NL2009905C2

NL2009905C2 - Inrichting en werkwijze voor het kweken van algen in water.

Info

Publication number: NL2009905C2
Application number: NL2009905A
Authority: NL
Inventors: Jacobus Lambertus Merksteijn
Original assignee: Climate Invest B V
Priority date: 2012-11-29
Filing date: 2012-11-29
Publication date: 2014-06-04
Also published as: WO2014083539A1

Description

INRICHTING EN WERKWIJZE VOOR HET KWEKEN VAN ALGEN IN

WATER

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor 5 het kweken van algen in water.

Het kweken van algen in water is op zichzelf bekend en wordt op verschillende wijzen uitgevoerd. Bijvoorbeeld worden algen in open vijvers, zogenoemde raceways, gekweekt, waarin het water met de zich daarin bevindende algen wordt 10 rondgepompt met behulp van schoepenraderen. Ook kunnen de algen in een buizensysteem gekweekt worden, waarbij de algen met water in de buizen rondgepompt worden. De algen worden hierbij blootgesteld aan (zon)licht en CO2, bijvoorbeeld aan C02-bevattende lucht, en groeien onder het proces van 15 fotosynthese. De gekweekte algen bevatten diverse stoffen, zoals, olie, eiwitten, zetmeel en pigmenten, welke stoffen bijvoorbeeld door het persen van de algen daaruit gewonnen kunnen worden. De stoffen kunnen vervolgens verder bewerkt worden en toegepast worden in de productie van bijvoorbeeld 20 biobrandstof, (vee)voer, en cosmetica.

Een nadeel van de hierboven beschreven bekende inrichtingen voor het kweken van algen in water is dat het rondpompen van het water en de zich daarin bevindende algen relatief veel energie kost.

25 Het is een doel van de uitvinding om het hierboven beschreven nadeel althans ten dele te ondervangen. In het bijzonder is het een doel van de uitvinding om een inrichting van de in de aanhef vermelde soort te verschaffen waarmee efficiënt algen in water gekweekt kunnen worden.

30 Hiertoe vertoont de inrichting voor het kweken van algen in water volgens de uitvinding een houder voor het bevatten van water, en een drager voor het dragen van de algen, welke drager verplaatsbaar in de houder opgesteld is.

2

Door het aanbrengen van de algen op een drager en het verplaatsen van de drager in het water hoeft het water zelf niet verplaatst te worden. Het verplaatsen van de drager in 5 het water kost minder energie dan het verplaatsen van het water, waardoor met de inrichting volgens de uitvinding efficiënt algen in water gekweekt kunnen worden.

Het water kan zowel zoet als zout water zijn.

De algen op de drager worden tijdens het verplaatsen in 10 de houder aan (zon)licht en CO2, bijvoorbeeld aan CO2- bevattende lucht, blootgesteld en groeien onder het proces van fotosynthese. Hierbij produceren ze bijvoorbeeld oliën, eiwitten, zetmeel en pigmenten, die uit de algen gewonnen kunnen worden.

15 De houder kan elke geschikte houder voor het bevatten van water zijn. Bijvoorbeeld kan de houder de hierboven beschreven open vijver of buizensysteem zijn. Ook kan de houder een aquarium zijn, welk aquarium ten minste één transparante wand omvat voor het doorlaten van (zon)licht, 20 bijvoorbeeld een wand van glas of kunststof.

In een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding is de drager een folie.

Een folie is een flexibel materiaal, dat eenvoudig in het water verplaatst kan worden en waarop de algen zich 25 kunnen hechten. De folie is bijvoorbeeld van een kunststof vervaardigd, bijvoorbeeld van PVC, acryl, polyester, of dergelij k.

In een andere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding is een oppervlak van de drager, bijvoorbeeld 30 de folie, hydrofiel of omvat deze een hydrofiele laag, zodanig, dat tijdens gebruik de algen daarop hechten.

In het bijzonder omvat de drager een niet-actieve superhydrofiele toplaag. Een superhydrofiele toplaag biedt 3 het voordeel, dat de algen goed daarop hechten. Het voordeel van een niet-actieve toplaag is dat een dergelijke toplaag niet schadelijk is voor de daarop hechtende algen.

