NL2009019C2 - Inrichting, gebruik van een dergelijke inrichting, en werkwijze voor het aanbrengen van een bepaalde hoeveelheid van een mestbewerking-substantie op mest, alsmede mest waarop een bepaalde hoeveelheid van een mestbewerking-substantie op aangebracht is. - Google Patents

Description

INRICHTING, GEBRUIK VAN EEN DERGELIJKE INRICHTING, EN WERKWIJZE VOOR HET AANBRENGEN VAN EEN BEPAALDE HOEVEELHEID VAN EEN MESTBEWERKING-SUBSTANTIE OP MEST, ALSMEDE MEST WAAROP EEN BEPAALDE HOEVEELHEID VAN EEN MESTBEWERKING-5 SUBSTANTIE OP AANGEBRACHT IS

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting, gebruik van een dergelijke inrichting en werkwijze voor het aanbrengen van een bepaalde hoeveelheid van een 10 mestbewerking-substantie op mest, alsmede mest waarop een bepaalde hoeveelheid van een mestbewerking-substantie op aangebracht is.

Een dergelijke mestbewerking-substantie is bijvoorbeeld een door de aanvrager ontwikkeld mineralenmengsel wat bekend 15 is onder de naam AgriMestMix® of een door de aanvrager ontwikkeld mineralenmengsel wat bekend is onder de naam compost-O®. Het is de aanvrager gebleken, dat door het periodiek aanbrengen van een bepaalde hoeveelheid AgriMestMix® of compost-O® op mest een daarin optredend 20 proces wordt beïnvloed, waardoor de gasvorming in de mest wordt gestopt of althans gereduceerd en de emissie van bijvoorbeeld ammoniak en/of methaan gereduceerd wordt. Hierdoor blijft de stikstof in de mest, waardoor met AgriMestMix® of compost-O® behandelde mest rijker is aan 25 voedingsstoffen voor planten dan niet-behandelde mest.

Het is een doel van de uitvinding om een inrichting en werkwijze van de in de aanhef vermelde soort te verschaffen waarmee een mestbewerking-substantie, bijvoorbeeld, maar niet uitsluitend, AgriMestMix® of compost-O®, eenvoudig 30 en/of nauwkeurig en/of periodiek op mest kan worden aangebracht voor het verkrijgen van rijke mest en/of het verlagen van de emissie van gassen zoals ammoniak of methaan.

2

Hiertoe omvat de inrichting van de in de aanhef vermelde soort volgens de uitvinding: - een container voor het bevatten van de substantie; - een leiding, die met een eerste einde 5 mediumdoorstromend verbonden is met de container en waarvan een tweede einde zich uitstrekt tot in een de mest bevattende ruimte; - verspreidingsmiddelen, die met het tweede einde van de leiding verbonden zijn voor het verspreid over de mest 10 aanbrengen van de substantie; - een doseerinrichting voor het doseren van de bepaalde hoeveelheid van de substantie, en - pompmiddelen voor het via de leiding uit de container pompen van de bepaalde hoeveelheid van de substantie en voor 15 het via de verspreidingsmiddelen aanbrengen van de bepaalde hoeveelheid van de substantie.

Met behulp van de inrichting volgens de uitvinding kan eenvoudig en/of nauwkeurig en/of periodiek een door de doseerinrichting gedoseerde hoeveelheid van de substantie 20 met behulp van de pompmiddelen via de leiding uit de container gepompt worden en via de verspreidingsmiddelen verspreid op de mest aangebracht worden.

De substantie is bij voorkeur een vloeibare substantie, zodat de substantie eenvoudig uit de container gepompt kan 25 worden en eenvoudig via de leiding en de verspreidingsmiddelen op de mest aangebracht kan worden.

