NL2006925A - Samenstel, omvattende een schoen alsmede een met de schoen verbonden inrichting ter ondersteuning van de enkel. - Google Patents

Description

Samenstel, omvattende een schoen alsmede een met de schoen verbonden inrichting ter ondersteuning van de enkel

De uitvinding heeft betrekking op een samenstel, omvattende een schoen alsmede een met de schoen verbonden inrichting ter ondersteuning van de enkel.

Een dergelijk samenstel is bekend uit het Amerikaanse octrooi US 5.792.087. Het hier beschreven samenstel is voorzien van een schoen en een enkelsteun die aan het onderbeen van de gebruiker is bevestigd door middel van een band. Vanaf deze band strekt zich een paar steunelementen uit aan weerszijden van de enkel. De steunelementen zijn aan de schoen bevestigd met een beugel rondom de hak en zool van de schoen. Doordat de steunelementen zich aan weerszijden van de enkel bevinden, wordt het buigen van de enkel naar binnen en naar buiten begrensd, terwijl dorsaalflexie, het bewegen van de voet naar het scheenbeen, en plantairflexie, het bewegen van de voet van het scheenbeen af, mogelijk blijven.

Een nadeel van het samenstel uit de stand van de techniek is dat de steunelementen relatief log zijn, waardoor de bewegingsvrijheid van de voet onnodig wordt beperkt en het gebruikscomfort van dit samenstel relatief laag is.

Een ander nadeel is dat het samenstel uit de stand van de techniek relatief ineffectief is voor het tegengaan van verzwikkingen anders dan die als gevolg van supinatie.

Een doel van de uitvinding is een samenstel te verschaffen dat de bewegingsvrijheid van de voet niet onnodig reduceert en een relatief hoger gebruikscomfort geeft.

Een verder doel van de uitvinding is een samenstel te verschaffen dat schade aan de enkelligamenten, met name de laterale enkelligamenten, in het bijzonder als gevolg van inversie, effectief tegengaat.

Hiertoe heeft het samenstel volgens de uitvinding het kenmerk, dat de inrichting een vormstuk omvat dat de enkel althans aan de achterzijde omgeeft en dat is gevormd overeenkomstig de malleoli van de enkel.

Doordat het vormstuk is gevormd naar de malleoli van de enkel wordt bij verzwikking een effectievere overdracht van krachten van de schoen naar het been van de gebruiker, in het bijzonder de malleoli, bereikt, waardoor schade als gevolg van verzwikkingen effectiever tegen wordt gegaan. Doordat daarbij krachten uit verschillende richtingen door het vormstuk op het been overgedragen kunnen worden, wordt voorts bescherming geboden tegen andere soorten verzwikkingen, met name die als gevolg van inversie. Doordat het vormstuk gevormd is naar de malleoli en de enkel althans gedeeltelijk aan de achterzijde omgeeft, neemt het vormstuk relatief minder ruimte in het gebied rond de enkel in, waardoor de bewegingsvrijheid niet onnodig wordt gereduceerd en het gebruikscomfort wordt verhoogd. Tevens wordt door het vormen van het vormstuk naar de anatomie van de malleoli van de enkel van de gebruiker een verhoogd gebruikscomfort bereikt, doordat tijdens verzwikking optredende krachten over een relatief groter gebied worden verdeeld.

In een uitvoeringsvorm heeft het vormstuk een buitenste vormgebied dat is gevormd overeenkomstig de laterale malleolus. Dit buitenste vormgebied kan zich gedeeltelijk of geheel over de laterale malleolus bevinden.

In een verdere uitvoeringsvorm heeft het vormstuk een binnenste vormgebied dat is gevormd overeenkomstig de mediale malleolus. Dit binnenste vormgebied kan zich, analoog aan het buitenste vormgebied, gedeeltelijk of geheel over de mediale malleolus bevinden. Zowel het binnenste als het buitenste vormgebied kan voordelig voorzien worden van zogenaamde ‘padding’ om krachten die ontstaan bij verzwikking op een meer comfortabele wijze op de malleoli over te dragen.

