NL2006742A - Bedieningsinrichting voor de vergrendeling van een vleugel. - Google Patents

Bedieningsinrichting voor de vergrendeling van een vleugel. Download PDF

Info

Publication number
NL2006742A
NL2006742A NL2006742A NL2006742A NL2006742A NL 2006742 A NL2006742 A NL 2006742A NL 2006742 A NL2006742 A NL 2006742A NL 2006742 A NL2006742 A NL 2006742A NL 2006742 A NL2006742 A NL 2006742A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
rod
wing
shooter
lever
actuator
Prior art date
Application number
NL2006742A
Other languages
English (en)
Other versions
NL2006742C2 (nl
Inventor
Xavier Cappone
Franck Jannet
Noel Robert
Original Assignee
Grosfillex Sas
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Grosfillex Sas filed Critical Grosfillex Sas
Publication of NL2006742A publication Critical patent/NL2006742A/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL2006742C2 publication Critical patent/NL2006742C2/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E05LOCKS; KEYS; WINDOW OR DOOR FITTINGS; SAFES
    • E05CBOLTS OR FASTENING DEVICES FOR WINGS, SPECIALLY FOR DOORS OR WINDOWS
    • E05C9/00Arrangements of simultaneously actuated bolts or other securing devices at well-separated positions on the same wing
    • E05C9/006Details of bars
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E05LOCKS; KEYS; WINDOW OR DOOR FITTINGS; SAFES
    • E05CBOLTS OR FASTENING DEVICES FOR WINGS, SPECIALLY FOR DOORS OR WINDOWS
    • E05C9/00Arrangements of simultaneously actuated bolts or other securing devices at well-separated positions on the same wing
    • E05C9/02Arrangements of simultaneously actuated bolts or other securing devices at well-separated positions on the same wing with one sliding bar for fastening when moved in one direction and unfastening when moved in opposite direction; with two sliding bars moved in the same direction when fastening or unfastening
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E05LOCKS; KEYS; WINDOW OR DOOR FITTINGS; SAFES
    • E05CBOLTS OR FASTENING DEVICES FOR WINGS, SPECIALLY FOR DOORS OR WINDOWS
    • E05C9/00Arrangements of simultaneously actuated bolts or other securing devices at well-separated positions on the same wing
    • E05C9/02Arrangements of simultaneously actuated bolts or other securing devices at well-separated positions on the same wing with one sliding bar for fastening when moved in one direction and unfastening when moved in opposite direction; with two sliding bars moved in the same direction when fastening or unfastening
    • E05C9/026Arrangements of simultaneously actuated bolts or other securing devices at well-separated positions on the same wing with one sliding bar for fastening when moved in one direction and unfastening when moved in opposite direction; with two sliding bars moved in the same direction when fastening or unfastening comprising key-operated locks, e.g. a lock cylinder to drive auxiliary deadbolts or latch bolts
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E05LOCKS; KEYS; WINDOW OR DOOR FITTINGS; SAFES
    • E05CBOLTS OR FASTENING DEVICES FOR WINGS, SPECIALLY FOR DOORS OR WINDOWS
    • E05C9/00Arrangements of simultaneously actuated bolts or other securing devices at well-separated positions on the same wing
    • E05C9/18Details of fastening means or of fixed retaining means for the ends of bars
    • E05C9/1825Fastening means
    • E05C9/1833Fastening means performing sliding movements
    • E05C9/185Fastening means performing sliding movements parallel with actuating bar
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E05LOCKS; KEYS; WINDOW OR DOOR FITTINGS; SAFES
    • E05BLOCKS; ACCESSORIES THEREFOR; HANDCUFFS
    • E05B13/00Devices preventing the key or the handle or both from being used
    • E05B13/002Devices preventing the key or the handle or both from being used locking the handle
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E05LOCKS; KEYS; WINDOW OR DOOR FITTINGS; SAFES
    • E05BLOCKS; ACCESSORIES THEREFOR; HANDCUFFS
    • E05B15/00Other details of locks; Parts for engagement by bolts of fastening devices
    • E05B15/10Bolts of locks or night latches
    • E05B15/102Bolts having movable elements
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E05LOCKS; KEYS; WINDOW OR DOOR FITTINGS; SAFES
    • E05BLOCKS; ACCESSORIES THEREFOR; HANDCUFFS
    • E05B63/00Locks or fastenings with special structural characteristics
    • E05B63/24Arrangements in which the fastening members which engage one another are mounted respectively on the wing and the frame and are both movable, e.g. for release by moving either of them
    • E05B63/248Arrangements in which the fastening members which engage one another are mounted respectively on the wing and the frame and are both movable, e.g. for release by moving either of them the striker being movable for latching, and pushed back by a member on the wing for unlatching, or vice versa
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E05LOCKS; KEYS; WINDOW OR DOOR FITTINGS; SAFES
    • E05BLOCKS; ACCESSORIES THEREFOR; HANDCUFFS
    • E05B7/00Handles pivoted about an axis parallel to the wing

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Lock And Its Accessories (AREA)
  • Soil Working Implements (AREA)
  • Power-Operated Mechanisms For Wings (AREA)

Description

Titel: Bedieningsinrichting voor de vergrendeling van een vleugel
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op het domein van deuren, ramen, openslaande deuren of andere types lijstwerk.