De verspreidingsmiddelen zijn bijvoorkeur vast opgesteld in een ruimte in een stal waarin de mest kan worden opgeslagen. Deze ruimte is bijvoorbeeld een kelder 30 onder het vloeroppervlak van de stal, op welk vloeroppervlak de dieren in de stal zich bevinden, welk vloeroppervlak openingen vertoont voor het vanaf het vloeroppervlak naar de kelder doorvoeren van door de dieren geproduceerde mest. De 3 verspreidingsmiddelen omvatten bijvoorbeeld een sproeikop, die mediumdoorstromend met het tweede einde van de leiding verbonden is, welke sproeikop de substantie in een in hoofdzaak horizontale richting over de mest in de ruimte 5 verspreidt.

Alternatief kunnen de leiding en/of de verspreidingsmiddelen niet vast opgesteld zijn, zodat bijvoorbeeld een gebruiker of een zich automatisch verplaatsende sproeikop of robot de substantie op de mest 10 kan aanbrengen terwijl de gebruiker, de sproeikop of de robot zich verplaatst. Op deze wijze kan de substantie goed verspreid op de mest worden aangebracht, zelfs bij relatief grote stallen.

Afhankelijk van de grootte en/of de vorm van de stal 15 kunnen een aantal verspreidingsmiddelen in de de mest bevattende ruimte opgesteld zijn. Het tweede einde van de leiding vertoont hiertoe een aantal takken, waarbij elke tak met één van de verspreidingsmiddelen, zoals een sproeikop, verbonden is.

20 De doseerinrichting en de pompmiddelen kunnen zowel van elkaar gescheiden inrichtingen zijn, als een gecombineerde pomp-doseerinrichting. Bijvoorbeeld kan een gecombineerde pomp-doseerinrichting een volumepomp zijn, die gedurende een bepaalde duur een bepaalde debiet van de substantie uit de 25 container pompt en op de mest aanbrengt, zodat een bepaalde hoeveelheid van de substantie op de mest wordt aangebracht.

In een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding omvat deze instelbare aanstuurmiddelen voor het zodanig aansturen van de doseerinrichting, dat per 30 ingestelde tijdsperiode een ingestelde hoeveelheid substantie gedoseerd wordt.

De ingestelde tijdsperiode kan naar wens ingesteld worden, zoals een uur of een aantal uren, bijvoorbeeld 4 vierentwintig uur. Op deze wijze kan bijvoorbeeld per uur of per vierentwintig uur een ingestelde hoeveelheid substantie gedoseerd en op de mest aangebracht worden.

De ingestelde hoeveelheid substantie wordt bij voorkeur 5 in overeenstemming met een hoeveelheid in de ruimte aanwezige mest gekozen.

Hiertoe kan de ruimte bijvoorbeeld meetmiddelen omvatten voor het bepalen van de hoeveelheid mest in de ruimte, welke meetmiddelen gekoppeld zijn met de 10 aanstuurmiddelen voor het instellen van hoeveelheid substantie. Ook kan er sprake van zijn, dat de hoeveelheid substantie zodanig ingesteld is, dat deze vanaf een ingestelde nulstand met elke verstreken tijdsperiode met een bepaalde hoeveelheid of percentage toeneemt tot aan een 15 eindstand of tot aan het opnieuw instellen van de nulstand. De nulstand is hierbij gelijk aan een lege ruimte zonder mest, waarbij in de eerstvolgende tijdsperiode een bepaalde minimale hoeveelheid substantie op de mest aangebracht wordt, welke hoeveelheid met elke daaropvolgende 20 tijdsperiode toeneemt terwijl de ruimte zich vult met mest. Zodra de ruimte geleegd is kan een gebruiker de aanstuurmiddelen opnieuw instellen naar hun nulstand, of dit kan automatisch plaatsvinden als de stal met een bepaalde regelmaat geleegd wordt. De minimale hoeveelheid substantie 25 en het percentage waarmee de hoeveelheid per tijdsperiode toeneemt, kan bijvoorbeeld bepaald worden aan de hand van het aantal in de stal aanwezige dieren en de gemiddelde mestproductie per dier.

In een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de 30 uitvinding omvat de inrichting registratiemiddelen voor het gedurende een bepaalde tijd, die langer is dan de genoemde tijdsperiode, registreren en opslaan van de gedoseerde hoeveelheden substantie per tijdsperiode.