Een weer verdere uitvoeringsvorm betreft een samenstel, waarbij het vormstuk een achterste vormgebied heeft dat zich op afstand van de achillespees bevindt. Doordat het achterste vormgebied zich op afstand van de achillespees bevindt, kan de achillespees vrij bewegen, waardoor de voet van de gebruiker een hogere mate van bewegingsvrijheid wordt geboden.

Een nog weer verdere uitvoeringsvorm betreft een samenstel, waarbij het vormstuk tegenover elkaar liggende wangen heeft die zich ter weerszijden van de enkel bevinden, welke wangen aan de voorzijden een opening bepalen via welke de enkel opneembaar is in het vormstuk. Het vormstuk is op deze wijze relatief gemakkelijk door middel van de opening aan de voorzijde over de enkel aan te brengen.

In een weer verdere uitvoeringsvorm is de schoen voorzien van een voorschoen en een zool, waarbij het samenstel een verbindingsmiddel omvat dat zich onder een hoek kleiner dan 90° ten opzichte van de zool van het vormstuk van de inrichting in de richting van de voorschoen uitstrekt. Het verbindingsmiddel fungeert als een extern ligament, waardoor de daar in de voet aanwezige gewrichtsbanden bij verzwikking beter beschermd worden.

Een weer verdere uitvoeringsvorm betreft een samenstel, waarbij het verbindingsmiddel bevestigd is aan tenminste een van een binnenste en een buitenste zijde van de voorschoen. Door het verbindingsmiddel te bevestigen aan een binnenste of een buitenste zijde van de voorschoen wordt relatief betere bescherming verkregen tegen verzwikking. Met name de bevestiging aan de buitenzijde van de voorschoen is voordelig voor het tegengaan van verzwikkingen als gevolg van inversiebewegingen.

In een nog weer verdere uitvoeringsvorm omvat het verbindingsmiddel een eerste en een tweede uiteinde, waarbij het eerste uiteinde is bevestigd aan het vormstuk en het tweede uiteinde is bevestigd aan de voorschoen. Zo wordt een relatief optimale bescherming van de buitenste ligamenten verkregen tegen verzwikken, waarbij het verbindingsmiddel tevens relatief gemakkelijk toegankelijk is, bijvoorbeeld voor het losmaken of vastzetten ervan door de gebruiker.

Een weer verdere uitvoeringsvorm betreft een samenstel, waarbij het verbindingsmiddel een eerste en een tweede verbindingsdeel omvat, waarbij het eerste deel zich uitstrekt tussen het vormstuk nabij de laterale malleolus en een met de schoen verbonden bevestigingsmiddel en het tweede deel zich uitstrekt tussen het bevestigingsmiddel en het vormstuk nabij de mediale malleolus. Zo wordt bij verzwikking een relatief betere krachtdoorleiding bereikt van de voorschoen naar het vormstuk, waarbij de optredende krachten tevens beter verdeeld worden over het vormstuk en de malleoli. Het is daarbij bijvoorbeeld van voordeel het verbindingsmiddel of de verbindingsdelen band te laten omvatten.

In een nog weer verdere uitvoeringsvorm omvat het verbindingsmiddel een verder verbindingsdeel met een eerste en een tweede deel, waarbij het eerste deel zich uitstrekt tussen de zool van de schoen nabij de voorschoen en het bevestigingsmiddel, en het tweede deel zich uitstrekt tussen het bevestigingsmiddel en de zool van de schoen nabij de hak. Ter plaatse van de schoen tussen het eerste en tweede deel hoeven zo geen extra verstevigingen te worden aangebracht, omdat het verdere verbindingsdeel voor extra stevigheid zorgt. Een verder voordeel is dat het proximaal uitstekende deel van het middenvoetsbeen op deze manier extra bewegingsvrijheid wordt geboden. Andere wijzen van versteviging zijn uiteraard ook denkbaar, met name die waarbij ruimte wordt gelaten aan het genoemde proximaal uitstekende deel van het middenvoetsbeen.

De uitvinding betreft tevens een vormstuk kennelijk geschikt voor gebruik in een samenstel volgens de uitvinding.

