NL2008814C2 - SYSTEM, METHOD AND HOLDER FOR GROWING A PLANT. - Google Patents

SYSTEM, METHOD AND HOLDER FOR GROWING A PLANT. Download PDF

Info

Publication number
NL2008814C2
NL2008814C2 NL2008814A NL2008814A NL2008814C2 NL 2008814 C2 NL2008814 C2 NL 2008814C2 NL 2008814 A NL2008814 A NL 2008814A NL 2008814 A NL2008814 A NL 2008814A NL 2008814 C2 NL2008814 C2 NL 2008814C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
holder
plant
edge
container
tilting
Prior art date
Application number
NL2008814A
Other languages
Dutch (nl)
Inventor
Leonardus Martinus Joannes Voort
Original Assignee
Levoplant Holding B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Levoplant Holding B V filed Critical Levoplant Holding B V
Priority to NL2008814A priority Critical patent/NL2008814C2/en
Application granted granted Critical
Publication of NL2008814C2 publication Critical patent/NL2008814C2/en

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01GHORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
    • A01G9/00Cultivation in receptacles, forcing-frames or greenhouses; Edging for beds, lawn or the like
    • A01G9/02Receptacles, e.g. flower-pots or boxes; Glasses for cultivating flowers
    • A01G9/028Multi-compartmented pots

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Cultivation Receptacles Or Flower-Pots, Or Pots For Seedlings (AREA)

Description

P95414NL00P95414NL00

Titel: Systeem, werkwijze en houder voor het kweken van een plantTitle: System, method and holder for growing a plant

De uitvinding betreft een systeem, werkwijze en houder voor het kweken van een plant, in het bijzonder een orchidee, omvattende een eerste houder en een tweede houder, waarbij de eerste houder geschikt is voor het houden van een plant en door een in het bovenvlak van de tweede houder 5 gelegen inbrenginham in de tweede houder plaatsbaar is, waarbij de tweede houder is voorzien van een zich in hoofdzaak in axiale richting van de tweede houder uitstrekkende langswand.The invention relates to a system, method and holder for cultivating a plant, in particular an orchid, comprising a first holder and a second holder, the first holder being suitable for holding a plant and having an upper surface of the insertion inlet located in the second holder 5 can be placed in the second holder, wherein the second holder is provided with a longitudinal wall extending substantially in the axial direction of the second holder.

Een dergelijk systeem is bekend uit Het Nederlandse octrooischrift NL 1 034 422.Such a system is known from Dutch patent specification NL 1 034 422.

10 Planten worden op grote schaal in kascultuur gekweekt. Hierbij is de optimale benutting van bijvoorbeeld tijd en ruimte essentieel om op een efficiënte wijze de betreffende planten te kunnen kweken.Plants are grown on a large scale in greenhouse culture. Optimal use of, for example, time and space is essential in order to be able to grow the relevant plants in an efficient manner.

Het Japanse octrooischrift JP 10 117 616 beschrijft een werkwijze voor het kweken van orchideeën waarbij de orchideeën afzonderlijk in een 15 bloempot staan en deze bloempotten in een groter rek zijn geplaatst, waarbij dit gehele rek in een nutriëntenoplossing gedoopt kan worden. Hierbij zijn de afzonderlijke potten op de bodem van het rek geplaatst, dat uit een lucht doorlaatbaar rooster bestaat, zodat langs de potten lucht kan stromen.Japanese patent specification JP 10 117 616 describes a method for growing orchids in which the orchids are individually placed in a flower pot and these flower pots are placed in a larger rack, whereby this entire rack can be dipped in a nutrient solution. The individual pots are hereby placed on the bottom of the rack, which consists of an air-permeable grid, so that air can flow along the pots.

Een nadeel van dit systeem is dat de potten afzonderlijk met de 20 hand op het rek moeten worden geplaatst en er weer vanaf moeten worden genomen. Voorts vormen de planten, in dit geval orchideeën, luchtwortels. Deze luchtwortels hebben de neiging om uit de pot te groeien. Hierbij kunnen de luchtwortels van naast elkaar geplaatste planten zich in elkaar verstrengelen en in eikaars pot groeien. Bij het uit het rek nemen van de 25 volgroeide orchideeën moeten de individuele planten afzonderlijk met de hand worden losgetrokken of losgeknipt. Dit maakt deze werkwijze van kweken duur en inefficiënt en leidt tot veel uitval.A disadvantage of this system is that the pots must be individually placed on the rack by hand and taken off again. Furthermore, the plants, in this case orchids, form aerial roots. These air roots tend to grow out of the pot. Hereby the air roots of plants placed next to each other can intertwine and grow in each other's pot. When taking the mature orchids out of the rack, the individual plants must be individually pulled or cut loose by hand. This makes this method of growing expensive and inefficient and leads to a lot of losses.

22

Een alternatieve kweekwerkwijze voor epifyten wordt voorgesteld in het Japanse octrooischrift JP 931 3042. Hierbij worden de epifyten op een ronde top van een hol conusvormig bekerlichaam geplaatst. Het conusvormige bekerlichaam heeft een naar onder gerichte open zijde en is 5 voorzien van gaten. Hierdoor kan langs de luchtwortels van de plant voldoende lucht stromen. De plant groeit met de luchtwortels vast aan het bekerlichaam en wordt indien de plant is volgroeid samen met de plant in een ompot verkocht. Bij deze kweekwerkwijze treedt eveneens het probleem op dat de planten met elkaar kunnen vergroeien indien de afzonderlijke 10 planten te dicht bij elkaar worden gezet. Wijder uiteenzetten leidt tot ruimteverlies.An alternative culture method for epiphytes is proposed in Japanese Patent Specification JP 931 3042. Here, the epiphytes are placed on a round top of a hollow conical cup body. The cone-shaped cup body has an open side directed downwards and is provided with holes. This allows sufficient air to flow along the air roots of the plant. The plant grows with the air roots attached to the cup body and if the plant is fully grown it is sold together with the plant in a pot. With this cultivation method there is also the problem that the plants can grow together if the individual plants are placed too close to each other. A wider explanation leads to a loss of space.

Het Internationale octrooischrift WO 2009/014 429 beschrijft een werkwijze en een potsamenstel voor het cultiveren van orchideeën. Het samenstel omvat een buitenpot en een binnenpot. Wanneer de binnenpot in 15 de buitenpot is geplaatst, steekt een bovenrand van een wand van de buitenpot boven een bovenrand van de binnenpot uit. Hierdoor kan de genoemde wand bladen van een in de binnenpot gehouden orchidee omhoog geleiden waardoor het met elkaar vergroeien van bladen van verschillende, in naast elkaar geplaatste potsamenstellen gehouden, orchideeën gewordt 20 tegengegaan. Echter, een nadeel van dit samenstel is dat de bladen, die van nature gewoonlijk zijwaarts groeien, nu in de hoogte groeien en daardoor bloemtakken die gewoonlijk omhoog groeien in de weg kunnen gaan zitten. Wanneer een relatief zwakke bloemtak tegen de onderkant van een relatief stug blad aangroeit, zal deze bloemtak geneigd zijn van groeirichting te 25 veranderen. De bloemtak, ook kortweg tak of steel genaamd, kan dan afbuigen en in neerwaartse richting verder groeien. Vanzelfsprekend is de verhoogde kans op dergelijke misvormde groei die dit samenstel met zich meebrengt gewoonlijk zeer ongewenst.International patent specification WO 2009/014 429 describes a method and a pot assembly for cultivating orchids. The assembly comprises an outer pot and an inner pot. When the inner pot is placed in the outer pot, an upper edge of a wall of the outer pot protrudes above an upper edge of the inner pot. As a result, the said wall can guide up leaves of an orchid held in the inner pot, as a result of which the growing together of leaves of different, in juxtaposed pot assemblies, orchids are prevented. However, a disadvantage of this assembly is that the leaves, which naturally naturally grow sideways, now grow in height and can therefore get in the way of branches that usually grow upwards. When a relatively weak flower branch grows against the underside of a relatively stiff leaf, this flower branch will tend to change direction of growth. The flower branch, also simply called branch or stem, can then bend and grow further downwards. Of course, the increased risk of such deformed growth that this assembly entails is usually very undesirable.

Verder zijn uit het Nederlandse octrooischrift NL 1 034 811 een 30 systeem en een werkwijze voor het opkweken van planten zoals orchideeën 3 bekend. Hierbij wordt een kokervormige houder, waarvan het binnenvlak van verticale door zich radiaal uitstrekkende ribben gevormde geleidingsvlakken is voorzien, om een orchidee geplaatst. Tussen de ribben bevinden zich geleidegleuven. De door de houder omhoog geleide bladen 5 kunnen tegen de geleidingsvlakken steunen, terwijl de bloemtakken van de orchidee daardoor relatief eenvoudig achter de bladen langs omhoog zouden kunnen groeien, door de geleidegleuven. Een nadeel van dit systeem is echter dat de bladen die voorbij een bovenrand van de houder reiken gewoonlijk buitenwaarts over de bovenrand zullen gaan hangen. Hierdoor 10 groeien takken van orchideeën tegen onderkanten van zulke overhangende bladen aan, waardoor deze takken vaak alsnog misvormt raken. Een verder nadeel van dit systeem kan zijn dat de kokervormige houders niet goed nestbaar zijn als gevolg van de radiale ribben, waardoor opslag en transport relatief veel ruimte vragen. Bovendien zorgen de ribben voor een vergroting 15 van de buiten afmetingen van de houder, in het bijzonder in radiale zin dwars op de hoogte van de houder waardoor het aantal houders dat op een grondvlak kan worden geplaatst wordt beperkt ten opzichte van houders met een buitenmaat vergelijkbaar met de afmetingen bepaald door de geleide vlakken.Furthermore, a system and a method for growing plants such as orchids 3 are known from Dutch patent NL 1 034 811. A tubular holder, the inner surface of which is provided with vertical guide surfaces formed by radially extending ribs, is placed around an orchid. There are guide slots between the ribs. The leaves 5 raised by the holder can support against the guide surfaces, while the flower branches of the orchid could therefore relatively easily grow up behind the leaves, through the guide slots. A disadvantage of this system, however, is that the blades that extend beyond an upper edge of the container will usually hang outwardly over the upper edge. As a result, branches of orchids grow against the undersides of such overhanging leaves, as a result of which these branches often still become deformed. A further drawback of this system may be that the tubular holders cannot be properly nested as a result of the radial ribs, so that storage and transport require relatively much space. In addition, the ribs provide an increase in the outer dimensions of the holder, in particular in a radial sense transverse to the height of the holder, so that the number of holders that can be placed on a ground surface is limited with respect to holders with an outer size comparable with the dimensions determined by the guided surfaces.

20 De uitvinding beoogt te voorzien in een verbeterd systeem van de in de aanhef genoemde soort. In het bijzonder beoogt de uitvinding een systeem van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen, dat misvormde groei van takken van een orchidee ten minste gedeeltelijk tegengaat.The object of the invention is to provide an improved system of the type mentioned in the preamble. In particular, it is an object of the invention to provide a system of the type mentioned in the preamble which at least partially counteracts deformed growth of branches of an orchid.

Daartoe is een bovenrand van de houder gevormd door of voorzien 25 van een serie kantelen die zich in hoofdzaak in het vlak van de langswand uitstrekken en zijn tussen de kantelen zodanig inhammen gevormd, dat een onderrand van elke inham een draagrand voor een tak van een in de houder op te nemen plant vormt en een bovenrand van elk van de twee naast de respectievelijke inham gelegen kantelen een draagrand voor een blad van de 30 plant vormt. Een boven de bovenrand van de houder uitgroeiend blad zal 4 gewoonlijk op de rand rusten, op de kantelen steunen, de inham zal echter in hoofdzaak vrij blijven. Hierdoor kan een tegen een naar buiten gekeerde zijde van het blad aangroeiende tak door de inham groeien om vervolgens langs het blad verder bovenwaarts te groeien. Doordat de tak dus ruimte 5 wordt geboden om langs het blad door te groeien zal de tak veel minder geneigd zijn naar beneden te buigen wanneer de tak het blad bereikt. Doordat de kantelen zich in hoofdzaak in het vlak van de wand van de houder uitstrekken hoeven zij geen noemenswaardige invloed op de nestbaarheid van de houders te hebben. Bovendien hoeven geen ribben met 10 daartussen sleuven te worden voorzien, waardoor de maximale buitendiameter van de houder relatief klein kan worden gehouden ten opzicht van bijvoorbeeld de houders volgens NL 1034811, waardoor een nog dichtere pakking van houders kan worden verkregen.For this purpose an upper edge of the holder is formed by or provided with a series of tilting which extend substantially in the plane of the longitudinal wall and inlets are formed between the tilting such that a lower edge of each inlet is a bearing edge for a branch of a the plant to receive the container forms and an upper edge of each of the two tilting adjacent the respective inlet forms a bearing edge for a leaf of the plant. A leaf growing above the top edge of the holder will usually rest on the edge, rest on the tilting, but the inlet will remain substantially free. This allows a branch growing against an outward facing side of the leaf to grow through the inlet and then grow further upwards along the leaf. Because the branch is therefore offered space to grow along the leaf, the branch will be much less inclined to bend downwards when the branch reaches the leaf. Because the tilting extends substantially in the plane of the wall of the holder, they do not have to have a significant influence on the nestability of the holders. Moreover, no ribs with 10 slots between them need be provided, as a result of which the maximum outer diameter of the container can be kept relatively small compared to, for example, the containers according to NL 1034811, whereby an even denser packing of containers can be obtained.