Het (super)hydrofiele oppervlak of de (super)hydrofiele 5 laag kan (super)hydrofiel zijn door een geschikte materiaalkeuze van de folie of laag.

In nog weer een andere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding is het ene oppervlak van de drager, bijvoorbeeld de folie, van een voor hechting van de 10 algen geschikte oppervlakte structuur voorzien.

Het hydrofiele oppervlak of de hydrofiele laag bezit een contacthoek met water die kleiner is dan 90°, bij voorkeur kleiner dan 45°, meer bij voorkeur kleiner dan 10°. Een oppervlak of laag met een contacthoek kleiner dan 90° is 15 een hydrofiel oppervlak of een hydrofiele laag, een oppervlak met een contacthoek kleiner dan 10° een superhydrofiel oppervlak of een superhydrofiele laag. Door de kleine contacthoek hechten de algen eenvoudig aan het oppervlak van de drager of folie.

20 In nog weer een andere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding is het andere oppervlak van de drager, bijvoorbeeld de folie, hydrofoob of omvat deze een hydrofobe laag, zodanig, dat tijdens gebruik geen algen daarop hechten.

25 Een dergelijke drager of folie biedt het voordeel, dat de algen wel aan het ene oppervlak hechten en juist niet aan het andere oppervlak, zodat de drager zodanig kan zijn opgesteld, dat alleen het ene oppervlak waarop de algen groeien verlicht wordt. Bijvoorbeeld kan de drager zodanig 30 zijn opgesteld, dat het ene oppervlak naar de zon of een andere lichtbron gericht is. Eventueel kan de drager verplaatst worden in overeenstemming met de verplaatsing van de zon. Het hydrofobe oppervlak of de hydrofobe laag kan 4 hydrofoob zijn door een geschikte materiaalkeuze van de folie of laag. De hydrofobe laag is bijvoorbeeld van siliciumdioxide vervaardigd.

In nog weer een andere uitvoeringsvorm van de 5 inrichting volgens de uitvinding is het andere oppervlak van de drager, bijvoorbeeld de folie, van een oppervlakte structuur voorzien waarop de algen niet hechten.

Het hydrofobe oppervlak of de hydrofobe laag bezit een contacthoek met het water die groter is dan 90°, bij 10 voorkeur groter dan 135°, meer bij voorkeur groter dan 170°. Een oppervlak of laag met een contacthoek groter dan 90° is een hydrofoob oppervlak, een oppervlak of laag met een contacthoek groter dan 170° een superhydrofoob oppervlak of laag. Door de grote contacthoek hechten de algen niet aan 15 het oppervlak van de folie.

In nog weer een andere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding is de drager, bijvoorbeeld de folie, transparant en vertoont deze aan de zijde van het andere oppervlak een naar het ene oppervlak gekeerde 20 spiegellaag.

Een dergelijke drager of folie biedt het voordeel, dat het (zon)licht door de transparante drager of folie en de daarop gehechte algen heen getransporteerd wordt en vervolgens door de spiegellaag wordt teruggereflecteerd. Op 25 deze wijze wordt het (zon)licht efficiënt benut om de algen twee keer te belichten; één keer rechtstreeks en één keer na terugkaatsing op de spiegellaag. Een dergelijke drager is in het bijzonder geschikt voor landen met relatief weinig zonlicht of relatief lage zonlichtintensiteit. Bij een 30 kunstmatige lichtbron biedt een dergelijke drager het voordeel, dat de intensiteit van het uitgezonden licht relatief laag kan worden ingesteld, waardoor energie kan worden bespaard.

5

Voor het focusseren van het (zon)licht op de aan de drager of folie gehechte algen kan de inrichting volgens de uitvinding een lens omvatten die voor het ene oppervlak van de drager opgesteld is. Bijvoorbeeld kan de lens een fresnel 5 lens zijn. Door het focusseren van het (zon)licht met behulp van de (fresnel) lens wordt de hoeveelheid energie per oppervlakte-eenheid op de algen vergroot.

In nog weer een andere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding wordt in gebruik de drager 10 zodanig verplaatst, dat telkens een deel van de drager boven het waterniveau in de houder uitkomt, zodanig, dat het deel aan lucht wordt blootgesteld.

Op deze wijze wordt telkens het deel van de drager aan de C02~bevattende lucht blootgesteld. Het deel is een telkens 15 of continu wisselend deel van de drager, zodat telkens een ander deel van de drager aan de lucht blootgesteld wordt.