In een uitvoeringsvorm is het vormstuk voorzien van een buitenste vormgebied dat is gevormd overeenkomstig de laterale malleolus. Dit buitenste vormgebied kan zich zoals genoemd gedeeltelijk of geheel over de laterale malleolus bevinden.

Een verdere uitvoeringsvorm betreft een vormstuk, voorzien van een binnenste vormgebied dat is gevormd overeenkomstig de mediale malleolus.

Een weer verdere uitvoeringsvorm betreft een vormstuk voorzien van een achterste vormgebied dat zich op afstand van de achillespees bevindt. Doordat het achterste vormgebied zich op afstand van de achillespees bevindt, kan de achillespees vrij bewegen, waardoor de voet van de gebruiker een hogere mate van bewegingsvrijheid wordt geboden.

Een nog weer verdere uitvoeringsvorm betreft een vormstuk, voorzien van tegenover elkaar liggende wangen die zich ter weerszijden van de enkel bevinden, welke wangen aan de voorzijden een opening bepalen via welke de enkel opneembaar is in het vormstuk. Het vormstuk is op deze wijze zoals gezegd relatief gemakkelijk door middel van de opening aan de voorzijde over de enkel aan te brengen.

In een weer verdere uitvoeringsvorm van het vormstuk zijn bij het achterste vormgebied verstevigingen aangebracht. De verstevigingen verschaffen het vormstuk een relatief hogere mate van vormvastheid.

Het is voorts denkbaar dat een universele set vormstukken met verschillende maten vervaardigd wordt, of dat een vormstuk op maat gemaakt wordt. Het vormstuk kan daarbij voordelig uit bijvoorbeeld een thermoplast vervaardigd worden, waarbij het vormstuk op de anatomie van de enkel van de gebruiker wordt aangepast. Eveneens kan een ander, stijf materiaal gebruikt worden.

De uitvinding betreft verder een schoen kennelijk geschikt voor gebruik in een samenstel volgens de uitvinding.

Een uitvoeringsvorm betreft een schoen, voorzien van een bevestigingsmiddel voor het bevestigen van het verbindingsmiddel aan de voorschoen. Door een bevestigingsmiddel reeds vooraf bij het vervaardigen van de schoen op de voorschoen aan te brengen, wordt voorkomen dat bij bijvoorbeeld achteraf bevestigen de stevigheid van de schoen verminderd wordt, bijvoorbeeld door snijden of knippen in de schoen.

Een weer verdere uitvoeringsvorm betreft een schoen, waarbij het bevestigingsmiddel bevestigd is aan een buitenzijde, i.e. de laterale zijde, van de voorschoen. Door het bevestigingsmiddel aan de buitenzijde van de voorschoen te bevestigen wordt een relatief optimale krachtoverdracht van de schoen naar het vormstuk verkregen. Het bevestigingsmiddel kan ook aan de binnenzijde van de schoen worden bevestigd voor het tegengaan van verzwikkingen anders dan die als gevolg van een inversiebeweging.

Een nog weer verdere uitvoeringsvorm betreft een schoen, waarbij het bevestigingsmiddel een bevestigingsring omvat. Een ring is zeer geschikt om bijvoorbeeld in combinatie met band gebruikt te worden. Het is overigens denkbaar dat andere manieren van bevestigen gebruikt worden, zoals bevestiging middels klittenband, gespen, touw of anderszins, of een ander speciaal voor het samenstel ontwikkeld bevestigingsmiddel.

Vervolgens zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van de figuren l-3b weergegeven uitvoeringsvormen van een samenstel volgens de uitvinding:

Figuur 1 toont een uitvoeringsvorm van een samenstel volgens de uitvinding voorzien van een schoen met een inrichting volgens de uitvinding, waarbij het vormstuk de vorm heeft van een halfopen, starre clip,

Figuur 2a toont de schoen met de clip van figuur 2, waarbij de voet plat op de grond staat,

Figuur 2b toont de uitvoeringsvorm van de schoen met clip van figuren 2 en 3a, maar dan aan de binnenzijde van de voet,

Figuur 3a toont een zijaanzicht van de buitenzijde van een voet met de uitvoeringsvorm van de clip van de figuren 1, 2a en 2b, waarbij de bij inversie optredende krachten getoond zijn, en

Figuur 3b toont een bovenaanzicht van de voet van figuur 3a met een uitvoeringsvorm van de clip van de figuren 1, 2a en 2b, waarbij eveneens bij inversie optredende krachten getoond zijn.

