NL2008169C2 - Hei-inrichting en werkwijze voor de toepassing daarvan. - Google Patents

Hei-inrichting en werkwijze voor de toepassing daarvan. Download PDF

Info

Publication number
NL2008169C2
NL2008169C2 NL2008169A NL2008169A NL2008169C2 NL 2008169 C2 NL2008169 C2 NL 2008169C2 NL 2008169 A NL2008169 A NL 2008169A NL 2008169 A NL2008169 A NL 2008169A NL 2008169 C2 NL2008169 C2 NL 2008169C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
pile
combustion
support member
fuel
combustion space
Prior art date
Application number
NL2008169A
Other languages
English (en)
Inventor
Jasper Stefan Winkes
Original Assignee
Fistuca B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Fistuca B V filed Critical Fistuca B V
Priority to NL2008169A priority Critical patent/NL2008169C2/nl
Priority to PCT/NL2013/050037 priority patent/WO2013112049A1/en
Priority to EP13703907.9A priority patent/EP2807307B1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL2008169C2 publication Critical patent/NL2008169C2/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02DFOUNDATIONS; EXCAVATIONS; EMBANKMENTS; UNDERGROUND OR UNDERWATER STRUCTURES
    • E02D27/00Foundations as substructures
    • E02D27/32Foundations for special purposes
    • E02D27/42Foundations for poles, masts or chimneys
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02DFOUNDATIONS; EXCAVATIONS; EMBANKMENTS; UNDERGROUND OR UNDERWATER STRUCTURES
    • E02D27/00Foundations as substructures
    • E02D27/32Foundations for special purposes
    • E02D27/42Foundations for poles, masts or chimneys
    • E02D27/425Foundations for poles, masts or chimneys specially adapted for wind motors masts

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • General Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Mining & Mineral Resources (AREA)
  • Paleontology (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Placing Or Removing Of Piles Or Sheet Piles, Or Accessories Thereof (AREA)
  • Piles And Underground Anchors (AREA)

