NL2007444C2 - Werkwijze en inrichting voor het vervaardigen van een gronddoek voorzien van een veelheid aan vezels. - Google Patents

Description

WERKWIJZE EN INRICHTING VOOR HET VERVAARDIGEN VAN EEN GRONDDOEK VOORZIEN VAN EEN VEELHEID AAN VEZELS

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een 5 werkwijze en inrichting voor het vervaardigen van een gronddoek voorzien van een veelheid aan vezels, zoals een tapijt of een kunstgrasmat. De uitvinding heeft voorts betrekking op een gronddoek voorzien van een veelheid aan vezels, zoals een tapijt of een kunstgrasmat.

10 Tapijt of kunstgras is opgebouwd uit een gronddoek, bijvoorbeeld een textiel, vlies of een geweven kunststof, waarin een veelheid aan vezels, bijvoorbeeld in de vorm van vezelbundels of polen, zijn ingebracht. Het is bekend om aan de onderzijde van het gronddoek latex aan te 15 brengen om de polen en/of of de vezels te fixeren. Ook is het bekend om in de plaats van, of als aanvulling op, de latex een lijmpoeder te strooien op de onderzijde van het gronddoek. Deze lijmpoeder kan bijvoorbeeld een smeltlijm omvatten, zodanig dat na het verwarmen van de onderzijde van 20 het gronddoek de poeder vloeibaar wordt en de vezels na afkoeling verbindt met het gronddoek.

Het is een doel, onder andere doelen, van de onderhavige uitvinding om bovenstaande werkwijze te verbeteren en te voorzien in een eenvoudige, efficiënte 25 en/of goedkope werkwijze voor het vervaardigen van een gronddoek voorzien van een veelheid aan vezels.

Hiertoe is er volgens de uitvinding voorzien in een werkwijze volgens de aangehechte conclusie 1.

Meer in het bijzonder is er voorzien in een 30 werkwijze voor het vervaardigen van een gronddoek voorzien van een veelheid aan vezels, zoals een tapijt of een kunstgrasmat, welke werkwijze de stappen omvat van: - het verschaffen van het gronddoek; 2 - het in het gronddoek brengen van de vezels; - het aanbrengen van een lijmpoeder op de onderzijde van het gronddoek, en; - het concentreren van de lijmpoeder op de onderzijde van 5 het gronddoek bij de ingebrachte vezels.

Door het concentreren van de lijmpoeder bij de in het gronddoek aangebrachte vezels, is er significant minder lijmpoeder nodig om toch te voorzien in een efficiënte binding van de vezels aan het gronddoek. Bij de bekende 10 werkwijze wordt de lijmpoeder gestrooid over het gehele oppervlak van de onderzijde van het gronddoek en vervolgens bijvoorbeeld verwarmd.

Opgemerkt moet worden dan onder concentreren in dit verband wordt verstaan dat de hoeveelheid smeltpoeder 15 nabij, of om, de ingebrachte vezels significant groter is dan tussen de vezels. Het kan hierbij mogelijk zijn dat tussen de ingebrachte vezels in het geheel geen lijmpoeder aanwezig is, het is echter ook mogelijk dat hier alsnog een kleine hoeveelheid aanwezig is. De lijmpoeder wordt bij 20 voorkeur geconcentreerd bij de ingebrachte vezels zodanig dat zij na een eventuele verbindingsstap, bijvoorbeeld door smelten, de ingebrachte vezels aldaar werkzaam verbinden aan het gronddoek. De concentreerde lijmpoeder ligt bij voorkeur aan tegen de ingebrachte vezels. Het is bovendien mogelijk 25 dat de werkwijze een lamineerstap omvat, die bij voorkeur tegelijkertijd plaatsvindt met de verbindingstap door bijvoorbeeld smelten. Hierbij kan bijvoorbeeld een folie worden aangebracht op de onderzijde van het gronddoek.

Opgemerkt moet worden dat het inbrengen van de 30 vezels ook plaats kan vinden in een gescheiden productielijn. Het is bijvoorbeeld mogelijk om als eerste stap een gronddoek te verschaffen met reeds ingebrachte vezels, zodat de inbrengstap niet meer nodig is.