Figuur 1 toont een uitvoeringsvorm van een samenstel 30 volgens de uitvinding voorzien van een schoen 1 met een inrichting 2, waarbij het vormstuk 3 de vorm heeft van een halfopen, starre clip. De voet is getoond in een ten opzichte van het onderbeen 8 geïnverteerde toestand, een toestand waarbij sprake is van een combinatie van plantairflexie, supinatie en adductie. Deze toestand betreft één van de meest voorkomende verzwikkingssituaties.

De open zijde van de clip 3 bevindt zich aan de voorzijde van het onderbeen 8, boven het wreefdeel van de schoen 19. De clip 3 steunt met afsteundelen 24, 25 af op de achterzijde van respectievelijk de laterale malleolus 17 en de mediale malleolus 18. Het is tevens mogelijk dat de afsteundelen 24, 25 de malleoli 17, 18 omklemmen. Aan de achterzijde van de clip 3 is een holte 23 aangebracht voor het verschaffen van bewegingsruimte aan de achillespees ofwel de tendo calcaneus. Nabij het wreefdeel van de schoen 19 aan de buitenzijde 15 van de schoen is een bevestigingsring 20 aangebracht. Door de bevestigingsring 20 loopt een verbindingsmiddel 12 in de vorm van een band 21, die de afsteundelen 24 en 25 met elkaar verbindt. Een wreefgedeelte 21b van de band 21 bevindt zich daarbij tussen de bevestigingsring 20 en afsteundeel 25, een buitengedeelte 21a van de band 21 bevindt zich tussen de bevestigingsring 20 en afsteundeel 24. De bevestigingsring 20 kan ook als één geïntegreerd onderdeel, bijvoorbeeld een spuitgietdeel, samen met de schoen 1 vervaardigd worden.

De inversiebeweging wordt tegengegaan doordat de buitenzijde 15 van de schoen 1 met de bevestigingsring 20 zich van de afsteundelen 24 en 25 af verplaatst, waardoor een trekkracht wordt uitgeoefend op de band 21. De band 21 fungeert als een soort van een extern ligament en biedt weerstand tegen de uitgeoefende trekkracht. Zo wordt voorkomen dat er schade aan de enkelbanden of andere delen van de voet ontstaat. Wel is daarbij van belang dat het gedeelte van de buitenzijde 15 van de schoen 1 dat in het verlengde van de banddelen 21a, 21b ligt voldoende stevig is uitgevoerd. De door de band 21 geboden weerstand kan instelbaar gemaakt worden, bijvoorbeeld door middel van een draaiwiel, of door aantrekking van de band 21 met een sluiting op de clip 3 of schoen 1, zodat de verhouding tussen bewegingsvrijheid enerzijds en bescherming tegen verzwikking anderzijds regelbaar is.

Doordat de clip 3 aan de achterzijde van de holte 23 bijvoorkeur verstevigd is, wordt tevens voorkomen dat bij een inversiebeweging de clip 3 door de band 21 over de malleoli 17, 18 heengetrokken wordt, waardoor het samenstel stabiel blijft.

Figuur 2a toont de schoen 1 met de clip 3 van figuur 2, waarbij de voet plat op de grond staat. Ook is te zien dat er aan de buitenzijde 15 van de schoen 1 nog een band 2Γ is aangebracht tussen de bevestigingsring 20 en de zool 5, onder de band 21. De band 21 ’ dient als extra versteviging van het exterieur van de schoen 1. De band 2Γ is voorzien van een hakgedeelte 21’b dat zich tussen de bevestigingsring 20 en de hak 5 uitstrekt, en een voorschoengedeelte 21’a dat zich tussen de bevestigingsring 20 en de zool van de voorschoen 6 uitstrekt. Bij een extreme inversiebeweging verschaft de band 21 ’ extra weerstand tegen trekkrachten. Doordat ter plaatse van de band 2 Γ, en met name tussen de banddelen 21 ’a en 21 ’b geen extra versteviging in de schoen 1 nodig is, wordt de bewegingsvrijheid van de aan de buitenzijde van de voet aanwezige gewrichten vergroot, met name het proximaal uitstekend deel van het middenvoetsbeen, waardoor de gebruiker een hoger comfort zal ervaren. Het is mogelijk dat de band 2Γ onder de binnenzool doorloopt.