Ze heeft meer bepaald betrekking op een bedieningsinrichting voor de vergrendeling van een openslaande vleugel, omvattende een stang die is bedoeld om te schuiven volgens een longitudinale richting op genoemde vleugel; ten minste een schieter die is vastgemaakt aan de stang; en een actuator die beweegbaar is gemonteerd op genoemde vleugel om een translatiebeweging van de vleugel uit te voeren volgens een eerste verplaatsingsrichting volgens genoemde longitudinale richting tussen een vergrendelingspositie waarin genoemde schieter kan samenwerken met een slot om de vleugel in gesloten positie te houden en een ontgrendelingspositie.
Via het Franse octrooischrift FR 536 991 kennen we reeds bedieningsinrichtingen voor vergrendelingen van dit type waarbij de eerste actuator bestaat uit een hendel die draaiend kan worden gemonteerd op de vleugel rond een draaias die parallel loopt met het vlak van de vleugel en die loodrecht staat op de longitudinale richting van de stang. De hendel heeft een kogelvormige kop die in een opening past die is gevormd in de stang. De stang heeft een vergrendelingsuiteinde dat bestaat uit een schieter die in een gat past dat is gemaakt in een slot dat vastgemaakt is aan het lijstwerk van de vleugel. Deze welbekende inrichtingen omvatten eveneens een handgreep dat schuivend kan worden gemonteerd volgens de longitudinale richting van de stang op de vleugel en dat kan samenwerken met de hendel om deze laatste te doen draaien.
Volgens deze inrichtingen kan de hendel dus worden bediend door middel van de handgreep zodanig dat de kop van de hendel de stang transleert om de stang te verplaatsen in een vergrendelingspositie waarbij het uiteinde van de vergrendeling kan samenwerken met het gat van het slot om de vleugel in gesloten positie te houden en een ontgrendelingspositie.
Een nadeel van deze welbekende inrichtingen is dat de lengte van de stang dient te zijn aangepast aan de afmeting van de vleugel volgens de longitudinale richting van de stang, waarbij het vergrendelingsuiteinde van de stang verder moet komen dan een rand van de vleugel dwars op de longitudinale richting om te kunnen samenwerken met het gat van het slot wanneer de stang zich in de vergrendelingspositie bevindt. Hieruit volgt dat eenzelfde stang niet willekeurig kan worden gemonteerd op vleugels met verschillende afmetingen volgens de longitudinale richting. Bijgevolg is het moeilijk deze welbekende inrichtingen te produceren onder de vorm van standaard elementen.
De onderhavige uitvinding is bedoeld om dit nadeel aanzienlijk op te lossen.