Description

HEI—INRICHTING EN WERKWIJZE VOOR DE TOEPASSING DAARVAN
De uitvinding heeft betrekking op een hei-inrichting, en meer in het bijzonder op een voor offshore 5 werkzaamheden geschikte hei-inrichting.
Daarnaast heeft de uitvinding betrekking op een werkwijze voor het neerwaarts in een ondergrond drijven van een heipaal met een dergelijke hei-inrichting.
Nadelen van bestaande hei-inrichtingen, in het 10 bijzonder voor offshore heien, zijn er in gelegen dat dergelijke hei-inrichtingen erg zware constructies zijn. In offshore toepassingen worden deze met grote vaartuigen met daarop voorzien zware kranen bediend. De heipalen worden één voor één in de grond gedreven.
15 Het heien zelf gebeurt doorgaans door het vanaf enige hoogte, via tussenkomst van een slagplaat, op de heipaal laten neerkomen van een valblok welke onderdeel uitmaakt van een heiblok. Typische eigenschappen van een dergelijke heihamer voor het slaan van een 'monopile' ten 20 behoeve van offshore windmolens zijn een lengte van circa 15 m en een massa van zo'n 140 ton (met een valblok van 60 ton), alsmede een bijbehorende slagplaat van zo'n 150-200 ton. De impact van het vallende valblok drijft een heipaal in de grond, doch gaat gepaard met een aanzienlijke 25 geluidsproductie. Met name bij offshore werkzaamheden is deze geluidsproductie ongewenst, daar geluid in het water erg ver draagt en het onderwaterleven daardoor tot op grote afstand van de heilocatie kan verstoren.
Een doel van de onderhavige uitvinding is om een 30 Hei-inrichting en werkwijze voor de toepassing daarvan, waarbij de genoemde nadelen zich niet, of althans in mindere mate voordoen.
Het genoemde doel is bereikt met de hei-inrichting volgens de uitvinding, omvattende: 2 - een in dwarsrichting aan of op een heipaal aangebracht of aanbrengbaar afsteunorgaan; 5 - ten minste één zich boven en nabij het afsteunorgaan bevindend flexibel orgaan dat een verbrandingsruimte met variabel volume insluit; - een ontstekingsmechanisme dat is ingericht voor het ontsteken van een zich in de verbrandingsruimte 10 bevindende brandstof; en - waarbij de verbrandingsruimte is ingericht om tijdens ontbranding zodanig te expanderen dat een zich boven het afsteunorgaan bevindend medium ten minste in bovenwaartse richting daarvandaan wordt verplaatst en 15 daardoor een neerwaartse kracht via het afsteunorgaan op de heipaal wordt uitgeoefend.
Het werkingsprincipe is gebaseerd op de derde wet van Newton: "actie = reactie". Ofwel: als een object A een kracht op een object B uitoefent, gaat deze kracht gepaard 20 met een even grote, maar tegengestelde gerichte kracht van B op A. De verbrandingsruimte (object A) oefent tijdens expansie een kracht uit op het zich daarboven bevindende medium (reactiemassa B). Volgens de derde wet van Newton oefent de reactiemassa (B) een even grote, maar tegengesteld 25 (dus neerwaarts) gerichte kracht uit op de verbrandingsruimte (A). Doordat de verbrandingsruimte zich boven en nabij het afsteunorgaan bevindt, zal de door de reactiemassa op de verbrandingsruimte uitgeoefende reactiekracht via het afsteunorgaan worden overgedragen aan 30 de heipaal. De heipaal ondervindt daardoor een neerwaartse kracht via het afsteunorgaan, die volgens de uitvinding wordt aangewend voor het neerwaarts in de ondergrond drijven van de heipaal.
3
Daarnaast zal het tijdens expansie van de verbrandingsruimte omhoog verplaatste medium, weer naar beneden vallen en botsen met het afsteunorgaan, waar het wederom via het afsteunorgaan een neerwaartse kracht op de 5 heipaal uitoefent. Dit werkingsprincipe komt overeen met de werking van conventionele heimachines, waarbij men een valblok vanaf enige hoogte op de heipaal laat vallen.
Doordat volgens de uitvinding géén conventionele heimachine benodigd is, kunnen meerdere palen vrijwel 10 gelijktijdig worden geheid. Het heien van meerdere heipalen voor een windmolenpark op zee kan hierdoor in een significant gereduceerd tijdsbestek plaatsvinden, hetgeen bijzonder voordelig voor het onderwaterleven, dat gedurende een veel kortere tijdspanne wordt blootgesteld aan 15 geluidsoverlast ten gevolge van het heien.
In tegenstelling tot het typerende staal-op-staal impactgeluid van conventioneel heien gaat het gaat het heiproces volgens de uitvinding gepaard met een ander type geluid dat minder schadelijk is voor het onderwaterleven.
20 Een verder voordeel van het overbodig zijn van een conventionele heimachine, is dat een dergelijke zware constructie met dienovereenkomstig geschikt vaartuig overbodig is. Het volstaat om een heipaal te plaatsen met een daartoe geschikte kraan en dienovereenkomstig geschikt 25 vaartuig en slechts gedeeltelijk in de ondergrond te drijven, waarna het vaartuig met de kraan kan worden vervangen voor een kleiner vaartuig. Dit is bijzonder voordelig, daar er aanzienlijke onkosten gepaard gaan met het opereren van een dergelijk groot vaartuig met 30 conventionele heimachine.
Na het heien kan er sprake zijn van grondwateroverspanning. Deze heeft tijd nodig om uit te werken waarna er nageheid kan worden om voldoende 4 draagkracht aan de paal te kunnen ontlenen. Waar met een conventionele heitechniek een groot vaartuig op deze uitwerking van de grondwateroverspanning dient te wachten, is dat redundant bij het heisysteem volgens de uitvinding.
5 Desgewenst blijft een klein vaartuig achter om nog enkele naschokken via het werkingsprincipe van de uitvinding te geven, doch het is tevens denkbaar dat dit volledig autonoom na enige tijd plaatsvindt. Het volstaat daartoe dat voldoende brandstof aanwezig is.
10 Het volgens de uitvinding in dwarsrichting aan de heipaal aangebracht afsteunorgaan verschaft de hei-inrichting een verhoogde draagkracht, wanneer dit afsteunorgaan tot op het onderliggende grondpakket wordt geheid. Deze hoge draagkracht wordt ontleend aan het 15 afsteunorgaan dat onder neerwaartse belasting - naast de voor iedere heipaal aanwezige puntweerstand en schachtwrijvingsweerstand - een additionele weerstand ondervindt van het grondpakket dat wordt aangedrukt.
Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm omvat het 20 zich boven het afsteunorgaan bevindend flexibel orgaan een flexibel membraan dat tezamen met het afsteunorgaan de verbrandingsruimte met variabel volume insluit.
Hoewel het denkbaar is dat het zich boven het afsteunorgaan bevindend flexibel orgaan op zichzelf een 25 verbrandingsruimte met variabel volume insluit, zoals een afzinkbaar zakachtig lichaam, wordt deze verbrandingsruimte bij voorkeur ingesloten door het afsteunorgaan en het flexibel orgaan tezamen.
Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm wordt 30 het zich boven het afsteunorgaan bevindende medium door een afscheidingswand afgescheiden van de omgeving. Doordat het medium zich in de heipaal bevindt en daardoor ten minste door de wand van de heipaal is afgesloten van het water dat 5 zich buiten de heipaal bevindt, wordt enkel dit medium ten gevolge van de expansie van de verbrandingsruimte verplaatst. Doordat het verplaatste medium is geïsoleerd van de omgeving, wordt een schokgolf in het omliggende water 5 voorkomen. Bij de heiwerkzaamheden worden voor het waterleven belastende schokgolven aldus voorkomen.
Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm is de hei-inrichting geïntegreerd in de heipaal, en is de afscheidingswand die het boven het afsteunorgaan bevindende 10 medium afscheidt van de omgeving de wand van de heipaal. Doordat de hei-inrichting is geïntegreerd in de heipaal kunnen meerdere palen vrijwel gelijktijdig worden geheid, waardoor het onderwaterleven gedurende een veel kortere tijdspanne wordt blootgesteld aan geluidsoverlast ten 15 gevolge van het heien.
