NL2009188C2 - Afsluitelement voor het losmaakbaar afsluiten van een houder. - Google Patents

Description

Afsluitelement voor het losmaakbaar afsluiten van een houder

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een afsluitelement voor het losmaakbaar afsluiten van de opening van een houder, waarbij het afsluitelement een kamer omsluit, 5 waarbij het afsluitelement een met de houder verbindbare dop en een in het inwendige van de dop geplaatst opsluitelement omvat dat in een eerste vergrendelde positie tezamen met de dop de kamer omsluit.

Een dergelijk afsluitelement vindt toepassing als afsluiting van een houder voor een 10 vloeistof, die voor gebruik van een additief dient te worden voorzien, bijvoorbeeld omdat de vloeistof door het toevoegen van het additief instabiel wordt, omdat deze een chemische reactie ondergaat of snel bederft en het dus ongewenst is het additief direct bij het vullen van de houder aan de vloeistof toe te voeren. Door het pas kort voor gebruik toevoegen van het additief worden deze nadelen voorkomen. Voorbeelden voor 15 dergelijke vloeistoffen zijn farmaceutische producten, dranken en lijmen.

Nu is reeds een afsluiter van de bovengenoemde soort bekend, waarbij de kamer in de afsluiter door een folie wordt gescheiden van het inwendige van de houder ofwel het opsluitelement door een folie wordt gevormd. Hierbij is het afsluitelement voorzien van 20 middelen voor het doorsteken van het folie. De gebruiker kan aldus door manipulatie van het afsluitelement, bijvoorbeeld door het draaien van een deel ervan, het folie breken opdat de inhoud van de kamer in het inwendige van de houder terecht komt. De resterende stukken van het folie blijven echter vastzitten aan het afsluitelement of vallen in de vloeistof hetgeen een minder plezierig uiterlijk oplevert of hetgeen de vloeistof 25 verontreinigt, hetgeen in het bijzonder ongewenst is als de vloeistof een drank is.

Het doel van de uitvinding is het verschaffen van een dergelijk afsluitelement, waarbij geen gevaar voor vervuiling van de vloeistof bestaat en waarbij geen losse stukken materiaal achter blijven nadat de inhoud van het afsluitelement in de vloeistof is 30 gebracht.

Dit doel wordt bereikt doordat het opsluitelement in zijn geheel beweegbaar is naar een tweede positie waarin tussen het opsluitelement en de dop een doorgang aanwezig is tussen de kamer en het inwendige van de houder en dat het afsluitelement middelen 2 omvat voor het bewegen van het opsluitelement van de eerste positie naar de tweede positie. Hierbij blijft het opsluitelement één geheel.

Volgens een eerste voorkeursuitvoeringsvorm is de tweede positie van het 5 opsluitelement een vergrendelde positie. Hiermede wordt voorkomen dat het opsluitelement in de vloeistof terecht komt, hetgeen, in het bijzonder wanneer de vloeistof een drank is, ongewenst is.

De hierboven toegelichte maatregelen vereisen de aanwezigheid van middelen voor het 10 van de eerste naar de tweede positie brengen van het opsluitelement. Deze middelen kunnen worden gevormd door externe middelen zoals een magneet, maar zij kunnen ook worden gevormd door in het afsluitelement gelegen middelen. Een voorkeursuitvoeringsvorm verschaft de maatregel dat de dop een met de houder verbindbaar vast dopdeel en een ten opzichte van het vaste dopdeel beweegbaar dopdeel 15 omvat, waarbij het beweegbare dopdeel beweegbaar is van een eerste positie naar een tweede positie en het beweegbare dopdeel zodanig is gekoppeld met het opsluitelement, dat bij beweging van het beweegbare dopdeel van de eerste positie naar de tweede positie het opsluitelement beweegt van zijn eerste positie naar zijn tweede positie en dat het beweegbare dopdeel in zijn eerste positie is vergrendeld ten opzichte van het vaste 20 dopdeel. Hiermede wordt een simpele constructie verkregen.

De constructie wordt nog verder vereenvoudigd wanneer de opening van de houder een ronde doorsnede heeft is, het vaste dopdeel ringvormig is en het beweegbare dopdeel kapvormig is.