3

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de werkwijze overeenkomstig de uitvinding, vindt de stap van het concentreren plaats na de stap van het aanbrengen, waarbij het concentreren omvat het verplaatsen van ten 5 minste een gedeelte van de aangebrachte lijmpoeder op de onderzijde van het gronddoek naar de ingebrachte vezels. Volgens deze uitvoering wordt de lijmpoeder gestrooid over het gehele oppervlak van de onderzijde van het gronddoek om vervolgens te worden verplaatst naar de ingebrachte vezels. 10 De hoeveelheid te strooien lijmpoeder is echter kleiner dan bij de bekende werkwijze. Bij het inbrengen of tuften van de vezels, zullen deze vezels enigszins uitsteken buiten het oppervlak van de onderzijde van het gronddoek. Wanneer de lijmpoeder dan ook wordt verplaatst, zal ten minste een 15 gedeelte van dit poeder blijven steken achter deze uitstekende uiteinden van de vezels. De lijmpoeder zal zich dan bij het verplaatsen automatisch concentreren bij de ingebrachte vezels.

Een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de 20 werkwijze omvat voorts het transporteren van het gronddoek in een transportrichting, bij voorkeur met transportrollers, waarbij het concentreren omvat het verplaatsen van de lijmpoeder in een richting met een component dwars op de transportrichting. Op deze wijze wordt de lijmpoeder 25 efficiënt verdeeld, dat wil zeggen geconcentreerd, over de ingebrachte vezels over de gehele breedte van het gronddoek.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm omvat het concentreren het vegen en/of schrapen van de lijmpoeder, bijvoorbeeld met een verdeelinrichting. Het is hierbij 30 mogelijk dat de verdeelinrichting over de onderzijde van het gronddoek wordt bewogen in een richting met een component dwars op de transportrichting voor het verplaatsen van de lijmpoeder, waarbij de lijmpoeder bijvoorbeeld blijft steken 4 achter de uitstekende uiteinden van de vezels. De verdeelinrichting kan bijvoorbeeld zijn uitgevoerd als een schraper, borstel of veger. Met behulp van een veger of een borstel wordt de lijmpoeder dan geveegd of geschraapt over 5 de onderzijde van het gronddoek.

Bij voorkeur omvat het vegen het voeren van het gronddoek langs de verdeelinrichting, bij voorkeur een borstel. De verdeelinrichting is hier bij voorkeur stationair opgesteld, waarbij door het transporteren van het 10 gronddoek in de transportrichting een onderlinge beweging tussen de verdeelinrichting en het gronddoek wordt opgelegd.

Het is voordelig wanneer de verdeelinrichting roteert. Dit vergroot de relatieve verplaatsing tussen de verdeelinrichting en het gronddoek, zodat in een efficiënte 15 verplaatsing wordt voorzien. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat er is voorzien in een roterende borstel of een roterende wals.

Meer bij voorkeur staat de verdeelinrichting, bij voorkeur in de vorm van de borstel, onder een hoek met de 20 transportrichting. Dit voorziet in de verplaatsing in de richting met een component dwars op de transportrichting.

Bij voorkeur strekt de verdeelinrichting zich uit over de gehele breedte van het gronddoek. De gehele breedte van het gronddoek kan dan worden behandeld.

25 Als alternatief, of als aanvulling, op het vegen of schrapen kan de stap van het concentreren omvatten het blazen van de lijmpoeder. Net als bij het vegen wordt de lijmpoeder verplaatst over de onderzijde van het gronddoek om zo bijvoorbeeld te blijven steken achter de ingebrachte 30 vezels.

Als een ander alternatief, of verdere aanvulling, op het vegen en/of het blazen omvat het inbrengen van de vezels volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm het in 5 rijen, ofwel tuftstringen, in de richting van de transportrichting van het gronddoek inbrengen van de vezels, waarbij de stap van het concentreren van de lijmpoeder omvat het in banen aanbrengen van de lijmpoeder bij de ingebrachte 5 rijen vezels. Het concentreren vindt hierbij plaats tegelijk aan het aanbrengen van de lijmpoeder, waarbij de lijmpoeder alleen wordt aangebracht nabij de ingebrachte vezels. De banen waarin de lijmpoeder wordt aangebracht komen hierbij overeen met de rijen waarin de vezels zijn ingebracht.