Bij voorkeur is een breedte van een inham in hoofdzaak gelijk aan 15 of kleiner dan een hoogte van de inham. Door de inham in axiale richting van de betreffende houder minstens even diep als breed te maken kan een bloemtak die hoofdzakelijk omhoog groeit relatief veel ruimte worden geboden om onder een blad dat de genoemde inham overbrugt door te groeien.Preferably, a width of an inlet is substantially equal to or smaller than a height of the inlet. By making the inlet in the axial direction of the holder in question at least as deep as it is wide, a flower branch that mainly grows up can be given relatively much room to continue growing under a leaf that bridges the said inlet.

20 In een voorkeursuitvoeringsvorm zijn de kantelen en inhammen in omtreksrichting in hoofdzaak gelijkmatig verdeeld over de bovenrand van de houder, bij voorkeur zodanig dat de verhouding tussen een breedte van een kanteel en een breedte van een inham in het bereik ligt van 1:3 tot 3:1, bij grote voorkeur in het bereik van 1:2 tot 2:1. Bij grotere voorkeur is de 25 breedte van een kanteel in hoofdzaak gelijk aan de breedte van een inham. Hierdoor kunnen de inhammen in omtreksrichting relatief dicht op elkaar geplaatst worden, waardoor een tak, onafhankelijk van zijn positie aan de bovenrand van de tweede houder, relatief eenvoudig een inham kan vinden.In a preferred embodiment, the tilting and recesses are substantially evenly distributed over the top edge of the holder in the circumferential direction, preferably such that the ratio between a width of a tilt and a width of a recess is in the range of 1: 3 to 3 : 1, more preferably in the range of 1: 2 to 2: 1. More preferably, the width of a tilt is substantially equal to the width of a cove. As a result, the recesses can be placed relatively close to each other in circumferential direction, so that a branch can find an inlet relatively easily, irrespective of its position on the upper edge of the second holder.

In een voorkeursuitvoeringsvorm is, wanneer een plant in een 30 binnenhouder in de houder is geplaatst, de bovenrand van de houder hoger 5 gelegen dan een bovenrand van de binnenhouder, bij voorkeur zodanig veel hoger dat een verhouding tussen het hoogteverschil tussen de genoemde bovenranden en een diameter van een opening in een bovenvlak van de binnenhouder in het bereik ligt van 1:2 tot 2:1, bij voorkeur 2:3 tot 3:2. Bij 5 grote voorkeur zijn het genoemde hoogteverschil en de genoemde diameter in hoofdzaak gelijk aan elkaar. In deze beschrijving zal de binnenhouder verder ook worden aangeduid met eerste houder en de houder met de kantelen als tweede houder of buitenhouder.In a preferred embodiment, when a plant is placed in an inner holder in the holder, the upper edge of the holder is higher than an upper edge of the inner holder, preferably so much higher that a ratio between the height difference between said upper edges and a diameter of an opening in an upper surface of the inner container is in the range of 1: 2 to 2: 1, preferably 2: 3 to 3: 2. More preferably, said height difference and said diameter are substantially equal to each other. In this description, the inner holder will further be referred to as the first holder and the holder with the tilting as the second holder or outer holder.

Additioneel of alternatief ligt de verhouding tussen een diameter 10 van de inbrenguitsparing in de tweede houder en een diameter van een opening in een bovenvlak van de eerste houder in het bereik van 2:1 tot 6:5, bij voorkeur in het bereik van 7:4 tot 8:6. Bij grote voorkeur bedraagt de diameter van de genoemde inbrenguitsparing in hoofdzaak anderhalf keer de diameter van de genoemde opening. Een relatief nauwe tweede houder 15 biedt het voordeel dat veel houders op een grondvlak kunnen worden geplaatst en dat bladeren relatief recht omhoog zullen worden geleid en dus de takken nagenoeg niet zullen hinderen. Met name wanneer de tweede houder in de richting van de inbrengopening verwijdt zal dit het relatief recht doorlaten van de takken door de inhammen, tussen de kantelen 20 vereenvoudigen.Additionally or alternatively, the ratio between a diameter of the insertion recess in the second container and a diameter of an opening in an upper surface of the first container is in the range of 2: 1 to 6: 5, preferably in the range of 7: 4 to 8: 6. More preferably, the diameter of said insertion recess is substantially one and a half times the diameter of said aperture. A relatively narrow second holder offers the advantage that many holders can be placed on a ground surface and that leaves will be guided relatively straight up and thus will hardly hinder the branches. Particularly when the second holder widens in the direction of the insertion opening, this will simplify the relatively straight passage of the branches through the recesses between the pivots.

Verder zijn centrale assen van de eerste houder en de tweede houder bij voorkeur in hoofdzaak parallel aan elkaar en bij grote voorkeur vallen de genoemde assen in hoofdzaak samen.Furthermore, central axes of the first holder and the second holder are preferably substantially parallel to each other and more preferably the said axes coincide substantially.

Bij voorkeur ligt de verhouding tussen de afstand waarover de 25 bovenrand van de tweede houder in radiale richting op afstand van de eerste houder is geplaatst en de afstand waarover de bovenrand van de tweede houder in axiale richting op afstand van de eerste houder is geplaatst in het bereik van 1:8 tot 4:5, bij grote voorkeur in het bereik van 1:4 tot 1:2 en bij nog grotere voorkeur ligt de genoemde verhouding op circa 30 1:3. Hierdoor krijgen bladen die in hoofdzaak in hoogterichting uit de eerste 6 houder groeien ruimte om gelijkertijd ook enigszins in radiale richting buitenwaarts te groeien, maar worden de takken en bladen toch in hoofdzaak in de axiale richting van de tweede houder omhoog geleid.Preferably, the ratio between the distance over which the top edge of the second container is placed in the radial direction at a distance from the first container and the distance over which the top edge of the second container is placed in the axial direction at a distance from the first container range of 1: 8 to 4: 5, more preferably in the range of 1: 4 to 1: 2 and even more preferably said ratio is around 30 1: 3. As a result, leaves which substantially grow out of the first holder in height direction are given room to at the same time also grow somewhat radially outwards, but the branches and leaves are nevertheless guided up substantially in the axial direction of the second holder.

In de beschrijving en de volgconclusies zijn voordelige 5 uitvoeringsvormen van de uitvinding weergegeven.Advantageous embodiments of the invention are shown in the description and the subclaims.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld dat in de tekening is weergegeven. In de tekening toont:The invention will be further elucidated on the basis of an exemplary embodiment shown in the drawing. In the drawing:

Figuur 1 een perspectivisch aanzicht van een eerste uitvoeringsvorm van een systeem overeenkomstig een aspect van de 10 uitvinding;Figure 1 is a perspective view of a first embodiment of a system according to an aspect of the invention;

Figuur 2 een perspectivisch aanzicht van een eerste uitvoeringsvorm van een eerste houder van het systeem uit Fig. 1;Figure 2 is a perspective view of a first embodiment of a first holder of the system of Figs. 1;

Figuur 3 een perspectivisch aanzicht van een eerste uitvoeringsvorm van een tweede houder van het systeem uit Fig. 1; 15 Figuur 4 een perspectivisch onderaanzicht van de tweede houder uit Fig. 3;Figure 3 is a perspective view of a first embodiment of a second holder of the system of Figs. 1; Figure 4 shows a perspective bottom view of the second holder from Figs. 3;

Figuur 5 een perspectivisch onderaanzicht van de eerste uitvoeringsvorm van het systeem uit Fig. 1 met de eerste in de tweede houder; 20 Figuur 6 een perspectivisch aanzicht van de eerste uitvoeringsvorm van het systeem uit Fig. 1 met de eerste houder in de tweede houder;Figure 5 is a bottom perspective view of the first embodiment of the system of Figs. 1 with the first in the second holder; Figure 6 is a perspective view of the first embodiment of the system of Figs. 1 with the first holder in the second holder;

Figuur 7 een aanzicht in doorsnede van de tweede houder uitFigure 7 is a sectional view of the second holder

Fig. 3;FIG. 3;

Figuur 8 een perspectivisch aanzicht van een afleesinrichting en 25 een transporteur met daarop twee alternatieve systemen overeenkomstig een aspect van de uitvinding met een plant en met een eerste houder in een tweede houder;Figure 8 is a perspective view of a reading device and a conveyor with two alternative systems thereon according to an aspect of the invention with a plant and with a first holder in a second holder;

Figuur 9 een perspectivisch aanzicht van één van de alternatieve systemen uit Fig. 8 met de plant in de eerste en de tweede houder; 7Figure 9 is a perspective view of one of the alternative systems of Figs. 8 with the plant in the first and the second container; 7

Figuur 10 een perspectivisch aanzicht van de tweede houder uit Fig. 3 en een gedeelte van een uitneeminrichting;Figure 10 is a perspective view of the second holder of Figs. 3 and a portion of a take-out device;

Figuur 11 een perspectivisch aanzicht van de tweede houder uit Fig. 3 en 10 met het gedeelte van de uitneeminrichting uit Fig. 10 en de 5 eerste houder uit Fig. 2;Figure 11 is a perspective view of the second holder of Figs. 3 and 10 with the part of the removal device from Figs. 10 and the first holder from FIG. 2;

Figuur 12 een perspectivisch aanzicht van het systeem van Fig. 1 en een transportschotel;Figure 12 is a perspective view of the system of Figs. 1 and a transport dish;

Figuur 13 een schematisch aanzicht een stroomdiagram van een eerste uitvoeringsvorm van een werkwijze voor het kweken van een plant 10 met behulp van een systeem overeenkomstig de uitvinding;Figure 13 is a schematic view and a flow chart of a first embodiment of a method for growing a plant 10 using a system according to the invention;

Figuur 14 een schematisch aanzicht van een stroomdiagram van een tweede uitvoeringsvorm van een kweekwerkwijze; enFigure 14 is a schematic view of a flow chart of a second embodiment of a culture method; and

Figuur 15 in doorgesneden zijaanzicht schematisch een eerste en tweede houder met een deel van een plant.Figure 15 is a diagrammatic sectional side elevation of a first and second holder with a part of a plant.

15 Op gemerkt wordt dat de tekening slechts een schematische weergave is van voorkeursuitvoeringsvormen van de uitvinding. In de figuur zijn gelijke of overeenkomstige onderdelen met corresponderende verwijzingscijfers aangegeven.It is noted that the drawing is only a schematic representation of preferred embodiments of the invention. In the figure, identical or corresponding parts are indicated with corresponding reference numerals.

Figuur 1 toont een perspectivisch aanzicht van een eerste 20 uitvoeringsvorm van een systeem 100 voor het kweken van een plant, in het bijzonder een orchidee, overeenkomstig een aspect van de uitvinding. Het systeem 100 omvat een eerste houder 1 en een tweede houder 2. De eerste houder 1 is geschikt voor het houden van een plant. De eerste houder 1 is in de tweede houder 2 plaatsbaar door een in het bovenvlak 101 van de tweede 25 houder 2 gelegen inbrenguitsparing 108. De tweede houder 2 is voorzien van een zich in hoofdzaak in axiale richting 102 van de tweede houder 2 uitstrekkende langswand 103 welke ook wel mantel 103 wordt genoemd.Figure 1 shows a perspective view of a first embodiment of a system 100 for growing a plant, in particular an orchid, according to an aspect of the invention. The system 100 comprises a first holder 1 and a second holder 2. The first holder 1 is suitable for holding a plant. The first holder 1 can be placed in the second holder 2 by an insertion recess 108 located in the upper surface 101 of the second holder 2. The second holder 2 is provided with a longitudinal wall 103 extending substantially in the axial direction 102 of the second holder 2. which is also called mantle 103.

Een bovenrand 41 van de tweede houder 2 is gevormd door of voorzien van een serie kantelen 104 die zich in hoofdzaak in het vlak van de langswand 30 103 uitstrekken en waarbij tussen de kantelen 104 inhammen 105 zijn 8 gevormd, zodanig dat een onderrand 106 van elke inham 105 een draagrand 106 voor een tak van een in de eerste en tweede houder 1,2 op te nemen plant vormt en een bovenrand 107 van elk van de twee naast de respectievelijke inham 105 gelegen kantelen 104 een draagrand 107 voor 5 een blad van de plant vormt. De bovenrand 41 vormt hier dus een zogenaamde getande rand 41. Zoals het best te zien is in Figuur 9, kan een tak 58c” op de draagrand 106 voor de tak steunen en kan een blad 58e op de draagrand 107 voor het blad steunen.An upper edge 41 of the second holder 2 is formed by or provided with a series of tilting 104 extending substantially in the plane of the longitudinal wall 103 and wherein recesses 105 are formed between the tilting 104, such that a lower edge 106 of each inlet 105 forms a bearing edge 106 for a branch of a plant to be received in the first and second holder 1,2 and an upper edge 107 of each of the two tilting 104 situated next to the respective inlet 105, a bearing edge 107 for a leaf of the plant forms. The upper edge 41 thus forms here a so-called toothed edge 41. As can best be seen in Figure 9, a branch 58c 'can support the branch support edge 106 and a blade 58e can support the blade support edge 107.