25

Het verplaatsen van het opsluitelement vereist een beweging. Een eerste mogelijkheid tot het uitvoeren van een beweging van een dopdeel is draaien. Dit leidt tot een uitvoeringsvorm waarbij het beweegbare dopdeel om de as van de opening draaibaar is ten opzichte van het vaste dopdeel.

Volgens een alternatieve uitvoeringsvorm is het beweegbare dopdeel in axiale richting van de dop beweegbaar ten opzichte van het vaste dopdeel. In deze uitvoeringsvorm en trouwens ook in de direct hierboven genoemde uitvoeringsvorm is er veelal contact 30 3 tussen het beweegbare dopdeel en het opsluitelement; immers het beweegbare dopdeel moet het opsluitelement van positie doen veranderen.

De hierboven toegelichte maatregel wordt verder uitgewerkt in een uitvoeringsvorm 5 waarbij het opsluitelement is voorzien van een zich hoofdzakelijk dwars op de axiale richting uitstrekkende opsluitwand en van tenminste twee zich radiaal en axiaal uitstrekkende wanddelen die zijn ingericht voor contact met het beweegbare dopdeel van de buitendop.

10 Om de bediening te vergemakkelijken en om het beweegbare dopdeel niet al te veel uit te laten steken vanuit de dop, heeft het de voorkeur dat het beweegbare dopdeel is voorzien van een zich aan de buitenzijde van het vaste dopdeel uitstrekkende mantelwand. Dit geldt zowel voor de variant waarbij het beweegbare dopdeel in axiale richting wordt verplaatst als de variant waarbij het beweegbare dopdeel wordt gedraaid. 15

Volgens een andere voorkeursuitvoeringsvorm is tussen de mantelwand van het beweegbare dopdeel en een verdikking van het ringvormige deel van het vaste dopdeel een verwijderbaar blokkeerelement geplaatst. Dit blokkeerelement voorkomt dat, bijvoorbeeld tijdens opslag of transport, het beweegbare dopdeel ongewild wordt 20 verplaatst en het in de dop aanwezige additief vroegtijdig in de drank terecht komt.

Om het blokkeerelement stevig, maar toch gemakkelijk verwijderbaar op de dop te bevestigen, heeft het de voorkeur dat het blokkeerelement klemmend op de dop is aangebracht.

25

Volgens een constructief simpele uitvoeringsvorm omvat het blokkeerelement een verwijderbare ring.

Nadat het opsluitelement van de eerste naar de tweede positie is gebracht en het additief 30 in het inwendige van de houder is terechtgekomen, wordt de houder geschud, met het beweegbare dopdeel in de tweede positie. De houder moet dan door de dop zijn afgesloten. Tevens moet - na het schudden - de inhoud van de houder toegankelijk zijn. Hiertoe verschaft een specifieke uitvoeringsvorm de maatregel dat het beweegbare 4 dopdeel in zijn tweede positie door middel van een schroefdraad met het vaste dopdeel is verbonden.

Alhoewel andere samenstellingen, zoals granulaat of een vloeistof, niet worden 5 uitgesloten, heeft het voorkeur dat de kamer is voorzien van een hoofdzakelijk poedervormige samenstelling. Deze stroomt immers gemakkelijk door de doorgang tussen de dop en het opsluitdeel van de kamer naar het inwendige van de houder.

Volgens een verdere uitvoeringsvorm is de dop door middel van een losmaakbare 10 verbinding op de houder geplaatst.

Een belangrijk toepassingsgebied van de uitvinding ligt in dranken. Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm is de houder gevuld met een vloeistof en is de kamer in de dop voorzien van een samenstelling die bij menging met de vloeistof een drank vormt. 15

Een meer specifieke toepassing ligt in een drank die de verschijnselen van een kater tegengaat. Hierbij is het bijzonder van belang dat de houder gemakkelijk is te openen; potentiële gebruikers van een dergelijke drank bevinden zich immers zelden in een optimale toestand. De houder volgens de uitvinding maakt het gemakkelijk de houder te 20 openen; de gebruiker behoeft slechts de ring te verwijderen, een klap op de dop te geven, de fles te schudden en de dop te verwijderen om toegang tot de drank te verkrijgen.

