NL2009413C2 - Regelorgaan voor luchtkanaal. - Google Patents
Regelorgaan voor luchtkanaal. Download PDFInfo
- Publication number
- NL2009413C2 NL2009413C2 NL2009413A NL2009413A NL2009413C2 NL 2009413 C2 NL2009413 C2 NL 2009413C2 NL 2009413 A NL2009413 A NL 2009413A NL 2009413 A NL2009413 A NL 2009413A NL 2009413 C2 NL2009413 C2 NL 2009413C2
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- valve
- air
- passage
- control device
- control
- Prior art date
Links
Classifications
-
- F—MECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
- F24—HEATING; RANGES; VENTILATING
- F24F—AIR-CONDITIONING; AIR-HUMIDIFICATION; VENTILATION; USE OF AIR CURRENTS FOR SCREENING
- F24F11/00—Control or safety arrangements
- F24F11/0001—Control or safety arrangements for ventilation
-
- F—MECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
- F24—HEATING; RANGES; VENTILATING
- F24F—AIR-CONDITIONING; AIR-HUMIDIFICATION; VENTILATION; USE OF AIR CURRENTS FOR SCREENING
- F24F11/00—Control or safety arrangements
- F24F11/70—Control systems characterised by their outputs; Constructional details thereof
- F24F11/72—Control systems characterised by their outputs; Constructional details thereof for controlling the supply of treated air, e.g. its pressure
- F24F11/74—Control systems characterised by their outputs; Constructional details thereof for controlling the supply of treated air, e.g. its pressure for controlling air flow rate or air velocity
-
- F—MECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
- F24—HEATING; RANGES; VENTILATING
- F24F—AIR-CONDITIONING; AIR-HUMIDIFICATION; VENTILATION; USE OF AIR CURRENTS FOR SCREENING
- F24F11/00—Control or safety arrangements
- F24F11/30—Control or safety arrangements for purposes related to the operation of the system, e.g. for safety or monitoring
-
- F—MECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
- F24—HEATING; RANGES; VENTILATING
- F24F—AIR-CONDITIONING; AIR-HUMIDIFICATION; VENTILATION; USE OF AIR CURRENTS FOR SCREENING
- F24F13/00—Details common to, or for air-conditioning, air-humidification, ventilation or use of air currents for screening
- F24F13/08—Air-flow control members, e.g. louvres, grilles, flaps or guide plates
- F24F13/10—Air-flow control members, e.g. louvres, grilles, flaps or guide plates movable, e.g. dampers
-
- F—MECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
- F24—HEATING; RANGES; VENTILATING
- F24F—AIR-CONDITIONING; AIR-HUMIDIFICATION; VENTILATION; USE OF AIR CURRENTS FOR SCREENING
- F24F2110/00—Control inputs relating to air properties
- F24F2110/20—Humidity
-
- F—MECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
- F24—HEATING; RANGES; VENTILATING
- F24F—AIR-CONDITIONING; AIR-HUMIDIFICATION; VENTILATION; USE OF AIR CURRENTS FOR SCREENING
- F24F2110/00—Control inputs relating to air properties
- F24F2110/50—Air quality properties
-
- F—MECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
- F24—HEATING; RANGES; VENTILATING
- F24F—AIR-CONDITIONING; AIR-HUMIDIFICATION; VENTILATION; USE OF AIR CURRENTS FOR SCREENING
- F24F2110/00—Control inputs relating to air properties
- F24F2110/50—Air quality properties
- F24F2110/65—Concentration of specific substances or contaminants
- F24F2110/66—Volatile organic compounds [VOC]
-
- F—MECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
- F24—HEATING; RANGES; VENTILATING
- F24F—AIR-CONDITIONING; AIR-HUMIDIFICATION; VENTILATION; USE OF AIR CURRENTS FOR SCREENING
- F24F2110/00—Control inputs relating to air properties
- F24F2110/50—Air quality properties
- F24F2110/65—Concentration of specific substances or contaminants
- F24F2110/70—Carbon dioxide
-
- Y—GENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
- Y02—TECHNOLOGIES OR APPLICATIONS FOR MITIGATION OR ADAPTATION AGAINST CLIMATE CHANGE
- Y02B—CLIMATE CHANGE MITIGATION TECHNOLOGIES RELATED TO BUILDINGS, e.g. HOUSING, HOUSE APPLIANCES OR RELATED END-USER APPLICATIONS
- Y02B30/00—Energy efficient heating, ventilation or air conditioning [HVAC]
- Y02B30/70—Efficient control or regulation technologies, e.g. for control of refrigerant flow, motor or heating
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Chemical & Material Sciences (AREA)
- Combustion & Propulsion (AREA)
- Mechanical Engineering (AREA)
- General Engineering & Computer Science (AREA)
- Physics & Mathematics (AREA)
- Fluid Mechanics (AREA)
- Air Conditioning Control Device (AREA)
Description
P056/NLpd
Regelorgaan voor luchtkanaal
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een regelorgaan voor een luchtkanaal volgens de aanhef van conclusie 1. In het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op een dergelijk regelorgaan voor montage aan een constructie-element, zoals een luchtge-5 leidingskanaal, een plafond of een wand. Een dergelijk regelorgaan wordt ook wel aangeduid als ventiel of rozet.
