemeten waterdamp.
Daarbij wordt opgemerkt dat de monitormiddelen volgens de uitvinding zijn ingericht om de maat voor de aanwezige hoeveelheid waterdamp zodanig te bepalen, dat de in de sproeidrooginrichting heersende processen geregeld en/of gestuurd kunnen worden. Met andere woorden, de snelheid van de monitoring is zodanig, dat de resultaten van de monitoring gebruikt kunnen worden voor het regelen van de sproeidrooginrichting, bijvoorbeeld door een operator, of in een uitvoeringsvorm door middel van een met de sproeidrooginrichting verbonden regelsysteem.
Daarbij heeft het verder de voorkeur wanneer een continue, of semi-continue monitoring mogelijk is. Met een continue of semi-continue monitoring wordt bedoeld dat de tussentijd tussen de monitormomenten zodanig is, dat een zinvolle sturing en/of regeling door een operator of regelsysteem mogelijk is. De tijdsgrootte tussen metingen is dan relatief klein ten opzichte van de voor de vochtmeting relevante tijdconstante van de sproeidrooginrichting. De tijd tussen metingen kan in de orde van enkele minuten, bij voorkeur enkele tientallen secondes, of zelfs lager liggen.
In een uitvoeringsvorm van de uitvinding, omvatten de monitormiddelen een in of nabij de droogeenheid geplaatst bemonsteringsorgaan voor het nemen van een monster van de in of nabij de sproeidrooginrichting aanwezige atmosfeer. Daarbij kan een monster van de in de droogeenheid aanwezige atmosfeer genomen worden, of van de atmosfeer stroomafwaarts daarva, bijvoorbeeld van de atmosfeer die via een uitlaat de droogeenheid verlaat, of die via een uitlaattoren de inrichting verlaat. In dat laatste geval is het bemonsteringsorgaan in of nabij de uitlaat van de droogeenheid, of van de sproeidrooginrichting voorzien.
De monitormiddelen omvatten in een eenvoudige uitvoeringsvorm een met het bemonsteringsorgaan verbonden meeteenheid voor het meten van ten minste de hoeveelheid waterdamp in het door het bemonsteringsorgaan genomen monster. Het bemonsteringsorgaan neemt een monster of sample van de atmosfeer op een gewenste locatie van de sproeidrooginrichting, en de meeteenheid meet de hoeveelheid waterdamp in dit monster. Daarbij is het denkbaar dat het bemonsteringsorgaan via een stromingsleiding verbonden is met de meeteenheid. De meeteenheid kan dan op een geschikte locatie, op enige afstand van de droogeenheid, geplaatst worden. Via de stromingsleiding wordt het monster van de atmosfeer naar de meeteenheid getransporteerd. Daartoe kunnen stromingsmiddelen, bijvoorbeeld in de vorm van een pompeenheid, voorzien zijn.
Het is verder denkbaar dat de sproeidrooginrichting een verder bemonsteringsorgaan omvat voor het nemen van een verder monster van de in of nabij de sproeidrooginrichting aanwezige atmosfeer. Daarmee wordt het mogelijk om een referentiemonster te nemen, dat voor verdere analyse bruikbaar is.
Het verdere bemonsteringsorgaan is bij voorkeur met de meeteenheid verbonden, bijvoorbeeld door middel van een verdere stromingsleiding. Hierdoor kan de meeteenheid het monster van het bemonsteringsorgaan, en het door het verdere bemonsteringsorgaan verkregen monster analyseren, en de hoeveelheid aanwezige waterdamp meten.
Het heeft in het bijzonder de voorkeur in dat geval, wanneer de monitormiddelen een schakeleenheid omvatten waarmee de meeteenheid afwisselend verbindbaar is met het bemonsteringsorgaan en het verdere bemonsteringsorgaan. De schakeleenheid kan een of meer kleporganen omvatten.