De uitvinding verschaft tevens een werkwijze voor het bereiden van een drank, 25 omvattende de stappen van het verschaffen van een houder bevattende een vloeistof, welke houder is afgesloten met een afsluitelement waarin een kamer aanwezig is waarin zich een samenstelling bevindt, het bewegen van een deel van het afsluitelement van een eerste positie naar een tweede positie, waardoor de kamer in verbinding wordt gebracht met het inwendige van de houder en het verwijderen van tenminste een deel 30 van het afsluitelement, waarbij door bewegen van het deel van het afsluitelement een aan de kamer grenzend opsluitdeel in zijn geheel wordt verplaatst.

Bij voorkeur wordt voorafgaande aan het bewegen van het deel van het afsluitelement een blokkeerelement uit het afsluitelement verwijderd en met meer voorkeur vindt de 5 beweging van het beweegbare deel van het afsluitelement in axiale richting van de dop plaats.

Vervolgens wordt de onderhavige uitvinding toegelicht aan de hand van de bijgaande 5 tekeningen, waarin voorstellen:

Figuur 1: een zijaanzicht van een combinatie van een fles en een afsluitelement volgens de uitvinding;

Figuur 2: een doorsnedeaanzicht van de in figuur 1 afgebeelde combinatie;

Figuur 3: een met figuur 2 overeenkomend doorsnedeaanzicht met het beweegbare 10 dopdeel in ingedrukte toestand;

Figuur 4: een explosieaanzicht van de dop volgens de uitvinding;

Figuur 5: een detailaanzicht van figuur 2; en

Figuur 6: een detailaanzicht van figuur 3.

15 De uitvinding betreft een houder in de vorm van een fles 1, waarop een in zijn geheel met 2 aangeduid afsluitelement is geschroefd. Deze fles 1 met het afsluitelement 2 is afgebeeld in de figuren 1-3, terwijl de figuren 4-6 slechts het afsluitelement 2 tonen. De fles 1 is in het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld bedoeld voor het bevatten van een drank, in het bijzonder, doch niet uitsluitend een drank tegen een kater. Het zal duidelijk 20 zijn dat de fles ook geschikt is voor andere dranken of voor andere vloeistoffen. De combinatie van de fles 1 en het afsluitelement 2 is geschikt voor het bevatten van vloeistoffen, die voor gebruik wordt gemengd met een additief en het additief gescheiden van de vloeistof moet worden bewaard, bijvoorbeeld om bederf of vroegtijdige veroudering te voorkomen. Hierbij bevindt de eigenlijke vloeistof zich in 25 de fles 1 en het gescheiden daarvan de bewaren additief in het afsluitelement 2, die hiertoe van een kamer 3 is voorzien. Voorafgaand aan het gebruik van de vloeistof, wordt het additief aan de vloeistof toegevoegd.

Vervolgens zal aan de hand van de figuren 2 en 5 de constructie van het afsluitelement 30 2 worden beschreven. Het afsluitelement 2 omvat een 4, die gevormd wordt door een vast dopdeel 5 dat op de hals 8 van de fles 1 is geschroefd en een beweegbaar dopdeel 6 dat in axiale richting ten opzichte van het vaste dopdeel 5 beweegbaar is. Voorts omvat het afsluitelement 2 een zich binnen de dop 4 geplaatst opsluitelement 7.

6

Het vaste dopdeel 5 omvat een hulsvormig deel 5 A dat aan zijn binnenzijde van schroefdraad 5B is voorzien waarmee het aan een op de hals 8 van de fles 1 aanwezige uitwendige schroefdraad 8A is geschroefd. Voorts is het dopdeel 5 voorzien van een zich binnen de hals 8 uitstrekkend, eveneens hulsvormig deel 5C, dat door middel van 5 een conisch deel 5D en een ringvormig deel 5E met het cilindermantelvormige deel 5A is verbonden. Ten slotte omvat het dopdeel 5 een hulsvormig deel 5F dat zich vanaf het ringvormige deel 5E naar boven uitstrekt. Dit hulsvormige deel 5F is aan zijn buitenzijde voorzien van een schroefdraad 5G. Onder de schroefdraad 5G is een zich rondom uitstrekkende groef 5H aangebracht. Alle delen 5A-5H vormen één geheel. Het 10 vaste dopdeel 5 is van een stevige kunststof vervaardigd.