5

Op deze wijze kan met de inrichting volgens de uitvinding worden geregistreerd, en daardoor aangetoond, dat op de in de ruimte aanwezige mest gedurende de bepaalde tijd per tijdsperiode een bepaalde hoeveelheid van de substantie 5 is aangebracht. Door deze registratie en de daarmee aantoonbare bewerking van de mest, kan de mest bijvoorbeeld gecertificeerd worden als behandelde mest, die rijk is aan voedingsstoffen, waardoor de behandelde mest met een dergelijk certificaat kan worden verkocht.

10 In een andere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding omvat de inrichting een tweede container voor het bevatten van een vloeibare drager voor de substantie, waarbij het eerste einde van de leiding twee takken omvat, en waarbij een eerste tak van het eerste einde 15 mediumdoorstromend verbonden is met de container en een tweede tak van het eerste einde mediumdoorstromend verbonden is met de tweede container.

Een dergelijke tweede container die een vloeibare drager bevat is bijvoorbeeld voordelig wanneer slechts een 20 kleine hoeveelheid van de substantie op de mest wordt aangebracht. Een dergelijke kleine hoeveelheid van de substantie heeft als nadeel, dat de substantie eenvoudig vernevelt, hetgeen ondervangen kan worden door de substantie gemengd met een vloeibare drager, zoals water, op de mest 25 aan te brengen.

Bij voorkeur omvat elke tak van het eerste einde een instelbare klep voor het afsluiten, respectievelijk vrijgeven van de mediumdoorstromende verbinding met de container, respectievelijk de tweede container, welke 30 kleppen instelbaar zijn tussen een eerste stand waarin de mediumdoorstromende verbinding met de container, respectievelijk de tweede container is afgesloten en een tweede stand waarin de mediumdoorstromende verbinding met de 6 container, respectievelijk de tweede container is vrijgegeven, en waarbij de klep van de eerste tak is ingericht om zich telkens met een bepaalde vertraging ten opzichte van de klep van de tweede tak te verplaatsen tussen 5 de eerste stand en de tweede stand.

Doordat de klep van de eerste tak zich telkens met een bepaalde vertraging ten opzichte van de klep van de tweede tak verplaatst tussen de eerste stand en de tweede stand, zal de klep van de tweede tak altijd eerst vrijgegeven 10 worden of eerst gesloten worden, zodat zowel voorafgaand als na afloop van het pompen en aanbrengen van de substantie met drager, alleen de drager, bijvoorbeeld water, wordt gepompt en aangebracht. Hierdoor worden de leiding en de verspreidingsmiddelen gereinigd door de drager, zowel 15 voorafgaand en na afloop van het aanbrengen van de substantie met drager. Het met vertraging openen en sluiten van de klep van de eerste tak kan bijvoorbeeld onder aansturing van een timer plaatsvinden.

Eventueel kan de klep van de eerste tak ingericht zijn 20 om zich telkens met een bepaalde vertraging ten opzichte van de klep van de tweede tak te verplaatsen van de eerste stand naar de tweede stand of van de tweede stand naar de eerste stand. Op deze wijze worden de leiding en de verspreidingsmiddelen ofwel voorafgaand, ofwel na afloop van 25 het aanbrengen van de substantie met drager gereinigd door de drager.

De uitvinding heeft tevens betrekking op het gebruik van een inrichting volgens een der voorgaande conclusies voor het aanbrengen van een bepaalde hoeveelheid van een 30 mestbewerking-substantie op mest.

Voorts heeft de uitvinding betrekking op een werkwijze voor het aanbrengen van een bepaalde hoeveelheid van een mestbewerking-substantie op mest, omvattende de stappen: 7 a) het doseren van de bepaalde hoeveelheid van de substantie; en b) het verspreid over de mest aanbrengen van de bepaalde hoeveelheid van de substantie op mest.

5 Zoals hierboven is beschreven heeft de werkwijze volgens de uitvinding als voordeel, dat emissie van bijvoorbeeld ammoniak of methaan gereduceerd wordt en dat de behandelde mest rijker is aan voedingsstoffen voor planten dan niet-behandelde mest.