Aangezien de bemonsteringsorganen op enige afstand van de meeteenheid kunnen staan, zijn in een uitvoeringsvorm de monitormiddelen voorzien van aanzuigmiddelen, zoals bijvoorbeeld een pomp. Daarmee kan in het bemonsteringsorgaan een onderdruk gecreëerd worden, waardoor het monster in het bemonsteringsorgaan gezogen wordt. Het is verder denkbaar dat door de aanzuigmiddelen het monster naar de meeteenheid gevoerd wordt.
Het heeft in het bijzonder de voorkeur wanneer de aanzuigmiddelen zijn ingericht om onder een onderdruk, bij zeer grote voorkeur een nagenoeg vacuüm, het monster aan te zuigen. Door toepassing hiervan wordt de vorming van condens in het bemonsteringsorgaan, en in de meeteenheid, voorkomen. Dit komt omdat door de verlaagde druk het dauwpunt hoger komt te liggen. Condensatie in bijvoorbeeld de stromingsleiding wordt hiermee vermeden.
In een alternatieve uitvoeringsvorm, zijn de een of meer stromingsleidingen voorzien van verwarmingsmiddelen voor het verhogen van de temperatuur van het in de stromingsleiding aanwezige monster. Hiermee wordt condensatie ook voorkomen. Toepassing van een onderdruk voor het verhogen van het dauwpunt heeft echter de voorkeur, omdat dit eenvoudiger is en relatief veiliger.
Zoals hierboven reeds aangegeven, heeft het de voorkeur wanneer de monitormiddelen verder zijn ingericht voor het monitoren van een referentiewaarde van de hoeveelheid waterdamp. Met de referentiewaarde, bijvoorbeeld de in de toegevoerde lucht aanwezige hoeveelheid waterdamp, kan de effectiviteit van de sproeidrooginrichting onder verschillende condities nauwkeuriger en betrouwbaarder bepaald worden.
In een bijzondere uitvoeringsvorm, zijn de monitormiddelen verder ingericht voor het monitoren van een maat voor de in de droogeenheid aanwezige hoeveelheid koolstofmonoxide. Een dergelijke monitoring van koolstofmonoxide (CO) in de sproeidrooginrichting is op zich bekend. Hiermee is het mogelijk om broei, zogeheten smeulprocessen die kunnen leiden tot een verbrandingsproces en tot aanzienlijke schade aan de sproeidrooginrichting, te detecteren. In een uitvoeringsvorm wordt de CO in een of meerdere uitlaten van de inrichting, stroomafwaarts van de droogeenheid, gemeten.
In een uitvoeringsvorm zijn de monitormiddelen derhalve verder ingericht voor het monitoren van een referentiewaarde van de hoeveelheid koolstofmonoxide. Een smeulende kluit product zal een niveau van enkele ppm's CO in de luchtuitlaat tot gevolg hebben, dit niveau is zo laag omdat een behoorlijke verdunning optreedt. Omdat ook CO voor kan komen in de omgevingslucht rond de sproeidroogtoren, wordt bij voorkeur ook de hete-luchtinlaat van de toren bemonsterd en het CO-gehalte daarvan gemeten. Het verschil in CO-gehalte tussen de inlaat en de uitlaat is een indicatie voor het al dan niet optreden van broei: als het verschil nul is dan wordt in de toren geen CO gegenereerd en is er geen sprake van broei.
Volgens een aspect van de uitvinding wordt een dergelijke CO-meting genormaliseerd voor het watergehalte. In de uitlaat van de toren kan het watergehalte ten gevolge van het droogproces wel 20 volumeprocent bedragen. Dit betekent dat het CO-gehalte in de inlaatlucht wordt verdund met 20%. Zonder omrekening naar "droge" condities zal dus een lager CO gehalte aan de uitlaat gemeten worden dan aan de inlaat. Als broei optreedt kan dit gemaskeerd worden door dit verdunningseffect waardoor een alarm te laat of niet wordt gegenereerd. De watermeting volgens de onderhavige uitvinding maakt het derhalve mogelijk het CO- gehalte te normaliseren op ieder meetpunt in de inrichting, zodat verschillen in watergehalte in de onderlinge monsters voor bepaling van het CO-gehalte, de CO meting niet beïnvloeden.