Het beweegbare dopdeel 6 omvat een cirkelvormig deel 6A, dat één geheel vormt met een hulsvormig deel 6B. Aan de onderzijde van dit hulsvormige deel 6B is een zich rondom uitstrekkende rok 6C aangebracht die door een verzwakking 6D van het 15 hulsvormige deel 6B wordt gescheiden. Het hulsvormige deel 6B is voorzien van inwendige schroefdraad 6E. De rok 6C is voorzien van een zich aan zijn binnenzijde uitstrekkende richel 6F. In het inwendige van het beweegbare dopdeel 6 is een zich vanaf het cirkelvormige deel 6A uitstrekkende bus 6G aangebracht, die concentrisch met het hulsvormige deel 6B is gepositioneerd. Voorts omvat het beweegbare dopdeel 6 20 een mantel 6H die zich concentrisch met het hulsvormige deel 6B uitstrekt. Hierbij is deze mantel 6H aan zijn onderzijde in contact met het hulsvormige deel 5F van het vaste dopdeel 5. In de in figuren 2 en 5 weergegeven situatie is het beweegbare dopdeel 6 door middel van de richel 6F in aangrijping met de groef 5F van het vaste dopdeel 5, waardoor deze dopdelen in axiale richting ten opzichte van elkaar zijn vergrendeld. In 25 deze situatie bevindt zich ruimte tussen de onderrand van de rok 6C en de bovenzijde van het ringvormige deel 5E. Het beweegbare dopdeel 6 is van een kunststof vervaardigd die bij voorkeur iets zachter is dan die waarvan het vaste dopdeel 6 is vervaardigd.

30 Het afsluitelement 2 omvat ook een opsluitelement 7, dat voorzien is van een hoofdzakelijk conisch gevormd deel 7A en drie zich onderling onder een hoek van 120° vanaf het conische deel 7 A naar boven uitstrekkende schotten 7B. Elk van de schotten 7B is voorzien van twee haken 7C, 7D en in elk van de schotten 7B is, in de nabijheid van de haken 7C, 7D een insnijding 7E aangebracht. In de in figuren 2 en 5 7 weergegeven situatie is de onderste haak 7C in aangrijping met het conische deel 5D van het vaste dopdeel 5 en sluit het conische deel 7A van het opsluitelement 7 aan op het conische deel 5D van het dopdeel 5. Het opsluitelement 7 is bij voorkeur van een stevige kunststof vervaardigd.

5

Figuur 4 toont buiten de hierboven toegelichte delen van het opsluitelement 2, een ring 9, die bijvoorbeeld van metaal is vervaardigd en die zich aanvankelijk bevindt in de ruimte tussen de tussen de onderrand van de rok 6C en de bovenzijde van het ringvormige deel 5E. De eigenlijke ring 9 is van een trekring 9A voorzien.

10

Vervolgens zal de werking van de combinatie worden beschreven. Hierbij wordt uitgegaan van de in figuren 1, 2 en 5 weergegeven situatie, waarbij de fles 1 is gevuld met een drank en de kamer 3 is gevuld met een bijvoorbeeld poedervormig additief. In deze situatie wordt kamer 3 omsloten door het kapvormig deel 6A, de mantel 6H van 15 het beweegbare dopdeel 6, het cilindermantelvormig deel 5F, het ringvormige deel 5E, het conische deel 5D en het hulsvormige deel 5C van het vaste dopdeel 5 en het conische deel 7A van het opsluitelement 7. Hierbij strekt de richel 6F van het beweegbare dopdeel 6 zich uit in de groef 5H van het vaste dopdeel 5, zodat het vaste en het beweegbare dopdeel onderling zijn gefixeerd in axiale richting. Tevens 20 verhinderen de drie haken 7C van het opsluitelement 7 beweging van het opsluitelement 7 naar de fles 1 toe. Beweging in de tegengestelde richting wordt voorkomen doordat de schotten 7B de bus 6G van het beweegbare dopdeel 6 raken. Ten slotte bevindt de ring 9 zich in de ringvormige ruimte tussen de rok 6C van het beweegbare dopdeel 6 en de bovenrand van het hulsvormige deel 5 A van het vaste dopdeel 5.