De lucht waaraan het deel van de drager wordt blootgesteld kan gefilterde lucht zijn, zodat het leefmilieu van de algen een in hoofdzaak mono-steriel klimaat is.

20 Een mono-steriel klimaat biedt het voordeel, dat de algen door dna manipulatie zonder een afweersysteem uitgevoerd kunnen worden. Hierdoor kan meer energie naar de ontwikkeling en groei van de alg gaan, welke energie anders door het afweersysteem gebruikt zou worden. In nog weer een 25 andere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding omvat de inrichting verwijdermiddelen, die nabij het deel van de drager opgesteld zijn voor het verwijderen van een deel van de algen van het deel van de drager.

De verwijderde algen kunnen vervolgens verder verwerkt 30 worden voor het winnen van oliën, eiwitten, zetmeel en/of pigmenten uit de algen. Ook kunnen de algen in bijvoorbeeld veevoer verwerkt worden. Bijvoorbeeld kunnen de algen na het verwijderen geperst worden. En ander deel van de algen wordt 6 niet van het deel van de drager verwijderd, zodat dat andere deel zich opnieuw kan vermenigvuldigen.

De verwijdermiddelen omvatten bijvoorbeeld een schraapinrichting, die telkens een laag algen van de algen 5 op het deel van de drager afschraapt.

Alternatief of aanvullend omvat de inrichting persmiddelen, die nabij het deel van de drager opgesteld zijn voor het persen van een deel van de algen op het deel van de drager.

10 Door het persen van het deel van de algen op het deel van de drager blijven de restanten van de algen achter op de drager. Deze restanten bevatten mineralen en voedingsstoffen die op deze wijze niet van de drager verwijderd worden, zodat er niet of minder aanvullende mineralen en 15 voedingsstoffen aan het water toegevoerd moeten worden. Bij het persen worden de oliën uit de algen verwijderd, welke oliën bijvoorbeeld als biobrandstof gebruikt kunnen worden. Praktisch omvat de inrichting verder opvangmiddelen voor het opvangen van de uit de algen geperste olie. De persmiddelen 20 omvatten bijvoorbeeld een samenstel van met elkaar samenwerkende walsrollen, waartussen de drager wordt geleid voor het persen van de zich daarop bevindende algen.

In een praktische uitvoering van de inrichting volgens de uitvinding is de drager om twee op afstand van elkaar 25 opgestelde roterende rollen opgesteld, waarbij het ene oppervlak aan een van de rollen afgekeerde zijde van de drager opgesteld is.

De drager of folie wordt door de roterende rollen om de twee rollen heen geroteerd, zodat de drager eenvoudig 30 verplaatst kan worden in het water.

Bijvoorbeeld is een rol van de twee rollen althans gedeeltelijk boven het waterniveau in de houder opgesteld, waarbij het deel van de drager zich om de ene rol uitstrekt.

7

Op deze wijze wordt telkens het deel van de drager dat zich om het zich boven het waterniveau uitstrekkende deel van de rol uitstrekt aan lucht blootgesteld.

De uitvinding ziet voorts op een werkwijze voor het 5 kweken van algen in water, omvattende de stappen: (a) het aanbrengen van de algen op een drager; (b) het in water opstellen van de drager met de daarop aangebrachte algen, en (c) het in het water verplaatsen van de drager met de 10 daarop aangebrachte algen.

Met behulp van de werkwijze volgens de uitvinding kunnen algen in water efficiënt gekweekt worden, omdat het relatief weinig energie kost om de drager in het water te verplaatsen.

15 Bij voorkeur omvat de werkwijze de stap: (d) het verwijderen van een deel van de algen van de drager.

De verwijderde algen kunnen verder verwerkt worden, zoals hierboven is beschreven.

20 Bij voorkeur omvat de werkwijze de stap: (e) het persen van een deel van de algen op de drager.

Door het persen van het deel van de algen op de drager in plaats van het verwijderen van het deel van de algen op de drager, of aanvullend aan het verwijderen van het deel 25 van de algen, blijft een restant van de geperste algen achter op de drager, zodat daarin voedingstoffen en mineralen behouden blijven.