Figuur 2b toont de uitvoeringsvorm van de schoen 1 met clip 3 van figuren 1 en 2a, maar dan aan de binnenzijde van de voet. In figuur 2b is te zien hoe de band 21 met het afsteundeel 25 is verbonden. Ook is te zien dat het afsteundeel 25 een afgeronde vorm heeft om het draagcomfort in het gebied rond de mediale malleolus 18, met name tijdens de uitoefening van relatief grote krachten, te verhogen. Toevoeging van zogenaamde ‘padding’ verhoogt het comfort nog meer en verbetert de verdeling van krachten.

Figuur 3a toont een zijaanzicht van de buitenzijde van een voet met de uitvoeringsvorm van de clip 3 van de figuren 1, 2a en 2b, waarbij de bij inversie optredende krachten getoond zijn. Figuur 3a toont drie krachtvectoren F2it>, F21’ en Fim, waarbij F2ib de kracht op de bevestigingsring 20 betreft die tijdens inversie uitgeoefend wordt door banddeel 21b, F21’ de kracht die op de bevestigingsring 20 wordt uitgeoefend door de band 2Γ of de schoen 1, en Fim de reactiekracht uitgeoefend door de laterale malleolus 17 op de clip 3.

Figuur 3b toont een bovenaanzicht van de voet van figuur 3a met een uitvoeringsvorm van de clip 3 van de figuren 1, 2a en 2b, waarbij eveneens bij inversie optredende krachten getoond zijn. Bij inversie oefent band 2Γ een kracht F21’ uit op de bevestigingsring 20 die deze kracht via banddelen 21a en 21b overdraagt op de clip 3. Omdat de clip 3 via afsteundelen 24, 25 afsteunt op malleoli 17, 18 wordt deze kracht overgedragen op deze malleoli 17, 18. Daarbij ontstaan vanuit de malleoli 17, 18 reactiekrachten Fim en Fmm.

Verder is in figuur 3b te zien hoe de clip 3 de malleoli 17, 18 omvat. Daarnaast is te zien hoe de holte 23 ruimte laat voor de achillespees, zodat de bewegingsvrijheid van deze pees en daarmee de voet vergroot wordt.

Lijst met verwijzingscijfers 1. Schoen 2. Inrichting 3. Clip 4. - 5. Zool 6. Voorschoen 7. Hak 8. Onderbeen 9. Enkel 10. Eerste uiteinde 11. T weede uiteinde 12. Verbindingsmiddel 13. Bevestigingsmiddel 14. Binnenste zijde schoen 15. Buitenste zijde schoen 16. Tweede bevestigingsmiddel 17. Laterale malleo lus 18. Mediale malleo lus 19. Wreefdeel schoen 19’. Wreef voet 20. Bevestigingsring 21. Band 21a. Buitengedeelte banddeel 21b. Wreefgedeelte banddeel 21’. Band 2 l’a. Voorschoengedeelte banddeel 2 l’b. Hakgedeelte banddeel 22.

23. Holte voor achillespees 24. Afsteundeel laterale malleolus 25. Afsteundeel mediale malleo lus 26. Buitenzijde voet 27.

28.

29.

30. Samenstel volgens de uitvinding

Claims (20)

1. Samenstel (30), omvattende een schoen (1) alsmede een met de schoen verbonden inrichting (2) ter ondersteuning van de enkel (9), met het kenmerk dat de inrichting (2) een vormstuk (3) omvat dat de enkel (9) althans aan de achterzijde omgeeft en dat is gevormd overeenkomstig de malleoli (17, 18) van de enkel (9).

2. Samenstel (30) volgens conclusie 1, waarbij het vormstuk (3) een buitenste vormgebied heeft dat is gevormd overeenkomstig de laterale malleolus (17).