Volgens een aspect voorziet de uitvinding in een werkwijze voor het monitoren van een sproeidrooginrichting volgens de onderhavige uitvinding, omvattende de stap van het met de monitormiddelen monitoren van ten minste een maat voor de in de droogeenheid aanwezige hoeveelheid waterdamp.
In een uitvoering omvat de werkwijze verder de stap van het met de monitormiddelen monitoren van een maat voor de in de droogeenheid aanwezige hoeveelheid koolstofmonoxide. Op basis de CO metingen kan broei in de inrichting gemonitord worden. De werkwijze kan de stap omvatten van het afgeven van een alarmsignaal bij het overschrijden van een bepaalde hoeveelheid CO. Het is denkbaar dat er multilevel alarmen worden toegepast, die wijzen op de aanwezigheid van smeulend materiaal en brandgevaar.
In het bijzonder is het volgens de uitvinding mogelijk dat de werkwijze de stap omvat van het normaliseren van de hoeveelheid koolstofmonoxide op basis van de hoeveelheid waterdamp. Door te normaliseren naar 0% water wordt een genormaliseerde CO meting verkregen, die vele malen betrouwbaarder is voor het ontdekken van broei, en/of brandgevaar. Het monitoring systeem kan dan multilevel alarmen afgeven op basis van genormaliseerde CO metingen (verschilmetingen) over verschillende onderdelen van de sproeidrooginstallatie.
Volgens een aspect, voorziet de uitvinding in monitormiddelen voor kennelijk gebruik in een sproeidrooginrichting volgens de uitvinding.
De uitvinding zal navolgend nader worden toegelicht aan de hand van de omschrijving van een de voorkeur hebbende uitvoeringsvorm van een volgens de uitvinding, onder verwijzing naar de navolgende figuren. Hierin tonen:
Fig. 1 - een schematisch overzicht van een sproeidrooginrichting volgens de onderhavige uitvinding, voorzien van monitormiddelen;
Fig. 2 - een schematisch overzicht van de in Fig. 1 toegepaste monitormiddelen.
In de navolgende figuurbeschrijving worden overeenkomstige onderdelen telkens voorzien van hetzelfde referentiecijfer.
Fig. 1 toont schematisch een overzicht van een sproeidrooginrichting 1 die voorzien is van monitormiddelen 20 volgens de onderhavige uitvinding.
De sproeidrooginrichting 1 is op zich bekend, en is bijvoorbeeld omschreven in EP 0 334 982 A1, welke publicatie door middel van verwijzing is opgenomen in de onderhavige beschrijving. Opgemerkt wordt overigens dat de onderhavige uitvinding in principe toepasbaar is op elke voor de vakman reeds bekende sproeidrooginrichting, en eventuele verbeteringen daarop. De uitvinding is in ieder geval niet beperkt tot de in Fig. 1 getoonde specifieke inrichting 1. De inrichting 1 zal navolgend kort worden omschreven.