Volgens een alternatieve voorkeursuitvoeringsvorm is de heipaal uitschuifbaar opgenomen in een staander van een vakwerkconstructie, en is het aan de heipaal aangebracht afsteunorgaan in of op de heipaal bevestigd, waarbij de 20 afscheidingswand die het boven het afsteunorgaan bevindende medium afscheidt van de omgeving de wand van de heipaal en/of de wand van de staander van de vakwerkconstructie is.
Voor locaties met een waterdiepte van meer dan 25 meter is het gebruikelijk om speciale gestellen toe te 25 passen, ook wel 'space frames' genoemd. Deze vakwerkconstructies dragen de krachten via een aantal palen over aan de zeebodem, teneinde de massa/stijfheid verhouding te minimaliseren. Nadeel van dergelijke vakwerken is dat iedere paal afzonderlijk geheid moet worden of elke paal los 30 verankerd wordt, hetgeen met de conventionele hei- inrichtingen een met het aantal palen evenredige arbeidstijd kost. Door volgens de uitvinding de heipaal uitschuifbaar op te nemen in een staander van de vakwerkconstructie (ofwel 6 ‘space frame'), kan dit vakwerk op de zeebodem worden afgezonken, waarna de heipaal uit het vakwerk neerwaarts in de zeebodem heibaar is. Doordat géén conventionele hei-inrichting benodigd is, kunnen volgens de uitvinding de 5 verschillende heipalen vrijwel gelijktijdig in de ondergrond worden geheid. Bij het systeem volgens de uitvinding is de arbeidstijd derhalve onevenredig met het aantal palen: het heien van drie heipalen duurt nagenoeg even lang als het heien van een enkele heipaal. Dit is in het bijzonder 10 voordelig voor het onderwaterleven, dat gedurende een veel kortere tijdspanne wordt blootgesteld aan geluidsoverlast ten gevolge van het heien.
Het systeem volgens de uitvinding is derhalve in staat om vooraf geassembleerde constructies - waarbij de 15 fundering desgewenst al aan de windmolen vast zit - te heien. Een dergelijke constructie kan worden ingevaren en afgezonken, alvorens de constructie wordt vastgeheid.
Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm is het zich boven het afsteunorgaan bevindende medium water. 20 Met name bij offshore heien is water in overvloed aanwezig, waardoor het meenemen van een alternatief medium redundant is. Een verder voordeel van water is de hoge warmteoverdrachtscoëfficiënt daarvan, waardoor een snelle afvoer en verdeling van de bij de verbranding vrijkomende 25 warmte plaatsvindt.
Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm is het flexibel membraan vervaardigd uit rubber. Rubber kan aan het flexibel membraan de gewenste rekbaarheid verschaffen en is verrassenderwijs bestand tegen de bij de 30 verbranding optredende temperaturen indien een medium met voldoende hoge warmteoverdrachtscoëfficiënt, zoals water, als reactiemassa wordt aangewend.
7
Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvat de hei-inrichting verder een brandstof-toevoerkanaal voor het in de verbrandingsruimte brengen van brandstof, en een verbrandingsproductafvoerkanaal voor het na ontbranding 5 afvoeren van verbrandingsproducten. Doordat de verbrandingsruimte in een korte tijd met brandstof vulbaar en van verbrandingsproducten leegbaar is, is het systeem geschikt voor een serie opeenvolgende ontbrandingen in een relatief kort tijdsbestek.
10 Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm is ten minste een afsluiting voorzien dat tezamen met het afsteunorgaan en de afscheidingswand, een in hoofdzaak gasdicht volume insluit, en waarbij verder een pomp is voorzien voor het daarmee in en/of uit het in hoofdzaak 15 gasdicht volume brengen van een fluïdum.
Het fluïdum is bij voorkeur lucht en/of water, waarbij met behulp van het fluïdum lucht een voordruk in de in hoofdzaak gasdicht afgesloten ruimte aanbrengbaar is, en het fluïdum water een reactiemassa verschaft.
20 Een heipaal die de grond in wordt gedreven ondervindt een totale heiweerstand die de som is van de puntweerstand en de schachtwrijvingsweerstand. Afhankelijk van parameters zoals de grondsoort, lengte van de heipaal en de vorm van de heipaal, variëren beide weerstanden en 25 daarmee de totale heiweerstand. Door met de pomp de in het in hoofdzaak gasdicht volume aanwezige hoeveelheid water en lucht te beïnvloeden, is het drukopbouwprofiel optimaliseerbaar naar de op dat moment gewenste heikracht. Regelmiddelen die de gewenste heikracht bepalen voor een 30 specifieke set parameters kunnen de pomp dienovereenkomstig aansturen. Proefondervindelijk is gebleken dat met slechts 5 meter waterkolom bij het aanbrengen van een voordruk reeds 8 een piekdruk van 10-15 bar realiseerbaar is. Met een hogere waterkolom zijn hogere piekdrukken haalbaar.
Hoe verder de heipaal reeds in de ondergrond gedreven is, des te steviger deze staat. Met name de 5 schachtwrijvingsweerstand neemt ook toe naarmate de ondergrondse lengte toeneemt. Echter, doordat de heipaal steeds steviger staat, kan ook steeds meer reactiemassa in de vorm van waterkolom daarin worden gedragen. Door de toename van de stevigheid van de paal waardoor een hoger 10 zwaartepunt van de paal toelaatbaar is zonder dat de stabiliteit in het geding is.
Tevens kan de puntweerstand en/of de schachtwrijvingsweerstand verlaagd worden door tijdens het inheien van de paal een vloeistof in te brengen, 15 bijvoorbeeld bij de kop van de paal of langs de wand van de heipaal. Een voorbeeld van een dergelijke vloeistof is grout, een mengsel van cement met water. Wanneer dit grout later uithardt wordt tevens een betere hechting van paal en grond verkregen waardoor uiteindelijk de draagkracht hoger 20 is dan wanneer deze paal zonder deze vloeistof zou zijn geheid.
Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm worden meerdere verbrandingsruimten met variabel volume ingesloten tussen het afsteunorgaan en één of meer flexibele 25 membranen. Door meerdere verbrandingsruimten toe te passen wordt het systeem flexibeler toepasbaar. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk om opeenvolgende ontbrandingen optimaal op elkaar af te stemmen. Het is enerzijds denkbaar dat een volgende verbrandingsruimte al wordt gevuld met 30 brandstof, terwijl een zojuist ontstoken verbrandingsruimte nog moet worden ontdaan van de zich daarin bevindende verbrandingsproducten. Anderzijds kan bij het neerdalen van de bij een voorgaande ontbranding omhoog verplaatste 9 reactiemassa de volgende ontbranding zodanig plaatsvinden, dat de drukopbouw wordt geoptimaliseerd naar de op dat moment te overwinnen heiweerstand.
Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm 5 zijn ten minste twee ontstekingsmechanismen voorzien die zijn ingericht voor het selectief ontsteken van de brandstof in één of meer vooraf bepaalde verbrandingsruimten. Door het selectief ontsteken van één of meer vooraf bepaalde verbrandingsruimten, kan de heipaal worden blootgesteld aan 10 een asymmetrische belasting. Het is hierdoor mogelijk om de heipaal zodanig te sturen dat voor een eventuele scheefstand kan worden gecorrigeerd.
Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm zijn de meerdere verbrandingsruimten rotatiesymmetrisch ten 15 opzichte van de middenlangsas van de heipaal aangebracht.
Een dergelijke opstelling verschaft de mogelijkheid om -afhankelijk van het gelijktijdig of juist selectief ontsteken van de verbrandingsruimten - zowel een symmetrische als een asymmetrische belasting op de heipaal 20 uit te oefenen.
Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm zijn regelmiddelen voorzien die zijn ingericht om gedurende de ontbranding van de brandstof in een verbrandingsruimte extra brandstof te injecteren en/of het ontstekingsmoment te 25 variëren. Hiermee is het drukopbouwprofiel optimaliseerbaar naar de op dat moment gewenste heikracht. Regelmiddelen die de gewenste heikracht bepalen voor een specifieke set parameters kunnen injectie van extra brandstof dienovereenkomstig aansturen.
30 Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm is aan zowel de boven- en onderzijde van het afsteunorgaan een flexibel membraan voorzien dat tezamen met het afsteunorgaan een verbrandingsruimte met variabel volume 10 insluit. Wanneer er een afsteunorgaan in de heipaal is aangebracht kan dit eveneens worden aangewend voor het uit de ondergrond drijven van de heipaal wanneer de gedragen constructie wordt ontmanteld. Door naast de bovenzijde 5 tevens de onderzijde van het afsteunorgaan te voorzien van een flexibel membraan dat tezamen met het afsteunorgaan een verbrandingsruimte met variabel volume insluit, is de heipaal uit de ondergrond uitdrijfbaar met hetzelfde principe als waarmee hij in de ondergrond gedreven is. Bij 10 een in hoofdzaak gasdichte aansluiting van het afsteunorgaan op de binnenwand van de heipaal kan dit uitdrijven bijvoorbeeld geschieden of ondersteund worden door middel van een drukopbouw in het volume dat wordt ingesloten door de binnenwand van de heipaal, het afsteunorgaan, en de 15 zeebodem.
Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm is onder het afsteunorgaan een opening in de wand van de heipaal is aangebracht. Opgemerkt wordt dat 'onder' verwijst de oriëntatie tijdens het heiproces, dat wil zeggen dat de 20 opening is aangebracht in het wanddeel tussen het afsteunorgaan en de ondergrond waarin de heipaal wordt geheid. Door een gat met een bepaalde afmeting (al dan niet variabel) onder het afsteunorgaan aan te brengen kan de uitstroomsnelheid van de vloeistof die zich onder het 25 afsteunorgaan bevindt worden gereguleerd. Daarmee kan ook de zakkingssnelheid van de heipaal ten gevolge van een klap gelimiteerd worden. Hierdoor kan de heipaal makkelijker met behulp van een kraan geplaatst worden aangezien er bij het normaal heien het risico bestaat op het 'in de draad slaan'. 30 Het 'in de draad slaan' verwijst naar een situatie waarbij de heipaal een onvoorzien grote afstand verder schiet, zodanig dat de volledig beschikbare speling wordt overschreden en er een grote schokbelasting op de 11 hijsmiddelen van de kraan kan worden overgebracht. Een dergelijke schokbelasting is ongewenst, en kan ernstige schade aan de kraan veroorzaken.
Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm 5 is de de opening variabel, en zijn regelmiddelen voorzien waarmee de grootte van de opening aanstuurbaar is. Hierdoor wordt de zakkingssnelheid van de heipaal nog beter controleerbaar.
Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm 10 staat de verbrandingsruimte in gasverbinding met een onderdruk-ruimte die is ingericht om bij de verbranding vrijkomende verbrandingsproducten uit de verbrandingsruimte te zuigen. Door middel van een onderdruk worden de bij de verbranding vrijkomende verbrandingsproducten in een zeer 15 korte tijd uit de verbrandingsruimte weggezogen. Hierdoor kunnen de verbrandingsproducten zijn verwijderd voor dat het door de verbranding in bovenwaartse richting verplaatste medium terugvalt en weer botst met het afsteunorgaan.
Doordat het vallende medium niet op een 'gasveer' neerkomt 20 maar echt ‘'slaat'' op het af steunorgaan, kan de neerwaartse kracht die door dit vallende medium op het afsteunorgaan wordt uitgeoefend vrijwel volledig worden aangewend voor het neerwaarts in de ondergrond drijven van de heipaal.
De uitvinding heeft verder betrekking op een 25 werkwijze voor het neerwaarts in een ondergrond drijven van een heipaal, omvattende de stappen van: - het boven een in dwarsrichting aan of op een heipaal aangebracht of aanbrengbaar afsteunorgaan doen ontbranden van een brandstof; 30 - waarbij deze brandstof zich bevindt in een zich boven het afsteunorgaan bevindend flexibel orgaan dat een verbrandingsruimte met variabel volume insluit en tijdens ontbranding expandeert; 12 - het door het expanderen van de verbrandingsruimte in bovenwaartse richting van het afsteunorgaan vandaan verplaatsen van een zich daarboven bevindend medium; en 5 - het door de neerwaarts op de heipaal uitgeoefende reactiekracht neerwaarts in de ondergrond drijven van de heipaal.
Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm omvat de werkwijze verder de stappen van: 10 - het door een brandstof-toevoerkanaal in de verbrandingsruimte van het flexibel orgaan brengen van brandstof; - het met het onstekingsmechanisme doen ontbranden van de brandstof in het flexibel orgaan; 15 - het na ontbranding door een verbrandingsproductafvoerkanaal afvoeren van verbrandingsproducten; en - het herhalen van deze stappen teneinde de heipaal stapsgewijs in de ondergrond te drijven.
20 Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm omvat de werkwijze verder de stap van het gedurende de ontbranding van de brandstof in de verbrandingsruimte injecteren van extra brandstof. Hiermee is het drukopbouwprofiel optimaliseerbaar naar de op dat moment gewenste heikracht.
25 Regelmiddelen die de gewenste heikracht bepalen voor een specifieke set parameters sturen desgewenst de injectie van extra brandstof dienovereenkomstig aan.
Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de werkwijze is ten minste een afsluiting voorzien dat tezamen 30 met het afsteunorgaan en een afscheidingswand een in hoofdzaak gasdicht volume insluit, en de werkwijze omvattende de stap van het met een pomp in en/of uit het in hoofdzaak gasdicht volume brengen van een fluïdum. Door met 13 de pomp de in het in hoofdzaak gasdicht volume aanwezige hoeveelheid water en lucht te beïnvloeden, is het drukopbouwprofiel optimaliseerbaar naar de op dat moment gewenste heikracht.
5 Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm is het fluïdum lucht dat een voordruk bewerkstelligt.
Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm is het fluïdum water dat een reactiemassa verschaft.
Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm 10 worden tussen het flexibel membraan en het afsteunorgaan meerdere verbrandingsruimten met variabel volume ingesloten, en omvat de werkwijze de stap van het selectief ontsteken van de brandstof in één of meer vooraf bepaalde verbrandingsruimten. Door meerdere verbrandingsruimten toe 15 te passen wordt het systeem flexibeler toepasbaar.
Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm is de heipaal uitschuifbaar opgenomen in een staander van een vakwerkconstructie, en omvat de werkwijze verder de stappen van: 20 - het op een gewenste locatie plaatsen van de vakwerkconstructie; en - het stapsgewijs uit de staander van de vakwerkconstructie in de ondergrond drijven van de heipaal, teneinde de vakwerkconstructie ten opzichte van de 25 ondergrond te verankeren.
Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm wordt de heipaal tot een zodanige diepte in de ondergrond gedreven dat het afsteunorgaan een druk uitoefent op de door de heipaal ingesloten ondergrond. Naast de voor iedere 30 heipaal aanwezige puntweerstand en schachtwrijvingsweerstand ondervindt de heipaal in neerwaartse richting een additionele weerstand van het grondpakket dat wordt 14 aangedrukt. Hierdoor neemt de draagkracht van deze heipaal toe.
Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm staat de verbrandingsruimte in gasverbinding met een 5 onderdruk-ruimte, en omvat de werkwijze de stap van het vrijwel direct na een verbranding uit de verbrandingsruimte wegzuigen van de door de verbranding daarin gevormde verbrandingsproducten, opdat deze verbrandingsproducten althans in hoofdzaak uit de verbrandingsruimte zijn 10 verwijderd voordat het door de verbranding in bovenwaartse richting verplaatste medium terugvalt en weer botst met het afsteunorgaan.
In de navolgende beschrijving worden voorkeursuitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding aan 15 de hand van de tekening verder verklaard, waarin toont:
Figuur 1: een weergave van een offshore windmolen op een enkelpaals constructie;
Figuur 2: een schematische weergave van het werkingsprincipe; 20 Figuur 3: een gedetailleerd doorsnede aanzicht van het afsteunorgaan van de in figuur 2 getoonde inrichting;
Figuur 4: een schematische weergave van vier opeenvolgende stadia van het heiproces van de in figuren 1 en 2 getoonde constructie; 25 Figuur 5; een schematische weergave van een alternatieve uitvoeringsvorm van de hei-inrichting volgens de uitvinding;
Figuur 6; een weergave van een offshore windmolen op een 'space frame' constructie; 30 Figuur 7: een gedetailleerd doorsnede aanzicht van de in figuur 6 getoonde inrichting, waarbij de heipaal uitschuifbaar in het 'space frame' is opgenomen; 15
Figuur 8: een schematische weergave van vier opeenvolgende stadia van het heiproces van de in figuren 6 en 7 getoonde constructie;
Figuur 9: een gedetailleerde perspectivische 5 weergave van de in figuur 7 getoonde inrichting;
Figuur 10: een opengewerkte perspectivische weergave van de in figuur 9 getoonde inrichting;
Figuur 11: een schematisch bovenaanzicht van een voorkeursopstelling van een veelvoud van 10 verbrandingsruimten;
Figuur 12: een schematische weergave van vier opeenvolgende stadia van het heiproces met een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van een hei-inrichting volgens de uitvinding; en 15 Figuur 13: een schematische weergave van vier opeenvolgende stadia van het heiproces met een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm van een hei-inrichting volgens de uitvinding.
De in figuur 1 getoonde offshore windmolen 26 20 betreft een zogenaamde enkelpaals (ofwel 'monopile') constructie en omvat een heipaal 2 die onder het waterniveau 28 in de ondergrond 30 is vastgeheid.
Het werkingsprincipe van het vastheien van de in figuur 1 getoonde windmolenconstructie 26 is in figuur 2 25 schematisch weergegeven met behulp van de stadia A, B en C. In de heipaal 2 is een afsteunorgaan 4 aangebracht waar zich vlak boven een flexibel orgaan 6 bevindt.
Het flexibel orgaan 6 sluit een verbrandingsruimte 8 in die is gevuld met een brandstof. Wanneer deze brandstof 30 verbrandt zal het flexibel orgaan 6 in een zeer korte tijd expanderen waardoor de zich boven het afsteunorgaan 4 en flexibel orgaan 6 bevindende medium 32 in bovenwaartse richting van het afsteunorgaan 4 vandaan wordt bewogen.
16
Hoewel andere media eveneens geschikt zijn wordt bij voorkeur het offshore in overvloed beschikbare medium water gebruikt. In het stadium B is de waterkolom 32 door het expanderen van het flexibel orgaan 6 in bovenwaartse 5 richting verplaatst.
Opgemerkt wordt dat het werkingsprincipe in figuur 2 uitvergroot is weergegeven. Volgens de derde wet van Newton gaat het bovenwaarts verplaatsen van de waterkolom 32 met een even grote en tegengesteld gerichte reactiekracht 10 gepaard, welke de heipaal 2 in neerwaartse richting doet verplaatsen.
De omhoog gedreven waterkolom 32 zal vervolgens weer neerdalen op het afsteunorgaan 4 waar deze een verdere neerwaarts gerichte kracht op de heipaal 2 uitoefent. In 15 stadium C is de heipaal 2 reeds over enige afwaartse afstand neerwaarts in de ondergrond 30 gedreven.
Hoewel het denkbaar is dat telkens een brandstof in een daartoe geschikt flexibel orgaan 6 wordt afgezonken tot op of vlak nabij het afsteunorgaan 4, is het bijzonder 20 voordelig om het flexibel orgaan 6 en het afsteunorgaan 4 tezamen de verbrandingsruimte 8 te laten insluiten.
Door middel van een brandstof-toevoerkanaal 12, een zuurstof-toevoerkanaal 13 en een verbrandingsproductafvoerkanaal 14 wordt een inrichting 25 verkregen die geschikt is om een serie opeenvolgende verbrandingen te laten plaatsvinden. Het spreekt voor zich dat het brandstof-toevoerkanaal 12 en het zuurstof-toevoerkanaal 13 desgewenst kunnen zijn geïntegreerd tot een enkel kanaal dat een ontbrandbaar mengsel toevoegt.
30 Door middel van een ontstekingsmechanisme 10 kan de brandstof in de verbrandingsruimte 8 tot verbranding worden gebracht, waarna het flexibel orgaan 6 zich uitzet en volgens het in figuur 2 getoonde werkingsprincipe de heipaal 17 2 in de grond drijft. Door het afsteunorgaan 4 als een plaatdeel uit te voeren dat aan de onderzijde via schoorplaten 34 afsteunt op de heipaal 2, wordt een optimale krachtdoorgeleiding naar de heipaal 2 gegarandeerd (figuur 5 3) .
In de wand van de heipaal 2 is onder het afsteunorgaan 4 een opening 42 aangebracht, waardoorheen tijdens het heien onder het afsteunorgaan 4 ontstane overdruk naar de omgeving kan ontsnappen. De opening 42 10 verschaft met zijn een restrictieve passage, waarmee de uitstroomsnelheid naar de omgeving van de vloeistof die zich onder het afsteunorgaan 4 bevindt, reguleerbaar is. Daarmee kan ook de zakkingssnelheid van de heipaal 2 ten gevolge van een klap gelimiteerd worden, waardoor de opening 42 de kans 15 op een ongewenste schokbelasting van de kraan verkleint. Het bij normaal heien voorkomende 'in de draad slaan' kan hiermee worden voorkomen.
Verder toont figuur 3 een optionele onderdruk-ruimte 44 die via een ventiel 36 in gasverbinding staat met 20 de verbrandingsruimte 8. Door het vlak na een verbranding openen van het ventiel 36, worden de bij de verbranding vrijgekomen verbrandingsproducten in een zeer korte tijd uit de verbrandingsruimte 8 weggezogen naar de onderdruk-ruimte 44, waarin een lagere druk heerst dan in de 25 verbrandingsruimte 8. De verbrandingsproducten worden uit de verbrandingsruimte 8 verwijderd voor dat het door de verbranding in bovenwaartse richting verplaatste medium terugvalt en weer botst met het afsteunorgaan. Hierdoor komt het vallende medium niet neer op een 'gasveer', maar botst 30 het met het afsteunorgaan 4. Hierdoor kan de neerwaartse kracht die door dit vallende medium op het afsteunorgaan 4 wordt uitgeoefend vrijwel volledig worden aangewend voor het neerwaarts in de ondergrond drijven van de heipaal 2.
18
Naarmate een heipaal 2 dieper in de ondergrond 30 wordt gedreven zal de heipaal 2 meer stabiliteit krijgen en meer massa kunnen dragen. De totale door de heipaal 2 ondervonden heiweerstand is de som van de puntweerstand en 5 de schachtwrijvingsweerstand. De schachtwrijvingsweerstand neemt toe naarmate de heipaal 2 voor een groter deel in de ondergrond 30 gedreven is. Daar deze situatie eveneens gepaard gaat met een heipaal 2 die reeds enige stabiliteit heeft verkregen, kan de waterkolom 32 worden vergroot - zie 10 de overgang van stadium A naar stadium B alsmede de overgang van stadium B naar stadium C in figuur 4.
De waterkolom 32 wordt door een afscheidingswand 5 van de omgeving afgescheiden. In de uitvoeringsvorm waarbij de hei-inrichting is geïntegreerd in de heipaal 2 vormt de 15 binnenwand 3 van de heipaal 2 deze afscheidingswand 5 (figuren 2-5).