De langsrand van een tweede houder kan onder de draagranden 10 106 in hoofdzaak conisch zijn, zich verwijdend vanaf de bodem 44 naar de randen 106, waarbij de kantelen 104 in het vlak 103 kunnen liggen of zich meer axiaal kunnen uitstrekken, bijvoorbeeld in het vlak van een cilinder, zodat de draagranden 107 ongeveer in hetzelfde vlak liggen als de draagranden 106, zodat de bladen van de plant iets verder binnenwaarts 15 worden gesteund en de openingen voor de takken worden vergroot.The longitudinal edge of a second holder can be substantially conical beneath the supporting edges 106, widening from the bottom 44 to the edges 106, wherein the tilting points 104 can lie in the plane 103 or extend more axially, for example in the plane of a cylinder, so that the bearing edges 107 lie approximately in the same plane as the bearing edges 106, so that the leaves of the plant are supported a little further inwards and the openings for the branches are enlarged.

Ondanks dat de kantelen 104, welke ook wel tanden 104 worden genaamd, hier in Fig. 1 een ongeveer hyperbolische vorm hebben, kunnen deze ook anders worden gevormd. Zo kunnen deze bijvoorbeeld aan hun bovenzijde worden afgeplat of kunnen zij bijvoorbeeld in hoofdzaak 20 driehoekig of rechthoekig zijn. Echter, bij voorkeur zijn de kantelen aan hun bovenzijde stomp. Puntige kantelen zouden de bladen namelijk kunnen beschadigen. In een voorkeursuitvoeringsvorm zijn de bovenzijden van de kantelen 104 in hoofdzaak vlak of bol, waardoor vlakke of bolle draagranden, ook wel steunranden 107 genaamd, worden gevormd.In spite of the fact that the battles 104, which are also called teeth 104, here in FIG. 1 have an approximately hyperbolic shape, they can also be shaped differently. For example, they can be flattened on their upper side or they can for instance be substantially triangular or rectangular. However, the tilters are preferably blunt at their top. Pointy tilting could damage the blades. In a preferred embodiment, the tops of the tilting points 104 are substantially flat or convex, whereby flat or convex bearing edges, also called supporting edges 107, are formed.

25 Ook de tussenliggen inhammen 105, die hier eveneens een ongeveer hyperbolische vorm hebben, kunnen in een alternatieve uitvoeringsvorm anders worden gevormd. Hierbij wordt opgemerkt dat niet alle inhammen en/of alle kantelen dezelfde vorm hoeven te hebben.Also the intermediate recesses 105, which here also have an approximately hyperbolic shape, can be formed differently in an alternative embodiment. It is noted here that not all bays and / or all pivots need to have the same shape.

In Figuur 1 wordt voorts door pijl 53 weergegeven, in welke 30 richting de eerste houder 1 in de tweede houder 2 kan worden aangebracht 9 of uitgenomen. Bij voorkeur wordt de eerste houder 1 losneembaar in de tweede houder 2 geplaatst, zodat de eerste houder losgenomen kan worden en met een daarin opgekweekte plant kan worden verkocht. De tweede houder kan dan bijvoorbeeld worden gerecycled door er een volgende eerste 5 houder met een volgende op te kweken plant in te plaatsen.In Figure 1, furthermore, arrow 53 shows in which direction the first holder 1 can be arranged in or removed from the second holder 2. Preferably, the first holder 1 is releasably placed in the second holder 2, so that the first holder can be detached and can be sold with a plant grown therein. The second holder can then for instance be recycled by placing a next first holder with a next plant to be grown in it.

In het perspectivisch aanzicht van Figuur 2 wordt de eerste houder 1 van het systeem 100 weergegeven. Deze houder 1 is voorzien van een bodem 7, een mantel 3 en een open zijde 8. Ook deze mantel 3 wordt wel langswand 3 genoemd. De bodem 7 wordt omgeven door de rand 10 waar de 10 bodem met de mantel 3 is verbonden. De open zijde 8 wordt omgeven door bovenrand 6, welke door een binnenrand 5 en een buitenrand 4 wordt begrensd. De bodem 7 van de houder 1 is voorzien van een uitsparing 9.In the perspective view of Figure 2, the first holder 1 of the system 100 is shown. This holder 1 is provided with a bottom 7, a jacket 3 and an open side 8. This jacket 3 is also referred to as longitudinal wall 3. The bottom 7 is surrounded by the edge 10 where the bottom is connected to the jacket 3. The open side 8 is surrounded by upper edge 6, which is bounded by an inner edge 5 and an outer edge 4. The bottom 7 of the holder 1 is provided with a recess 9.

Deze uitsparing 9 kan bijvoorbeeld aangebracht zijn voor het uitlopen van water en voor het naar binnen in de houder toetreden van lucht. De houder 15 1 kan eventueel met meer dan één uitsparing worden uitgerust. Alternatief kan de uitsparing 9 in de bodem ook achterwege worden gelaten of kan de bodem meer dan één uitsparing hebben. Voorts wordt opgemerkt dat de bodem 7 niet vlak hoeft te zijn. Zo kan de bodem bijvoorbeeld een conische sectie omvatten die aangrijpt aan de rand 10 en in hoofdzaak in een 20 horizontaal vlak liggende bodemsectie die met de conische bodemsectie is verbonden.This recess 9 can be arranged, for example, for water to flow out and for air to enter the container. The holder 1 may optionally be provided with more than one recess. Alternatively, the recess 9 in the bottom can also be omitted or the bottom can have more than one recess. It is further noted that the bottom 7 does not have to be flat. The bottom can for instance comprise a conical section which engages on the edge 10 and a bottom section lying substantially in a horizontal plane and which is connected to the conical bottom section.

Alternatief of additioneel kan de eerste houder één of meerdere steunen omvatten die zich in hoofdzaak neerwaarts uitstrekken voorbij de bodem 10. Zo kan de mantel 3 bijvoorbeeld doorlopen tot onder de bodem 7. 25 Hierdoor kan een onder een sectie van de bodem 10 gelegen ruimte worden gecreëerd waar overtollig water naar toe kan lopen.Alternatively or additionally, the first holder may comprise one or more supports which extend substantially downwardly beyond the bottom 10. Thus, the casing 3 can, for example, extend underneath the bottom 7. This allows a space located below a section of the bottom 10 to become where excess water can run.

In de perspectivische aanzichten van Figuur 3 en 4 en in het aanzicht in doorsnede van Figuur 7 wordt de tweede houder 2 van het uitvoeringsvoorbeeld van het systeem uit Fig. 1 weergegeven. Deze tweede 30 houder 2 kan een bodemwand 44 omvatten met twee secties 44a en 44b, met 10 respectievelijk de bovenvlakken 33 en 28. In de mantel 103 van de tweede houder 2 kunnen bijvoorbeeld vijf secties 22, 26, 27, 29 en 41 worden onderscheiden. De eerste sectie 22 is aan de bovenzijde door de bovenrand 41 begrensd en is aan de onderzijde begrensd door rand 23. De rand 23 5 omgeeft een inbrengopening 91, waardoorheen een eerste houder 1 kan worden ingebracht en uitgenomen. De sectie 22 gaat middels de rand 23 over in de sectie 42 welke aan de bovenzijde door de rand 23 wordt begrensd. De sectie 42 wordt ten dele aan de onderrand door rand 24 begrensd waar de sectie 42 in vensters 38 overgaat. De vensters 38 kunnen 10 uit uitsparingen bestaan of bijvoorbeeld geheel of gedeeltelijk uit transparant materiaal. De vensters 38 kunnen zijwaarts worden begrensd door ribben 29. De ribben 29 maken ter hoogte van de vensters 38 deel uit van de mantel van de tweede houder 2 en verbinden de secties 42 en 26. De ribben 29 kunnen ter versteviging van de secties 42 en 22 aan de 15 binnenkant van de mantel doorlopen. Hierdoor is de mantel voorzien van interne verdikkingen die de mantel meer stijfheid geven. De vensters 38 in de mantel worden door de bovenrand 24 en onderrand 25 en de ribben 29 begrensd. De sectie 26 wordt aan de onderzijde door sectie 27 begrensd. Op de rand waar sectie 26 en 27 van de mantel elkaar raken is de mantel aan 20 de binnenzijde met de bodemsectie 44a verbonden. De sectie 27 van de mantel vormt op de bodem van onder gezien een opstaande rand die het mogelijk maakt dat de bodem 44 van de tweede houder 2 zich boven de ondergrond kan bevinden.In the perspective views of Figures 3 and 4 and in the sectional view of Figure 7, the second holder 2 of the exemplary embodiment of the system of Figs. 1 is displayed. This second holder 2 can comprise a bottom wall 44 with two sections 44a and 44b, with the top surfaces 33 and 28 respectively. In the casing 103 of the second holder 2, for example, five sections 22, 26, 27, 29 and 41 can be distinguished. . The first section 22 is delimited at the top by the top edge 41 and is delimited at the bottom by edge 23. The edge 23 surrounds an insertion opening 91, through which a first holder 1 can be inserted and taken out. The section 22 merges with the edge 23 into the section 42 which is delimited at the top by the edge 23. The section 42 is partially bounded at the lower edge by edge 24 where the section 42 merges into windows 38. The windows 38 may consist of recesses or, for example, entirely or partially of transparent material. The windows 38 can be bounded laterally by ribs 29. The ribs 29 form part of the casing of the second holder 2 at the level of the windows 38 and connect the sections 42 and 26. The ribs 29 can be used to reinforce the sections 42 and 22 on the inside of the jacket. As a result, the sheath is provided with internal thickenings that give the sheath more rigidity. The windows 38 in the casing are bounded by the upper edge 24 and lower edge 25 and the ribs 29. The section 26 is bounded at the bottom by section 27. On the edge where sections 26 and 27 of the casing touch each other, the casing is connected on the inside to the bottom section 44a. The section 27 of the casing forms a raised edge on the bottom, viewed from below, which makes it possible for the bottom 44 of the second holder 2 to be located above the base.

Alternatief kan de mantel 103 ook uit een ander aantal secties 25 bestaan, bijvoorbeeld uit één enkele sectie, of uit twee, drie, vier of acht secties.Alternatively, the casing 103 may also consist of a different number of sections, for example from a single section, or from two, three, four or eight sections.

In het getoonde voorbeeld zijn in de bodemsectie 44a uitsparingen 43 aangebracht die het uitnemen van de eerste houder 1 uit de tweede houder 2 mogelijk maken, zoals wordt weergegeven in de Figuren 10 en 11. 30 De uitsparingen 43 kunnen in gebruik er tevens voor zorgen dat er lucht in 11 de tweede houder 2 kan treden en dat eventueel overtollig water uit de tweede houder 2 kan lopen. De tweede houder 2 heeft hier aan de onderzijde van de bodem 44 een ringvormige rand 46 van waaruit in radiale richting naar binnen ribben 47 zijn aangebracht. De radiaal aangebrachte ribben 47 5 reiken tot aan een ringvormige rand 48. De ringvormige randen 27, 46 en 48 en de ribben 47 raken bij voorkeur aan de onderzijde hetzelfde denkbeeldige vlak. Hierdoor wordt de tweede houder 2 indien deze op een ondervlak staat middels de randen 27, 46 en 48 en de ribben 47 op meerdere plaatsen ondersteund. Hierdoor kan de houder stabiel staan en kan de bodem niet 10 doorbuigen. In de bodemsectie 44b bevindt zich een centrale uitsparing 37 die door de rand 36 wordt omgeven en begrensd. Deze centrale uitsparing kan eveneens overtollig water uit de tweede houder 2 laten lopen en door deze uitsparing 37 kan eventueel lucht de tweede houder 2 in geraken.In the example shown, recesses 43 are provided in the bottom section 44a which allow removal of the first holder 1 from the second holder 2, as is shown in Figures 10 and 11. In use, the recesses 43 can also ensure that air can enter the second container 2 and any excess water can run out of the second container 2. The second holder 2 here has on the underside of the bottom 44 an annular edge 46 from which ribs 47 are arranged inwardly in a radial direction. The radially arranged ribs 47 extend as far as an annular edge 48. The annular edges 27, 46 and 48 and the ribs 47 preferably touch the same imaginary surface on the underside. As a result, the second holder 2 when supported on a bottom surface by means of the edges 27, 46 and 48 and the ribs 47 are supported in several places. As a result, the holder can stand stably and the bottom cannot bend. In the bottom section 44b there is a central recess 37 which is surrounded and bounded by the edge 36. This central recess can also drain excess water from the second container 2 and through this recess 37 air can possibly enter the second container 2.