De inrichting 1 omvat een droogeenheid 3 in de vorm van een sproeidroogtoren, met een conisch gedeelte onderaan en een cilindrisch gedeelte bovenin. In het bovenste gedeelte bevindt zich een toevoer 12 voor de suspensie waarin het gewenste product, dat later tot poeder gevormd zal worden, is opgelost. Via de toevoer 12 en een vernevelaar 4 (zogeheten rotary sprayer 4) wordt de suspensie in de sproeidroogtoren 3 gevoerd. De sproeidroogtoren omvat verder een hete-lucht-eenheid 11 voor het toevoeren van hete lucht aan de droogeenheid 3. In het onderste gedeelte van de sproeidroogtoren 3 is een binder supply nozzle 13 voorzien voor zogeheten geagglomereerde producten. Verder is een luchtblaaseenheid 14 voorzien die lucht in het onderste gedeelte van de toren 3 blaast, waardoor de vernevelde en/of geatomiseerde suspensie gedroogd wordt, en waardoor het gevormde poeder (15) via uitlaat 5 naar een verdere droogeenheid 7, in de vorm van een wervelbed 7, gevoerd kan worden. Uiteindelijk verlaat het gevormde en gedroogde poeder 15 de verdere droogeenheid 7 via een uitlaat van deze droogeenheid 7. De inrichting omvat verder een eerste cycloon, waarmee uit de droogeenheid gevoerde lucht gefilterd kan worden, waarna relatief schone lucht de inrichting via een uitlaatventilator 9 kan verlaten, en het in de cycloon 8 gefilterd poeder weer teruggevoerd kan worden, bijvoorbeeld aan de droogeenheid 3, zodanig dat dit product ook gewonnen kan worden.
Volgens de uitvinding omvat de sproeidrooginrichting 1 monitormiddelen 20, die volgens de uitvinding zijn ingericht voor het monitoren van ten minste een maat voor de hoeveelheid vocht in of nabij de sproeidroogtoren 3. De monitormiddelen 20 omvatten een meetinrichting 50, die later verder toegelicht zal worden aan de hand van Fig. 2. De meetinrichting 50 is verbonden met enkele sensoren 21-26 of sondes, in het bijzonder bemonsteringsorganen 21-26 voor het nemen van een monster van de lucht ter plekke van het betreffende bemonsteringsorgaan 21-26.
De meetinrichting 50 volgens de onderhavige uitvinding omvat een bemonsteringsorgaan 23 voor het meten van een maat van de in de inrichting 1 aanwezige hoeveelheid waterdamp. Dit bemonsteringsorgaan is in de getoonde uitvoering stroomafwaarts van de droogeenheid 3 geplaatst, en wel stroomafwaarts van de filtereenheid 8 in de vorm van de cycloonfilter. In de praktijk betekent dit dat het bemonsteringsorgaan 23 in een uitlaattoren geplaatst is.
Alternatief of aanvullend, kan een bemonsteringsorgaan 25 stroomafwaarts van het wervelbed 7 voorzien zijn. Ook hier is het denkbaar dat een niet getoonde verdere filtereenheid voorzien is, waarbij het bemonsteringsorgaan 25 stroomafwaarts van deze verdere filtereenheid, of een daarop aangesloten uitlaat, voorzien is.
Alternatief of aanvullend is een bemonsteringsorgaan 24 te plaatsen nabij of in de uitlaat van de droogeenheid 3.
Te zien is in Fig. 1 verder dat er een bemonsteringsorgaan 26 nabij de hete-lucht-eenheid 11 geplaatst is. Het bemonsteringsorgaan 26 kan stroomafwaarts hiervan, in de naar de droogeenheid 3 voerende leiding zijn opgenomen. Het bemonsteringsorgaan 26 is geschikt voor het nemen van een monster van de toegevoerde hete lucht, waarna het monster naar de meetinrichting 50 gevoerd kan worden voor het ter plaatse meten van de waterdamp en/of de hoeveelheid CO in de toegevoerde lucht (en bij voorkeur allebei).
Indien gewenst kan secundaire lucht worden toegevoerd aan de droogeenheid 3, welke secundaire lucht ook bemonsterd kan worden, bijvoorbeeld met bemonsteringsorgaan 24. Met een dergelijk bemonsteringsorgaan 24 kan een referentiewaarde van waterdamp en/of CO gemeten worden, waardoor interpretatie van de waardes waterdamp en CO in de lucht die de inrichting 1 verlaat, eenvoudiger, betrouwbaarder en nauwkeuriger wordt.