Een bedieningsinrichting voor de vergrendeling van een openslaande vleugel van lijstwerk volgens de onderhavige uitvinding wordt meer in het bijzonder gekenmerkt doordat de stang meerdere bevestigingselementen van de stang omvat die zijn gedefinieerd langs genoemde stang, dat de translatiebeweging van de stang wordt uitgevoerd met behulp van een hefboom, die is bedoeld om bewogen te worden door een beweging van de eerste actuator, en die ten minste een bevestigingselement van de hefboom omvat die de hefboom kan vastmaken aan de stang door samenwerking met een van genoemde bevestigingselementen van de stang, en dat genoemde schieter ten minste een bevestigingselement van de schieter omvat dat de schieter kan vastmaken aan de stang door samenwerking met een andere van genoemde bevestigingselementen van de stang.
Dankzij de onderhavige uitvinding omvat de vergrendelingsinrichting ten minste een afzonderlijke schieter van de stang die kan worden vastgemaakt aan de stang langs deze laatste. Het is duidelijk dat het dus niet noodzakelijk is dat een uiteinde van de stang verder komt dan een rand van de vleugel dwars op de longitudinale richting opdat de schieter zou kunnen samenwerken met een slot wanneer de stang zich in de vergrendelingspositie bevindt. Bijgevolg dient de lengte van de stang niet aangepast te zijn aan de afmeting van de vleugel volgens de longitudinale richting, zodat de stang van een inrichting volgens de uitvinding willekeurig kan worden gemonteerd op vleugels met verschillende afmetingen volgens de longitudinale richting, hetgeen de standaardisering van de inrichting vergemakkelijkt en de productiekosten ervan verlaagt.
Bovendien omvat een inrichting volgens de onderhavige uitvinding een stang omvattende meerdere bevestigingselementen van de stang die zijn gedefinieerd langs genoemde stang; een hefboom omvattende ten minste een bevestigingselement van de hefboom; en ten minste een schieter omvattende ten minste een bevestigingselement van de schieter.
Zo kan men, naar keuze, verschillende schieters voorzien die, elk, samenwerken met een bevestigingselement van de stang, of slechts een enkele schieter voorzien. Als het aantal schieter kleiner is dan het aantal bevestigingselementen van de stang die kunnen samenwerken met een schieter, kan men in dit geval de positie van de schieter(s) kiezen langs de stang in functie van de positie van het overeenkomstige slot. De stang kan gevormd zijn door een stukje stang dat is genomen uit een lange stang zonder aanzienlijk materiaalverlies aangezien de aanwezigheid van meerdere bevestigingselementen van de stang die kunnen samenwerken met een schieter toelaat een van hen gemakkelijk te plaatsen in de gewenste positie ten opzichte van het slot.
Zo kan men eveneens, naar keuze, een hefboom voorzien omvattende meerdere bevestigingselementen van de hefboom die, elk, samenwerken met een bevestigingselement van de stang, of kan men een hefboom voorzien omvattende een enkel bevestigingselement van de hefboom. Als het aantal bevestigingselementen van de hefboom kleiner is dan het aantal bevestigingselementen van de stang die kunnen samenwerken met een bevestigingselement van de hefboom, kan men de positie van de hefboom langs de stang kiezen in functie van de positie van de eerste actuator.
Volgens een eerste aspect van de uitvinding heeft de stang bij voorkeur een gleuf voor de hefboom waarvan de rand een van genoemde bevestigingselementen van de stang vormt, en omvat het bevestigingselement van de hefboom een vasthoudpen van de hefboom, die kan worden vastgehouden door de rand van genoemde gleuf voor de hefboom.
Het zal duidelijk zijn dat het vastmaken van de hefboom aan de stang gebeurt door samenwerking van de rand van de gleuf voor de hefboom met de vasthoudpen van de hefboom.
Genoemde vasthoudpen van de hefboom ligt bij voorkeur vrijwel in een vlak PO en genoemde gleuf voor de hefboom heeft een langgerekte vorm die helt ten opzichte van genoemd vlak PO, wanneer de hefboom is vastgemaakt aan de stang, zodat het vastmaken van de hefboom met de stang gebeurt door koppeling, vervolgens rotatie van de vasthoudpen van de hefboom, hetgeen het vast- of losmaken van de hefboom met de stang vergemakkelijkt.
Genoemde gleuf voor de hefboom heeft bij voorkeur een langgerekte vorm die helt ten opzichte van de longitudinale richting, en genoemd vlak PO loopt vrijwel parallel met de longitudinale richting, wanneer de hefboom is vastgemaakt aan de stang.