De ribben 29 omvatten ter hoogte van de vensters 38 zich radiaal 15 naar binnen uitstrekkende knieën 30. De knieën 30 zijn met de bovenzijde 35 van de bodemsectie 44a verbonden en begrenzen in horizontale zin de ribben 29 aan weerskanten. De knieën 30 lopen ter hoogte van de vensters 38 uit in verhogingen met randen 49 en 50 (Fig. 7). De verhogingen 49 en 50 bevinden zich in horizontale zin ter hoogte van de vensters 38 aan 20 weerskanten van de ribben 29. De ribben 29 krijgen door deze verhogingen 49 en 50 een U-vormige doorsnede. De verhogingen 49 en 50 vormen gemeenschappelijk een trechtervorm waarin de secties 26 en 27 van een identieke tweede houder 2 kunnen passen. Hierdoor is de tweede houder 2 met identieke tweede houders stapelbaar waarbij een bovenste tweede 25 houder 2 met de onderzijde van zijn rand 26 op de randjes 51 van de knieën 30 van de onderste tweede houder 2 kan rusten. De knieën 30 zijn voorts uitgerust met randen 34 en 35. De randen 34 en 35 vormen gemeenschappelijk eveneens een trechtervorm. Deze trechtervorm kan de eerste houder 1 in de tweede houder 2 richten en omsluiten. Hierbij wordt 30 de eerste houder 1 indien deze in de tweede houder 2 wordt ingebracht door 12 de randen 34 gericht en gecentreerd, waarna tijdens het verder inbrengen van de eerste houder 1 in de houder 21 de eerste houder 1 door de randen 35 van de knieën 30 wordt omsloten.The ribs 29 comprise knees 30 extending radially inwards at the level of the windows 38. The knees 30 are connected to the upper side 35 of the bottom section 44a and define the ribs 29 on both sides in a horizontal sense. The knees 30 extend at the height of the windows 38 in elevations with edges 49 and 50 (Fig. 7). The elevations 49 and 50 are situated horizontally at the level of the windows 38 on both sides of the ribs 29. The ribs 29 are given a U-shaped cross-section through these elevations 49 and 50. The elevations 49 and 50 together form a funnel shape into which the sections 26 and 27 of an identical second holder 2 can fit. As a result, the second holder 2 can be stacked with identical second holders, whereby an upper second holder 2 can rest with the underside of its edge 26 on the edges 51 of the knees 30 of the lower second holder 2. The knees 30 are furthermore provided with edges 34 and 35. The edges 34 and 35 together also form a funnel shape. This funnel shape can direct and enclose the first holder 1 in the second holder 2. Hereby the first holder 1 when inserted into the second holder 2 is directed by the edges 34 and centered, after which, during the further introduction of the first holder 1 into the holder 21, the first holder 1 through the edges 35 of the knees 30 is enclosed.

De bodemsectie 44b loopt conisch naar het midden toe af. Hierdoor 5 kan er zich althans in het centrumgedeelte van de tweede houder 2 een ruimte tussen de tweede houder 2 en de eerste houder 1 bevinden waardoor er eventueel overtollig water uit de eerste en/of tweede houder 1, 2 kan treden en eventueel lucht de eerste en/of tweede houder 1, kan binnendringen.The bottom section 44b runs conically towards the center. As a result, there may be a space between the second holder 2 and the first holder 1 at least in the center portion of the second holder 2, whereby any excess water can escape from the first and / or second holder 1, 2 and possibly air the first. and / or second container 1, can penetrate.

10 In Figuur 5 is in een perspectivisch onderaanzicht te zien hoe de eerste houder 1 zich in de tweede houder 2 bevindt als deze daarin is aangebracht.Figure 5 shows in a bottom perspective view how the first holder 1 is located in the second holder 2 if it is arranged therein.

In Figuur 6 wordt in perspectivisch aanzicht de eerste houder 1 (gestippeld weergegeven) getoond zoals die zich in de tweede houder 2 15 bevindt tijdens het kweken van de planten 58. Hierbij past de rand 10 van eerste houder 1 bij voorkeur nauwsluitend in de trechtervormige uitsparing die wordt gevormd door de randen 35 van de knieën 30 van de houder 2. Ter hoogte van de bovenrand 6 van de eerste houder 1 bevindt zich de wandsectie 22 van tweede houder 2.Figure 6 shows a perspective view of the first holder 1 (shown in broken lines) as it is located in the second holder 2 during the cultivation of the plants 58. The edge 10 of the first holder 1 preferably fits snugly into the funnel-shaped recess which is formed by the edges 35 of the knees 30 of the holder 2. At the height of the upper edge 6 of the first holder 1, the wall section 22 of the second holder 2 is located.

20 In Figuur 9 wordt schematisch weergegeven hoe de plant 58 zich in de houders 1 en 2 kan bevinden. Zo kan de eerste houder 1 een substraat omvatten, waarin en/of waarop de plant groeit. De wandsectie 22 heeft hier een meervoudige functie. Door deze sectie 22 worden de bladen 58e van de plant 58, die zich althans met een deel van zijn wortelgestel 58f in de eerste 25 houder 1 bevindt, gedwongen omhoog langs de rand 41 langs de binnenzijde van de sectie 22 van de houder 2 te groeien. Hierdoor groeien de bladen 58e van de plant 58 in hoofdzaak omhoog. Dit heeft als voordeel dat de bladen 58e van naast elkaar staande systemen 100 elkaar niet storen en dat beschadigingen aan de bladen 58e worden verminderd. Een verder voordeel 30 is dat de aldus in hoofdzaak omhoog staande bladen 58e het water van een 13 beregeningsinstallatie beter kunnen opvangen. De bladen 58e die omhoog staan kunnen hierbij in hoofdzaak een trechter vormen die het water naar de wortels van de plant 58 kan leiden. Voorts kunnen de bladen 58e die aldus in hoofdzaak omhoog staan beter licht vangen, waarbij tevens de 5 onderste bladen een betere blootstelling aan het licht ondervinden, waardoor de plant 58 sterker kan groeien.Figure 9 shows schematically how the plant 58 can be located in the holders 1 and 2. The first holder 1 can for instance comprise a substrate in which and / or on which the plant grows. The wall section 22 here has a multiple function. This section 22 forces the leaves 58e of the plant 58, which is at least with a part of its root frame 58f in the first holder 1, to grow upwards along the edge 41 along the inside of the section 22 of the holder 2 . As a result, the leaves 58e of the plant 58 grow substantially upwards. This has the advantage that the blades 58e of adjacent systems 100 do not disturb each other and that damage to the blades 58e is reduced. A further advantage is that the blades 58e, which are thus substantially upright, can better collect the water of a sprinkler system. The blades 58e that are raised can here essentially form a funnel that can direct the water to the roots of the plant 58. Furthermore, the blades 58e, which are thus substantially upward, can catch better light, while also the lower blades experience a better exposure to the light, so that the plant 58 can grow more strongly.

De sectie 22 van de tweede houder 2 heeft voorst als voordeel dat eventuele luchtwortels 58d die uit de eerste houder 1 groeien, door de sectie 22 van de tweede houder 2 worden omgeleid. Het wordt aldus tegengegaan 10 dat de luchtwortels 58d met andere planten 58 kunnen vergroeien of zich kunnen verstrengelen. Tevens wordt vermeden dat de luchtwortels 58d in de eerste en/of tweede houders 1, 2 van naastgelegen planten 58 groeien. Eveneens kunnen door de sectie 22 van de tweede houder 2 de takken 58c van de plant zich niet meer met takken 58c van andere planten 58 15 vergroeien of verstrengelen. Bovendien zullen zij beter rechtop groeien, zodat eventueel opstokken ook wordt vereenvoudigd.The section 22 of the second holder 2 has the further advantage that any air roots 58d that grow out of the first holder 1 are diverted through the section 22 of the second holder 2. It is thus prevented that the air roots 58d can grow together or become entangled with other plants 58. It is also prevented that the air roots 58d grow in the first and / or second containers 1, 2 of adjacent plants 58. Also, through the section 22 of the second holder 2, the branches 58c of the plant can no longer grow or intertwine with branches 58c of other plants 58. Moreover, they will grow upright better, so that possible stocking is also simplified.

De planten 58 hoeven door het toepassen van de tweede houder 2 niet meer uit elkaar getrokken of losgeknipt te worden en de bladen 58e blijven onbeschadigd. Hierdoor zijn planten 58 eenvoudiger te 20 transporteren, te kweken en eenvoudiger uit te leveren en/of te verpakken en wordt een automatisering van het kweken mogelijk gemaakt of althans verbeterd. Voorts kunnen de planten met een relatief hoge bezettingsgraad worden uitgezet.By using the second holder 2, the plants 58 no longer have to be pulled apart or cut loose, and the leaves 58e remain undamaged. As a result, plants 58 are easier to transport, cultivate and easier to deliver and / or pack and automation of growing is made possible or at least improved. Furthermore, the plants can be expanded with a relatively high utilization rate.

In Fig. 9 leunen de bladen 58e op de gekartelde bovenrand 41.In FIG. 9 the blades 58e lean on the serrated upper edge 41.

25 Zoals te zien is het blad 58e hier breder dan een breedte 109 van een inham 105. Bijvoorkeur is de breedte 109 van de inham 105 in hoofdzaak gelijk aan of kleiner dan een gemiddelde breedte 110 van een gemiddeld blad 58e van een plant 58 waarvoor het systeem 100 bedoeld en/of ingericht is. De inhammen 105 zijn bij voorkeur in hoofdzaak ongeschikt om een blad 58e 14 van de plant 58 doorgang te verschaffen. Hierdoor kunnen takken relatief ongestoord door de inhammen 105 groeien, ongehinderd door de bladen 58e.As can be seen, the leaf 58e here is wider than a width 109 of an inlet 105. Preferably, the width 109 of the inlet 105 is substantially equal to or smaller than an average width 110 of an average leaf 58e of a plant 58 for which it system 100 is intended and / or arranged. The recesses 105 are preferably substantially unsuitable for providing a leaf 58e 14 of the plant 58 passage. As a result, branches can grow relatively undisturbed by the inlets 105, unhindered by the blades 58e.

Bij voorkeur is de breedte 109 en/of een hoogte 111 van de inham 105 groter dan de dwarsdoorsnede van een gemiddelde stam 58c van een 5 plant 58 waarvoor het systeem 100 bedoeld en/of ingericht is. Hierdoor zijn de inhammen 105 geschikt voor het verschaffen van doorgang aan takken 58c van de plant.The width 109 and / or a height 111 of the inlet 105 is preferably larger than the cross-section of an average stem 58c of a plant 58 for which the system 100 is intended and / or arranged. This makes the inlets 105 suitable for providing passage to branches 58c of the plant.

De inhammen 105 zijn hier zodanig geplaatst en uitgevoerd dat de tak 58c van de plant 58 zich door de inham 105 kan uitstrekken, waarbij het 10 blad 58e van de plant 58 op de bovenrand 41, 107 van de mantel 103 kan rusten, aan één of beide zijden van genoemde inham 105, daarbij de inham 105 ten minste gedeeltelijk overlappend. Het blad 58e is hierbij bij voorkeur op afstand van de tak 58c geplaatst.The inlets 105 are arranged and designed here in such a way that the branch 58c of the plant 58 can extend through the inlet 105, the leaf 58e of the plant 58 being able to rest on the upper edge 41, 107 of the casing 103, on one or both sides of said inlet 105, the inlet 105 at least partially overlapping. The blade 58e is herein preferably placed at a distance from the branch 58c.

Opgemerkt wordt dat met de breedte 109 van de inham 105 ten 15 minste de breedte wordt bedoeld van de grootste denkbeeldige ellips die in de inham 105 en niet boven een denkbeeldige rechte lijn 114 uitsteekt die de toppen 115 van twee naast de genoemde inham gelegen kantelen 104 verbindt.It is noted that the width 109 of the inlet 105 is to be understood to mean at least the width of the largest imaginary ellipse that protrudes into the inlet 105 and not above an imaginary straight line 114 which tilts the tips 115 of two adjacent the said inlet 104 connects.

In het hier getoonde voorbeeld is de breedte 109 van de inham 105 20 in hoofdzaak gelijk aan de hoogte 111 van de inham 105. Alternatief kan de genoemde hoogte 111 ook groter of kleiner zijn dan de breedte 109 van de inham. De breedte en/of de hoogte van de inham kan bijvoorbeeld circa 0.7, 0.8, 0.9, 1, 1.1, 1.2, 1.3, 1.5 of 2 cm zijn. De verhouding tussen de breedte 109 en de hoogte 111 van de inham 105 kan bijvoorbeeld in het bereik liggen 25 van 1:3 tot 3:1, bij voorkeur in het bereik van 1:2 tot 2:1. Bij grote voorkeur is de breedte 109 van de inham 105 in hoofdzaak gelijk aan de hoogte 111 van de inham 105.In the example shown here, the width 109 of the inlet 105 is substantially equal to the height 111 of the inlet 105. Alternatively, the said height 111 can also be larger or smaller than the width 109 of the inlet. The width and / or height of the inlet can for instance be approximately 0.7, 0.8, 0.9, 1, 1.1, 1.2, 1.3, 1.5 or 2 cm. The ratio between the width 109 and the height 111 of the inlet 105 can, for example, be in the range of 1: 3 to 3: 1, preferably in the range of 1: 2 to 2: 1. More preferably, the width 109 of the inlet 105 is substantially equal to the height 111 of the inlet 105.

Omdat de verticale component van de groeirichting van een tak 58c gewoonlijk groter is dan de horizontale component van deze groeirichting, 30 heeft een in het vlak van de inham gelegen doorsnede 116 van een door de 15 inham groeiende tak 58c gewoonlijk een vorm die langgerekt is in de axiale richting van de tweede houder 2. Vandaar dat de inham 105 in een voorkeursuitvoeringsvorm hoger is dan dat deze breed is. Bijvoorbeeld is de verhouding tussen de breedte 109 van de inham en de hoogte 111 van de 5 inham 105 circa 9:10, 4:5, 7:10, 3:5, 1:2, 2:5 of 3:10.Because the vertical component of the growth direction of a branch 58c is usually larger than the horizontal component of this growth direction, a section 116 of a branch 58c located in the plane of the inlet has a shape that is elongated in length the axial direction of the second holder 2. Hence, in a preferred embodiment, the inlet 105 is higher than it is wide. For example, the ratio between the width 109 of the inlet and the height 111 of the inlet 105 is approximately 9:10, 4: 5, 7:10, 3: 5, 1: 2, 2: 5 or 3:10.

