NL2009142C2 - Zettingsconstructie met dubbele compensatie. - Google Patents

Description

Zettingsconstructie met dubbele compensatie

De uitvinding betreft een zettingsconstructie tussen een in een gebouw voorzien gasafneempunt, zoals een gasmeter, en een in een ondergrond opgenomen gasleiding, 5 omvattende een met de gasleiding verbonden aftakleiding, een in het gebouw gevoerde aansluitleiding alsmede tussen beide leidingen voorziene compensatiemiddelen voor het compenseren van zettingsverschillen tussen de ondergrond en het gebouw, welk compensatiemiddelen omvatten een eerste compensatiemiddel met een behuizing alsmede een eerste pijpstuk waarvan een inwendig eind zich in de behuizing bevindt en 10 waarvan een uitwendig eind uit de behuizing steekt, welk eerste pijpstuk in de langsrichting daarvan afdichtend verschuifbaar is ten opzichte van de behuizing ter verschaffing van lengtecompensatie in die langsrichting en welk eerste pijpstuk is aangesloten op een der leidingen.

Een dergelijke zettingconstructie is bekend uit NL-A-8202844. Door middel van 15 deze bekende zettingsconstructie kunnen verzakkingen in de grond waarin zich de aftakleiding bevindt, worden gecompenseerd. Het pijpstuk kan daarbij uit de behuizing over een zekere afstand naar buiten schuiven. De gasdichte afsluiting tussen de behuizing en het pijpstuk zorgt er voor dat bij dergelijke onderlinge verplaatsingen van de behuizing en het pijpstuk geen gas kan ontsnappen. De zettingsconstructie wordt 20 daartoe in verticale richting gemonteerd, zodanig dat het pijpstuk en de behuizing verticaal ten opzichte van elkaar kunnen worden verschoven.

Hoewel deze bekende zettingsconstructie aldus een oplossing kan bieden voor verticale verplaatsingen van de gasleiding als gevolg van verzakkingen, kunnen daarin niettemin toch te hoge spanningen en vervormingen optreden. Het gevolg van 25 verzakkingen kan zijn dat, vanaf een bepaalde grootte van de daarbij optredende verplaatsingen in de gasleiding, trekspanningen optreden. Immers, als gevolg van de verzakking zou onvermijdelijk een verlenging van het traject van de gasleiding moeten optreden. Vanwege het stijve karakter echter van de pijpen is deze verlenging niet goed mogelijk, waardoor trekspanningen en vervormingen ontstaan. Uiteindelijk kan dit 30 leiden tot een breuk in de gasleiding.

Het doel van de uitvinding is daarom een zettingsconstructie van het hiervoor genoemde type te verschaffen waarbij zettingsverschillen beter kunnen worden gecompenseerd, zodanig dat ook trekspanningen en rekvervormingen in de gasleiding 2 kunnen worden vermeden. Dat doel wordt bereikt doordat de compensatiemiddelen tevens een tweede compensatiemiddel omvatten ter verschaffing van lengtecompensatie in een tweede richting dwars op genoemde langsrichting, welk tweede compensatiemiddel is aangesloten op de andere leiding en op de behuizing van 5 het eerste compensatiemiddel,_dat het tweede compensatiemiddel een huls omvat waarvan de doorgang is verbonden met het inwendige van de behuizing van het eerste compensatiemiddel, alsmede een afdichtend en verschuifbaar binnen de huls opgenomen tweede pijpstuk dat is verbonden met de aftakleiding, en dat de behuizing aan een eind een doorgang heeft voor het eerste pijpstuk en aan het tegenoverliggende 10 eind is gesloten, en de huls is aangesloten op de behuizing op een positie tussen die einden van de behuizing.

Bij de zettingsconstructie volgens de uitvinding kan niet alleen de gebruikelijke compensatie van verzakkingen in de grond worden bewerkstelligd die veelal verticaal gericht zijn, maar kan ook een compensatie in richtingen dwars daarop worden 15 verkregen. Zo kan niet alleen de verticale component van een verzakking worden gecompenseerd, maar ook eventuele lengteverschillen in een horizontale richting. Het risico van trekspanningen in de gasleiding als gevolg van verzakkingen kan daardoor verregaand worden vermeden. Dit komt de betrouwbaarheid van de gasleiding ten goede.