Fig. 2 toont de monitormiddelen 20, omvattende de meetinrichting 50 en de bemonsteringsorganen 21-26, in groter detail. De monitormiddelen 20 tonen het in de uitlaat 9 voorziene bemonsteringsorgaan 23, het in het wervelbed 7 voorziene (of een daarop aangesloten uitlaat) voorzien bemonsteringsorgaan 25, en enkele referentie-bemonsteringsorganen 21, 22, 24. De monitormiddelen 20 omvatten bij voorkeur ook het bij de luchtinlaat 11 geplaatst bemonsteringsorgaan 26. Verder is een calibratie-ingang 27 voorzien.
De meetinrichting 50 zelf omvat een meeteenheid 83 of analyser voor het analyseren van de door de bemonsteringsorganen toegevoerde monsters. De meeteenheid is via een schakeleenheid 40 of klepeenheid 40 verbindbaar met een van de met de bemonsteringsorganen 21-27 verbonden of verbindbare stromingsleidingen 31-37. De meetinrichting 50 omvat verder nog aanzuigmiddelen 82, in de vorm van een pomp, voor het met een onderdruk, bij voorkeur met een vacuüm, aanzuigen van de monsters. Via leiding 38 kan niet gemeten gasvormig monster de inrichting 50 verlaten.
De meeteenheid 83 omvat verder een verwerkingseenheden 61, bijvoorbeeld in de vorm van een PLC 61, voor het verwerken van de in de meetinrichting 50 gegenereerde signalen. De PLC kan verbonden zijn met een display 64. Verbinding met een stuur- en/of regeleenheid is denkbaar.
De inrichting werkt als volgt. Door middel van de klepeenheid 40 wordt achtereenvolgens naar wens geschakeld tussen de verschillende bemonsteringsorganen. De daarmee verbonden leiding wordt geschakeld aan de pompeenheid 82, waardoor slechts één monster (vanaf één locatie) wordt toegevoerd aan de inrichting 50. Dit monster wordt via de klepeenheid 40 en/of via de buffervat 81 naar de meeteenheid 83 geleid, alwaar het monster geanalyseerd wordt en de hoeveelheid waterdamp en/of CO wordt gemeten. Het resultaat wordt via de PLC afgegeven aan het display, of eventueel verder gevoerd aan een regeleenheid. Na deze meting kan verder geschakeld worden naar een volgend bemonsteringsorgaan.
De werking van de monitoreenheid is als volgt. De PLC besturing selecteert automatisch de verschillende bemonsteringsorganen door middel van klepeenheid 40. Doordat het zogenaamde dood volume in iedere leiding minimaal is kan zeer snel geschakeld worden (seconden) tussen de verschillende meetpunten zonder dat er sprake is van kruisgevoeligheid. Met behulp van sensoren in de meetinrichting wordt bij iedere selectie van een bemonsteringsorgaan bewaakt of er sprake is van lekkage of verstopping. Tijdens een meetcyclus worden in principe alle bemonsteringsorganen geselecteerd, waarbij de volgorde van het type sproeidrooginstallatie afhangt. In de PLC worden de meetwaarden van CO en H20 opgeslagen. De CO meetwaarden worden genormaliseerd naar 0% water en na iedere meetcyclus wordt over verschillende onderdelen van de sproeidrooginstallatie een delta CO bepaald en zo nodig een alarmsignaal gegeven. Daarbij wordt ook gecorrigeerd voor de verschillende tijdstippen waarop ieder bemonsteringsorgaan wordt geselecteerd. De gemeten waterconcentraties zijn ter beschikking van het procesbesturingssysteem van de sproeidrooginstallatie voor optimalisatiedoeleinden.
Het moge duidelijk zijn voor de vakman dat de uitvinding hierboven omschreven is aan de hand van enkele mogelijke uitvoeringsvormen, welke de voorkeur genieten. De uitvinding is echter niet beperkt tot deze uitvoeringsvormen. Binnen het kader van de uitvinding zijn vele modificaties denkbaar. De gevraagde bescherming wordt bepaald door de aangehechte conclusies.