Volgens een voorkeur dragend alternatief heeft genoemde gleuf voor de hefboom een langgerekte vorm die parallel loopt met de longitudinale richting, en is genoemd vlak PO aanzienlijk hellend ten opzichte van de longitudinale richting, wanneer de hefboom is vastgemaakt aan de stang.
Volgens een voorkeur dragende alternatieve uitvoeringsvorm van het eerste aspect van de uitvinding heeft de stang een uitsparing waarin de hefboom kan worden geclipst waarvan de rand een van genoemde bevestigingselementen van de stang vormt, en omvat het bevestigingselement van de hefboom een clipspen van de hefboom, die kan samenwerken met de rand van de uitsparing om genoemde hefboom in te clipsen.
Volgens een tweede aspect van de uitvinding heeft de stang bij voorkeur een gleuf voor de schieter waarvan de rand genoemde andere van genoemde bevestigingselementen van de stang vormt, en omvat het bevestigingselement van de schieter een vasthoudpen van de schieter, die kan worden vastgehouden door de rand van genoemde gleuf voor de schieter.
Het zal bijgevolg duidelijk zijn dat het vastmaken van de schieter met de stang gebeurt door samenwerking van de rand van de gleuf voor de schieter met de vasthoudpen van de schieter.
Genoemde vasthoudpen van de schieter ligt bij voorkeur vrijwel in een vlak PI en genoemde gleuf voor de schieter heeft een langgerekte vorm die helt ten opzichte van het vlak PI, wanneer de schieter is vastgemaakt aan de stang, zodat het vastmaken van de schieter met de stang gebeurt door koppeling, vervolgens rotatie van de vasthoudpen van de schieter, hetgeen het vast- en losmaken van de schieter met de stang vergemakkelijkt.
Genoemde gleuf voor de schieter heeft bij voorkeur een langgerekte vorm die helt ten opzichte van de longitudinale richting, en genoemd vlak PI loopt vrijwel parallel met de longitudinale richting, wanneer de schieter is vastgemaakt aan de stang.
Volgens een alternatieve uitvoeringsvorm heeft genoemde gleuf voor de schieter een langgerekte vorm die parallel loopt met de longitudinale richting, en helt genoemd vlak PI aanzienlijk ten opzichte van de longitudinale richting van de stang, wanneer de schieter is vastgemaakt aan de stang.
Volgens een voorkeur dragende alternatieve uitvoeringsvorm van het tweede aspect van de uitvinding heeft de stang een uitsparing om de schieter in te clipsen waarvan de rand genoemde andere van genoemde bevestigingselementen van de stang vormt, en omvat het bevestigingselement een clipspen van de schieter, die kan samenwerken met de rand van de uitsparing om de schieter in te clipsen.
Genoemde bevestigingselementen van de stang zijn bij voorkeur onderling analoog, zelfs identiek.
Het zal bijgevolg duidelijk zijn dat eender welk bevestigingselement van de stang kan samenwerken met zowel een bevestigingselement van de hefboom als met een bevestigingselement van de schieter, hetgeen het modulaire karakter van de inrichting nog verder verhoogt.
Het bevestigingselement van de hefboom is bij voorkeur analoog, bij voorkeur identiek, met het bevestigingselement van de schieter.
Volgens een derde aspect van de uitvinding omvat de eerste actuator bij voorkeur een hendel die draaiend kan worden gemonteerd op de vleugel rond een draaias.
De draaias van de hendel loopt bij voorkeur vrijwel parallel met het vlak van de stang en staat vrijwel loodrecht op genoemde longitudinale richting van de stang, zodat het uitoefenen van een eenvoudige trekkracht op de hendel toelaat de hendel te bedienen en de vleugel te verplaatsen, hetgeen het openen van de vleugel vergemakkelijkt.
Volgens een voorkeur dragende alternatieve uitvoeringsvorm van het derde aspect van de uitvinding omvat de eerste actuator een geleider die schuivend kan worden gemonteerd langs de longitudinale richting op de vleugel.
Het zal duidelijk zijn dat een verplaatsing van de geleider volgens de eerste verplaatsingsrichting toelaat de hefboom in werking te stellen om de stang te transleren.