In een uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding wordt in de werkwijze gebruik gemaakt van de 30 inrichting volgens de uitvinding zoals hierboven beschreven.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van in een tekening weergegeven figuren, waarin: 8

Figuur 1 de inrichting volgens de uitvinding in een schematische, verticale dwarsdoorsnede toont;

Figuur 2 de drager van de inrichting uit figuur 1 toont; 5 Figuur 3 een oppervlak van de drager uit figuur 2 in detail toont;

Figuur 4 het andere oppervlak van de drager uit figuur 2 in detail toont;

Figuur 5 een deel van een inrichting volgens een tweede 10 uitvoeringsvorm van de uitvinding in een schematische, verticale dwarsdoorsnede toont; en

Figuur 6 de inrichting uit figuur 5 in een schematische, horizontale langsdoorsnede toont.

Figuur 1 toont een inrichting 1 voor het kweken van 15 algen in water. De inrichting 1 omvat een glazen aquarium 2, dat gevuld is met water 3. Het water 3 kan zowel zoet als zout water zijn. De inrichting 1 omvat verder twee roterende rollen 4, 5, die op afstand van elkaar opgesteld zijn, en waar omheen een folie 6 is aangebracht. De folie 6 is een 20 flexibele kunststof folie. Aan een van de rollen 4, 5 afkeerde zijde van de folie 6 zijn algen 7 gehecht, zie ook figuur 2. Deze zijde van de folie 6 is hydrofiel of omvat een hydrofiele laag, zodat de algen 7 daar goed aan hechten, zie ook figuur 3. De naar de rollen 4, 5 gekeerde zijde van 25 de folie 6 is juist hydrofoob of omvat een hydrofobe laag, zodat de algen niet aan die zijde van de folie 6 hechten. Door de rotatie van de roterende rollen 4, 5 roteert de folie 6 in het aquarium 2 met water om de rollen 4, 5 in de richting 8. Hierbij bevinden de algen 7 op de folie 6 zich 30 wisselend aan een zijde van het aquarium 2 die met (zon)licht wordt belicht en aan een zijde van het aquarium 2 die niet wordt belicht. Uit figuur 1 blijkt verder, dat één rol 5 boven het waterniveau opgesteld is. Hierdoor bevindt 9 telkens een deel 10 van de folie 6 zich boven het waterniveau, waarbij dat deel 10 aan C02-bevattende lucht wordt blootgesteld. Eventueel kan de C02-bevattende lucht gefilterde lucht zijn. Hiertoe kan de inrichting een filter 5 omvatten. Het aquarium is in dat geval bijvoorbeeld in een afgesloten omgeving opgesteld, of er kan bijvoorbeeld een luchthouder voor het bevatten van gefilterde lucht om de rol 5 en aansluitend aan het aquarium 2 opgesteld zijn. Het afgesloten systeem of de luchthouder zorgt ervoor, dat de 10 algen niet aan buitenlucht blootgesteld worden en uitsluitend aan gefilterde lucht. De algen bevinden zich dan in een mono-steriel klimaat. De algen kunnen in dat geval DNA-gemanipuleerde algen zonder afweersysteem zijn, zodat geen energie gebruikt wordt door het afweersysteem en deze 15 energie juist gebruikt kan worden voor de ontwikkeling en groei van de alg. Hierdoor kan relatief meer olie en/of andere stoffen uit de algen gewonnen worden. Doordat de folie 6 om de rollen 4, 5 roteert wordt telkens een ander deel 10 van de folie 6 aan de lucht blootgesteld. In plaats 20 van lucht kan er eventueel ook sprake zijn van een ander C02-bevattend gas of pure C02, echter, praktisch is er sprake van blootstelling aan lucht. Voor de naar het licht 9 gekeerde zijde van de folie 6 is een lens 11 opgesteld voor het op de folie 6 focusseren van het door de lichtbron uitgezonden 25 licht 9. Door het toevoeren van C02 aan de algen en het toevoeren van energie aan de algen in de vorm van (zon)licht 9 groeien de algen onder het proces van fotosynthese.