In het hier getoonde voorbeeld is een breedte 112 van de kanteel 104 in hoofdzaak gelijk aan een hoogte 113 van de kanteel 104. Echter, de kantelen kunnen ook breder of smaller dan hun hoogte 113 zijn. Zo kan de verhouding tussen de breedte 112 en de hoogte 113 van de kanteel 104 in 10 het bereik liggen van 1:3 tot 3:1, bij voorkeur in het bereik van 1:2 tot 2:1.In the example shown here, a width 112 of the tilt 104 is substantially equal to a height 113 of the tilt 104. However, the tilt can also be wider or narrower than their height 113. Thus, the ratio between the width 112 and the height 113 of the tilt 104 may be in the range of 1: 3 to 3: 1, preferably in the range of 1: 2 to 2: 1.

Opgemerkt wordt dat met de breedte 112 van de kanteel 104 ten minste de breedte wordt bedoeld van de grootste ellips die ligt ingesloten in de kanteel zonder daarbij uit te steken onder een denkbeeldige rechte lijn 117 die de dalen 118 van twee naast de genoemde kanteel 104 gelegen 15 inhammen 105 verbindt.It is noted that the width 112 of the tilt 104 is understood to mean at least the width of the largest ellipse that is enclosed in the tilt without thereby projecting under an imaginary straight line 117 which is the valleys 118 of two adjacent said tilt 104 15 inlets 105 connects.

De hoogten 111 en 113 worden bepaald door de axiale afstand tussen de lijnen 114, 117 ter hoogte van respectievelijk de dalen 118 en de toppen 115,The heights 111 and 113 are determined by the axial distance between the lines 114, 117 at the level of the valleys 118 and the peaks 115,

Bijvoorbeeld kan de breedte en/of de hoogte van de kanteel 0.7, 0.8, 20 0.9, 1, 1.1, 1.2, 1.3, 1.5, 2, 2.5 of 3 cm zijn.For example, the width and / or height of the tilt can be 0.7, 0.8, 0.9, 1, 1.1, 1.2, 1.3, 1.5, 2, 2.5 or 3 cm.

In het hier getoonde voorbeeld zijn de kantelen en inhammen in omtreksrichting 119 in hoofdzaak gelijkmatig verdeeld over de bovenrand 41 van de tweede houder 2. Bij voorkeur ligt verhouding tussen de breedte 10 van de kanteel en de breedte van de inham in het bereik van 1:3 tot 3:1, 25 bij grote voorkeur in het bereik van 1:2 tot 2:1. Bij grote voorkeur is de breedte van de kanteel in hoofdzaak gelijk aan de breedte van de inham.In the example shown here, the tilting and recesses in circumferential direction 119 are substantially evenly distributed over the upper edge 41 of the second holder 2. Preferably, the ratio between the width 10 of the tilt and the width of the recess is in the range of 1: 3 to 3: 1, more preferably in the range of 1: 2 to 2: 1. More preferably, the width of the tilt is substantially equal to the width of the inlet.

In voordelige uitvoeringsvormen zijn de breedtes van de uitsparingen en kantelen gemeten op dezelfde hoogte, bijvoorbeeld midden tussen de lijnen 117, 114.In advantageous embodiments, the widths of the recesses and tilt are measured at the same height, for example, midway between lines 117, 114.

1616

Alternatief kunnen de inhammen ook ongelijkmatig verdeeld zijn over de bovenrand 41, waardoor sommige kantelen breder kunnen zijn dan andere kantelen.Alternatively, the recesses may also be unevenly distributed over the upper edge 41, whereby some tilting may be wider than other tilting.

Opgemerkt wordt dat Figuur 9 een alternatief systeem 1 toont. Het 5 alternatieve systeem 1, dat ook is getoond in Figuur 8, verschilt van het systeem uit Fig. 1-7 door dat de sectie 22 van het alternatieve systeem 1 uit Fig. 8 en 9 relatief hoog is uitgevoerd, waardoor takken en/of bladen van de plant relatief ver omhoog worden geleid door de genoemde sectie 22, waardoor deze takken en/of bladen relatief steil zullen groeien. Vormen, 10 afmetingen, maten en posities en verhoudingen, van de inhammen en kantelen als hier getoond en besproken kunnen ook in andere uitvoeringen worden toegepast en worden als zodanig getoond en beschreven beschouwd.It is noted that Figure 9 shows an alternative system 1. The alternative system 1, which is also shown in Figure 8, differs from the system of Figs. 1-7 in that the section 22 of the alternative system 1 of FIG. 8 and 9 are relatively high, as a result of which branches and / or leaves of the plant are guided relatively far upwards by the said section 22, as a result of which these branches and / or leaves will grow relatively steeply. Shapes, dimensions, sizes and positions and proportions, of the recesses and tilt as shown and discussed herein can also be used in other embodiments and are considered as shown and described.

In Fig. 9 is net als in Fig. 6 de eerste houder 1 in de tweede houder 2 geplaatst. Hier, is net als in Fig. 6, de bovenrand 41 van de tweede houder 15 2 hoger gelegen dan de bovenrand 6 van de eerste houderl. Een verhouding tussen het hoogteverschil 121 tussen de genoemde bovenranden 41, 6 en een diameter 120 van een opening 8 in een bovenvlak van de eerste houder 1 kan in het bereik liggen van 1:2 tot 2:1, bij voorkeur 2:3 tot 3:2. Bij grote voorkeur zijn het genoemde hoogteverschil 121 en de genoemde diameter 20 120 in hoofdzaak gelijk aan elkaar. Opgemerkt wordt dat het hoogteverschil gemeten wordt als de minimale afstand tussen de rand 6 en de toppen 115 van de kantelen.In FIG. 9 is just like in FIG. 6 the first holder 1 is placed in the second holder 2. Here, as in FIG. 6, the upper edge 41 of the second holder 1 located higher than the upper edge 6 of the first holder 1. A ratio between the height difference 121 between said upper edges 41, 6 and a diameter 120 of an opening 8 in an upper surface of the first holder 1 can be in the range of 1: 2 to 2: 1, preferably 2: 3 to 3 : 2. More preferably, said height difference 121 and said diameter 120 are substantially equal to each other. It is noted that the height difference is measured as the minimum distance between the edge 6 and the tops 115 of the pivots.

De verhouding tussen een diameter 122 van de inbrenguitsparing 108 in de tweede houder 2 en een diameter 120 van de opening 6 in het 25 bovenvlak van de eerste houder 1 kan in het bereik liggen van 2:1 tot 6:5, bij voorkeur 7:4 tot 8:6. In de hier in Fig. 9 getoonde variant bedraagt de diameter 122 van de genoemde inbrenguitsparing 108 in hoofdzaak anderhalf keer de diameter 120 van de genoemde opening 8.The ratio between a diameter 122 of the insertion recess 108 in the second holder 2 and a diameter 120 of the opening 6 in the upper surface of the first holder 1 can be in the range of 2: 1 to 6: 5, preferably 7: 4 to 8: 6. In the case of FIG. 9, the diameter 122 of said insertion recess 108 is substantially one and a half times the diameter 120 of said aperture 8.

Een verhouding tussen de afstand 130 waarover de bovenrand 41 30 van de tweede houder 2 in radiale richting 121 op afstand van de 17 buitenrand 6 van de eerste houder 1 is geplaatst en de afstand 122 waarover de bovenrand 41 van de tweede houder 2 in axiale richting op afstand van de rand 6 van de eerste houder 1 is geplaatst kan in het bereik liggen van 1:8 tot 4:5, bij grote voorkeur in het bereik van 1:4 tot 1:2. Bij nog grotere 5 voorkeur ligt de genoemde verhouding op circa 1:3. Opgemerkt wordt dat de afstand in radiale richting bij voorkeur gemeten wordt vanaf de binnenzijde van de bovenrand 6 van de eerste houder 1 tot aan de binnenzijde van de bovenrand 41 van de tweede houder 2. Bij voorkeur vallen de centrale assen Ci, C2 van beide houders 1, 2 in hoofdzaak samen.A ratio between the distance 130 over which the upper edge 41 of the second holder 2 is placed in radial direction 121 at a distance from the outer edge 6 of the first holder 1 and the distance 122 over which the upper edge 41 of the second holder 2 in the axial direction spaced apart from the edge 6 of the first container 1 can be in the range of 1: 8 to 4: 5, more preferably in the range of 1: 4 to 1: 2. Even more preferably, the said ratio is approximately 1: 3. It is noted that the distance in radial direction is preferably measured from the inside of the upper edge 6 of the first holder 1 to the inside of the upper edge 41 of the second holder 2. Preferably, the central axes C1, C2 fall from both holders 1, 2 substantially together.

10 In Fig. 9 is de plant 58 in de eerste houder 1 peplaatst. De eerste houder 1 is in de tweede houder 2 geplaatst. De plant is hier een orchidee.FIG. 9, the plant 58 is in the first container 1 pep. The first holder 1 is placed in the second holder 2. The plant is an orchid here.

De orchidee 58 heeft hier twee bloemtakken 58c. Op gemerkt wordt dat de plant ook geen, één of meer dan twee bloemtakken kan hebben op het moment dat deze in de eerste houder wordt geplaatst. Bovendien kunnen er 15 daarna bloemtakken aan of uit de plant groeien. In het hier getoonde voorbeeld groeit de eerste bloemtak 58c’ in hoofdzaak door het midden van de houders 1, 2 omhoog en ondervindt weinig hinder van de bladen 58e. De tweede bloemtak 58c” groeit meer aan de zijkant, langs de binnenkant van de langwand 103 van de tweede houder 2. De tweede bloemtak heeft hier 20 nog geen knoppen of bloemen ontwikkeld. Tijdens het groeien komt een tip 123 van tweede bloemtak 58c” tegen de naar de buitenzijde gekeerde onderkant 124 van een blad 58e. Bij de afwezigheid van de inhammen zou deze tip door in contact te komen met de onderkant van het blad zo sterk kunnen afbuigen dat deze tip in een in hoofdzaak neerwaartse richting 25 verder groeit binnenin de tweede houder 2. Echter, door de uitsparingen 105 vormende inhammen 105 van de gekartelde rand 41 kan de tip onder het blad door groeien. Zoals in Fig. 9 en 15 te zien is, is dit hier ook gebeurd en kan deze tweede tak 58c” hierdoor in een in hoofdzaak verticale richting verder groeien.Orchid 58 has two flower branches 58c here. It is noted that the plant can also have no, one or more than two flower branches at the moment that it is placed in the first holder. In addition, flower branches can then grow on or off the plant. In the example shown here, the first flower branch 58c "grows up substantially through the center of the holders 1, 2 and experiences little inconvenience from the leaves 58e. The second flower branch 58c ”grows more on the side, along the inside of the long wall 103 of the second holder 2. The second flower branch has not yet developed buds or flowers here. While growing, a tip 123 of a second flower branch 58c "comes against the bottom side 124 of a leaf 58e facing outwards. In the absence of the inlets, this tip by coming into contact with the underside of the blade could deflect so strongly that this tip continues to grow in a substantially downward direction within the second holder 2. However, inlets formed by the recesses 105 105 of the serrated edge 41 the tip can grow under the leaf. As in FIG. 9 and 15, this has also happened here and this second branch 58c "can thereby continue to grow in a substantially vertical direction.

1818

Voorts kan de tak 58 ten minste gedeeltelijk in één van de inhammen worden geplaatst, bijvoorbeeld om tegen te gaan dat een blad relatief hard tegen de genoemde tak zal kunnen duwen. Bovendien kunnen één of meerdere bladen, bijvoorbeeld bij het inbrengen van de eerste houder 5 in de tweede houder, over een kanteel worden geplaatst. Het blad kan over de rand 41 worden gehangen, bijvoorbeeld om te voorkomen dat een omkrullend blad binnen in de tweede houder in een in hoofdzaak neerwaartse richting verder zal gaan groeien en daarmee bijvoorbeeld omhoog groeiende takken zal gaan hinderen.Furthermore, the branch 58 can be placed at least partially in one of the recesses, for example to prevent a leaf from being able to push relatively hard against said branch. Moreover, one or more blades, for example when introducing the first holder 5 into the second holder, can be placed over a tilt. The leaf can be hung over the edge 41, for example to prevent a curling leaf inside the second holder from continuing to grow in a substantially downward direction and thereby hindering, for example, branches growing upwards.

10 Bovendien kan de eerste houder 1 voorts een identificatie toestaan.Moreover, the first holder 1 can also permit identification.