3. Samenstel (30) volgens conclusie 1 of 2, waarbij het vormstuk (3) een binnenste vormgebied heeft dat is gevormd overeenkomstig de mediale malleolus (18).

4. Samenstel (30) volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het vormstuk (3) een achterste vormgebied (23) heeft dat zich op afstand van de achillespees bevindt.

5. Samenstel (30) volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het vormstuk (3) tegenover elkaar liggende wangen heeft die zich ter weerszijden van de enkel (9) bevinden, welke wangen aan de voorzijden een opening bepalen via welke de enkel (9) opneembaar is in het vormstuk (3).

6. Samenstel (30) volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de schoen (1) is voorzien van een voorschoen (6) en een zool (5), waarbij het samenstel (30) een verbindingsmiddel (12) omvat dat zich onder een hoek kleiner dan 90° ten opzichte van de zool (5) van het vormstuk (3) van de inrichting (2) in de richting van de voorschoen (6) uitstrekt.

7. Samenstel (30) volgens conclusie 6, waarbij het verbindingsmiddel (12) bevestigd is aan tenminste een van een binnenste (14) en een buitenste zijde (15) van de voorschoen (6).

8. Samenstel (30) volgens conclusie 6 of 7, waarbij het verbindingsmiddel (12) een eerste en een tweede uiteinde (10, 11) omvat, waarbij het eerste uiteinde (10) is bevestigd aan het vormstuk (3) en het tweede uiteinde (11) is bevestigd aan de voorschoen (6).

9. Samenstel (30) volgens conclusie 6, waarbij het verbindingsmiddel (12) een eerste en een tweede verbindingsdeel (21a, 21b) omvat, waarbij het eerste deel (21a) zich uitstrekt tussen het vormstuk (3) nabij de laterale malleolus (17) en een met de schoen verbonden bevestigingsmiddel (13) en het tweede deel (21b) zich uitstrekt tussen het bevestigingsmiddel (13) en het vormstuk (3) nabij de mediale malleolus (18).

10. Samenstel (30) volgens conclusie 9, waarbij het verbindingsmiddel (12) een verder verbindingsdeel (21 ’) met een eerste en een tweede deel (2l’a, 21 ’b) omvat, waarbij het eerste deel (21’a) zich uitstrekt tussen de zool (5) van de schoen (1) nabij de voorschoen (6) en het bevestigingsmiddel (13), en het tweede deel (21’b) zich uitstrekt tussen het bevestigingsmiddel (13) en de zool (5) van de schoen (1) nabij de hak (7).

11. Vormstuk (3) kennelijk geschikt voor gebruik in een samenstel (30) volgens een der voorgaande conclusies.

12. Vormstuk (3) volgens conclusie 11, voorzien van een buitenste vormgebied dat is gevormd overeenkomstig de laterale malleolus (17).

13. Vormstuk (3) volgens conclusie 11 of 12, voorzien van een binnenste vormgebied dat is gevormd overeenkomstig de mediale malleolus (18).

14. Vormstuk (3) volgens een der conclusies 11-13, voorzien van een achterste vormgebied (23) dat zich op afstand van de achillespees bevindt.

15. Vormstuk (3) volgens een der conclusies 11-14, voorzien van tegenover elkaar liggende wangen die zich ter weerszijden van de enkel (9) bevinden, welke wangen aan de voorzijden een opening bepalen via welke de enkel (9) opneembaar is in het vormstuk (3).

16. Vormstuk (3) volgens een der conclusies 11-15, waarbij bij het achterste vormgebied (23) verstevigingen zijn aangebracht.

17. Schoen (1) kennelijk geschikt voor gebruik in een samenstel (30) volgens een der conclusies 1-10.

18. Schoen (1) volgens conclusie 17, voorzien van een bevestigingsmiddel (13) voor het bevestigen van het verbindingsmiddel (12) aan de voorschoen (6).

19. Schoen (1) volgens conclusie 18, waarbij het bevestigingsmiddel (13) bevestigd is aan een buitenzijde van de voorschoen (6).

20. Schoen (1) volgens conclusie 18 of 19, waarbij het bevestigingsmiddel (13) een bevestigingsring (20) omvat.