De inrichting omvat bij voorkeur ten minste een terugstelelement dat kan worden vastgemaakt aan de vleugel om de stang te doen bewegen in een tegenovergestelde verplaatsingsrichting van de eerste verplaatsingsrichting.
Het zal duidelijk zijn dat de stang, na verplaatst te zijn naar de ontgrendelingspositie, gemakkelijk kan worden teruggeplaatst naar de vergrendelingspositie door middel van het terugstelelement.
Het terugstelelement kan bij voorkeur worden vastgemaakt, naar keuze, hetzij rechtstreeks op de vleugel, hetzij op eender welk tussenstuk dat los staat van de vleugel en dat is geplaatst op deze laatste, enkel op voorwaarde dat het terugstelelement uiteindelijk vastgemaakt is aan de vleugel.
Het terugstelelement kan zo bijvoorbeeld zijn vastgemaakt aan een geleidingsblok, dat zodanig kan zijn gemonteerd op de vleugel dat de schieter erdoor gaat, waardoor het terugstelelement gemakkelijk gemonteerd en gedemonteerd kan worden op de vleugel terwijl de schieter beter wordt getransleerd tijdens een verplaatsing van de stang.
Het terugstelelement stelt bij voorkeur de stang in werking door samenwerking met een uiteinde van genoemde stang.
Volgens een voorkeur dragend alternatief stelt het terugstelelement de stang in werking door samenwerking met de schieter.
Het terugstelelement omvat bij voorkeur een veer, in het bijzonder een blad- of spiraalveer, die samenwerkt met de schieter.
De schieter heeft bij voorkeur een afhellend gedeelte dat kan samenwerken met genoemd slot tijdens een sluitingsbeweging van de vleugel en totdat de vleugel de gesloten positie bereikt, zodanig dat de stang wordt getransleerd volgens de eerste verplaatsingsrichting tot de schieter kan samenwerken met het slot om de vleugel te vergrendelen in de gesloten positie.
Het zal duidelijk zijn dat wanneer de vleugel in open positie is en men deze wil sluiten en vergrendelen in de gesloten positie, het niet noodzakelijk is de eerste actuator in werking te stellen om de stang te doen transleren,· het volstaat een impuls uit te oefenen op de vleugel opdat deze laatste zou worden gesloten en vergrendeld in de gesloten positie door inertie. Het gevolg is een verbeterde ergonomie van de inrichting.
In dit geval kan de schieter bij voorkeur bovendien een versteviging omvatten die is voorzien tussen genoemd afhellend deel en het bevestigingselement van de schieter om samen te werken met het slot om de vleugel in gesloten positie te vergrendelen.
Het zal duidelijk zijn dat de gesloten positie van de vleugel, die wordt bereikt zodra de sluitingsbeweging van de vleugel is voltooid en waarin het afhellend deel niet langer kan samenwerken met het slot, zo wordt bepaald door de positie van de vleugel waarin de versteviging van de schieter kan samenwerken met het slot.
De inrichting omvat bij voorkeur een vergrendelingsmechanisme van de vleugel wanneer deze laatste zich in gesloten positie bevindt, omvattende een tweede actuator die kan worden bediend langs de zijkant van de vleugel tegenover de zijkant waarlangs de eerste actuator wordt bediend; en een mobiel ontgrendelingselement dat in beweging kan worden gebracht door de tweede actuator om de schieter te verplaatsen volgens de eerste verplaatsingsrichting.
Het zal duidelijk zijn dat het zo mogelijk is de stang te doen transleren volgens een eerste verplaatsingsrichting vanaf de kant tegenover de kant waarlangs de eerste actuator ediening wordt bediend, hetgeen toelaat de vleugel te ontgrendelen ongeacht de kant waarvoor men zich bevindt wanneer de vleugel zich in gesloten positie bevindt.
De hefboom wordt bij voorkeur vastgemaakt met een plaat waarop genoemd bevestigingselement van de hefboom is gevormd.
Het zal duidelijk zijn dat het zo mogelijk is meerdere bevestigingselementen van de hefboom op de plaat te vormen, zodat het vastmaken van de hefboom met de stang gebeurt op meerdere punten.