25

Wanneer de gebruiker de vloeistof wil gebruiken, en hij de vloeistof, wanneer deze door een drank wordt gevormd, wil drinken, verwijdert hij aanvankelijk de ring 9 door trekken aan de trekring 9A. Vervolgens geeft hij een klap op de bovenzijde van de dop 4, waardoor het beweegbare dopdeel 6 in axiale richting naar de fles 1 toe wordt 30 gedrukt. Tijdens deze beweging verlaat de rand 6F de groef 5H. Hierbij kan de rok 6C aanvankelijk naar de fles 1 toe bewegen tot in de ruimte die is vrijgekomen door het verwijderen van de ring 8, maar bij het voortzetten van de beweging zal de rok naar buiten uitstulpen over de buitenrand van het hulsvormige deel 5A van het vaste dopdeel

5. Met het naar de fles 1 toe bewegen van het beweegbare dopdeel 6, beweegt de bus 6F

8 mee naar de fles toe, waarbij de bus 6F het opsluitelement 7 in zijn geheel naar de fles 1 toe drukt. Hierbij wordt de vergrendeling tussen de haken 7C op het conische deel 5D verbroken, en aan het einde van deze beweging raken de haken 7D in aangrijping met het conische deel 5D. Hierbij blijft het vaste dopdeel 5 op zijn plaats. Na het uitvoeren 5 van deze beweging is de in figuren 3 en 6 weergegeven situatie verkregen. Hierbij zal, als gevolg van de zwaartekracht, de inhoud van de kamer 3 door de tijdens de beweging gevormde ruimte tussen het conische deel 7A van het opsluitelement 7 en het de hulsvormige deel 5C door bewegen. Dit additief komt daarmede in het inwendige van de fles 1 terecht. Vervolgens kan de gebruiker de fles schudden. Tijdens de beweging 10 van het beweegbare dopdeel 6 ten opzichte van het vaste dopdeel 5 komt de inwendige schroefdraad 6E van het beweegbare dopdeel 6 tot in aangrijping met de schroefdraad 5G van het vaste dopdeel 5 zodat de afsluiting door de dop gehandhaafd blijft. Het schudden is dan ook zonder morsen mogelijk.

15 Na het schudden kan het beweegbare dopdeel 6 worden losgedraaid, zodat de inhoud van de fles kan worden uitgeschonken. Het is overigens ook mogelijk direct uit de fles te drinken. Het vaste dopdeel 5 is hierbij nog steeds vast op de hals 8 van de fles 1 geschroefd, terwijl het opsluitelement 7, dat naar zijn tweede positie is bewogen, tegen een beweging naar de fles 1 toe wordt geblokkeerd door de haken 7D en tegen een 20 beweging vanaf de fles 1 wordt geblokkeerd door de haken 7C die in deze tweede positie zijn ingericht voor het ook in de andere richting vormen van een fixatie en wel tegen de onderrand van het huls vormige deel 5C. Er bestaat hiermee geen gevaar dat losse onderdelen van dop naar buiten komen.

25 Het zal duidelijk zijn dat er talloze variaties op de hierboven toegelichte constructie kunnen worden uitgevoerd. Het is aldus mogelijk het beweegbare dopdeel zodanig met het vaste dopdeel te koppelen dat het beweegbare dopdeel een schroeflijn vormige beweging uit kan voeren. Hierdoor wordt bij het naar de fles toe ‘schroeven’ van het beweegbare dopdeel, een axiale beweging gecreëerd die het opsluitelement van zijn 30 eerste positie naar zijn tweede positie brengt. Het zal duidelijk zijn dat binnen de bewoordingen van de conclusies, talloze andere uitvoeringsvormen van de uitvinding kunnen worden geconcipieerd.

Claims (19)

1. Afsluitelement voor het losmaakbaar afsluiten van de opening van een houder, waarbij het afsluitelement een kamer omsluit en waarbij het afsluitelement een met de 5 houder verbindbare dop en een in het inwendige van de dop geplaatst opsluitelement omvat dat in een eerste vergrendelde positie, tezamen met de dop de kamer omsluit, met het kenmerk, dat het opsluitelement in zijn geheel beweegbaar is naar een tweede positie waarin tussen het opsluitelement en de dop een doorgang aanwezig is die de kamer met het inwendige van de houder verbindt en dat het afsluitelement middelen 10 omvat voor het doen bewegen van het opsluitelement van de eerste positie naar de tweede positie.