Hierbij wordt 02 gevormd. In het bijzonder vermenigvuldigen de algen zich. De vermenigvuldigingstijd verschilt per soort 30 alg, maar ligt bijvoorbeeld tussen enkele uren tot enkele dagen. Aanvullend aan de C02 en het (zon)licht kunnen voedingsstoffen en mineralen aan het water 3 toegevoegd worden. Nabij de boven het waterniveau opgestelde rol 5 is 10 een schraper 12 opgesteld, die telkens een laag algen 7 van de folie 6 afschraapt. De van de folie 6 afgeschraapte algen worden bijvoorbeeld afgevoerd met een afvoerinrichting (niet getoond). De afgeschraapte algen kunnen bijvoorbeeld geperst 5 worden voor het winnen van olie daaruit. De op de folie 6 achtergebleven algen zullen zich opnieuw vermenigvuldigen bij het roteren door het water in het aguarium 2 en bij het opnieuw passeren van de schraper 12 voor een deel afgeschraapt worden. Op deze wijze worden de algen in 10 hoofdzaak continu geproduceerd waaruit bijvoorbeeld olie kan worden gewonnen.

Het aquarium 2 heeft bij voorkeur een relatief lange lengte en hoogte ten opzichte van een relatief kleine breedte, waardoor het oppervlak van de folie 6 waarop de 15 algen hechten relatief groot is in verhouding tot de totale afmetingen van het aquarium 2. Hierdoor kunnen relatief veel algen op de folie 6 groeien. Bij voorkeur wordt een aantal kleinere aquaria 2 in plaats van één groot aquarium 2 verschaft. Op deze wijze hoeft bij een verontreinigd 20 aquarium 2 slechts één aquarium hersteld te worden, bijvoorbeeld door het reinigen van het aquarium of door het vervangen van de folie met algen en/of het water, en kunnen de overige aquaria 2 door functioneren. Hierdoor hoeft bij een verontreinigd aquarium minder water en/of folie met 25 algen vervangen worden, dan bij één groot aquarium het geval zou zijn.

Figuur 2 toont de folie 6 in detail. Uit deze figuur 2 blijkt, dat de folie 6 een transparante folie is, zodat de lichtstralen 9 van de lichtbron daardoorheen getransporteerd 30 worden. Aan de van de algen 7 afgekeerde zijde van de folie 6 is een spiegellaag 13 opgesteld, die de lichtstralen 9 terug reflecteert. Hierdoor belicht de lichtstraal 9 twee 11 keer de algen 7; éénmaal rechtstreeks en éénmaal na via de spiegellaag 13 te zijn teruggereflecteerd.

Figuur 3 toont de oppervlakte structuur van het oppervlak van de folie 6 waarop de algen 7 zijn gehecht. De 5 oppervlakte structuur omvat een aantal pieken 14. De contacthoek tussen het water 3 en de pieken 14 is kleiner dan 90°, bij voorkeur kleiner dan 45°, meer bij voorkeur kleiner dan 10°. Door de kleine contacthoek hechten de algen 7 eenvoudig aan het oppervlak van de folie 6. Het 10 (super)hydrofiele oppervlak van de folie 6 waarop de algen 7 hechten kan een op de folie 6 aangebrachte laag zijn, of daarvan deel uitmaken. Het oppervlak van de folie 6 waarop de algen 7 zijn gehecht is niet-actief.

Figuur 4 toont de oppervlakte structuur van het 15 oppervlak van de folie 6 waarop de algen 7 juist niet aan hechten. De oppervlakte structuur omvat een aantal pieken 15. De contacthoek tussen het water 3 en de pieken 14 is groter dan 90°, bij voorkeur groter dan 135°, meer bij voorkeur groter dan 170°. Door de grote contacthoek hechten 20 de algen 7 niet aan het oppervlak van de folie 6. Het (super)hydrofobe oppervlak van de folie 6 waarop de algen 7 niet hechten kan een op de folie 6 aangebrachte laag zijn, of daarvan deel uitmaken.