Hierna zal veelal gebruik worden gemaakt van de term "af-sluitorgaan", waar telkens wordt verwezen naar een regelorgaan, ventiel of rozet zoals hiervoor genoemd. Met de term "afsluitor-10 gaan" wordt echter niet bedoeld een orgaan dat slechts ingericht is voor het afsluiten van een luchtkanaal. Het orgaan is namelijk in hoofdzaak ingericht voor het regelen van een doorgang van een luchtkanaal, waarbij deze onder andere geschikt is voor het afsluiten van het luchtkanaal. Het regelorgaan is voorts geschikt 15 voor het regelen van de doorgang van een luchtkanaal om lucht in een te ventileren ruimte te voeren en een luchtkanaal om lucht uit een te ventileren ruimte af te voeren.
Een dergelijk regelorgaan is in de techniek bekend. Bijvoorbeeld worden sinds vele jaren dergelijke afsluitorganen toegepast 20 in gebouwen, zoals woningen en utiliteitsgebouwen. Deze afsluitor-ganen vormen een toegang vanuit een ruimte naar een luchtgelei-dingskanaal dat deel uitmaakt van een ventilatiesysteem van het gebouw. Het afsluitorgaan bestaat uit een vast deel dat aan het constructie-element wordt bevestigd en een ten opzichte van het 25 vaste deel verplaatsbaar gekoppeld klepdeel. Het klepdeel omvat een klep dat tussen een relatief gesloten en een relatief geopende toestand kan worden verplaatst. Om een geschikte ventilatie te verschaffen van de ruimtes die van een dergelijk afsluitorgaan zijn voorzien dient elke klep afzonderlijk te worden ingesteld op 30 een standaardpositie om te allen tijde een gewenste ventilatie te verkrijgen. Hierbij kan echter slechts worden uitgegaan van een gemiddelde situatie. Wanneer zich geen personen in een ruimte bevinden zal een verminderde ventilatie voldoende zijn. Wanneer zich 2 daarentegen meer personen in een ruimte bevinden dan waar de stel-positie van de klep op was ingericht, zal de ventilatie gauw tekort schieten. Wanneer bovendien een enkele klep anders wordt ingesteld dan volgens de standaardpositie, heeft dat een veranderde 5 ventilatie van elke andere ruimte in het gebouw tot gevolg, omdat de ventilator een andere drukverdeling over de luchtgeleidingska-nalen en de ruimtes oplegt.
Uit DE 198 52 821 is een klep bekend voor toepassing in een luchtverversingssysteem. Aan de zijde van de te ventileren ruimte 10 is een sensor voorzien die een luchteigenschap van die ruimte kan meten. De klep kan worden gesteld tussen een gesloten toestand, waarbij de klep compleet gesloten is, of een ventilerende, geopende toestand.
Voorts is uit US 2011/0105012 een vlinderklep voor toepassing 15 in een luchtkanaal bekend. De klep kan tussen een geopende en gesloten toestand worden gesteld. Slechts wanneer de klep in een geopende toestand is gesteld kan een meting middels een sensor worden uitgevoerd.
Ten opzichte van deze bekende methoden biedt de onderhavige 20 uitvinding het verschil dat te allen tijde een luchtstroom langs de sensor zal worden gevoerd vanwege de aanwezigheid van een continue doorgang. Hierdoor wordt een nauwkeurige meting verkregen wegens de continue aanvoer van uit de ruimte afkomstige lucht.
Ook is het bekend om een centrale ventilator, die de afzui-25 ging uit alle ruimtes gelijktijdig verzorgt, op een hogere stand te zetten. Dit heeft echter als nadeel dat de ventilatie in alle ruimtes wordt verhoogd wanneer in slechts een enkele ruimte een verhoogde ventilatie gewenst is. Dit leidt tot onnodig energieverlies van geconditioneerde, bijvoorbeeld verwarmde of gekoelde, 30 lucht.
Een dergelijk bekend afsluitorgaan heeft derhalve het nadeel dat individuele aanpassing aan veranderde omstandigheden niet mogelijk is.
De uitvinding heeft nu tot doel een verbeterd regelorgaan van 35 de in de aanhef genoemde soort te verschaffen.
In het bijzonder heeft de uitvinding tot doel een regelorgaan van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen die op continue 3 wijze de luchtkwaliteit in een ruimte meet waardoor op basis daarvan de mate van ventilatie kan worden geregeld.
Tevens heeft de uitvinding tot doel een verbeterd regelorgaan te verschaffen waarmee de ventilator kan worden aangestuurd om de 5 mate van ventilatie nader te variëren.