Claims (15)

1. Sproeidrooginrichting voor het vormen van een poeder uit een suspensie, de sproeidrooginrichting omvattende een droogeenheid met een inlaat voor het aan de droogeenheid toevoeren van een suspensie, waarbij de droogeenheid voorzien is van droogmiddelen voor het vernevelen en verwarmen van de suspensie voor het vormen van poeder uit de suspensie, en waarbij de droogeenheid een uitlaat omvat voor het afvoeren van het gevormde poeder, waarbij de sproeidrooginrichting verder voorzien is van monitormiddelen voor het monitoren van ten minste een maat voor de in de sproeidrooginrichting aanwezige hoeveelheid waterdamp.
2. Sproeidrooginrichting volgens conclusie 1, waarbij de monitormiddelen een stroomafwaarts van de droogeenheid geplaatst bemonsteringsorgaan omvatten voor het nemen van een monster van de in de sproeidrooginrichting aanwezige atmosfeer.
3. Sproeidrooginrichting volgens conclusie 2, waarbij de monitormiddelen een met het bemonsteringsorgaan verbonden meeteenheid omvatten voor het meten van ten minste de hoeveelheid waterdamp in het door het bemonsteringsorgaan genomen monster.
4. Sproeidrooginrichting volgens conclusie 2, verder omvattende een verder bemonsteringsorgaan voor het nemen van een verder monster van de in of nabij de sproeidrooginrichting aanwezige atmosfeer.
5. Sproeidrooginrichting volgens conclusie 3 en 4, waarbij het verdere bemonsteringsorgaan met de meeteenheid verbonden is.
6. Sproeidrooginrichting volgens conclusie 5, waarbij de monitormiddelen een schakeleenheid omvatten waarmee de meeteenheid afwisselend verbindbaar is met het bemonsteringsorgaan en het verdere bemonsteringsorgaan.
7. Sproeidrooginrichting volgens conclusie 2 of een daarvan afhankelijke conclusie, waarbij de monitormiddelen voorzien zijn van aanzuigmiddelen voor het in het bemonsteringsorgaan zuigen van het monster.
8. Sproeidrooginrichting volgens conclusie 7, waarbij de aanzuigmiddelen zijn ingericht om door middel van een onderdruk, bij voorkeur een nagenoeg vacuüm het monster aan te zuigen.
9. Sproeidrooginrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de monitormiddelen verder zijn ingericht voor het monitoren van een referentiewaarde van de hoeveelheid waterdamp.
10. Sproeidrooginrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de monitormiddelen verder zijn ingericht voor het monitoren van een maat voor de in de droogeenheid aanwezige hoeveelheid koolstofmonoxide.
11. Sproeidrooginrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de monitormiddelen verder zijn ingericht voor het monitoren van een referentiewaarde van de hoeveelheid koolstofmonoxide.
12. Werkwijze voor het monitoren van een sproeidrooginrichting volgens een van de voorgaande conclusies, omvattende de stap van het met de monitormiddelen monitoren van ten minste een maat voor de in de droogeenheid aanwezige hoeveelheid waterdamp.
13. Werkwijze volgens conclusie 12, omvattende de aanvullende stap van het met de monitormiddelen monitoren van een maat voor de in de droogeenheid aanwezige hoeveelheid koolstofmonoxide.
14. Werkwijze volgens conclusie 12 en 13, waarbij de werkwijze de stap omvat van het normaliseren van de hoeveelheid koolstofmonoxide op basis van de hoeveelheid waterdamp.
15. Monitormiddelen voor een sproeidrooginrichting volgens een van de voorgaande conclusies, en gedefinieerd als in een van de voorgaande conclusies.
NL2010669A 2013-04-19 2013-04-19 Sproeidrooginrichting voor het vormen van een poeder uit een suspensie. NL2010669C2 (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2010669A NL2010669C2 (nl) 2013-04-19 2013-04-19 Sproeidrooginrichting voor het vormen van een poeder uit een suspensie.
DE202014101777.1U DE202014101777U1 (de) 2013-04-19 2014-04-15 Sprühtrocknungsvorrichtung zum Bilden eines Pulvers aus einer Suspension
FR1453550A FR3004798B3 (fr) 2013-04-19 2014-04-18 Sechoir a pulverisation pour former une poudre a partir d'une suspension