Zoals getoond in de stadia C en D, is het afsteunorgaan 4 tot enige afstand in het door de heipaal 2 ingesloten onderliggende grondpakket geheid. Doordat het 20 afsteunorgaan 4 contact maakt met dit grondpakket, heeft de heipaal 2 een verhoogde draagkracht.
Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm is er een afsluiting 16 voorzien dat tezamen met het afsteunorgaan 4 en de binnenwand van de heipaal 2 een in hoofdzaak 25 gasdicht afgesloten volume insluit (figuur 5). Met een pomp 20 kan lucht en/of water in dit afgesloten volume worden gebracht, waardoor het drukopbouwprofiel ten gevolge van de verbranding van brandstof in de verbrandingsruimte 8 van het flexibel orgaan 6 kan worden geoptimaliseerd voor het 30 neerwaarts in de ondergrond 30 drijven van de heipaal 2.
Zoals getoond in figuur 5 is de waterkolom 32 in stadium B hoger dan in stadium A. Tevens kan de gewenste voordruk ten gevolge van de in het afgesloten volume 19 aanwezige luchthoeveelheid zijn aangepast om de gewenste drukopbouw te optimaliseren.
Vanaf een grotere waterdiepte van zo'n 25 meter is het gebruikelijk om een vakwerkconstructie ofwel 'space 5 frame' toe te passen. Een dergelijke vakwerkconstructie 24 heeft staanders 22 waarbij in de getoonde uitvoeringsvorm een heipaal 2 uitschuifbaar in een dergelijke staander 22 is aangebracht.
Volgens hetzelfde werkingsprincipe als reeds 10 hierboven toegelicht kan de heipaal 2 neerwaarts ten opzichte van de staander 22 worden bewogen, waardoor de heipaal 2 in de ondergrond 30 wordt gedreven en de vakwerkconstructie 24 aan de zeebodem wordt verankerd.
Zoals getoond in figuur 7 bevindt zich bij 15 voorkeur een afdichting 38 tussen de binnenwand van de staander 22 en de buitenwand van het plaatdeel 4, opdat wordt voorkomen dat de drukopbouw boven het afsteunorgaan 4 deels tussen de buitenwand van de heipaal 2 en de binnenwand van de staander 22 kan wegvloeien.
20 De waterkolom 32 wordt wederom door een afscheidingswand 5 van de omgeving afgescheiden, welke in de in figuur 7 getoonde uitvoeringsvorm wordt gevormd door de binnenwand 23 van de staander 2 waarin de heipaal 2 verschuifbaar is opgenomen.
25 Opgemerkt wordt dat bij een (niet getoonde) uitvoeringsvorm waarbij het afsluitorgaan 4 niet aan het einde van de heipaal 2 is aangebracht, de binnenwand 3 van de heipaal 2 tezamen met de binnenwand 23 de afscheidingswand 5 kan vormen.
30 In de schematische weergave van figuur 8 wordt getoond hoe een heipaal 2 in verschillende stadia A-D vanuit de staander 22 in de ondergrond 30 wordt gedreven. Wederom 20 kan de waterkolom 32 worden verhoogd naarmate de heipaal 2 zich dieper in de ondergrond 30 bevindt (zie stadia B en C).
Daar de heipaal 2 ten opzichte van de staander 22 uitschuifbaar is, worden de toevoerkanalen 12, 13 voor de 5 brandstof en de zuurstof volgens een voorkeursuitvoeringsvorm centraal vanaf de bovenzijde aangevoerd, vanwaar ze uitmonden in een ringvormige verbrandingsruimte 8. De verbrandingsruimte 8 wordt ingesloten door een flexibel orgaan 6 en het afsteunorgaan 10 4. Nadat het ontstekingsmechanisme 10 de in de verbrandingsruimte 8 aanwezige brandstof heeft ontstoken kunnen de verbrandingsproducten via het ventiel 36 in de ruimte onder het afsteunorgaan 4 uit de verbrandingsruimte 8 ontsnappen.
15 Een (niet getoonde) opening in de binnenwand onder het afsteunorgaan 4 maakt het mogelijk dat deze verbrandingsproducten vervolgens uit de heipaal 2 naar de omgeving kunnen ontsnappen. Deze (niet getoonde) opening in de wand is voorts noodzakelijk om een drukopbouw onder het 20 afsteunorgaan 4 bij het neerwaarts drijven van de heipaal 2 te voorkomen.
In het schematische bovenaanzicht van figuur 11 wordt een mogelijke configuratie van verbrandingsruimten getoond, die bij voorkeur rotatiesymmetrisch ten opzichte 25 van de middenlangsas 40 van de heipaal 2 zijn aangebracht. Door het opeenvolgend paarsgewijs, dan wel selectief ontbranden van brandstof in één of meer van de getoonde verbrandingsruimten 8 kan het drukopbouwprofiel worden geoptimaliseerd en kan de heipaal 2 desgewenst worden 30 gecorrigeerd voor een eventuele geringe scheefstand. Zo is het bijvoorbeeld denkbaar dat de brandstof in de verbrandingsruimte 8a tot verbranding wordt gebracht, en bij het neerdalen van de daardoor omhoog verplaatste waterkolom 21 32 een paarsgewijze ontbranding van verbrandingsruimten, bijvoorbeeld 8b en 8e gelijktijdig plaatsvindt. Doordat de verbrandingsruimten 8b en 8e zich rotatiesymmetrisch ten opzichte van de middenlangsas 40 van de heipaal 2 bevinden, 5 zal er een symmetrische neerwaartse kracht op de heipaal 2 worden uitgeoefend. Wanneer het echter gewenst is om de heipaal 2 voor enige scheefstand te corrigeren kan bijvoorbeeld in een enkele verbrandingsruimte, zoals bijvoorbeeld 8c, de daarin aanwezige brandstof tot 10 verbranding worden gebracht.
Het drukopbouwprofiel kan eveneens worden geoptimaliseerd door desgewenst tijdens de ontbranding extra brandstof in een verbrandingsruimte te injecteren.
Volgens de verdere voorkeursuitvoeringsvormen die 15 getoond worden in de figuren 12 en 13, wordt de hei- inrichting 1 boven op een heipaal 2 geplaatst teneinde de heipaal 2 daarmee neerwaarts in de ondergrond 30 te drijven. De hei-inrichting omvat daartoe een op een heipaal 2 aanbrengbaar afsteunorgaan 4.
20 De in figuur 12 getoonde uitvoeringsvorm betreft een telescopisch uitgevoerde hei-inrichting 1, waarbij buissegmenten 50, 52 en 54 tezamen de afscheidingswand 5 vormen. Het buissegment 50 van de hei-inrichting 1 is met een draagarm 48 verbonden met een (niet getoond) vaartuig.
25 Wanneer de heipaal 2 verder in de ondergrond 30 wordt gedreven, schuift het derde segment 54 uit het eerste segment 50 en het tweede segment 52 (stadium B).
Wanneer de heipaal 2 nog verder in de ondergrond 30 wordt gedreven, schuift tevens het tweede segment 52 uit 30 het eerste segment 50 (stadium C).
Doordat de segmenten 52, 54 van de hei-inrichting 1 op telescopische wijze uit het segment 50 schuiven, neemt de lengte van de hei-inrichting 1 toe. Hierdoor kan er extra 22 (niet getoonde) waterkolom 32 boven het afsluitorgaan 4 worden aangebracht. Deze (niet getoonde) waterkolom 32 wordt daarbij door de afscheidingswand 5, die gevormd wordt door de wand van de segmenten 50, 52, 54, van de omgeving 5 afgescheiden.
In stadium D heeft de heipaal 2 de gewenste diepte in de ondergrond bereikt, en bevindt de hei-inrichting 1 zich in een ingeschoven toestand.
De in figuur 13 getoonde uitvoeringsvorm werkt 10 vrijwel identiek aan de uitvoeringsvorm van figuur 12, met het verschil dat de hei-inrichting uit één enkel segment 50 bestaat dat door een omhullend geleidingsdeel 46 schuift.
Dit omhullend geleidingsdeel 46 is met een draagarm 48 verbonden met een (niet getoond) vaartuig.
15 De hierboven beschreven uitvoeringsvormen zijn, hoewel ze voorkeursuitvoeringsvormen van de uitvinding tonen, enkel bedoeld om de onderhavige uitvinding te illustreren en niet om op enigerlei wijze de omschrijving van de uitvinding te beperken. In het bijzonder wordt 20 opgemerkt dat de vakman technische maatregelen van de verschillende uitvoeringsvormen kan combineren, zoals bijvoorbeeld de in figuren 12 en 13 getoonde uitvoeringsvormen voorzien van een afsluit-plaatdeel 16 zoals omschreven aan de hand van figuur 5. De beschreven 25 rechten worden bepaald door de navolgende conclusies in de strekking waarvan vele modificaties denkbaar zijn.