Ter verkrijging van ten minste een van de hiervoor genoemde voordelen, verschaft de uitvinding volgens een eerste uitvoeringsvorm een regelorgaan dat de maatregelen van conclusie 1 bevat. Dit regelorgaan heeft het voordeel dat de ventilatie van een ruimte 10 kan worden afgestemd op de werkelijke behoefte.
Tevens is gebleken dat de uitvinding een snellere response kan verschaffen op een veranderende luchtkwaliteit dan tot nu toe mogelijk was. Bovendien wordt met het regelorgaan volgens de uitvinding de ventilatie slechts dan aangepast wanneer dat daadwerke-15 lijk nodig is. Energieverlies wordt hierdoor tot een minimum verlaagd omdat geconditioneerde, bijvoorbeeld verwarmde of juist gekoelde, lucht niet onnodig uit de ruimte wordt verwijderd.
Ook is gebleken dat het regelorgaan geschikt is om eigenschappen te meten van lucht die in een te ventileren ruimte wordt 20 gevoerd. Wanneer van buiten af toegevoerde lucht slechte eigenschappen bezit, kan worden besloten op basis daarvan het luchtkanaal voor het toevoeren van lucht af te sluiten.
In de praktijk zijn systemen bekend waarbij bij airconditio-ning-systemen de temperatuur in een ruimte wordt gemeten en op ba-25 sis daarvan een klep voor luchttoevoer wordt geopend of gesloten. Deze systemen gaan niet uit van een gemeten luchtkwaliteit om op basis daarvan de luchtafvoer uit de ruimte te regelen.
Het heeft volgens de uitvinding in het bijzonder de voorkeur dat de doorgang is voorzien in de klep van het regelorgaan. Hier-30 door wordt een eenvoudige mogelijkheid om het klepdeel van een regelorgaan, bijvoorbeeld van een ventiel of rozet, te vervangen door een klepdeel volgens de uitvinding.
De uitvinding heeft voorts betrekking op een afsluitdeel waarbij de sensor is ingericht voor het meten van de aanwezigheid 35 van ten minste een van C02, luchtvochtigheid en koolwaterstoffen. Het is gebleken dat bij de aanwezigheid van meerdere personen in een ruimte juist deze stoffen in concentratie toenemen. Door een 4 meting te baseren op de aanwezigheid van deze stoffen, in het bijzonder de concentratie van deze stoffen in de uit de ruimte afgevoerde lucht, kan de positie van de klep naar een meer geopende toestand worden gebracht wanneer de gemeten concentratie toeneemt.
5 Wanneer de concentratie afneemt, kan de klep naar een meer gesloten toestand worden gebracht.
Het regel- of afsluitorgaan volgens de uitvinding omvat voorts bij voorkeur een actuator voor het verplaatsen van de klep over ten minste een deel van het traject tussen de meest gesloten 10 en de meest geopende toestand. Een elektronische regelinrichting kan een signaal van de sensor ontvangen op basis waarvan de klep in een meer gesloten of juist geopende toestand kan worden verplaatst. De actuator is bij voorkeur een elektromotor, bij voorkeur een lineaire motor of een stappenmotor, welke eenvoudig kun-15 nen worden aangestuurd en waarvan een positie eenvoudig is vast te stellen. De toestand van de klep is hierdoor nauwkeurig vast te stellen.
Een verdere voorkeursuitvoeringsvorm wordt verkregen wanneer het afsluitorgaan een met de regelinrichting of de actuator ver-20 bonden communicatiemiddel omvat voor communicatie met een regelor-gaan voor een ventilator. Wanneer van de sensor een signaal wordt verkregen die een verder geopende toestand van de klep voorschrijft teneinde een verhoogde ventilatie te verschaffen, kan tevens een signaal naar de regelinrichting van de ventilator worden 25 gestuurd om de ventilator harder te laten draaien voor het verhogen van de afvoer van lucht uit de ruimte. Een combinatie van verhoogde ventilatorsnelheid en een verder geopende klep leidt in dat geval tot een verbeterde ventilatie van de ruimte.
Om de sensor en de regelinrichting te kunnen bedrijven en de 30 actuator te kunnen aansturen en een compacte eenheid te verschaffen, omvat het afsluitorgaan volgens de uitvinding bij voorkeur tevens een elektrische voeding voor het voeden van ten minste een van de sensor, de actuator, de regelinrichting en het communicatiemiddel. Bijvoorbeeld kunnen batterijen zijn voorzien welke aan 35 de klep zijn gekoppeld en waardoor een zeer compact geheel wordt verkregen.