10 De werkwijze volgens de uitvinding kan eenvoudig en/of nauwkeurig en/of periodiek worden uitgevoerd met een inrichting volgens de uitvinding, welke werkwijze de stap, uit te voeren voorafgaand aan de stappen a) en b), omvat: c) het verschaffen van de inrichting zoals hiervoor 15 beschreven, welke inrichting omvat: - een container voor het bevatten van de substantie; - een leiding, die met een eerste einde mediumdoorstromend verbonden is met de container en waarvan een tweede einde zich uitstrekt tot in een de mest 20 bevattende ruimte; - verspreidingsmiddelen, die met het tweede einde van de leiding verbonden zijn voor het verspreid over de mest aanbrengen van de substantie; - een doseerinrichting voor het doseren van de bepaalde 25 hoeveelheid van de substantie, en - pompmiddelen voor het via de leiding uit de container pompen van de bepaalde hoeveelheid van de substantie en voor het via de verspreidingsmiddelen aanbrengen van de bepaalde hoeveelheid van de substantie, 30 waarbij stap a) wordt uitgevoerd door de doseerinrichting, en waarbij stap b) plaatsvindt door het met de pompmiddelen uit de container pompen van de bepaalde 8 hoeveelheid van de substantie en het via de leiding en de verspreidingsmiddelen verspreid aanbrengen van de bepaalde hoeveelheid van de substantie op mest.

De uitvinding heeft tevens betrekking op mest, waarop 5 een bepaalde hoeveelheid mestbewerking-substantie is aangebracht met behulp van de inrichting zoals hiervoor beschreven en/of door toepassing van de werkwijze zoals hiervoor beschreven.

Zoals hiervoor is beschreven is dergelijke behandelde 10 mest rijker aan voedingsstoffen voor planten dan niet- behandelde mest. In het bijzonder blijkt uit proeven, dat de behandelde mest gunstig is voor het bodemleven van (landbouw)grond, een betere benutting geeft van de stikstof in de mest, en een betere ontwikkeling van het wortelstelsel 15 van de plant oplevert, wat leidt tot een hoger organisch stofgehalte in de grond.

In het bijzonder ziet de uitvinding op mest, waarop gedurende een bepaalde tijd per tijdsperiode een bepaalde hoeveelheid van de mestbewerking-substantie is aangebracht. 20 Zoals hierboven is beschreven kan het per tijdsperiode gedurende de bepaalde tijd aanbrengen van de substantie geregistreerd worden, zodat de mest gecertificeerd kan worden als met de substantie behandelde mest. De mest kan met dit certificaat verkocht worden.

25 De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van een in een tekening weergegeven figuur, welke figuur een stal 1 met een inrichting 2 volgens de uitvinding schematisch weergeeft. De inrichting 2 omvat twee containers 3, 5, waarbij een eerste container 3 een mestbewerking-30 substantie 4 bevat en waarbij de tweede container 5 water 6 bevat. In elke container 3, 5 strekt een tak 7, 8 van een leiding 9 zich uit, zodat via de leiding 9 substantie 4 en water 6 op in een kelder 10 van de stal 1 aanwezige mest 11 9 kan worden aangebracht. Afhankelijk van de grootte en/of de vorm van de stal 1 kan de inrichting 1 een aantal leidingen 9 omvatten, waarbij elke leiding 9 zich tot in een bepaald deel, ook wel afdeling genoemd, van de stal 1 uitstrekt. In 5 figuur 1 zijn twee leidingen 9 getoond, waarbij ter wille van de eenvoud slechts één leiding 9 tot in de stal 1 getekend is, en van de andere leiding 9 slechts een klein deel getoond is. In elke leiding 9 is een door een aanstuurinrichting 14 aanstuurbare magneetklep 22 opgesteld, 10 voor het sluiten of vrijgeven van de leiding 9, zoals hieronder nader zal worden toegelicht. In totaal kunnen bijvoorbeeld acht leidingen met acht magneetkleppen 22 in de stal opgesteld zijn. Aan het zich in de kelder 10 uitstrekkende einde van de leiding 9 is een sproeikop 16 15 mediumdoorstromend opgesteld, welke sproeikop 16 de substantie 4 en water 6 in een in hoofdzaak horizontale richting verspreid over de mest 11 aanbrengt. Afhankelijk van de grootte en/of de vorm van de stal 1 en de kelder 10 kan de of elke leiding 9 een aantal takken 17, 18 vertonen, 20 die elk met een sproeikop 16 zijn verbonden.