20 In het bijzonder kan het tweede compensatiemiddel zich bevinden in, of direct zijn aangesloten op, de aftakleiding. De aftakleiding strekt zich veelal in horizontale richting uit; het tweede compensatiemiddel is in dat geval eveneens horizontaal gericht en neemt de lengteverschillen in de aftakleiding, die het gevolg zijn van verzakkingen, op. De zettingsconstructie kan op verschillende manieren zijn uitgevoerd; zo kan het 25 tweede compensatiemiddel een balg omvatten die zich uitzet indien in de gasleiding trekspanningen zouden voorkomen.

Tussen de huls en het pijpstuk kunnen zich afdichtmiddelen bevinden die de verschuivingen tussen huls en pijpstuk mogelijk maken, zoals O-ringen. Volgens een compacte uitvoeringsvorm kunnen de huls en de behuizing één geheel, bijvoorbeeld uit 30 kunststof, vormen.

Bij voorkeur heeft het tweede pijpstuk aan het vrije einde daarvan een verbreding en heeft de huls een inwendige vernauwing aan het vrije einde daarvan; de dwarsafmetingen van deze vernauwing kunnen kleiner zijn dan de dwarsafmetingen 3 van de verbreding van het tweede pijpstuk zodanig dat het tweede pijpstuk verhinderd is uit de huls te treden. Tevens kan op de overgang tussen de huls en de behuizing zich een vernauwing bevinden waarvan de dwarsafmetingen kleiner zijn dan de dwarsafmetingen van de verbreding van het pijpstuk zodanig dat verhinderd is dat het 5 pijpstuk de behuizing binnentreedt. Aldus wordt vermeden dat het tweede pijpstuk in de behuizing kan dringen en aldaar de werking van het eerste pijpstuk zou verstoren.

Het in de behuizing opgenomen eerste pijpstuk kan zijn uitgevoerd met een kleplichaam, waarbij dan de behuizing een klepzitting heeft die zich bevindt aan de zijde van de op de behuizing aangesloten huls die is gekeerd naar het gesloten eind van 10 de behuizing, zodanig dat bij het uit de behuizing schuiven van het daarin opgenomen eerste pijpstuk, het kleplichaam tot aanligging komt tegen de klepzitting. Hierbij wordt een extra beveiliging verkregen: zodra het eerste pijpstuk te ver uit de behuizing zou worden geschoven, hetgeen kan geschieden bij grote verzakkingen, wordt de gastoevoer onderbroken zodat het risico van ontsnappend gas kan worden vermeden.

15 De uitvinding betreft tevens een hulpstuk voor de zettingconstructie zoals hiervoor beschreven, omvattende een behuizing die aan een eind open is en aan het tegenoverliggende eind gesloten is, alsmede een huls waarvan de doorgang via een aansluiting in de behuizing, welke aansluiting zich bevindt tussen beide einden van de behuizing, in verbinding is met het inwendige van de behuizing.

20 Gewezen wordt op de pijpverbinding met lengtecompensatie die bekend is uit FR-A-1077120. Deze bekende pijpverbinding bezit een T-vormige behuizing, en fungeert als dilatatieverbinding in warmwaterleidingen. Het gaat daarbij niet om een zettingsconstructie voor het vereffenen van grondverzakkingen, noch is daaruit bekend om de behuizing uit te voeren met een aan één eind gesloten pijpstuk.

25 De uitvinding zal vervolgens nader worden toegelicht aan de hand van een in de figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeeld.

Figuur 1 toont de zettingsconstructie met dubbele compensatie.

Figuur 2 toont detail II van figuur 1 op grotere schaal.

De in figuur 1 weergegeven zettingsconstructie 7 is aangebracht tussen een 30 hoofdgasleiding 1 en een gebouw 2. De hoofdgasleiding 1 is opgenomen in de ondergrond 3. Van het gebouw 2 zijn slechts het fundament 4, het onderste gedeelte van de muur 5 en een vloer 6 weergegeven. In het gebouw 6 bevindt zich een verder niet weergegeven gasafnamepunt, zoals een gasmeter.

4

De zettingsconstructie 7 bestaat uit het in zijn geheel met 8 aangeduide eerste compensatiemiddel, het met 21 aangeduide tweede compensatiemiddel, het aftakleidingstuk 9 en het aansluitleidingstuk 10. Het aftakleidingstuk 9 strekt zich uit tussen het op de hoofdgasleiding 1 aangesloten opzetstuk 11 en het tweede 5 compensatiemiddel 21, terwijl het aansluitleidingstuk 10 zich op zijn beurt uitstrekt tussen het eerste compensatiemiddel 8 en het gasafnamepunt in het gebouw. Daartoe is in het fundament een doorvoer 12 voorzien waardoorheen zich dat aansluitleidingstuk 10 uitstrekt.