Bij voorkeur is het afsluitorgaan volgens de onderhavige uit- 5 vinding zodanig uitgevoerd, dat het een aan het luchtafvoerkanaal te koppelen bevestigingsdeel en een aan het bevestigingsdeel losneembaar te koppelen klepdeel omvat, waarbij het klepdeel de ten opzichte van het bevestigingsdeel verplaatsbare klep, alsmede de 5 actuator en de elektrische voeding omvat. Dit verschaft een af-sluitorgaan waarvan het klepdeel eenvoudig van het bevestigingsdeel kan worden losgekoppeld, wat met name bij het vervangen van de batterijen of het reinigen van het afsluitorgaan een voordeel is.
10 Een verder vereenvoudigd afsluitorgaan wordt verkregen wan neer het klepdeel een doorgang omvat en waarbij de sensor in communicatie met de doorgang is voorzien. Dit heeft het voordeel dat een bestaande rozet of dergelijke, welke in de regel bestaat uit een aan het luchtafvoerkanaal te verbinden bevestigingsdeel en een 15 aan het bevestigingsdeel te koppelen klep, kan worden aangepast door de bestaande klep te vervangen door een klepdeel volgens de uitvinding.
De uitvinding heeft derhalve tevens betrekking op een klepdeel voor toepassing in een afsluitorgaan volgens een der voor-20 gaande conclusies, omvattende een met een koppelorgaan van een aan een luchtafvoerkanaal te verbinden bevestigingsdeel samenwerkend klepdeelkoppelorgaan, waarbij het klepdeel een continue doorgang omvat voor het doorlaten van lucht uit een te ventileren ruimte en waarbij een sensor in communicatie met de doorgang is voorzien 25 voor het bepalen van een luchteigenschap van de door de doorgang gevoerde lucht.
De uitvinding zal hierna aan de hand van een tekening nader worden uitgelegd. De tekening toont hierbij in:
Fig. 1 een perspectivisch aanzicht van een afsluitorgaan vol-30 gens de uitvinding,
Fig. 2 een explosieaanzicht van een afsluitorgaan volgens de uitvinding,
Fig. 3 een detailaanzicht van een klep van een afsluitorgaan volgens de uitvinding, 35 Fig. 4 een detailaanzicht van een klepdeel van een afsluitor- gaan volgens de uitvinding,
Fig. 5 en 6 tonen een stel printplaten voor toepassing in een 6 klep volgens de uitvinding, en
Fig. 7 toont een voorbeeld van een lineaire actuator voor toepassing in een klep volgens de uitvinding.
In de figuren zijn dezelfde onderdelen middels dezelfde ver-5 wijzingscijfers aangeduid. Echter, de voor een praktische uitvoering van de uitvinding noodzakelijke onderdelen zijn niet alle getoond, vanwege de eenvoud van de weergave.
Fig. 1 toont een perspectivisch aanzicht van een regelorgaan 1 volgens de uitvinding. Een dergelijk regelorgaan 1 is in de 10 praktijk bekend als ventiel of rozet. Het in de figuren getoonde regelorgaan 1 is ingericht voor ten minste gedeeltelijke plaatsing in een luchtafvoerkanaal en wordt aan een luchtafvoerkanaal bevestigd. Om lucht via het luchtafvoerkanaal uit de ruimte te kunnen afvoeren, is een ventilator voorzien die een continue onderdruk in 15 stand houdt in het luchtafvoerkanaal tussen de ventilator en de te ventileren ruimte. Het regel- of afsluitorgaan 1 regelt de afvoer van lucht uit de te ventileren ruimte via het luchtafvoerkanaal. Een kleporgaan (niet zichtbaar in Fig. 1) kan tegen een klepzit-ting van het regelorgaan 1 worden geplaatst om het regelorgaan 1 20 af te sluiten of kan daar vanaf worden verplaatst om het te openen. Het regelorgaan 1 omvat een bevestigingsmiddel dat aan een luchtafvoerkanaal (niet getoond) kan worden bevestigd. Bijvoorbeeld kunnen een flens 2a van een bevestigingsdeel 2 en een flens 4a van een pasbus 4 aan weerszijden van een plafondplaat (niet ge-25 toond) of een flens van een luchtkanaal (niet getoond) worden geplaatst en bevestigd. De pasbus 4 kan middels schroeven of dergelijke met de ring 2 worden gekoppeld.
Fig. 2 geeft een explosieaanzicht van het regelorgaan 1. Het gehele regelorgaan 1 omvat in hoofdzaak een bevestigingsdeel, ge-30 vormd door een opsluitring 2 en een pasbus 4, en het klepdeel 3. Het bevestigingsdeel, in de vorm van een ring 2 met flens 2a en pasbus 4 met flens 4a, wordt aan een luchtgeleidingskanaal (niet getoond) bevestigd. De ring 2 en de pasbus 4 worden onderling aan elkaar gekoppeld. Dit kan bijvoorbeeld middels een nauw sluitende 35 passing van de pasbus 4 in de ring 2 worden verkregen of middels schroeven. De pasbus 4 kan losneembaar aan de ring 2 worden bevestigd waardoor de pasbus 4 eventueel van de ring 2 kan worden weg- 7 genomen. Bij normaal gebruik blijven deze beide delen onderling gekoppeld aan het luchtgeleidingskanaal of plafondplaat. De overige delen van het klepdeel 3 zijn binnen de pasbus 4 opgenomen. Het gehele klepdeel 3 kan derhalve eenvoudig uit de pasbus 4 worden 5 genomen.