10 De uitvinding heeft voorts betrekking op een inrichting voor vervaardigen van een gronddoek voorzien van een veelheid aan vezels, zoals een tapijt of een kunstgrasmat, omvattende: - een aanvoer voor het aanvoeren van een gronddoek; 15 - een inbrenginrichting ingericht voor het in het gronddoek brengen van de vezels; - een strooi-inrichting ingericht voor het aanbrengen van een lijmpoeder op de onderzijde van het gronddoek, en; - een verdeelinrichting ingericht voor het concentreren 20 van de lijmpoeder op de onderzijde van het gronddoek bij de ingebrachte vezels.

Met behulp van de verdeel inrichting is het mogelijk de lijmpoeder efficiënt te concentreren nabij de ingebrachte vezels volgens de vinding.

25 Opgemerkt moet worden dat het ook mogelijk is dat de inbrenginrichting zich bevindt in een gescheiden productielijn. In dit geval is de aanvoer bijvoorbeeld ingericht voor het aanvoeren van een gronddoek met ingebrachte vezels.

30 Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm bevindt de verdeelinrichting zich stroomafwaarts, gezien in een transportrichting van het gronddoek, van de strooi-inrichting, waarbij de verdeelinrichting is ingericht voor 6 het verplaatsen van ten minste een gedeelte van de aangebrachte lijmpoeder op de onderzijde van het gronddoek naar de ingebrachte vezels. Na het aanbrengen van de lijmpoeder, bijvoorbeeld door deze te strooien over het 5 gehele oppervlak van de onderzijde van het gronddoek, kan met behulp van de stroomafwaarts geplaatste verdeelinrichting de lijmpoeder efficiënt worden geconcentreerd. Het is hierbij voordelig als de verdeelinrichting een borstel omvat. Meer bij voorkeur 10 strekt de borstel zich uit onder een hoek met de transportrichting van het gronddoek en meer bij voorkeur over de gehele breedte van het gronddoek. Meer bij voorkeur staat de borstel onder een hoek van ongeveer 45° met de transportrichting. Dit voorziet in een efficiënte verdeling 15 van de lijmpoeder in zowel de transportrichting als een richting dwars op deze richting van de lijmpoeder over het gronddoek. Het is bovendien voordelig wanneer, zoals hierboven reeds beschreven, de verdeelinrichting een roterend lichaam omvat, bij voorkeur in de vorm van een 20 roterende borstel.

Het is ook mogelijk dat, bijvoorbeeld in aanvulling op de borstel, de verdeelinrichting een blazer omvat. Een dergelijke blazer is ingericht voor het opwekken en uitvoeren een luchtstroom, waarbij de luchtstroom de 25 lijmpoeder verplaatst volgens de vinding. Bij voorkeur is de blazer ingericht om ten minste één, bij voorkeur meerdere luchtstromen, te creëren vlak boven en bij voorkeur parallel aan het oppervlak van de onderzijde van het gronddoek.

Het is ook mogelijk dat de inbrenginrichting is 30 ingericht voor het in rijen of tuftstringen in de richting van een transportrichting van het gronddoek inbrengen van de vezels, waarbij de verdeelinrichting en de strooi-inrichting zijn ingericht voor het in banen aanbrengen van de 7 lijmpoeder bij de ingebrachte rijen vezels. De strooi-inrichting en de verdeelinrichting kunnen in deze uitvoering bijvoorbeeld integraal zijn uitgevoerd. De strooi-inrichting is bij voorkeur voorzien van een veelheid aan uitgangen voor 5 lijmpoeder, waarbij de uitgangen zijn uitgelijnd met de in het gronddoek aangebrachte rijen. De strooi-inrichting, met daarin bijvoorbeeld de verdeelinrichting, is dan ingericht om lijmpoeder aan te brengen in een lijn waarin de inbrenginrichting vezels inbrengt in het gronddoek.