Claims (29)

1. Hei-inrichting (1), omvattende: - een in dwarsrichting aan of op een heipaal (2) 5 aangebracht of aanbrengbaar afsteunorgaan (4); - ten minste één zich boven en nabij het afsteunorgaan bevindend flexibel orgaan (6) dat een verbrandingsruimte (8) met variabel volume insluit; - een ontstekingsmechanisme (10) dat is ingericht 10 voor het ontsteken van een zich in de verbrandingsruimte bevindende brandstof; en - waarbij de verbrandingsruimte is ingericht om tijdens ontbranding zodanig te expanderen dat een zich boven het afsteunorgaan bevindend medium ten minste in 15 bovenwaartse richting daarvandaan wordt verplaatst en daardoor een neerwaartse kracht via het afsteunorgaan op de heipaal (2) wordt uitgeoefend.
2. Hei-inrichting volgens conclusie 1, waarbij het 20 zich boven het afsteunorgaan bevindend flexibel orgaan een flexibel membraan omvat dat tezamen met het afsteunorgaan (4) de verbrandingsruimte (8) met variabel volume insluit.
3. Hei-inrichting volgens conclusie 2, waarbij het 25 zich boven het afsteunorgaan bevindende medium door een afscheidingswand (5) wordt afgescheiden van de omgeving.
4. Hei-inrichting volgens conclusie 3, waarbij de hei-inrichting is geïntegreerd in de heipaal (2) en waarbij 30 de afscheidingswand die het boven het afsteunorgaan bevindende medium afscheidt van de omgeving de wand van de heipaal is.
5. Hei-inrichting volgens conclusie 3, waarbij de heipaal uitschuifbaar is opgenomen in een staander (22) van een vakwerkconstructie (24) en het aan de heipaal aangebracht afsteunorgaan in of op de heipaal is bevestigd, 5 en waarbij de afscheidingswand (5) die het boven het afsteunorgaan bevindende medium afscheidt van de omgeving de wand (3) van de heipaal (2) en/of de wand (23) van de staander (22) van de vakwerkconstructie (24) is.
6. Hei-inrichting volgens één van de conclusies 2- 5, waarbij het zich boven het afsteunorgaan bevindende medium water is.
7. Hei-inrichting volgens één van de conclusies 2- 15 6, waarbij het flexibel membraan is vervaardigd uit rubber.
8. Hei-inrichting volgens één van de conclusies 2-7, verder omvattende: - een brandstof-toevoerkanaal (12) voor het in de 20 verbrandingsruimte brengen van brandstof; en - een verbrandingsproductafvoerkanaal (14) voor het na ontbranding afvoeren van verbrandingsproducten.
9. Hei-inrichting volgens één van de voorgaande 25 conclusies, waarbij: - ten minste een afsluiting (16) is voorzien dat tezamen met het afsteunorgaan (4) en de afscheidingswand (5) een in hoofdzaak gasdicht volume (18) insluit; en - een pomp (20) is voorzien voor het daarmee in 30 en/of uit het in hoofdzaak gasdicht volume brengen van een fluïdum.
10. Hei-inrichting volgens conclusie 9, waarbij het fluïdum lucht en/of water is.
11. Hei-inrichting volgens één van de conclusies 5 2-10, waarbij meerdere verbrandingsruimten (8a-8g) met variabel volume worden ingesloten tussen afsteunorgaan (4) en één of meer flexibele membranen.
12. Hei-inrichting volgens conclusie 11, waarbij 10 ten minste twee ontstekingsmechanismen zijn voorzien die zijn ingericht voor het selectief ontsteken van de brandstof in één of meer vooraf bepaalde verbrandingsruimten (8a-8g).
13. Hei-inrichting volgens conclusie 11 of 12, 15 waarbij de meerdere verbrandingsruimten (8a-8g) rotatie- symmetrisch ten opzichte van de middenlangsas (40) van de heipaal (2) zijn aangebracht.
14. Hei-inrichting volgens één van de conclusies 20 2-13, waarbij regelmiddelen zijn voorzien die zijn ingericht om gedurende de ontbranding van de brandstof in een verbrandingsruimte extra brandstof te injecteren en/of het ontstekingsmoment te variëren.
15. Hei-inrichting volgens één van de conclusies 2-13, waarbij aan zowel de boven- en onderzijde van het afsteunorgaan een flexibel membraan is voorzien dat tezamen met het afsteunorgaan (4) een verbrandingsruimte (8) met variabel volume insluit. 30
16. Hei-inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij onder het afsteunorgaan (4) een opening (42) in de wand van de heipaal (2) is aangebracht.
17. Hei-inrichting volgens conclusie 16, waarbij de opening (42) variabel is en regelmiddelen zijn voorzien waarmee de grootte van de opening (42) aanstuurbaar is. 5
18. Hei-inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de verbrandingsruimte (8) in gasverbinding staat met een onderdruk-ruimte (44) die is ingericht om bij de verbranding vrijkomende 10 verbrandingsproducten uit de verbrandingsruimte (8) te zuigen.
19. Werkwijze voor het neerwaarts in een ondergrond drijven van een heipaal (2), omvattende de 15 stappen van: - het boven een in dwarsrichting aan of op een heipaal (2) aangebracht of aanbrengbaar afsteunorgaan (4) doen ontbranden van een brandstof; - waarbij deze brandstof zich bevindt in een zich 20 boven het afsteunorgaan bevindend flexibel orgaan (6) dat een verbrandingsruimte (8) met variabel volume insluit en tijdens ontbranding expandeert; - het door het expanderen van de verbrandingsruimte in bovenwaartse richting van het 25 afsteunorgaan (4) vandaan verplaatsen van een zich daarboven bevindend medium; en - het door de neerwaarts op de heipaal (2) uitgeoefende reactiekracht neerwaarts in de ondergrond drijven van de heipaal. 30
20. Werkwijze volgens conclusie 19 verder omvattende de stappen van: - het door een brandstof-toevoerkanaal (12) in de verbrandingsruimte van het flexibel orgaan brengen van brandstof; - het met het onstekingsmechanisme (10) doen 5 ontbranden van de brandstof in het flexibel orgaan; - het na ontbranding door een verbrandingsproductafvoerkanaal (14) afvoeren van verbrandingsproducten; en - het herhalen van deze stappen teneinde de 10 heipaal (2) stapsgewijs in de ondergrond te drijven.
21. Werkwijze volgens conclusie 20, verder omvattende de stap van het gedurende de ontbranding van de brandstof in de verbrandingsruimte injecteren van extra 15 brandstof.
22. Werkwijze volgens één van de conclusies 19-21, waarbij ten minste een afsluiting (16) is voorzien dat tezamen met een afscheidingswand (5) een in hoofdzaak 20 gasdicht volume (18) insluit, en omvattende de stap van het met een pomp (20) in en/of uit het in hoofdzaak gasdicht volume brengen van een fluïdum.
23. Werkwijze volgens conclusie 22, waarbij het 25 fluïdum lucht is en een voordruk bewerkstelligt.
24. Werkwijze volgens conclusie 22 of 23, waarbij het fluïdum water is en een reactiemassa verschaft.
25. Werkwijze volgens één van de conclusies 19-24, waarbij tussen het flexibel membraan en het afsteunorgaan (4) meerdere verbrandingsruimten (8a-8g) met variabel volume worden ingesloten, en omvattende de stap van het selectief ontsteken van de brandstof in één of meer vooraf bepaalde verbrandingsruimten (8a-8g).
26. Werkwijze volgens één van de conclusies 19-25, 5 waarbij de heipaal uitschuifbaar is opgenomen in een staander (22) van een vakwerkconstructie (24), en omvattende de stappen van: - het op een gewenste locatie plaatsen van de vakwerkconstructie; en 10. het stapsgewijs uit de staander van de vakwerkconstructie in de ondergrond drijven van de heipaal, teneinde de vakwerkconstructie ten opzichte van de ondergrond te verankeren.
27. Werkwijze volgens één van de conclusies 19-26, waarbij de heipaal (2) tot een zodanige diepte in de ondergrond wordt gedreven dat het afsteunorgaan een druk uitoefent op de door de heipaal ingesloten ondergrond.
28. Werkwijze volgens één van de conclusies 19-27, waarbij de verbrandingsruimte (8) in gasverbinding staat met een onderdruk-ruimte, en de werkwijze de stap omvat van het vrijwel direct na een verbranding uit de verbrandingsruimte (8) wegzuigen van de door de verbranding daarin gevormde 25 verbrandingsproducten, opdat deze verbrandingsproducten althans in hoofdzaak uit de verbrandingsruimte (8) zijn verwijderd voordat het door de verbranding in bovenwaartse richting verplaatste medium terugvalt en weer botst met het afsteunorgaan (4). 30
29. Werkwijze volgens één van de conclusies 19-28, waarbij een hei-inrichting volgens een van de conclusies 1-18 wordt toegepast.
NL2008169A 2012-01-24 2012-01-24 Hei-inrichting en werkwijze voor de toepassing daarvan. NL2008169C2 (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2008169A NL2008169C2 (nl) 2012-01-24 2012-01-24 Hei-inrichting en werkwijze voor de toepassing daarvan.
PCT/NL2013/050037 WO2013112049A1 (en) 2012-01-24 2013-01-24 Pile for a wind motor
EP13703907.9A EP2807307B1 (en) 2012-01-24 2013-01-24 Pile for a wind motor