De hefboom en de plaat worden bij voorkeur gevormd uit een enkel stuk, hetgeen de inrichting vereenvoudigt.
De hefboom kan ook los staan van de plaat en kan worden vastgemaakt op deze laatste.
De inrichting omvat bij voorkeur beveiligingsmiddelen van genoemde vergrendelpositie van de stang.
Het zal duidelijk zijn dat het zo mogelijk is de vergrendeling van de vleugel te beveiligen in gesloten positie, zelfs als de stang wordt getransleerd, waardoor kan worden vermeden dat de vleugel wordt geopend bijvoorbeeld tijdens een inbraak of door een kind.
Genoemde beveiligingsmiddelen omvatten bij voorkeur een stopwand die is vastgemaakt aan de stang en een mobiel beveiligingselement met een uitstekend gedeelte dat kan samenwerken met de stopwand om genoemde vergrendelingspositie van de stang te beveiligen.
Het zal duidelijk zijn dat de samenwerking van de stopwand met het uitstekend gedeelte van het mobiele beveiligingselement toelaat de stang te beveiligen in de vergrendelingspositie.
Een uitsparing waarvan de omtrek genoemde stopwand vormt, wordt bij voorkeur rechtstreeks gevormd in de stang en het mobiele beveiligingselement omvat een pin die genoemd uitstekend gedeelte vormt, waardoor genoemde pin in genoemde uitsparing kan gaan om de vergrendelingspositie van de stang te beveiligen.
Wanneer de hefboom is vastgemaakt aan een plaat die kan worden vastgemaakt met de stang, is er volgens een voorkeur dragende alternatieve uitvoeringsvorm een uitsparing waarvan de omtrek genoemde stopwand vormt, gevormd met de plaat en omvat het mobiele beveiligingselement een pin die genoemd uitstekend gedeelte vormt, waardoor genoemde pin in genoemde uitsparing kan gaan om de vergrendelingspositie van de stang te beveiligen.
Wanneer de hefboom is vastgemaakt aan een plaat die kan worden vastgemaakt met de stang, heeft de stopwand volgens een andere voorkeur dragende alternatieve uitvoeringsvorm de vorm van een aanslag die uitsteekt ten opzichte van de plaat, en omvat het mobiele beveiligingselement een uitstekende zijde die het uitstekend gedeelte vormt dat tegen de aanslag komt om de vergrendelingspositie van de stang te beveiligen.
De uitvinding zal duidelijker worden en de voordelen zullen beter blijken uit de gedetailleerde beschrijving die volgt van de uitvoeringsvormen die bij wijze van niet-limitatieve voorbeelden zijn gegeven. De beschrijving verwijst naar de tekeningen die zijn bijgevoegd, waarin.
- figuur 1 een gedeeltelijk perspectiefzicht van een vergrendelingsonderdeel van een bedieningsinrichting voor de vergrendeling overeenkomstig de onderhavige uitvinding toont; - figuren 2A, 2B en 2C gedeeltelijke perspectiefzichten zijn die een hefboom en een stang van het vergrendelingsonderdeel tonen dat is geïllustreerd op figuur 1, evenals de bevestiging van de hefboom met de stang; - figuren 3A, 3B, 3C en 3D gedeeltelijke perspectiefzichten zijn die een schieter, een geleidingsblok en de stang van het vergrendelingsonderdeel tonen geïllustreerd op figuur 1, evenals de bevestiging van de schieter die is gemonteerd in het geleidingsblok met de stang; - figuur 3E een perspectiefzicht is dat een variant toont van het geleidingsblok dat is geïllustreerd op figuren 3A tot 3D; - figuren 4A, 4B en 4C perspectiefzichten zijn die de montage tonen van het vergrendelingsonderdeel dat is geïllustreerd op figuur 1 op een vleugel; - figuur 4D een perspectiefzicht toont dat de bedekking illustreert door een slaglat van het vergrendelingsonderdeel dat is geïllustreerd op figuur 1 zodra het is gemonteerd op de