Voor het pompen en doseren van een bepaalde hoeveelheid van de substantie 4 en een bepaalde hoeveelheid van het water 6 omvat de inrichting 1 twee door een aanstuurinrichting 14 aanstuurbare volumepompen 12, 13, twee 25 met de volumepompen 12, 13 gekoppelde magneetkleppen 19, 20, en een in de of elke leiding 9 opgestelde tweede magneetklep 22. Met behulp van de aanstuurinrichting 14 wordt de of elke magneetklep 22 en de magneetkleppen 19, 20 aangestuurd om zich gedurende een bepaalde duur te verplaatsen van een 30 gesloten stand naar een open stand voor het vrijgeven van de leiding 9 en de mediumdoorstromende verbinding tussen de leiding 9 en de takken 7,8, en worden de volumepompen 12, 13 aangestuurd om een bepaalde debiet substantie 4 en een 10 bepaalde debiet water 6 te pompen, zodat een bepaalde hoeveelheid substantie 4 en een bepaalde hoeveelheid water 6 gedoseerd en gepompt wordt. De volumepompen 12, 13 zijn zogenaamde op perslucht aangedreven membraanpompen, welke 5 perslucht voor het aandrijven van de pompen 12, 13 wordt geleverd door een op de leiding 9 aangesloten, schematisch weergegeven, compressor 21. De perslucht heeft een druk van minimaal 3 bar. De volumepompen 12, 13 zijn instelbaar van 0 - 100%, en de bepaalde duur waarin de magneetkleppen 19, 20 10 zich in hun open stand bevinden is instelbaar, zodat de bepaalde hoeveelheid van de substantie 4 en de bepaalde hoeveelheid water 6, bijvoorbeeld in overeenstemming met een hoeveelheid mest 11 in de kelder 10, instelbaar is. Bijvoorbeeld wordt nadat de kelder 10 geleegd is en zich 15 vanaf die nulstand opnieuw zal vullen met mest 11 afkomstig van varkens 15 een eerste keer 100 ml van de substantie 4 per sproeikop 16 op de mest 11 aangebracht, welke 100 ml per tijdsperiode verhoogd zal worden totdat bij een bijna volle kelder 10 bijvoorbeeld 200 ml per sproeikop 16 op de mest 11 20 wordt aangebracht. De tijdsperiode is hierbij bijvoorbeeld één dag, zodat elke dag een bepaalde hoeveelheid substantie 4 oplopend van 100 tot 200 ml en een bepaalde hoeveelheid water 6 op de mest 11 wordt aangebracht. De genoemde hoeveelheden dienen slechts ter indicatie en kunnen in 25 overeenstemming met de hoeveelheid mest 11 in de kelder 10 bepaald en ingesteld worden. De hoeveelheid mest 11 in de kelder 10 kan bijvoorbeeld bepaald worden aan de hand van het aantal in de stal aanwezige varkens 15 en de gemiddelde mestproductie per dag per varken 15.