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2008169A NL2008169C2 (nl) 2012-01-24 2012-01-24 Hei-inrichting en werkwijze voor de toepassing daarvan.
NL2008169 2012-01-24

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2008169C2 true NL2008169C2 (nl) 2013-07-25

Family

ID=47710281

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2008169A NL2008169C2 (nl) 2012-01-24 2012-01-24 Hei-inrichting en werkwijze voor de toepassing daarvan.

Country Status (3)

Country Link
EP (1) EP2807307B1 (nl)
NL (1) NL2008169C2 (nl)
WO (1) WO2013112049A1 (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2018030896A1 (en) 2016-08-12 2018-02-15 Fistuca B.V. Pile-driver and method for application thereof

Families Citing this family (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL2018377B1 (nl) 2017-02-14 2018-01-11 Marine Innovators B V Werkwijze voor het plaatsen van een windmolen
NL2025191B1 (en) 2019-06-28 2021-05-31 Ihc Holland Ie Bv Pile-driver and method
NL2023409B1 (en) 2019-06-28 2021-02-01 Ihc Holland Ie Bv Pile-driver and method
WO2020263095A1 (en) 2019-06-28 2020-12-30 Ihc Holland Ie B.V. Pile-driver assembly and method of using it
NL2023408B1 (en) 2019-06-28 2021-02-01 Ihc Holland Ie Bv Pile-driver and method

Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US1746848A (en) * 1928-08-23 1930-02-11 Walter Bates Steel Corp Earth anchor
DE202007009474U1 (de) * 2007-07-05 2008-11-13 F & Z Baugesellschaft Mbh Offshore-Plattform

Patent Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US1746848A (en) * 1928-08-23 1930-02-11 Walter Bates Steel Corp Earth anchor
DE202007009474U1 (de) * 2007-07-05 2008-11-13 F & Z Baugesellschaft Mbh Offshore-Plattform

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2018030896A1 (en) 2016-08-12 2018-02-15 Fistuca B.V. Pile-driver and method for application thereof

Also Published As

Publication number Publication date
EP2807307A1 (en) 2014-12-03
WO2013112049A1 (en) 2013-08-01
EP2807307B1 (en) 2016-07-13

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL2008169C2 (nl) Hei-inrichting en werkwijze voor de toepassing daarvan.
NL2011166C2 (nl) Hei-inrichting en werkwijze voor de toepassing daarvan.
US8763719B2 (en) Pile driving systems and methods employing preloaded drop hammer
ES2591357T3 (es) Método y aparato para construir pilares de soporte de uno o más sustentadores sucesivos formados en una matriz de suelo
RU2498016C2 (ru) Глубоководный сваебойный копер
EP2126224B1 (en) Method and apparatus for creating aggregate piers using a hollow mandrel with upward flow restrictors
JP2006509136A (ja) 土壌中にピアを建造する方法及びピア構造物
KR20160059570A (ko) 해수저항 감소 및 수직도 조절을 위한 석션기초, 그 설치방법 및 인양방법
CN105256801B (zh) 一种堤坝溃口快速射桩机及射桩方法
JP2023528195A (ja) 基礎を設置する方法および構造の基礎
US20160177528A1 (en) Method and Apparatus for Ground Improvement Using Compacted Aggregate Columns
CN110331712A (zh) 一种道路桥梁施工路面养护装置
ES2687788T3 (es) Métodos y aparatos para la compactación de suelo y materiales granulares
US20170247851A1 (en) Pneumatic or hydraulically operated linear driver
RU2312952C1 (ru) Гидромолот для забивания свай
CN105604060B (zh) 一种堤坝溃口射桩机及其射桩方法
US1634231A (en) Construction of concrete piles or columns
Yaobao et al. Analysis of hydraulic hammer capacity under different inclination
CN105350536B (zh) 一种堤坝溃口射桩机
CN105297725B (zh) 一种新型射桩机及其射桩方法
NL2028930B1 (en) Method for driving a pile
NL2025191B1 (en) Pile-driver and method
CN109208549B (zh) 新型装配式景观溢流堰
NL2023409B1 (en) Pile-driver and method
CN1360655A (zh) 砂桩形成方法及其装置

Legal Events

Date Code Title Description
RE Seizure

Free format text: SEIZURE, PRE-JUDGEMENT ATTACHEMENT

Effective date: 20190130

RF Pledge or confiscation terminated

Free format text: SEIZURE REMOVAL, PRE-JUDGEMENT ATTACHEMENT

Effective date: 20190417

MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20200201