Deze identificatie kan één of meer chips of coderingen 52 omvatten. Deze chip of codering 52 kan in of op de eerste houder 1 zijn aangebracht, zoals wordt weergegeven in Figuur 2. De identificatie omvat bij voorkeur plantspecifieke informatie waaraan de betreffende plant in de eerste en/of 15 tweede houder 1, 2 te herkennen is. Hierbij kan de codering 52 bijvoorbeeld op een etiket of direct op de eerste houder 1 aangebracht zijn. Het verdient hierbij de voorkeur dat deze codering 52 op een dusdanige hoogte van de eerste houder 1 is aangebracht zodat deze codering 52 door één of meer vensters 38 van tweede houder 2 zijn af te lezen, zoals is weergegeven in 20 Figuur 8.This identification can include one or more chips or codes 52. This chip or coding 52 can be arranged in or on the first holder 1, as is shown in Figure 2. The identification preferably comprises plant-specific information by which the relevant plant can be recognized in the first and / or second holder 1, 2. The coding 52 can for instance be arranged on a label or directly on the first holder 1. It is preferred here that this coding 52 is arranged at such a height as the first holder 1 so that this coding 52 can be read through one or more windows 38 of the second holder 2, as is shown in Figure 8.

De codering kan een voor het menselijk oog onzichtbare inkt omvatten. Dit heeft het voordeel dat de codering de eerste houder 1 niet ontsiert of esthetisch anderszins negatief beïnvloed. Door deze met een specifiek licht, met een specifieke golflengte te belichten, bijvoorbeeld UV, 25 kan de code zichtbaar worden, bijvoorbeeld voor een camera. Het is ook mogelijk dat deze codering meer dan eenmaal op de eerste houder 1 is aangebracht zodanig dat tijdens het eventuele aflezen van de codering 52, terwijl de eerste houder 1 in de tweede houder 2 staat niet gestoord wordt door de ribben 29. Dit kan worden bereikt doordat de coderingen 52 op de 30 eerste houder 1 onder verschillende hoeken zijn aangebracht dan de hoeken 19 waaronder de ribben 29 in de tweede houder 2 zijn aangebracht. Hierdoor kan in een geautomatiseerd systeem de plant 58 individueel worden herkend en beoordeeld. Deze beoordeling kan met de hand, het menselijk oog en/of middels een patroonherkenningssysteem met geautomatiseerde 5 camera’s 57 plaatsvinden, wat geïllustreerd wordt door Figuren 8 en 9. Hierbij kan de plant 58 worden beoordeeld of deze voldoende ontwikkeld is om in de handel gebracht te worden of dat deze plant zich in de kwekerij nog verder moet ontwikkelen. Hierbij kan bijvoorbeeld de grootte van de knoppen 58a, de grootte van de bloemen 58b, de lengte en/of de vorm van de 10 steel 58c en/of het aantal stelen 58c worden gemeten. Op basis van een vergelijking van deze meetgegevens en gestandaardiseerde gegevens van de desbetreffende plantensoort en/of plantenras kan een oordeel worden geveld over het eventueel op de markt zetten van de desbetreffende plant 58 het terugbrengen in de kwekerij of het eventuele weggooien en/of vernietigen 15 van de desbetreffende plant 58. Door deze identificatie en beoordelingssysteem kunnen gegevens worden gegenereerd over de optimale verblijftijd van de afzonderlijke planten, van de verschillende plantensoorten en/of van de verschillende plantenrassen. Ook kan aan de hand van deze gegevens worden afgelezen wat de optimale condities zijn 20 voor de onderlinge planten, plantensoorten en/of plantenrassen. Zo kunnen de hoeveelheid beregeningswater, de hoeveelheid en de samenstelling van de nutriënten daarin, de luchtvochtigheid, de hoeveelheid licht, de temperatuur en eventuele andere parameters aan de hand van deze beoordeling worden geoptimaliseerd.The coding may comprise an ink invisible to the human eye. This has the advantage that the coding does not disfigure the first holder 1 or otherwise have a negative aesthetic effect. By exposing it with a specific light, with a specific wavelength, for example UV, the code can become visible, for example for a camera. It is also possible that this coding is arranged more than once on the first holder 1 such that during the possible reading of the coding 52, while the first holder 1 is in the second holder 2 is not disturbed by the ribs 29. This can be is achieved because the codes 52 are arranged on the first holder 1 at different angles than the corners 19 at which the ribs 29 are arranged in the second holder 2. This allows the plant 58 to be individually recognized and assessed in an automated system. This assessment can be done by hand, the human eye and / or by means of a pattern recognition system with automated cameras 57, which is illustrated by Figures 8 and 9. Hereby the plant 58 can be assessed whether it is sufficiently developed to be marketed. or that this plant has to develop further in the nursery. Here, for example, the size of the buds 58a, the size of the flowers 58b, the length and / or the shape of the stem 58c and / or the number of stems 58c can be measured. On the basis of a comparison of these measurement data and standardized data of the relevant plant species and / or plant variety, a judgment can be made about the possible placing of the relevant plant on the market 58 the return to the nursery or the possible disposal and / or disposal 15 of the plant in question 58. Through this identification and assessment system, data can be generated about the optimum residence time of the individual plants, of the different plant species and / or of the different plant varieties. It is also possible to read on the basis of this data what the optimum conditions are for the mutual plants, plant species and / or plant varieties. For example, the amount of irrigation water, the amount and the composition of the nutrients therein, the humidity, the amount of light, the temperature and any other parameters can be optimized based on this assessment.

25 Het aflezen van de code kan bijvoorbeeld plaatsvinden doordat er een oog, een camera of een andere afleesinrichting 56 ter hoogte van de vensters 38 en de codering 52 langs een lopende band of een andere transporteur 55 waarmee de tweede houder 2 met daarin de eerste houder 1 met de betreffende plant 58 kan worden getransporteerd is opgesteld.The reading of the code can for instance take place in that an eye, a camera or another reading device 56 at the level of the windows 38 and the coding 52 along a conveyor belt or another conveyor 55 with which the second holder 2 with the first holder therein 1 can be transported with the relevant plant 58.

30 Hierbij kan de eerste houder 1 met de tweede houder 2 voor de 20 afleesinrichting worden geroteerd middels een aandrijving 59, zodat de code kan worden afgelezen. Het roteren en transporteren van de tweede houder 2 kan eventueel plaatsvinden doordat de tweede houder 2 op een daarvoor bestemde transportschotel 53 is geplaatst, zoals wordt getoond in Figuur 12.The first holder 1 and the second holder 2 for the reading device can herein be rotated by means of a drive 59, so that the code can be read. The rotation and transport of the second holder 2 can optionally take place in that the second holder 2 is placed on a transport tray 53 intended for this purpose, as is shown in Figure 12.

5 Deze transportschotel 53 kan zijn aangepast op het transportsysteem zoals de lopende band of transporteur 55. Deze schotel 53 kan zijn uitgerust met diverse aangrijpelementen 60. Deze aangrijpelementen 60 kunnen zich aan de buitenkant van de schotel 53 bevinden. Ook kan de schotel van onder hol zijn. De aangrijpelementen 60 kunnen dan aan de binnenzijde van de 10 onderkant van de schotel 53 zijn aangebracht. De aangrijpelementen 53 kunnen eventueel een tandheugel omvatten of daarvan deel uitmaken.This transport tray 53 can be adapted to the transport system such as the conveyor belt or conveyor 55. This tray 53 can be equipped with various engagement elements 60. These engagement elements 60 can be located on the outside of the tray 53. The dish can also be hollow from below. The engaging elements 60 can then be arranged on the inside of the underside of the dish 53. The engaging elements 53 may optionally comprise a rack or form part thereof.

Indien de plant 58 is volgroeid, kan deze automatisch met de eerste houder 1 uit de tweede houder 2 worden genomen door middel van een draaggedeelte 90 van een uitneeminrichting 64. Dit wordt weergegeven door 15 de Figuren 10 en 11. De plant 58 en de eerste houder 1 kunnen middels pennen of stiften 62 van het draaggedeelte 90, die door de uitsparingen 43 in het bodemdeel 44a van de tweede houder 2 heen kunnen reiken, van onder af uit de tweede houder 2 omhoog worden getild. Hierbij kunnen de bovenvlakken 63 van de pennen of stiften 62 onder de rand 6 van de eerste 20 houder 1 aangrijpen. Het aantal stiften 62 kan worden aangepast aan de vorm, de grootte en het gewicht van de eerste houder 1 met de plant 58. Het aantal stiften is ten minste één waarbij die ene stift 62 een voldoende groot oppervlak 63 kan hebben om de eerste houder 1 en de plant 58 voldoende stabiel aan te grijpen. Indien er slechts één stift 62 wordt gebruikt, zou deze 25 bijvoorbeeld door de uitsparing 37 in de bodem 44 van de tweede houder 2, de eerste houder 1 uit de tweede houder 2 kunnen tillen.If the plant 58 is fully grown, it can be automatically taken with the first holder 1 from the second holder 2 by means of a support portion 90 of a removal device 64. This is represented by Figures 10 and 11. The plant 58 and the first holder 1 can be lifted from below from the second holder 2 by means of pins or pins 62 of the carrying part 90, which can extend through the recesses 43 in the bottom part 44a of the second holder 2. The upper surfaces 63 of the pins or pins 62 can herein engage under the edge 6 of the first holder 1. The number of pins 62 can be adapted to the shape, size and weight of the first holder 1 with the plant 58. The number of pins is at least one where said one pin 62 can have a sufficiently large surface 63 around the first holder 1 and to engage the plant 58 sufficiently stably. If only one pin 62 is used, it could, for example, lift the first holder 1 out of the second holder 2 through the recess 37 in the bottom 44 of the second holder 2.

De uitsparingen 43 in de bodem 44 van de tweede houder 2 kunnen een met de plaatsing van de stiften 62 van het draaggedeelte van de uitneeminrichting 64 overeenstemmende geometrie tonen. Ook kan het 30 aantal uitsparingen 43 in de bodem 44 groter zijn dan het aantal pennen of 21 stiften 62. Door de plant 58 in de houder 1 van onder uit de tweede houder 2 te tillen wordt verhinderd dat de bladen en/of de steel en/of de bloemen en/of knoppen beschadigen.The recesses 43 in the bottom 44 of the second holder 2 can show a geometry corresponding to the placement of the pins 62 of the support portion of the removal device 64. The number of recesses 43 in the bottom 44 can also be greater than the number of pins or 21 pins 62. By lifting the plant 58 in the holder 1 from below from the second holder 2 it is prevented that the blades and / or the stem and / or damage the flowers and / or buds.

Nadat de plant 58 middels het draaggedeelte 90 van de 5 uitneeminrichting 64 ten minste gedeeltelijk door de opening 91 uit de tweede houder 2 is getild kan een grijper of overneeminrichting de plant 58 met de eerste houder 1 over nemen. Nadat deze grijper of overneeminrichting de plant heeft overgenomen kunnen de pennen of stiften 62 zich weer terug bewegen en kan de lege tweede houder 2 terug in het 10 kweekproces worden gebracht. Hierbij kan opnieuw een eerste houder 1 met een onvolgroeide plant 58 in de tweede houder 2 worden ingebracht waarna alle kweekstappen zich kunnen herhalen. Eventueel kan de tweede houder 2 worden afgevoerd en/of vernietigd.After the plant 58 has been lifted at least partially through the opening 91 from the second holder 2 through the support portion 90 of the take-out device 64, a gripper or take-over device can take over the plant 58 with the first holder 1. After this gripper or take-over device has taken over the plant, the pins or pins 62 can move back again and the empty second container 2 can be brought back into the growing process. Here again, a first holder 1 with an immature plant 58 can be introduced into the second holder 2, after which all the growing steps can be repeated. The second container 2 can optionally be removed and / or destroyed.

Indien de tweede houder 2 op een transportschotel 53 bij het 15 draaggedeelte van de uitneeminrichting 64 komt kan het noodzakelijk zijn de tweede houder 2 ten opzichte van de schotel 53 zodanig te richten dat de uitsparingen 65 in het bodemdeel 54 van de transport schotel 53 in lijn liggen met de uitsparingen 43 van het bodemdeel 44 van de tweede houder 2. Het spreekt voor zich dat pas wanneer de uitsparingen 65 van de schotel 20 53 en de uitsparingen 43 van de tweede houder 2 in lijn liggen de stiften 62 van uitnemen inrichting 64 de eerste houder 1 met de plant 58 uit de tweede houder 2 kunnen tillen.If the second holder 2 comes onto a transport tray 53 at the bearing part of the removal device 64, it may be necessary to align the second holder 2 relative to the tray 53 such that the recesses 65 in the bottom part 54 of the transport tray 53 are aligned lie with the recesses 43 of the bottom part 44 of the second holder 2. It goes without saying that only when the recesses 65 of the dish 53 and the recesses 43 of the second holder 2 are aligned, do the pins 62 of the removal device 64 first holder 1 with the plant 58 from the second holder 2.

De kweekwerkwijze volgens de onderhavige uitvinding kan worden uitgevoerd volgens het schema dat is weergegeven in Figuur 13. In Figuur 25 13 worden de planten 58 in stap A in de eerste houder 1 geplaatst.The cultivation method according to the present invention can be carried out according to the scheme shown in Figure 13. In Figure 13, the plants 58 are placed in the first container 1 in step A.