In de getoonde uitvoeringsvorm volgens Fig. 1 zijn alle onderdelen van het klepdeel 3 opgenomen binnen de klepzitting 5 en is de klepzitting 5 passend in de pasbus 4 gevoegd.
Ter ventilatie door het regelorgaan 1 gevoerde lucht zal bij 10 een ten minste gedeeltelijke openstand van de klep 6 tussen de klep 6 en de klepzitting 5 worden gevoerd. Hierdoor kan stof en dergelijke zich op de materiaaldelen afzetten. Reiniging daarvan is eenvoudig mogelijk door de klep 6 van de klepzitting 5 los te nemen.
15 De in Fig. 2 getoonde klepzitting 5 kan gezamenlijk met de daarbinnen opgenomen onderdelen in een geheel van de pasbus 4 worden losgenomen. Daardoor kan bijvoorbeeld de kap 15b van de behuizing 15 worden losgenomen, bijvoorbeeld om batterijen te vervangen .
20 Het klepdeel 3 omvat een klepzitting 5 en een klep 6, waar tussen een doorgang kan zijn gevormd om lucht ter ventilatie uit een ruimte af te voeren. De klep 6 kan met een omtreksrand 7 nauwsluitend tegen een rand 8 van de klepzitting worden geplaatst om de tussen de klep 6 en de klepzitting 5 gelegen doorgang af te 25 sluiten.
Volgens de uitvinding wordt voorts een continue opening verschaft in het afsluitorgaan 1 om te allen tijde lucht door het af-sluitorgaan heen uit de ruimte af te voeren. Daartoe zijn in de klep 6 openingen 10 voorzien die een continue doorgang vormen tus-30 sen de te ventileren ruimte en het luchtafvoerkanaal. De klep 6 is in de getoonde uitvoeringsvorm voorzien van een klephuis 11 en een klepdeksel 9. In de uitvoeringsvorm zoals bijvoorbeeld weergegeven in Fig. 2 en Fig. 3 zijn de openingen 10 voorzien in het klepdeksel 9 .
35 Een sensor 19 die op een printplaat 13 is voorzien (zie ook
Fig. 5) en een luchthapper 17, zoals getoond in Fig. 2 en Fig. 3, welke ervoor zorgdraagt dat een deel van de door de doorgang ge 8 voerde lucht langs de sensor 19 wordt geleid, zijn in een gezamenlijke sensorbehuizing 12 in de doorgang gepositioneerd, waardoor lucht die via de doorgang wordt afgevoerd de sensor 19 passeert.
De sensor is gekoppeld aan regelelektronica welke in de weergege-5 ven uitvoeringsvorm is voorzien op een printplaat 13 in het klep-deel 3. De sensor 19 en de regelelektronica worden gevoed via batterijen 14. De regelelektronica en overige elektronische componenten zijn opgesloten in behuizingsdeel 15a van behuizing 15.
Eventueel kan een externe voeding worden toegepast, welke via 10 een stekerverbinding 16 kan worden aangesloten.
In fig. 3 is een detailaanzicht van het klepdeel 3 getoond. Lucht geraakt via de streep-stippellijn vanuit de te ventileren ruimte in het luchtafvoerkanaal. De lucht wordt om de klep 6 heengevoerd en door de klepzitting 5 heen. Om de batterijen 14 en de 15 printplaat 13 heen, is een behuizing 15 voorzien (niet getoond in Fig. 3) welke de genoemde componenten afschermt van in de afgevoerde lucht aanwezige vervuiling.
Zoals in Fig. 3 getoond, is de klepzitting 5 aan het inwendig oppervlak ervan gedeeltelijk onderbroken om de lucht eenvoudig te 20 kunnen afvoeren.
De continue doorgang loopt via de openingen 10 in het klep-deksel 9 van klep 6 naar de sensoren 20, 21. Ook wanneer de klep 6 nauw afsluitend tegen de rand 8 van de klepzitting 5 is gelegen, zal een stroom lucht uit de te ventileren ruimte worden afgevoerd. 25 Hierdoor kan te allen tijde een controle van de samenstelling van de lucht in de ruimte worden verkregen.
Fig. 4 toont ten slotte een perspectivisch detailaanzicht van de onderzijde van het klepdeel 3 waarbij de batterijen 14 en de printplaat 13, alsmede de klepzitting 5, zijn getoond.