30 Het middels de aanstuurinrichting 14 aansturen van de magneetkleppen 19, 20 en de of elke magneetklep 22 vindt als volgt plaats. Voor het openen van de of elke magneetklep 22 voorziet de aanstuurinrichting 14 de of elke magneetklep 22 11 van een elektrische stroom, waarbij in hoofdzaak gelijktijdig de magneetklep 20 in de tweede tak 8 van de leiding 9, welke magneetklep 20 de mediumdoorstromende verbinding tussen de leiding 9 en de tweede tak 8 van de 5 leiding 9 afsluit en vrijgeeft, een elektrische stroom krijgt. Hierdoor verplaatsen de of elke magneetklep 22 en de magneetklep 20 zich in hoofdzaak gelijktijdig van hun gesloten stand naar hun open stand, zodat water 6 uit de container 5 wordt gepompt en via de leiding 9 en de 10 sproeikop 16 op de mest 11 wordt aangebracht. Zodra de toevoer van de elektrische stroom aan de magneetkleppen 20, 22 stopt, zullen de magneetkleppen 20, 22 zich in hoofdzaak gelijktijdig verplaatsen van hun open stand naar hun gesloten stand. De magneetklep 19, die de verbinding tussen 15 de leiding 9 en de eerste tak 7 van de leiding 9 afsluit en vrijgeeft, is ingericht om zich telkens een paar seconden later te verplaatsen van zijn gesloten stand naar zijn open stand en van zijn open stand naar zijn gesloten stand dan de magneetkleppen 20, 22. Hiertoe kan de inrichting 1 een timer 20 omvatten (niet afgebeeld), welke timer met een bepaalde vertraging een elektrische stroom aan de magneetklep 19 (door)geeft, zodat de magneetklep 19 later opent dan de magneetkleppen 20, 22. Met behulp van de timer stopt de aan de magneetklep 19 toegevoerde elektrische stroom tevens 25 eerder dan de aan de magneetkleppen 20, 22 toegevoerde elektrische stroom, zodat de magneetklep 19 tevens eerder sluit dan de magneetkleppen 20, 22. Hierdoor zal het water 6 een paar seconden eerder uit de container 5 worden gepompt dan de substantie 4 uit de container 3, en zal het water 6 30 tevens nog een paar seconden uit de container 5 worden gepompt nadat het uit de container 3 pompen van de substantie 4 is gestopt, waardoor het water 6 de leiding 9 12 en de sproeikop(pen) 16 reinigt voorafgaand en na afloop van het aanbrengen van de substantie 4 op de mest 11.

De aanstuurinrichting 14 omvat tevens registratiemiddelen voor het gedurende een bepaalde tijd, 5 die langer is dan de genoemde tijdsperiode, registreren en opslaan van de gedoseerde hoeveelheden substantie 4 per tijdsperiode. Op basis van deze geregistreerde gegevens kan aangetoond worden, dat op de mest 11 gedurende de bepaalde tijd per tijdsperiode een bepaalde hoeveelheid van de 10 substantie 4 is aangebracht, op basis waarvan de mest 11 een certificaat kan krijgen.

Opgemerkt wordt, dat de uitvinding zich niet beperkt tot de getoonde uitvoeringsvormen, maar zich tevens uitstrekt tot varianten binnen het bereik van de aangehechte 15 conclusies.

Claims (9)

1. Inrichting voor het aanbrengen van een bepaalde hoeveelheid van een mestbewerking-substantie op mest, 5 omvattende: - een container voor het bevatten van de substantie; - een leiding, die met een eerste einde mediumdoorstromend verbonden is met de container en waarvan een tweede einde zich uitstrekt tot in een de mest 10 bevattende ruimte; - verspreidingsmiddelen, die met het tweede einde van de leiding verbonden zijn voor het verspreid over de mest aanbrengen van de substantie; - een doseerinrichting voor het doseren van de bepaalde 15 hoeveelheid van de substantie, en - pompmiddelen voor het via de leiding uit de container pompen van de bepaalde hoeveelheid van de substantie en voor het via de verspreidingsmiddelen aanbrengen van de bepaalde hoeveelheid van de substantie. 20. instelbare aanstuurmiddelen voor het zodanig aansturen van de doseerinrichting, dat per ingestelde tijdsperiode een ingestelde hoeveelheid substantie gedoseerd wordt, gekenmerkt door 25 registratiemiddelen voor het gedurende een bepaalde tijd, die langer is dan de genoemde tijdsperiode, registreren en opslaan van de gedoseerde hoeveelheden substantie per tijdsperiode.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de ingestelde hoeveelheid substantie in overeenstemming met een hoeveelheid in de ruimte aanwezige mest wordt gekozen.

3. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, omvattende een tweede container voor het bevatten van een vloeibare drager voor de substantie, waarbij het eerste einde van de leiding twee takken omvat, en waarbij een 5 eerste tak van het eerste einde mediumdoorstromend verbonden is met de container en een tweede tak van het eerste einde mediumdoorstromend verbonden is met de tweede container.

4. Inrichting volgens conclusie 3, waarbij elke tak van het 10 eerste einde een instelbare klep omvat voor het afsluiten, respectievelijk vrijgeven van de mediumdoorstromende verbinding met de container, respectievelijk de tweede container, welke kleppen instelbaar zijn tussen een eerste stand waarin de mediumdoorstromende verbinding met de 15 container, respectievelijk de tweede container is afgesloten en een tweede stand waarin de mediumdoorstromende verbinding met de container, respectievelijk de tweede container is vrijgegeven, en waarbij de klep van de eerste tak is ingericht om zich telkens met een bepaalde vertraging ten 20 opzichte van de klep van de tweede tak te verplaatsen tussen de eerste stand en de tweede stand.

5. Gebruik van een inrichting volgens een der voorgaande conclusies voor het aanbrengen van een bepaalde hoeveelheid 25 van een mestbewerking-substantie op mest.

6. Werkwijze voor het aanbrengen van een bepaalde hoeveelheid van een mestbewerking-substantie op mest, omvattende de stappen: 30 a) het doseren van de bepaalde hoeveelheid van de substantie; b) het verspreid over de mest aanbrengen van de bepaalde hoeveelheid van de substantie op mest; en c) het met behulp van registratiemiddelen registreren en opslaan van de gedoseerde hoeveelheden substantie per tij dsperiode.

7. Werkwijze volgens conclusie 6, uitgevoerd met een inrichting volgens een der conclusies 1-4, omvattende de stap, uit te voeren voorafgaand aan de stappen a) en b): c) het verschaffen van de inrichting volgens een der conclusies 1-4, welke inrichting omvat: 10. een container voor het bevatten van de substantie; - een leiding, die met een eerste einde mediumdoorstromend verbonden is met de container en waarvan een tweede einde zich uitstrekt tot in een de mest bevattende ruimte; 15. verspreidingsmiddelen, die met het tweede einde van de leiding verbonden zijn voor het verspreid over de mest aanbrengen van de substantie; - een doseerinrichting voor het doseren van de bepaalde hoeveelheid van de substantie, en 20. pompmiddelen voor het via de leiding uit de container pompen van de bepaalde hoeveelheid van de substantie en voor het via de verspreidingsmiddelen aanbrengen van de bepaalde hoeveelheid van de substantie, - instelbare aanstuurmiddelen voor het zodanig 25 aansturen van de doseerinrichting, dat per ingestelde tijdsperiode een ingestelde hoeveelheid substantie gedoseerd wordt, - registratiemiddelen voor het gedurende een bepaalde tijd, die langer is dan de genoemde tijdsperiode, 30 registreren en opslaan van de gedoseerde hoeveelheden substantie per tijdsperiode, waarbij stap a) wordt uitgevoerd door de doseerinrichting, en waarbij stap b) plaatsvindt door het met de pompmiddelen uit de container pompen van de bepaalde hoeveelheid van de substantie en het via de leiding en de verspreidingsmiddelen verspreid aanbrengen van de bepaalde 5 hoeveelheid van de substantie op mest.

8. Mest, waarop een bepaalde hoeveelheid mestbewerking-substantie op is aangebracht met behulp van de inrichting volgens een der conclusies 1-4 en/of door toepassing van 10 de werkwijze volgens conclusie 6 of 7, waarbij op de mest gedurende een bepaalde tijd per tijdsperiode een bepaalde hoeveelheid substantie op is aangebracht, waarbij de gedoseerde hoeveelheden substantie per tijdsperiode met behulp van registratiemiddelen zijn geregistreerd en 15 opgeslagen.

9. Mest volgens conclusie 8, welke mest van een certificaat is voorzien.