Vervolgens worden de planten 58 met de eerste houders 1 in stap C in de tweede houder 2 geplaatst en daarna in stap D tot wasdom gekweekt. Bij voorkeur worden de planten na het ten minste grotendeels tot wasdom kweken in stap E aan een shock blootgesteld. Deze shock kan een 30 plotselinge verandering in de temperatuur, de luchtvochtigheid, de 22 lichtintensiteit, de lichtbelasting, de nutriëntensamenstelling, de nutriëntendosis, de beregeningsbelasting en/of andere kweekparameters omvatten. Door deze shock kan de plant gestrest raken en worden aangezet tot het vormen van scheuten, takken, knoppen en/of bloemen. Deze shock 5 kan ook worden opgelegd door een sterke beweging van de planten 58.Subsequently, plants 58 with the first containers 1 are placed in the second container 2 in step C and then grown to maturity in step D. Preferably, the plants are subjected to a shock after at least largely maturing in step E. This shock can include a sudden change in temperature, air humidity, light intensity, light load, nutrient composition, nutrient dose, irrigation load and / or other culture parameters. Because of this shock, the plant can get stressed and be encouraged to form shoots, branches, buds and / or flowers. This shock 5 can also be imposed by strong movement of the plants 58.

Aan de stappen van deze bovenbeschreven kweekwerkwijze kan een aantal stappen worden toegevoegd, zoals is weergegeven in Figuur 14. Deze stappen dienen niet als beperking van de uitvinding te worden opgevat. De planten 58 kunnen als zaad, zaailingen, spruiten, stekken, 10 meristemen of andere, op andere wijzen van vermenigvuldiging en/of veredeling van planten verkregen, tot plant uitgroeiende beginsels zijn die in de eerste houder 1 worden aangebracht. Daarbij kan er in de eerste houder 1 een groeimedium aanwezig zijn. De planten 58 kunnen dan in stap B tot halfwassen planten 58 uitgroeien. Bij orchideeën kan deze periode 15 bijvoorbeeld circa 14 weken duren. Nadat de planten 58 deze periode hebben doorlopen kunnen de planten 58 met de eerste houders 1 in stap C in de tweede houders 2 geplaatst worden. Dit moment van het in de tweede houder 2 plaatsen kan juist voordat de planten 58 te groot zijn geworden om nog stabiel te kunnen staan worden gekozen. Ook kan dit moment liggen 20 juist voordat de planten 58 te veel (lucht)wortels 58d vormen waardoor zij aan naburige planten gaan kunnen groeien. In stap D kunnen de planten 58 tot volwassen planten worden gekweekt. Bij orchideeën bijvoorbeeld kan deze periode circa 26 weken duren. Na stap D kunnen de planten 58 in stap E middels een shock tot de vorming van takken, knoppen en/of bloemen 25 worden aangezet. Deze shock is hiervoor al nader gespecificeerd.A number of steps can be added to the steps of this culture method described above, as shown in Figure 14. These steps are not to be construed as limiting the invention. The plants 58 can be seed, seedlings, sprouts, cuttings, meristems or other principles obtained in other ways of multiplication and / or breeding of plants, which grow into plants and which are arranged in the first container 1. In addition, a growth medium may be present in the first container 1. The plants 58 can then grow into half-grown plants 58 in step B. For orchids, this period may, for example, take approximately 14 weeks. After the plants 58 have completed this period, the plants 58 with the first holders 1 in step C can be placed in the second holders 2. This moment of placing in the second holder 2 can be chosen just before the plants 58 have become too large to be able to stand stably. This moment can also be just before the plants 58 form too many (air) roots 58d, as a result of which they can grow on neighboring plants. In step D, plants 58 can be grown into mature plants. For orchids, for example, this period can last around 26 weeks. After step D, the plants 58 can be induced in step E to form branches, buds and / or flowers by means of a shock. This shock has already been specified for this.

De shock periode van stap E kan voor orchideeën bijvoorbeeld in de orde van enkele uren tot twaalf weken duren. Na de shock periode kunnen de planten 58 in stap F op een groot aantal criteria worden geselecteerd. Tijdens stap F kan eveneens een identificatie plaatsvinden. Deze stappen 30 zijn geïllustreerd door Figuur 8. Hierbij kunnen de beoordeling en de 23 identificatie tegelijkertijd of sequentieel worden uitgevoerd. Hierbij kan eerst de beoordeling en daarna identificatie plaatsvinden of omgekeerd.For example, the shock period of step E can last for orchids in the order of a few hours to twelve weeks. After the shock period, the plants 58 in step F can be selected on a large number of criteria. An identification can also take place during step F. These steps 30 are illustrated by Figure 8. Here, the assessment and the identification can be performed simultaneously or sequentially. The assessment can then first take place and then identification or vice versa.

Tijdens stap F kunnen zoals ook in figuurbeschrijving van Figuur 8 is genoemd de planten 58 aan de hand van soort, ras en/of plant specifieke 5 kenmerken en/of overige eisen in categorieën worden ingedeeld. Een eerste categorie kan planten omvatten die nog niet voldoende zijn ontwikkeld.During step F, as has also been mentioned in the description of the figures in Figure 8, plants 58 can be classified into categories based on species, variety and / or plant-specific characteristics and / or other requirements. A first category may include plants that have not yet been sufficiently developed.

Deze planten kunnen in stap I weer terug in het kweekproces worden gevoerd. Dit kan door deze planten terug in de kweekstap D of terug in de shockstap E te voeren. Een tweede categorie kan planten omvatten die zijn 10 misvormd, te ver doorgegroeid en/of anderszins als onverkoopbaar kunnen worden ingeschat. Deze categorie planten kunnen uit het proces worden verwijderd en/of eventueel worden vernietigd. Hierbij kunnen de planten in stap 11 bijvoorbeeld op een wijze zoals beschreven in de Figuren 10 en 11 en de daarbij horende figuurbeschrijving uit de tweede houder 2 worden 15 verwijderd. De tweede houders 2 die uit stap G komen kunnen opnieuw worden gebruikt in stap C. Pijl 75 geeft het terug voeren van overgebleven tweede houders 2 uit stap G naar stap C aan. Een derde categorie kan planten omvatten die voldoen aan criteria voor de verkoop daarvan en kunnen in stap H voor transport worden klaargemaakt.These plants can be fed back into the growing process in step I. This can be done by bringing these plants back into the breeding step D or back into the shock step E. A second category may include plants that have been deformed, grown too far and / or may otherwise be estimated as unsaleable. This category of plants can be removed from the process and / or possibly destroyed. Hereby, in step 11, the plants can be removed from the second holder 2 in a manner as described in Figures 10 and 11 and the associated figure description. The second containers 2 coming from step G can be used again in step C. Arrow 75 indicates the return of remaining second containers 2 from step G to step C. A third category can include plants that meet criteria for selling them and can be prepared for transport in step H.

20 In stap J kunnen de planten 58 in de eerste houders 1 uit de tweede houders 2 worden gehaald. Indien dat gebeurt kunnen de tweede houders 2 vervolgens zoals in pijl 82 is aangegeven in stap C worden teruggevoerd. Ook zou in stap K de plant in de eerste houder 1 samen met de tweede houder 2 kunnen worden verkocht. Dan kunnen bij de afnemer of 25 bij de uiteindelijke eindgebruiker de tweede houders 2 in stap L van de plant 58 en de eerste houder 1 worden afgehaald en worden teruggevoerd. Het terug voeren van de tweede houders 2 uit stap L wordt aangegeven door peil 83.In step J, the plants 58 in the first containers 1 can be removed from the second containers 2. If that happens, the second holders 2 can then be returned in step C as indicated in arrow 82. Also in step K the plant in the first holder 1 could be sold together with the second holder 2. Then at the customer or at the final end user the second containers 2 can be removed from the plant 58 and the first container 1 in step L and returned. Return of the second containers 2 from step L is indicated by level 83.

Opgemerkt wordt dat de uitvinding niet beperkt is tot de hier 30 besproken uitvoeringsvoorbeelden. Zo is in de getoonde 24 uitvoeringvoorbeelden zowel de eerste houder in hoofdzaak gevormd als een afgeknotte trechter en is de tweede houder in hoofdzaak gevormd als een ronde cilinder. Echter, de eerste en/of tweede houder kan ook in hoofdzaak anders zijn gevormd. Zo kan de eerste en/of tweede houder bijvoorbeeld een 5 in hoofdzaak rechthoekige, driehoekige, veelhoekige of elliptisch gevormde doorsnede hebben in plaats van een in hoofdzaak ronde doorsnede. Ook hoeft de doorsnede niet overal gelijk te zijn en kan de doorsnede langs de axiale as van een respectievelijke houder van afmeting en/of van vorm veranderen.It is noted that the invention is not limited to the exemplary embodiments discussed here. Thus, in the 24 exemplary embodiments shown, both the first holder is substantially shaped as a truncated funnel and the second holder is substantially shaped as a round cylinder. However, the first and / or second holder can also be shaped substantially differently. The first and / or second holder can for instance have a substantially rectangular, triangular, polygonal or elliptically shaped cross-section instead of a substantially round cross-section. Also, the cross-section need not be the same everywhere and the cross-section along the axial axis of a respective holder may change in size and / or shape.

10 Bovendien kunnen de tweede houders 2 in de kweekwerkwijze bijvoorbeeld voordat de eerste houders 1 erin worden geplaatst worden gewassen en/of gesteriliseerd. Ook kan tijdens het kweekproces vaker dan eenmaal een beoordelingsstap van de plant 58 worden uitgevoerd. Hierdoor kan bijvoorbeeld tijdens de kweekfase de ontwikkeling van de individuele 15 plant 58 alsook van de ontwikkeling van een plantensoort en/of een plantenras nauwkeurig in de gaten worden gehouden. Voorts kan het gehele kweekproces in hoge mate zijn geautomatiseerd. Zo kunnen de planten 58 met de eerste houders 1 middels de uitnemen inrichting 64 ook in de tweede houders 2 worden aangebracht. De registratie van de identificatie middelen 20 op de eerste houder 1 door middel van het registratiesysteem 56 kan plaatsvinden via de vensters 38 waarbij de vensters uit transparant materiaal bestaan of omvatten of waarbij de vensters uitsparingen zijn of omvatten. Hierbij dient transparant worden op gevat als voldoende doorlatend voor een signaal om geregistreerd en gedecoreerd te kunnen 25 worden. Dit signaal kan worden veroorzaakt door een verschillende reflectie van licht op de inkt van de codering.Moreover, the second containers 2 can be washed and / or sterilized in the cultivation method, for example, before the first containers 1 are placed therein. Also, during the growing process, an assessment step of the plant 58 can be carried out more than once. As a result, the development of the individual plant 58 as well as the development of a plant species and / or a plant variety can be closely monitored during the growing phase, for example. Furthermore, the entire growing process can be highly automated. Thus, the plants 58 with the first holders 1 can also be arranged in the second holders 2 by means of the removal device 64. The registration of the identification means 20 on the first holder 1 by means of the registration system 56 can take place via the windows 38 in which the windows consist or comprise of transparent material or in which the windows are or comprise recesses. In this regard, transparency must be interpreted as being sufficiently transmissive for a signal to be registered and decorated. This signal can be caused by a different reflection of light on the ink of the coding.

Dergelijke en andere varianten zullen de vakman duidelijk zijn en worden geacht te liggen binnen het bereik van de uitvinding zoals verwoord in de hiernavolgende conclusies.Such and other variants will be clear to those skilled in the art and are understood to be within the scope of the invention as set forth in the following claims.

Claims (15)