vleugel; - figuur 5A een gedeeltelijk gedetailleerd perspectiefzicht in dwarsdoorsnede voorstelt dat de montage illustreert op een vleugel van een eerste actuator van een bedieningsinrichting voor de vergrendeling in overeenstemming met de onderhavige uitvinding; - figuur 5B een gedeeltelijke dwarsdoorsnede voorstelt dat de eerste actuator toont van figuur 5A zodra het is gemonteerd op de vleugel; - figuur 5C een perspectiefzicht is dat de inrichting van figuur 5A illustreert zodra het is gemonteerd op de vleugel; - figuur 6A een gedeeltelijk perspectiefzicht is dat een slot toont dat kan samenwerken met een schieter die is geïllustreerd op figuren 3A tot 3D; - figuren 6B en 6C gedeeltelijke dwarsdoorsneden zijn die de overgang illustreren van een vergrendelingspositie naar een ontgrendelingspositie van de stang; figuur 7A een gedeeltelijke dwarsdoorsnede voorstelt die een ontgrendelingsmechanisme voorstelt van een bedieningsinrichting voor de vergrendeling in overeenstemming met de onderhavige uitvinding; figuur 7B een perspectiefzicht voorstelt van een ontgrendelingsmechanisme dat is geïllustreerd op figuur 7A; - figuur 8A een gedeeltelijke dwarsdoorsnede is die een variant van het ontgrendelingsmechanisme illustreert dat is geïllustreerd op figuren 7A en 7B; figuur 8B een perspectiefzicht voorstelt van het ontgrendelingsmechanisme dat is geïllustreerd op figuur 8A; - figuur 9A een gedetailleerd gedeeltelijk perspectiefzicht toont dat een variant toont van de eerste actuator die is geïllustreerd op figuren 5A en 5B, evenals een variant van de hefboom die is geïllustreerd op figuren 2A tot 2C; - figuur 9B een gedeeltelijke dwarsdoorsnede toont van de inrichting die is geïllustreerd op figuur 9A; - figuur 10A een gedetailleerd gedeeltelijk perspectiefzicht is dat een beveiligingssysteem toont in de vergrendelingspositie van de stang in overeenstemming met de onderhavige uitvinding; - figuren 10B en IOC gedeeltelijke dwarsdoorsnede zijn die het systeem tonen dat is geïllustreerd op figuur 10A respectievelijk in beveiligde en niet-beveiligde positie; - figuren 11A, 11B en 11C gedeeltelijke perspectiefzichten zijn die een variant tonen van het beveiligingssysteem dat is geïllustreerd op figuren 10A tot IOC.
Een bedieningsinrichting voor de vergrendeling voor openslaande vleugel 1 van lijstwerk in overeenstemming met de onderhavige uitvinding omvat een eerste actuator 2 die beweegbaar kan worden gemonteerd op de vleugel 1 en een vergrendelingsonderdeel 3 dat schuivend kan worden gemonteerd op vleugel 1.
Op figuur 1 wordt er een perspectiefzicht getoond van het vergrendelingsonderdeel 3. Het vergrendelingsonderdeel 3 omvat een stang 10; twee schieters 30 die zijn vastgemaakt aan de stang 10; en een hefboom 20 die is vastgemaakt aan de stang 10.
De stang 10 heeft de vorm van een stang die loopt volgens een longitudinale richting Z en waarvan de doorsnede rechthoekig is, zodanig dat de stang 10 een eerste longitudinaal hoofdvlak 11 en een tweede longitudinaal hoofdvlak 12 heeft die tegenover elkaar liggen.
De stang 10 omvat meerdere bevestigingselementen van de stang die zijn gedefinieerd langs genoemde stang 10.
In de geïllustreerde uitvoeringsvorm heeft de stang 10 meerdere gleuven 16 die vrijwel regelmatig zijn verspreid langs genoemde stang 10. De rand van elk van deze gleuven vormt een bevestigingspunt van de stang.
Elk van deze gleuven 16 heeft bij voorkeur een langgerekte vorm D die helt ten opzichte van de longitudinale richting Z van de stang 10.
De gleuven 16 zijn bij voorkeur alle identiek.