10 De uitvinding heeft voorts betrekking op een gronddoek voorzien van een veelheid aan vezels, zoals een tapijt of een kunstgrasmat, in het bijzonder vervaardigd volgens de werkwijze volgens een de vinding, waarbij de vezels zich uitstrekken door het gronddoek en met een 15 lijmpoeder aan een onderzijde van het gronddoek zijn verbonden, waarbij de lijmpoeder zich geconcentreerd uitstrekt bij de vezels.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van in tekening weergegeven figuren, die 20 voorkeursuitvoeringsvormen van de uitvinding tonen, waarin: figuur la schematisch de inrichting in een dwarsdoorsnede langs de transportrichting toont; figuur lb schematisch een dwarsdoorsnede dwars op de transportrichting van een tapijt toont na de 25 concentratiestap; figuren 2 t/m 4 schematisch verschillende uitvoeringen van de verdeelinrichting volgens de vinding tonen.

In figuur la is een inrichting getoond voor het 30 vervaardigen van een tapijt. Het gronddoek 1 uit textiel wordt met behulp van transportrollen 6 in een richting I langs een tuftinrichting 4 gevoerd. De tuftinrichting 4 brengt vezelbundels 2 in rijen of tuftstringen 8 die lopen 8 in de richting I in het gronddoek. Zoals is getoond in de vergroting van figuur 1, steken de vezelbundels 2 met hun uiteinde 2a enigszins uit voorbij het oppervlak van een onderzijde la van het gronddoek 1.

5 Stroomafwaarts aan de tuftinrichting 4 bevindt zich een strooier 5, die lijmpoeder 3 aanbrengt op het gehele oppervlak van de onderzijde la van het gronddoek 1. Vervolgens wordt het gronddoek 1 met de vezelbundels 2 gevoerd langs een verdeler 7, die het lijmpoeder 3 10 concentreert om de vezelbundels 2 in een richting II, zie figuur lb dat het tapijt in dwarsdoorsnede toont vanuit de richting I. De lijmpoeder 3 strekt zich hierbij uit aanliggend aan de vezels 2 in de tuftstringen 8.

In figuur 2 is een eerste uitvoering van de 15 verdeler weergegeven, waarbij de verdeler 7 is ingericht als een borstel 9. De borstel 9 staat onder een hoek van 45 ° met de transportrichting I en bevindt zich stroomafwaarts van de strooier 5. Ook in het gebied tussen de strooier 5 en de borstel 9 bevindt het lijmpoeder 3a zich over het gehele 20 oppervlak van de onderzijde van het gronddoek 1, terwijl na de borstel 9 de lijmpoeder 3b geconcentreerd is in de banen of tuftstringen 8, waarin ook de vezelbundels 2 zijn aangebracht. Door de borstel 9 zal de lijmpoeder worden verplaatst over de onderzijde la van het gronddoek 1, zowel 25 in de transportrichting I als in richting II dwars op de transportrichting I. De lijmpoeder zal hierbij blijven steken achter de uiteindes 2a van de vezelbundels 2, en zich zo concentreren nabij de aangebrachte vezelbundels 2.

In figuur 3 is een variant van de verdeler 7 30 weergegeven, waarbij de verdeler is ingericht als een blazer 10, die een veelheid aan luchtstromen 11 uitvoert over de onderzijde la van het gronddoek 1. Door toedoen van de luchtstromen 11 zal de lijmpoeder 3a in een richting II

9 worden geblazen en zo ook blijven steken onder de uiteindes 2a van de vezelbundels 2. Aldus wordt de lijmpoeder 3b geconcentreerd nabij de ingebrachte vezelbundels, zoals ook zichtbaar is meer rechts in figuur 3.

5 In figuur 4 is een verdere variant weergegeven, waarbij de strooi-inrichting 5a is voorzien van een veelheid aan uitgangen 12, die zijn uitgelijnd met de rijen 8 waarin de vezelbundels 2 zijn aangebracht. Aldus wordt het lijmpoeder 3b alleen gestrooid in deze rijen en zo 10 geconcentreerd nabij de ingebrachte vezelbundels 2.