30 De printplaat 13 bevat tevens een communicatiemiddel welke met de regelelektronica is verbonden. Het communicatiemiddel verschaft een verbinding tussen de regelelektronica van het afsluit-orgaan 1 en de ventilator en sensoren in de te ventileren ruimte; ook communicatie met een extern bedieningsorgaan en/of een gebouw-35 beheersingssysteem is hiermee mogelijk. Zowel een draadloze communicatie als een bedrade communicatie is toepasbaar. De voorkeur gaat uit naar een draadloze communicatie wegens het gemak van in- 9 stallatie.
Bijvoorbeeld kan de ventilator door de regelelektronica op een verhoogde of juist verlaagde stand worden geschakeld wanneer een verhoogde respectievelijk verminderde ventilatie gewenst is, 5 bijvoorbeeld wanneer de sensor een verhoogde concentratie aan C02 of luchtvochtigheid in de uit de ruimte afgevoerde lucht meet, respectievelijk een concentratie die onder een vooraf in te stellen grenswaarde ligt.
De regelelektronica op de printplaat 13 kan communicatiemodu-10 les omvatten, waarbij verschillende modules voor verschillende communicatieprotocollen kunnen zorgdragen. De voorkeur wordt gegeven aan draadloze communicatiemodules, waarbij de draadloze communicatie plaatsvindt in het frequentietrajeet van 400 tot 2500 MHz. Voorbeelden van geschikte draadloze protocollen zijn: Zigbee, 15 IQRF, SimplelT. Hierdoor kan een draadloos signaal worden verstuurd en ontvangen, bijvoorbeeld van een bedieningselektronica voor de ventilator, die op basis van een gemeten luchteigenschap van de lucht in de te ventileren ruimte, de ventilator naar een hogere of lagere stand schakelt. Wanneer de ventilator meerdere 20 ruimtes gelijktijdig ventileert, waarbij elke ruimte een eigen luchtklep omvat om de ventilatie van die ruimte te kunnen regelen, kan de regelelektronica van de ventilator bij voorkeur de verschillende luchtkleppen afzonderlijk aansturen en deze naar een meer geopende of meer gesloten positie te verplaatsen. Ook deze 25 communicatie vindt bij voorkeur draadloos plaats via de hiervoor genoemde protocollen.
Fig. 5 en 5 tonen een weergave van een onderzijde respectievelijk bovenzijde van de printplaat 13, terwijl Fig. 7 een voorbeeld van een lineaire actuator 22 voor het stellen van de klep 6 30 toont. De printplaat 13 omvat een C02 sensor 20, voor het meten van een C02 concentratie in door de klep 6 gevoerde lucht. Tevens is een debietmeter 19 voorzien, die het debiet van de lucht door het regelorgaan 1 meet. Tevens kan een sensor 21 worden voorzien voor het meten van de temperatuur en/of luchtvochtigheid van de langs 35 de sensor gevoerde lucht. Het luchtkanaal dat langs de klep 6 is voorzien is zodanig uitgevoerd dat de ter ventilatie uit de te ventileren ruimte gevoerde lucht deels langs de debietsensor 19 10 wordt geleid. De lucht door de openingen 10 in de klep 6 wordt langs de sensoren 20, 21 geleid.
De printplaat 13 omvat voorts een connector 23 voor communicatie met een ventilatiesysteem van het gebouw waarin de ruimte 5 zich bevindt, of enkel voor de te ventileren ruimte. Eventueel kan de connector communiceren met een domoticasysteem voor het aansturen van de ventilator van het ventilatiesysteem. De communicatie kan zowel bedraad als draadloos zijn.
De lineaire actuator 22 kan door elektronica die is voorzien 10 op de printplaat 13 of die elders is gestationeerd, worden aangestuurd. Bijvoorbeeld kan op basis van een gemeten CO2 concentratie de klep 6 worden verplaatst naar een verder geopende positie zodat de ventilatie van de ruimte wordt verhoogd en de C02 concentratie kan worden verlaagd door de ruimte in hogere mate te ventileren.
15 Tevens kan de temperatuur en/of luchtvochtigheid van de te ventileren ruimte als basis worden aangehouden.
Bijvoorbeeld kan een uitgaande as 24 worden verbonden met de klep 6, waardoor een verplaatsing van de as 24 in de richting van de pijl 25 de klep doet verplaatsen ten opzichte van de klepzit-20 ting 5 waardoor de opening tussen de klep 6 en de klepzitting 5 wordt vergroot of verkleind en de ventilatie wordt verhoogd respectievelijk verlaagd.
De elektronica kan met een vaste voedingsaansluiting zijn verbonden of door batterijen worden gevoed; ook een combinatie 25 hiervan is mogelijk.