Figuren 5 en 6 tonen dat in plaats van een schraper 12 25 een persinrichting verschaft kan zijn. De persinrichting omvat een aangrenzend aan de rol 5 opgestelde walsrol 16. De folie 6 wordt door het paar rollen 5, 16 geleid en daarbij wordt de olie uit de algen geperst. De rol 16 roteert hierbij in een tegengestelde richting aan de rol 5. De 30 rotatiesnelheid van beide rollen 5, 16 kan verschillen, zodat de algen eenvoudig geperst kunnen worden. De olie 17 wordt verzameld in een ruimte die in longitudinale richting begrensd is door de twee rollen 5, 16. Uit figuur 6 blijkt, 12 dat de rollen 5,16 onder een kleine hoek 21 ten opzichte van de horizontaal 20 zijn opgesteld, zodat de olie 17 in een schuin neerwaartse richting 19 wordt verplaatst en aan een eindzone van de rollen 5, 16 wordt opgevangen in een houder 5 18. Deze persinrichting perst de algen 7 op de folie 6 maar verwijderd ze niet daarvan. Op deze wijze blijven mineralen en voedingsstoffen die in de geperste algen aanwezig zijn achter op de folie 6, waardoor minder mineralen en voedingsstoffen aan het aquarium 2 toegevoegd hoeven te 10 worden. Opgemerkt wordt, dat in de figuren 5 en 6 ter wille van de eenvoud alleen een bovenste eindzone van de inrichting getoond is, in het bijzonder alleen de twee rollen 5, 16 met de daartussen geleide folie 6. Voor de overige, niet-getoonde onderdelen wordt verwezen naar figuur 15 1.

Opgemerkt wordt, dat de uitvinding zich niet beperkt tot de getoonde uitvoeringsvormen, maar zich tevens uitstrekt tot varianten binnen het bereik van de aangehechte conclusies.

20

Claims

1. Inrichting voor het kweken van algen in water, omvattende: 5. een houder voor het bevatten van water, en - een drager voor het dragen van de algen, welke drager verplaatsbaar in de houder opgesteld is.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de drager een 10 folie is.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij een oppervlak van de drager hydrofiel is of een hydrofiele laag omvat, zodanig, dat tijdens gebruik de algen daarop hechten 15

4. Inrichting volgens conclusie 3, waarbij het ene oppervlak van de drager van een voor hechting van de algen geschikte oppervlakte structuur voorzien is.

5. Inrichting volgens conclusie 3 of 4, waarbij het andere oppervlak van de drager hydrofoob is of een hydrofobe laag omvat, zodanig, dat tijdens gebruik geen algen daarop hechten

6. Inrichting volgens conclusie 5, waarbij de drager transparant is en aan de zijde van het andere oppervlak een naar het ene oppervlak gekeerde spiegellaag vertoont. 1 Inrichting volgens een der conclusies 3-6, omvattende 30 een lens die voor het ene oppervlak van de drager opgesteld is.

8. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij in gebruik de drager zodanig verplaatst wordt, dat telkens een deel van de drager boven het waterniveau in de houder uitkomt, zodanig, dat het deel aan lucht wordt blootgesteld. 5

9. Inrichting volgens conclusie 8, waarbij de inrichting verwijdermiddelen omvat, die nabij het deel van de drager opgesteld zijn voor het verwijderen van een deel van de algen van het deel van de drager. 10

10. Inrichting volgens conclusie 8 of 9, waarbij de inrichting persmiddelen omvat, die nabij het deel van de drager opgesteld zijn voor het persen van een deel van de algen op het deel van de drager. 15

11. Inrichting volgens een der conclusies 3 - 10, waarbij de drager om twee op afstand van elkaar opgestelde roterende rollen opgesteld is, en waarbij het ene oppervlak aan een van de rollen afgekeerde zijde van de drager opgesteld is. 20

12. Inrichting volgens een der conclusies 8 - 10 en 11, waarbij een rol van de twee rollen althans gedeeltelijk boven het waterniveau in de houder opgesteld is, waarbij het deel van de drager zich om de ene rol uitstrekt. 25

13. Werkwijze voor het kweken van algen in water, omvattende de stappen: (a) het aanbrengen van de algen op een drager; (b) het in water opstellen van de drager met de daarop 30 aangebrachte algen, en (c) het in het water verplaatsen van de drager met de daarop aangebrachte algen.

14. Werkwijze volgens conclusie 13, verder omvattende de stap: (d) het verwijderen van een deel van de algen van de drager. 5

15. Werkwijze volgens conclusie 13 of 14, verder omvattende de stap: (e) het persen van een deel van de algen op de drager.

16. Werkwijze volgens een der conclusies 13 - 15, omvattende het gebruik van de inrichting volgens een der conclusies 1 -12 .