De uitvinding is niet beperkt tot de hiertoe weergegeven uitvoeringsvoorbeelden, doch strekt zich tevens uit over varianten die vallen binnen het bereik van de aangehechte conclusies.

15

Claims (15)

1. Werkwijze voor het vervaardigen van een gronddoek voorzien van een veelheid aan vezels, zoals een tapijt 5 of een kunstgrasmat, welke werkwijze de stappen omvat van: - het verschaffen van het gronddoek; - het in het gronddoek brengen van de vezels; - het aanbrengen van een lijmpoeder op de onderzijde 10 van het gronddoek, en; - het concentreren van de lijmpoeder op de onderzijde van het gronddoek bij de ingebrachte vezels.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij de stap van het 15 concentreren plaatsvindt na de stap van het aanbrengen, waarbij het concentreren omvat het verplaatsen van ten minste een gedeelte van de aangebrachte lijmpoeder op de onderzijde van het gronddoek naar de ingebrachte vezels.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, voorts omvattende het transporteren van het gronddoek in een transportrichting, bij voorkeur met transportrollers, waarbij het concentreren omvat het verplaatsen van de lijmpoeder in een richting met een component dwars op de 25 transportrichting.

4. Werkwijze volgens conclusie 2 of 3, waarbij de stap van het concentreren omvat het vegen van de lijmpoeder.

5. Werkwijze volgens conclusie 4, waarbij het vegen omvat het voeren van het gronddoek langs een borstel.

6. Werkwijze volgens conclusie 5, waarbij de borstel onder een hoek met de transportrichting staat en zich uitstrekt over de gehele breedte van het gronddoek.

7. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de stap van het concentreren omvat het blazen van de lijmpoeder.

8. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, 10 waarbij het inbrengen van de vezels omvat het in rijen in de richting van een transportrichting van het gronddoek inbrengen van de vezels, waarbij de stap van het concentreren van de lijmpoeder omvat het in banen aanbrengen van de lijmpoeder bij de ingebrachte rijen 15 vezels.

9. Inrichting voor het vervaardigen van een gronddoek voorzien van een veelheid aan vezels, zoals een tapijt of een kunstgrasmat, omvattende: 20. een aanvoer voor het aanvoeren van een gronddoek; - een inbrenginrichting ingericht voor het in het gronddoek brengen van de vezels; - een strooi-inrichting ingericht voor het aanbrengen van een lijmpoeder op de onderzijde van het 25 gronddoek, en; - een verdeelinrichting ingericht voor het concentreren van de lijmpoeder op de onderzijde van het gronddoek bij de ingebrachte vezels.

10. Inrichting volgens conclusie 9, waarbij de verdeelinrichting zich stroomafwaarts, gezien in een transportrichting van het gronddoek, bevindt van de strooi-inrichting, waarbij de verdeelinrichting is ingericht voor het verplaatsen van ten minste een gedeelte van de aangebrachte lijmpoeder op de onderzijde van het gronddoek naar de ingebrachte vezels.

11. Inrichting volgens conclusie 9 of 10, waarbij de 5 verdeelinrichting een borstel omvat.

12. Inrichting volgens conclusie 11, waarbij de borstel zich uitstrekt onder een hoek met een transportrichting van het gronddoek en zich uitstrekt over de gehele breedte 10 van het gronddoek.

13. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de verdeelinrichting een blazer omvat.

14. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de inbrenginrichting is ingericht voor het in rijen in de richting van een transportrichting van het gronddoek inbrengen van de vezels, waarbij de verdeelinrichting en de strooi-inrichting zijn ingericht 20 voor het in banen aanbrengen van de lijmpoeder bij de ingebrachte rijen vezels.

15. Gronddoek voorzien van een veelheid aan vezels, zoals een tapijt of een kunstgrasmat, in het bijzonder 25 vervaardigd volgens de werkwijze volgens een van de voorgaande conclusie, waarbij de vezels zich uitstrekken door het gronddoek en met een lijmpoeder aan een onderzijde van het gronddoek zijn verbonden, waarbij de lijmpoeder zich geconcentreerd uitstrekt bij de vezels. 30