2. Afsluitelement volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de tweede positie van het opsluitelement een vergrendelde positie is. 15

3. Afsluitelement volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de dop een met de houder verbindbaar vast dopdeel en een ten opzichte van het vaste dopdeel beweegbaar dopdeel omvat, waarbij het beweegbare dopdeel beweegbaar is van een eerste positie naar een tweede positie en het beweegbare dopdeel zodanig is gekoppeld 20 met het opsluitelement, dat bij beweging van het beweegbare dopdeel van de eerste positie naar de tweede positie de opsluitelement beweegt van zijn eerste positie naar zijn tweede positie en dat het beweegbare dopdeel in zijn eerste positie is vergrendeld ten opzichte van het vaste dopdeel.

4. Afsluitelement volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de opening van de houder een ronde doorsnede heeft, dat het vaste dopdeel ringvormig is en dat het beweegbare dopdeel kapvormig is.

5. Afsluitelement volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het beweegbare 30 dopdeel om de as van de opening draaibaar is ten opzichte van het vaste dopdeel.

6. Afsluitelement volgens conclusie 3, 4 of 5, met het kenmerk, dat het beweegbare dopdeel in axiale richting van de dop beweegbaar is ten opzichte van het vaste dopdeel.

7. Afsluitelement volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat het opsluitelement is voorzien van een zich hoofdzakelijk dwars op de axiale richting uitstrekkende opsluitwand en van tenminste twee zich radiaal en axiaal uitstrekkende wanddelen die zijn ingericht voor contact met het beweegbare dopdeel. 5

8. Afsluitelement volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het beweegbare dopdeel is voorzien van een zich aan de buitenzijde van het vaste dopdeel uitstrekkende mantelwand.

9. Afsluitelement volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat tussen de mantelwand van het beweegbare dopdeel en een verdikking van het ringvormige deel van het vaste dopdeel een verwijderbaar blokkeerelement is geplaatst.

10. Afsluitelement volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat het blokkeerelement 15 klemmend op het afsluitelement is aangebracht.

11. Afsluitelement volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat het blokkeerelement een verwijderbare ring omvat.

12. Afsluitelement volgens één van de conclusies 8-11, met het kenmerk, dat het beweegbare dopdeel in zijn tweede positie door middel van een schroefdraad met het vaste dopdeel is verbonden.

13. Afsluitelement volgens één van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, 25 dat de kamer is voorzien van een hoofdzakelijk poedervormige samenstelling.

14. Houder, voorzien van een afsluitelement volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het afsluitelement door middel van een losmaakbare verbinding op de houder is geplaatst. 30

15. Houder volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de houder is gevuld met een vloeistof en dat de kamer in de dop is voorzien van een samenstelling die bij menging met de vloeistof een drank vormt.

16. Houder volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat de drank een drank is die de verschijnselen van een kater tegengaat.

17. Werkwijze voor het bereiden van een drank, omvattende de volgende stappen: 5. het verschaffen van een houder bevattende een vloeistof, welke houder is afgesloten met een afsluitelement waarin een kamer aanwezig is waarin zich een samenstelling bevindt; - het bewegen van een deel van het afsluitelement van een eerste positie naar een tweede positie, waardoor de kamer in verbinding wordt gebracht met het inwendige van 10 de houder; en - het verwijderen van tenminste een deel van het afsluitelement, met het kenmerk, dat door bewegen van het deel van het afsluitelement een aan de kamer grenzend opsluitelement in zijn geheel wordt verplaatst.

18. Werkwijze volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat voorafgaande aan het bewegen van het deel van het afsluitelement een blokkeerelement uit het afsluitelement wordt verwijderd.

19. Werkwijze volgens conclusie 17 of 18, met het kenmerk, dat de beweging van 20 het beweegbare deel van het afsluitelement in de axiale richting van het afsluitelement plaats vindt.