De klep volgens de uitvinding kan deel uitmaken van een ventilatiesysteem van een gebouw waarbij meerdere ruimtes elk met een gezamenlijke centrale ventilator zijn verbonden en de stand van de ventilator voor alle ruimtes en kleppen gelijk is. De uitvinding 30 verschaft in een dergelijk geval de mogelijkheid om elke ruimte in afzonderlijke mate te ventileren doordat elke klep afhankelijk van een gemeten luchtkwaliteit van die betreffende ruimte in een gewenste positie wordt gesteld. De ventilator kan hierbij regelelek-tronica omvatten die de positie van elke klep registreert en die 35 de ventilator in een verhoogde stand plaatst wanneer de positie van een vooraf te bepalen aantal kleppen in een relatief ver geopende positie is geplaatst.
11
De regelelektronica van de kleppen 6 kan een klep in een verder geopende positie plaatsen wanneer een meting van een luchteigenschap, bijvoorbeeld de C02 concentratie, vochtgehalte, temperatuur of dergelijke boven een vooraf in te stellen waarde is. Op 5 basis van het door de debietmeter gemeten debiet, welke bijvoorbeeld het debiet door de reguliere ventilatieopening meet, kan de positie van de klep 6 worden gesteld om het debiet op een constante waarde te houden, bijvoorbeeld wanneer de ventilator op een hogere stand is geplaatst en de gemeten luchteigenschap een lage 10 ventilatie toestaat.
In een gebouw kan elke ruimte afzonderlijk worden geventileerd, wanneer elke klep is verbonden met een centraal besturingssysteem, draadloos 25 of bedraad. De besturing kan zijn gebaseerd op bijvoorbeeld C02 concentratie van een ruimte, temperatuur, de-15 biet per klep, totale debiet van de ventilator, positie van de klep.
De openingen 10 kunnen een diameter van bijvoorbeeld 1 mm tot 10 mm hebben. Hiermee kan een adequate doorvoer van lucht uit de ruimte worden verkregen voor het meten van de luchtsamenstelling 20 zonder dat een merkbare luchtstroom in de ruimte wordt verkregen. Het debiet door de openingen 10, in geval van een geheel gesloten klep 6, kan bijvoorbeeld 0,1 tot 10 liter per minuut bedragen, maar andere debietwaarden zijn eveneens toepasbaar.
De uitvinding is niet beperkt tot de hiervoor beschreven en 25 in de figuren getoonde uitvoeringsvormen. De uitvinding wordt slechts beperkt door de bijgevoegde conclusies.
Bijvoorbeeld kan het regelorgaan volgens de uitvinding worden toegepast als orgaan voor het regelen van de doorgang van een luchttoevoerkanaal. Lucht die van elders wordt aangevoerd voor in-30 voer in een te ventileren ruimte kan dan worden gecontroleerd door een of meerdere in het regelorgaan voorziene sensoren. Bij een luchtkwaliteit die onvoldoende is voor vooraf in te stellen kwaliteitseisen, kan het regelorgaan de luchtdoorgang afsluiten.
De uitvinding strekt zich tevens uit over elke combinatie van 35 maatregelen die hiervoor onafhankelijk van elkaar zijn beschreven.
Claims (10)
1. Regelorgaan voor toepassing in een luchtgeleidingskanaal voor het in of uit een ruimte voeren van lucht, omvattende een ten opzichte van het luchtgeleidingskanaal in hoofdzaak plaatsvast te positioneren bevestigingsdeel met een klepzitting en een ten op- 5 zichte van de klepzitting verplaatsbare klep, waarbij de klep is ingericht voor verplaatsing ten opzichte van de klepzitting tussen een meest gesloten toestand en een meest geopende toestand, met het kenmerk, dat het regelorgaan een continue doorgang omvat voor het door het regelorgaan voeren van lucht in of uit de ruimte, 10 voorts omvattende een sensor voor het meten van een luchteigenschap van de door de doorgang gevoerde lucht.
2. Regelorgaan volgens conclusie 1, waarbij de doorgang is voorzien in de klep. 15
3. Regelorgaan volgens conclusie 1 of 2, waarbij de sensor is ingericht voor het meten van de aanwezigheid van ten minste een van C02, luchtvochtigheid en koolwaterstoffen.
4. Regelorgaan volgens conclusie 1, 2 of 3, voorts omvattende een actuator voor het verplaatsen van de klep over ten minste een deel van het traject tussen de meest gesloten en de meest geopende toestand .
5. Regelorgaan volgens conclusie 4, waarbij de actuator een elektromotor is, bij voorkeur een lineaire motor of een stappenmotor.
6. Regelorgaan volgens een der voorgaande conclusies, omvattende een met de actuator verbonden communicatiemiddel voor communicatie 30 met een aanstuurorgaan voor een ventilator.
7. Regelorgaan volgens een der voorgaande conclusies, omvattende een elektrische voeding voor het voeden van ten minste een van de actuator en het communicatiemiddel.
8. Regelorgaan volgens een der voorgaande conclusies, omvattende een aan het luchtgeleidingskanaal te koppelen bevestigingsdeel en een aan het bevestigingsdeel te koppelen klepdeel, waarbij het 5 klepdeel de ten opzichte van het bevestigingsdeel verplaatsbare klep omvat, alsmede de actuator en de elektrische voeding.