Het eerste compensatiemiddel 8 bestaat uit de behuizing 13 en het verschuifbaar 10 daarin opgenomen inwendige pijpstuk 14. De behuizing 13 is aan het onderste eind voorzien van een afsluitschot 15, terwijl aan het bovenste eind een gasdichte doorvoer 16 is voorzien. In de doorvoer 16 bevindt zich een afdichtpakking 17, ten opzichte waarvan het inwendige pijpstuk 14 afdichtend verschuifbaar is. De behuizing 13 is via de overgang 18 in één geheel uitgevoerd met de huls 22 van het tweede 15 compensatiemiddel 21. Het inwendige pijpstuk 14 bezit aan het bovenste eind eveneens een aansluitfitting 19, waarop het aansluitleidingstuk 10 is aangesloten.

In de in figuur 1 weergegeven uitgangstoestand is het inwendig pijpstuk 14 relatief ver naar beneden ingestoken in de behuizing 13. Gas kan vanuit de hoofdgasleiding 1, het opzetstuk 11 en het aftakleidingstuk 9 via de aansluitfitting 18 in 20 de inwendige ruimte van de behuizing 13 stromen. Vervolgens kan het gas via het onderste open eind 20 van het inwendig pijpstuk 14 omhoog stromen waarna het door het aansluitleidingstuk 10 naar het gasafnamepunt kan stromen.

Wanneer zich in de grond 3 zettingen zouden voordoen, kan de hoofdgasleiding 1 samen met het opzetstuk 11 en het aftakleidingstuk 9 enigszins dalen ten opzichte van 25 het fundament 4 van het gebouw. Als gevolg van deze zetting kan ook de behuizing 13 van het compensatiemiddel 8 neerwaarts bewegen. Deze beweging wordt mogelijk gemaakt doordat de doorgang 16 met de afdichtpakking 17 omlaag schuift ten opzichte van het inwendig pijpstuk 14, dat immers op zijn plaats wordt vastgehouden vanwege het in de doorvoer 12 gefixeerde aansluitleidingstuk 10.

30 Zoals hiervoor reeds genoemd bezit het tweede compensatiemiddel 21 een huls 22 die is aangesloten op de behuizing 13 van het eerste compensatiemiddel 8: zie ook figuur 2. In deze huls 22 is een tweede pijpstuk 23 verschuifbaar opgenomen. Dit pijpstuk, dat is aangesloten op de aftakleiding 9 of dat het eind van de aftakleiding 9 5 vormt, heeft een verbreding 24 waarvan de dwars afmetingen groter zijn dan de dwarsafmetingen van de inwendige vernauwingen 25, 26 aan het vrije eind respectievelijk aan de overgang naar de behuizing 13 van de huls 22. De variatie in de positie van de verbreding 24 is derhalve beperkt tot het traject tussen deze 5 vernauwingen. De afdichtpakkingen 27 in de vernauwing 25 aan het vrije eind van de huls 22 zorgen er voor dat de huls en het tweede pijpstuk in iedere onderlinge positie ten opzichte van elkaar afgedicht blijven.

De combinatie van het eerste compensatiemiddel 8 en het tweede compensatiemiddel 21 maakt het mogelijk om verzakkingen in de ondergrond te 10 compenseren en tegelijk het ontstaan van trekspanningen in de aftakleiding 9 en de aansluitleiding 10 tegen te gaan.

6

Lijst van verwijzingstekens 1. Hoofdgasleiding 2. Gebouw 5 3. Grond 4. Fundament 5. Muur 6. Vloer 7. Zettingsconstructie 10 8. Eerste compensatiemiddel 9. Aftakleidingstuk 10. Aansluitleidingstuk 11. Opzetstuk 12. Doorvoer 15 13. Behuizing 14. Inwendig eerste pijpstuk 15. Afdichtschot 16. Doorgang 17. Afdichtpakking 20 18. Overgang tussen compensatiemiddelen 19. Aansluitfitting 20. Open eind van inwendig pijpstuk 21. Tweede compensatiemiddel 22. Huls 25 23. Inwendig tweede pijpstuk 24. Verbreding tweede pijpstuk 25. Vernauwing huls 26. Vernauwing huls 27. Afdichtpakking 30 28. Kleplichaam 29. Klepzitting

Claims (9)