1. Systeem voor het kweken van een plant, in het bijzonder een orchidee, omvattende een eerste houder en een tweede houder, waarbij de eerste houder geschikt is voor het houden van een plant en door een in het bovenvlak van de tweede houder gelegen inbrenguitsparing in de tweede 5 houder plaatsbaar is, waarbij de tweede houder is voorzien van een zich in hoofdzaak in axiale richting van de tweede houder uitstrekkende langswand, waarbij een bovenrand van de tweede houder is gevormd door of is voorzien van een serie kantelen die zich bij voorkeur in hoofdzaak in het vlak van de langswand uitstrekken en waarbij tussen de kantelen 10 inhammen zijn gevormd, zodanig dat een onderrand van elke inham een draagrand voor een tak van een in de eerste en tweede houder op te nemen plant vormt en een bovenrand van elk van de twee naast de respectievelijke inham gelegen kantelen een draagrand voor een blad van de plant vormt.A system for growing a plant, in particular an orchid, comprising a first holder and a second holder, the first holder being suitable for holding a plant and introducing recess into the upper surface of the second holder. the second holder can be placed, the second holder being provided with a longitudinal wall extending substantially in the axial direction of the second holder, wherein an upper edge of the second holder is formed by or is provided with a series of tilting which is preferably in extending substantially in the plane of the longitudinal wall and wherein inlets 10 are formed between the tilting, such that a lower edge of each inlet forms a bearing edge for a branch of a plant to be received in the first and second holder and an upper edge of each of the two tilting adjacent to the respective inlet forms a bearing edge for a leaf of the plant. 2. Systeem volgens conclusie 1, waarbij een breedte van een inham in 15 hoofdzaak gelijk is aan of kleiner is dan een hoogte van de inham.2. System as claimed in claim 1, wherein a width of an inlet is substantially equal to or smaller than a height of the inlet. 3. Systeem volgens conclusie 1 of 2, waarbij de kantelen en inhammen in omtreksrichting in hoofdzaak gelijkmatig verdeeld zijn over de bovenrand van de tweede houder, bij voorkeur waarbij de verhouding tussen een breedte van een kanteel en een breedte van een inham in het bereik ligt 20 van 1:3 tot 3:1, bij grote voorkeur in het bereik van 1:2 tot 2:1, en bij grotere voorkeur waarbij de breedte van een kanteel in hoofdzaak gelijk is aan de breedte van een inham.3. System as claimed in claim 1 or 2, wherein the tipping and recesses are substantially evenly distributed over the upper edge of the second holder in circumferential direction, preferably wherein the ratio between a width of a tilt and a width of an inlet is in the range From 1: 3 to 3: 1, more preferably in the range of 1: 2 to 2: 1, and more preferably wherein the width of a tilt is substantially equal to the width of a cove. 4. Systeem volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij, wanneer de eerste houder in de tweede houder is geplaatst, de bovenrand 25 van de tweede houder hoger is gelegen dan een bovenrand van de eerste houder, bij voorkeur zodanig veel hoger dat een verhouding tussen het hoogteverschil tussen de genoemde bovenranden en een diameter van een opening in een bovenvlak van de eerste houder in het bereik ligt van 1:2 tot 2:1, bij voorkeur 2:3 tot 3:2, en waarbij het genoemde hoogteverschil en de genoemde diameter bij grote voorkeur in hoofdzaak gelijk zijn aan elkaar.4. System as claimed in any of the foregoing claims, wherein, when the first holder is placed in the second holder, the upper edge of the second holder is higher than an upper edge of the first holder, preferably so much higher that a ratio between the height difference between said upper edges and a diameter of an opening in an upper surface of the first holder is in the range of 1: 2 to 2: 1, preferably 2: 3 to 3: 2, and wherein said height difference and said diameter are preferably substantially equal to each other. 5. Systeem volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de 5 verhouding tussen een diameter van de inbrenguitsparing in de tweede houder en een diameter van een opening in een bovenvlak van de eerste houder in het bereik ligt van 2:1 tot 6:5, bij voorkeur 7:4 tot 8:6, en waarbij de diameter van de genoemde inbrenguitsparing in hoofdzaak anderhalf keer de diameter van de genoemde opening bedraagt.5. System as claimed in any of the foregoing claims, wherein the ratio between a diameter of the insertion recess in the second holder and a diameter of an opening in an upper surface of the first holder is in the range of 2: 1 to 6: 5, preferably 7: 4 to 8: 6, and wherein the diameter of said insert recess is substantially one and a half times the diameter of said aperture. 6. Systeem volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij een verhouding tussen de afstand waarover de bovenrand van de tweede houder in radiale richting op afstand van de eerste houder is geplaatst en de afstand waarover de bovenrand van de tweede houder in axiale richting op afstand van de eerste houder is geplaatst in het bereik ligt van 1:8 tot 4:5, 15 bij grote voorkeur in het bereik van 1:4 tot 1:2, en bij nog grotere voorkeur ligt de genoemde verhouding op circa 1:3.A system according to any one of the preceding claims, wherein a ratio between the distance over which the top edge of the second container is placed in radial direction at a distance from the first container and the distance over which the top edge of the second container is disposed in axial direction at a distance of the first holder is placed in the range of 1: 8 to 4: 5, more preferably in the range of 1: 4 to 1: 2, and even more preferably said ratio is around 1: 3. 7. Systeem volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de tweede houder is voorzien van één of meer uitsparingen geschikt voor het doorvoeren van een draaggedeelte van een uitneeminrichting, welk 20 draaggedeelte in contact kan worden gebracht met de eerste houder voor het ten minste gedeeltelijk door de inbrenguitsparing bewegen van de eerste houder, bij voorkeur waarbij het draaggedeelte is ingericht voor het tot nabij en bij grotere voorkeur voorbij de bovenrand van de tweede houder brengen van een onderrand van de eerste houder.7. System as claimed in any of the foregoing claims, wherein the second holder is provided with one or more recesses suitable for passing through a carrying part of a removal device, which carrying part can be brought into contact with the first holder for at least partially passing through moving the insertion recess of the first holder, preferably wherein the carrying part is adapted to bring a lower edge of the first holder close to and more preferably beyond the upper edge of the second holder. 8. Systeem volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de eerste houder is voorzien van een identificatie, waarbij de identificatie bij voorkeur een in of op de eerste houder afleesbare chip omvat of een in of op de eerste houder afleesbare code omvat, welke code bij voorkeur op een etiket of op de eerste houder is aangebracht, en waarbij de code bij grotere 30 voorkeur een (voor het menselijk oog) onzichtbare inkt omvat.8. System as claimed in any of the foregoing claims, wherein the first holder is provided with an identification, the identification preferably comprising a chip that can be read in or on the first holder or a code that can be read in or on the first holder, which code at is preferably applied to a label or to the first container, and wherein the code more preferably comprises an ink (invisible to the human eye). 9. Systeem volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de tweede houder ten minste één venster omvat, geschikt voor het daardoorheen aflezen van een identificatie van de eerste houder, bij voorkeur waarbij het ten minste ene venster één of meer uitsparingen vormt 5 of omvat.9. System as claimed in any of the foregoing claims, wherein the second holder comprises at least one window, suitable for reading through an identification of the first holder, preferably wherein the at least one window forms one or more recesses. 10. Systeem volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de eerste houder in de tweede houder is geplaatst, waarbij het systeem bij voorkeur voorts een in de eerste houder gehouden orchidee omvat, bij grote voorkeur een orchidee met ten minste één tak en ten minste één blad, 10 waarbij de tak bij voorkeur langer is dan het blad.System as claimed in any of the foregoing claims, wherein the first holder is placed in the second holder, the system preferably further comprising an orchid held in the first holder, more preferably an orchid with at least one branch and at least one leaf, the branch preferably being longer than the leaf. 11. Systeem volgens conclusie 10, waarbij ten minste één tak van de plant zich vanuit de tweede houder naar buiten uitstrekt door één van de inhammen en/of waarbij ten minste één zich tot buiten de tweede houder uitstrekkend blad van de plant ten minste één van de inhammen ten minste 15 gedeeltelijk overspant en daarbij op ten minste één kanteel steunt.The system of claim 10, wherein at least one branch of the plant extends outwardly from the second container through one of the inlets and / or wherein at least one leaf of the plant extending outwardly of the second container comprises at least one of the coves at least partially span over at least 15 and thereby rest on at least one tilt. 12. Werkwijze voor het kweken van een plant, in het bijzonder een orchidee, bij voorkeur met gebruik van een systeem volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij een plant in een daarvoor geschikte eerste houder wordt geplaatst, welke eerste houder in een daarvoor geschikte 20 tweede houder wordt geplaatst, waarbij de tweede houder is voorzien van een zich in hoofdzaak in axiale richting van de tweede houder uitstrekkende langswand, waarbij een bovenrand van de tweede houder is gevormd door een serie kantelen die zich in hoofdzaak in het vlak van de langswand uitstrekken en waarbij tussen de kantelen inhammen zijn gevormd, zodanig 25 dat een onderrand van elke inham een draagrand voor een tak van een in de eerste en tweede houder op te nemen plant vormt en een bovenrand van elk van de twee naast de respectievelijke inham gelegen kantelen draagranden voor een blad van de plant vormt.12. Method for growing a plant, in particular an orchid, preferably using a system according to one of the preceding claims, wherein a plant is placed in a suitable first container, which first container is placed in a suitable container second holder is placed, wherein the second holder is provided with a longitudinal wall extending substantially in the axial direction of the second holder, wherein an upper edge of the second holder is formed by a series of tilting which extend substantially in the plane of the longitudinal wall and wherein inlets are formed between the tilting edges, such that a lower edge of each inlet forms a bearing edge for a branch of a plant to be received in the first and second holder and an upper edge of each of the two tilting bearing edges located adjacent to the respective inlet. for a leaf of the plant. 13. Werkwijze volgens conclusie 12, waarbij ten minste één tak van de 30 plant ten minste gedeeltelijk in één van de inhammen wordt geplaatst.13. Method as claimed in claim 12, wherein at least one branch of the plant is placed at least partially in one of the inlets. 14. Werkwijze volgens conclusie 12of 13, waarbij ten minste één blad van de plant ten minste gedeeltelijk over ten minste één van de inhammen en op ten minste één kanteel wordt geplaatst.A method according to claim 12 or 13, wherein at least one leaf of the plant is placed at least partially over at least one of the inlets and on at least one tilt. 15. Houder voor het kweken van een plant, geschikt voor het opnemen 5 van een ten opzichte van de houder kleinere houder voor het houden van een plant, in het bijzonder een orchidee, waarbij de grotere houder is voorzien van een zich in hoofdzaak in axiale richting van de grotere houder uitstrekkende langswand, waarbij een bovenrand van de grotere houder is gevormd door een serie kantelen die zich in hoofdzaak in het vlak van de 10 langswand uitstrekken en waarbij tussen de kantelen inhammen zijn gevormd, zodanig dat een onderrand van elke inham een draagrand voor een tak van een in de kleinere en grotere houder op te nemen plant vormt en een bovenrand van elk van de twee naast de respectievelijke inham gelegen kantelen draagranden voor een blad van de plant vormt.15. Holder for growing a plant, suitable for receiving a holder for holding a plant, in particular an orchid, smaller than the holder, wherein the larger holder is provided with a substantially axial longitudinal wall extending toward the larger container, wherein an upper edge of the larger container is formed by a series of tilting which extend substantially in the plane of the longitudinal wall and wherein inlets are formed between the tilting, such that a lower edge of each inlet is a forming a supporting edge for a branch of a plant to be accommodated in the smaller and larger container and forming an upper edge of each of the two tilting edges located adjacent to the respective inlet, supporting edges for a leaf of the plant.
NL2008814A 2012-05-14 2012-05-14 SYSTEM, METHOD AND HOLDER FOR GROWING A PLANT. NL2008814C2 (en)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2008814A NL2008814C2 (en) 2012-05-14 2012-05-14 SYSTEM, METHOD AND HOLDER FOR GROWING A PLANT.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2008814 2012-05-14
NL2008814A NL2008814C2 (en) 2012-05-14 2012-05-14 SYSTEM, METHOD AND HOLDER FOR GROWING A PLANT.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2008814C2 true NL2008814C2 (en) 2013-11-18

Family

ID=47116181

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2008814A NL2008814C2 (en) 2012-05-14 2012-05-14 SYSTEM, METHOD AND HOLDER FOR GROWING A PLANT.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL2008814C2 (en)

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US20040216376A1 (en) * 2003-04-09 2004-11-04 Ezra Missry Umbrella planter with a snap-on base
US20060283083A1 (en) * 2005-05-24 2006-12-21 Weder Donald E Preformed decorative wrapper and methods of use thereof
WO2009014429A1 (en) * 2007-07-24 2009-01-29 So Generation B.V. Pot assembly
CN202197600U (en) * 2011-08-09 2012-04-25 昆明三兴温室工程有限公司 Strawberry plant slot

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US20040216376A1 (en) * 2003-04-09 2004-11-04 Ezra Missry Umbrella planter with a snap-on base
US20060283083A1 (en) * 2005-05-24 2006-12-21 Weder Donald E Preformed decorative wrapper and methods of use thereof
WO2009014429A1 (en) * 2007-07-24 2009-01-29 So Generation B.V. Pot assembly
CN202197600U (en) * 2011-08-09 2012-04-25 昆明三兴温室工程有限公司 Strawberry plant slot

Similar Documents

Publication Publication Date Title
EP2178355B1 (en) Pot assembly
CA2905175C (en) Insert and apparatus for transplanting plants
CN110290695B (en) Method for cultivating plants
NL2015738B1 (en) Plant growing stand and plant product.
NL2017543B1 (en) Method and system for growing plant material
NL2008814C2 (en) SYSTEM, METHOD AND HOLDER FOR GROWING A PLANT.
NL1034422C1 (en) Plants growing system for cultivation of orchids, has holder for holding plant, and another holder equipped with one or more recesses suitable for passage of carrier part of detachable device
NL1034423C1 (en) Plant cultivation method, especially for orchids, comprises placing immature plant inside first container and lifting this container from second container during subsequent growing
EP3367780A1 (en) Plant container and tray system
BE1030386B1 (en) PLANT POTS IN A CLOSE WATER COLLECTION DISH
NL2028417B1 (en) Method of growing orchid plants
BE1003958A3 (en) SUPPORT THE overturn or FALL OVER IN FLOWER POTS OR PLASTIC CONTAINERS GROWN CROPS PREVENT.
NL2002001C2 (en) Pot assembly for growing pot grown orchids, has inner pot with translucent wall and outer pot such that wall of outer pot situated near translucent wall of inner pot is also translucent
NL2019194B1 (en) "Pot for growing an epiphyte and potted epiphyte"
EP3375277B1 (en) Tray for growing strawberries
NL1021845C2 (en) Combination of root holder and foot, used for growing plants in greenhouses, has root holder held in position by seat on foot
NL8901830A (en) METHOD AND PRODUCTION POT FOR THE PLANTING OF PLANTS READY FOR SALE, GROWING UP IN A POTTED TUBE.
NL1021180C2 (en) Growing cut flowers.
NL1019560C2 (en) Root container for accommodating roots of flowering plants, has holding pieces provided at outer surface of tubular container body and which secure bent plant branches
NL2019388B1 (en) Protective device
NL2019864B1 (en) Ornamental plant product
BE1026890B1 (en) A CARRYING FRAME SUITABLE FOR SUPPORTING STEMS
USPP24400P3 (en) Haworthia plant named ‘NEW YORK’
USPP24412P3 (en) Haworthia plant named ‘CAPETOWN’
BE1023173B1 (en) METHOD FOR GROWING EPIFYTS