9. Regelorgaan volgens conclusie 8, waarbij het klepdeel een doorgang omvat en waarbij de sensor in communicatie met de doorgang is 10 voorzien.
10. Klepdeel voor toepassing in een regelorgaan volgens een der voorgaande conclusies, omvattende een met een koppelorgaan van een aan een luchtgeleidingskanaal te verbinden bevestigingsdeel samen- 15 werkend klepdeelkoppelorgaan, waarbij het klepdeel een continue doorgang omvat voor het doorlaten van lucht uit een te ventileren ruimte en waarbij een sensor in communicatie met de doorgang is voorzien voor het bepalen van een luchteigenschap van de door de doorgang gevoerde lucht.
Priority Applications (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL2009413A NL2009413C2 (nl) | 2012-09-04 | 2012-09-04 | Regelorgaan voor luchtkanaal. |
EP13182613.3A EP2703743A1 (en) | 2012-09-04 | 2013-09-02 | Control device for an air duct |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL2009413A NL2009413C2 (nl) | 2012-09-04 | 2012-09-04 | Regelorgaan voor luchtkanaal. |
NL2009413 | 2012-09-04 |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL2009413C2 true NL2009413C2 (nl) | 2014-03-05 |
Family
ID=49118317
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL2009413A NL2009413C2 (nl) | 2012-09-04 | 2012-09-04 | Regelorgaan voor luchtkanaal. |
Country Status (2)
Country | Link |
---|---|
EP (1) | EP2703743A1 (nl) |
NL (1) | NL2009413C2 (nl) |
Families Citing this family (1)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
WO2018202312A1 (en) * | 2017-05-05 | 2018-11-08 | Fresh Ab | Electric extractor fan |
Family Cites Families (5)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DE19852821C2 (de) | 1997-11-17 | 2001-08-02 | Stk Steuerungs Und Kommunikati | Steuerbares Raumbe- und -entlüftungsventil |
FI20011765A0 (fi) * | 2001-09-06 | 2001-09-06 | Flaekt Oy | Ilmanvaihtoventtiili |
US7347058B2 (en) * | 2004-10-21 | 2008-03-25 | Hewlett-Packard Development Company, L.P. | Vent for a data center cooling system |
US8596079B2 (en) * | 2005-02-02 | 2013-12-03 | American Power Conversion Corporation | Intelligent venting |
WO2009109056A1 (de) | 2008-03-07 | 2009-09-11 | Belimo Holding Ag | Vorrichtung zum messen und regeln eines volumenstroms in einem lüftungsrohr |
-
2012
- 2012-09-04 NL NL2009413A patent/NL2009413C2/nl active
-
2013
- 2013-09-02 EP EP13182613.3A patent/EP2703743A1/en not_active Withdrawn
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
EP2703743A1 (en) | 2014-03-05 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
CA3014479C (en) | Integrated heat and energy recovery ventilator system | |
US11215373B2 (en) | System and method for integrated control of supply fan | |
CN105371465B (zh) | 一种导风系统 | |
CN101476767B (zh) | 一种中央空调红外探测自动开关调节装置 | |
KR102408073B1 (ko) | 공기 처리 시스템에서 공급 공기 유동의 제어 장치 및 방법 | |
KR101437313B1 (ko) | 데이터센터용 빌트업 공기조화장치 | |
DK2743597T3 (en) | Ventilation system with current regulatory efforts | |
CN209647175U (zh) | 用于补风型通风柜的通风道组件和补风型通风柜 | |
KR20180056293A (ko) | 풍량 측정 및 풍량 자동조절이 가능한 일체형 댐퍼 장치 | |
NL2009413C2 (nl) | Regelorgaan voor luchtkanaal. | |
CN106681403A (zh) | 一种楼宇智能监控系统 | |
WO2013121168A1 (en) | Modular air movement apparatus | |
KR200358668Y1 (ko) | 공압을 이용한 어류양식장 자동먹이공급장치 | |
CN112815412A (zh) | 一种用于控制洁净区域净化系统送风量的装置和方法 | |
CN210801548U (zh) | 出风装置及空调机组 | |
SE9902277L (sv) | Luftregleringsventil för ventilerat bur- och hyllsystem | |
CN205227727U (zh) | 一种导风系统 | |
US20170130983A1 (en) | Outside air distribution system | |
CN110645692A (zh) | 出风装置及空调机组 | |
KR100997181B1 (ko) | 선박 기관실의 공기 조화 장치 | |
KR101706769B1 (ko) | 건축물 실내공기 순환 장치 | |
NL1036988C2 (nl) | Centraal ventilatiesysteem. | |
KR101941429B1 (ko) | 이산화탄소 농도 측정 기능을 갖는 열교환 환기장치 | |
US12013145B2 (en) | Dry room and method for controlling same | |
CN205191728U (zh) | 机械通风设施 |