1. Zettingsconstructie tussen een in een gebouw (2) voorzien gasafneempunt, zoals een gasmeter, en een in een ondergrond (3) opgenomen gasleiding (1), 5 omvattende een met de gasleiding verbonden aftakleiding (9), een in het gebouw gevoerde aansluitleiding (10) alsmede tussen beide leidingen voorziene compensatiemiddelen (8, 21) voor het compenseren van zettingsverschillen tussen de ondergrond en het gebouw, welk compensatiemiddelen omvatten een eerste compensatiemiddel (8) met een behuizing (13) alsmede een eerste pijpstuk (14) 10 waarvan een inwendig eind (20) zich in de behuizing bevindt en waarvan een uitwendig eind (19) uit de behuizing steekt, welk eerste pijpstuk (14) in de langsrichting daarvan afdichtend verschuifbaar is ten opzichte van de behuizing (13) ter verschaffing van lengtecompensatie in die langsrichting en welk eerste pijpstuk is aangesloten op een der leidingen (10), met het kenmerk dat de compensatiemiddelen tevens een tweede 15 compensatiemiddel (21) omvatten ter verschaffing van lengtecompensatie in een tweede richting dwars op genoemde langsrichting, welk tweede compensatiemiddel (21) is aangesloten op de andere leiding (9) en op de behuizing (13) van het eerste compensatiemiddel (8), dat het tweede compensatiemiddel (21) een huls (22) omvat waarvan de doorgang is verbonden met het inwendige van de behuizing (13) van het 20 eerste compensatiemiddel (8), alsmede een afdichtend en verschuifbaar binnen de huls (22) opgenomen tweede pijpstuk (23) dat is verbonden met de aftakleiding (9), en dat de behuizing (13) aan een eind een doorgang (16) heeft voor het eerste pijpstuk (14) en aan het tegenoverliggende eind (15) is gesloten, en de huls (22) is aangesloten op de behuizing (13) op een positie tussen die einden van de behuizing. 25

2. Zettingsconstructie volgens conclusie 1, waarbij het tweede compensatiemiddel (21) zich bevindt in, of direct is aangesloten op, de aftakleiding (9).

3. Zettingsconstructie volgens conclusie 1 of 2, waarbij de huls (22) en de 30 behuizing (13) één geheel, bijvoorbeeld uit kunststof, vormen.

4. Zettingsconstructie volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het tweede pijpstuk (23) aan het vrije einde daarvan een verbreding (24) bezit en de huls (22) een inwendige vernauwing (25) aan het vrije einde daarvan bezit waarvan de dwarsafmetingen kleiner zijn dan de dwarsafmetingen van de verbreding (24) van het tweede pijpstuk (23) zodanig dat het tweede pijpstuk verhinderd is uit de huls te treden.

5. Zettingconstructie volgens een der voorgaande conclusies, waarbij op de overgang (18) tussen de huls (22) en de behuizing (13) zich een vernauwing (26) bevindt waarvan de dwarsafmetingen kleiner zijn dan de dwarsafmetingen van de verbreding (24) van het tweede pijpstuk (23) zodanig dat verhinderd is dat het pijpstuk de behuizing binnentreedt. 10

6. Zettingsconstructie volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het in de behuizing (13) opgenomen eerste pijpstuk (14) is uitgevoerd met een kleplichaam (28), en de behuizing (13) een klepzitting (29) heeft die zich bevindt aan de zijde van de op de behuizing (13) aangesloten huls die is gekeerd naar het gesloten eind (15) van de 15 behuizing (13), zodanig dat bij het uit de behuizing (13) schuiven van het daarin opgenomen eerste pijpstuk (14), het kleplichaam (28) tot aanligging komt tegen de klepzitting (29).

7. Zettingconstructie volgens conclusie 8, waarbij het kleplichaam (28) zich 20 bevindt aan het inwendig eind (20) van het in de behuizing (13) opgenomen eerste pijpstuk (14).

8. Zettingconstructie volgens conclusie 6 of 7, waarbij het kleplichaam (28) en de klepzitting (29) overeenkomstige conische vormen bezitten. 25

9. Hulpstuk voor de zettingconstructie volgens een der voorgaande conclusies, omvattende een behuizing (13) die aan een eind (16) open is en aan het tegenoverliggende eind (15) gesloten is, alsmede een huls (22) waarvan de doorgang via een aansluiting (18) in de behuizing, welke aansluiting zich bevindt tussen beide 30 einden van de behuizing, in verbinding is met het inwendige van de behuizing.