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2010669A NL2010669C2 (nl) 2013-04-19 2013-04-19 Sproeidrooginrichting voor het vormen van een poeder uit een suspensie.
NL2010669 2013-04-19

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2010669C2 true NL2010669C2 (nl) 2014-10-21

Family

ID=48951536

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2010669A NL2010669C2 (nl) 2013-04-19 2013-04-19 Sproeidrooginrichting voor het vormen van een poeder uit een suspensie.

Country Status (3)

Country Link
DE (1) DE202014101777U1 (nl)
FR (1) FR3004798B3 (nl)
NL (1) NL2010669C2 (nl)

Families Citing this family (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US9841400B2 (en) 2015-09-17 2017-12-12 Fike Corporation System and method for detecting smoldering in processes with continuous air flow
AU2017397787B2 (en) * 2017-02-09 2022-07-28 Gea Process Engineering A/S Early detection of smoldering powders in powder drying systems comprising a co gas detection system
KR102195921B1 (ko) * 2017-06-23 2020-12-28 주식회사 엘지화학 유기질 재료의 건조 공정 중 탄화의 조기 감지방법
CN109173924A (zh) * 2018-10-10 2019-01-11 南京正宽医药科技有限公司 一种生产中药配方颗粒的高效喷雾干燥机

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US20030180283A1 (en) * 2002-03-20 2003-09-25 Batycky Richard P. Method and apparatus for producing dry particles
WO2004057973A1 (en) * 2002-12-31 2004-07-15 Carlisle Process Systems B.V. Method and device for producing whey powder
WO2012058575A2 (en) * 2010-10-29 2012-05-03 Velico Medical, Inc. System and method for spray drying a liquid

Family Cites Families (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0334982B1 (en) 1988-03-30 1991-11-27 Ohkawara Kakohki Co., Ltd. Spray-drying granulation apparatus

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US20030180283A1 (en) * 2002-03-20 2003-09-25 Batycky Richard P. Method and apparatus for producing dry particles
WO2004057973A1 (en) * 2002-12-31 2004-07-15 Carlisle Process Systems B.V. Method and device for producing whey powder
WO2012058575A2 (en) * 2010-10-29 2012-05-03 Velico Medical, Inc. System and method for spray drying a liquid

Also Published As

Publication number Publication date
FR3004798B3 (fr) 2015-09-04
FR3004798A3 (fr) 2014-10-24
DE202014101777U1 (de) 2014-06-02

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL2010669C2 (nl) Sproeidrooginrichting voor het vormen van een poeder uit een suspensie.
CN204556457U (zh) 一种固定污染源pm2.5排放连续监测系统
CN102706780A (zh) 空气微小颗粒物监测仪器
CN104457852A (zh) 一种固定燃烧源温室气体排放在线监测系统
CN106353452A (zh) 一种挥发性有机物的在线监测系统
CN103412013A (zh) 一种基于电子舌的鱼粉新鲜度检测装置
CN101825553B (zh) 适用于中等焦油浓度卷烟侧流烟气气溶胶的采集及检测方法
CN202661356U (zh) 空气微小颗粒物监测仪器
CN201749074U (zh) 可实现卷烟烟气气溶胶实时测量的装置
CN106323830A (zh) 一种高湿烟气粉尘监测系统及其方法
CN106018319A (zh) 红外油烟监测系统
CN208505702U (zh) 烟尘烟气采样装置
CN107153022A (zh) 一种在线焦炉烟气成分分析仪预处理系统
CN107894491A (zh) 测试湿法脱硫净烟气中水溶性离子浓度的装置及方法
CN207341182U (zh) 一种电子烟烟液抽吸试验系统
CN103018146A (zh) 装有气溶胶湿度控制器的pm2.5监测仪
CN100510699C (zh) 流体光电动态检测装置及其在染毒试验中的应用
CN109765275A (zh) 一种室外快速在线检测原油硫化氢含量的方法、装置
CN105766874B (zh) 一种适用于高通量药剂筛选的生物检定方法及生测喷雾塔
CN106644667A (zh) 一种检测空气中甲醛含量的系统和方法
CN210347252U (zh) 一种烟尘烟气大气检测装置
FI115075B (fi) Menetelmä hiukkasjakauman tiheysominaisuuksien mittaamiseksi
CN108872139A (zh) 一种蔬菜水果中有机磷农药残留检测方法
CN202928928U (zh) 装有气溶胶湿度控制器的pm2.5监测仪
CN107179231A (zh) 大气颗粒物在线分析仪的气体动态加热机构