De hefboom 20 is geconfigureerd om te worden geactiveerd door een beweging van de eerste actuator 2 wanneer de bedieningsinrichting voor de vergrendeling is gemonteerd op de vleugel 1, zodanig dat een beweging van de eerste actuator 2 ervoor zorgt dat de stang 10 wordt getransleerd volgens de longitudinale richting Z, zoals hieronder meer in detail zal worden beschreven.
Volgens het geïllustreerde voorbeeld op figuur 2A is de hefboom 20 vrijwel vlak en heeft het een nuttig gedeelte 24 dat voortloopt in een bevestigingselement van de hefboom dat vrijwel in een referentievlak PO ligt.
Het bevestigingselement van de hefboom kan samenwerken met een bevestigingselement van de stang om de hefboom 20 vast te maken met de stang 10.
In de geïllustreerde uitvoeringsvorm heeft het bevestigingselement van de hefboom de vorm van een vasthoudpen 22 van de hefboom.
De vasthoudpen 22 van de hefboom heeft bij voorkeur vrijwel de vorm van een "T", zodanig dat de vasthoudpen 22 een proximaal segment 22A heeft dat instaat voor de verbinding tussen de vasthoudpen 22 en het nuttige gedeelte 24 van de hefboom 10 en een distaai segment 22B dat vrijwel loodrecht staat op het proximale segment 22A om twee vasthoudoppervlakken te definiëren.
Zoals wordt geïllustreerd op figuren 2A tot 2C gebeurt de bevestiging van de hefboom 20 met de stang 10 door de hefboom 20 voor een gleuf 16 van de stang 10 te houden zodanig dat de langgerekte vorm D van de gleuf 16 vrijwel in het vlak PO ligt; vervolgens door de vasthoudpen 22 in de gleuf 16 te steken tot de twee vasthoudoppervlakken uit de gleuf 16 komen langs de kant tegenover de kant waarlangs de hefboom 20 in de gleuf 16 is gestoken; en tot slot door de hefboom 20 zodanig te draaien dat het vlak PO vrijwel parallel loopt met de longitudinale richting Z van de stang 10, waardoor de twee vasthoudoppervlakken worden vastgehouden door de rand van de gleuf 16 om de hefboom 20 vast te maken met de stang 10. Hierdoor steekt het nuttige gedeelte 24 van de hefboom 20 uit het eerste hoofdoppervlak 11 van de stang 10.
Volgens het voorbeeld dat is geïllustreerd op figuur 3A heeft een vrijwel platte schieter 30 een nuttig gedeelte 34 dat voortloopt in een bevestigingselement van de schieter dat vrijwel in een referentievlak PI ligt.
Het bevestigingselement van de schieter kan samenwerken met een bevestigingselement van de stang om de schieter 30 met de stang 10 vast te maken.
In de geïllustreerde uitvoeringsvorm heeft het bevestigingselement van de schieter de vorm van een vasthoudpen 32 van de schieter.
De vasthoudpen 32 van de schieter heeft bij voorkeur vrijwel de vorm van een T analoog met deze van de vasthoudpen 22 van de hefboom, zodanig dat de vasthoudpen 34 van de schieter kan worden vastgehouden door de rand van een gleuf 16 om de schieter 30 vast te kunnen maken met de stang 10.
Zoals is geïllustreerd op figuren 3A tot 3D omvat het vergrendelingsonderdeel 3 bij voorkeur bovendien een geleidingsblok 40 dat de stang 10 volgens de longitudinale richting Z kan begeleiden tijdens de translatiebeweging. Het geleidingsblok 40 heeft daartoe een vlakke zijde 41 waaruit kop aan staart bij voorkeur twee geleidingsdelen uitsteken elk omvattende een vrijwel elastische geleidingspen 45, 47 waar tegenover zich een vrijwel hard geleidingsgedeelte 44, 46 bevindt.
Het geleidingsblok 40 heeft bij voorkeur een opening 42 die uitkomt in de vlakke zijde 41 die is geconfigureerd om daardoor een schieter 30 te laten gaan zodanig dat deze laatste wordt getransleerd wanneer de stang volgens de longitudinale richting Z wordt verplaatst.
Zoals wordt geïllustreerd op figuren 3A tot 3D gebeurt het vastmaken van een schieter 30 met de stang 10 door de schieter 30 in de opening 42 van het geleidingsblok 40 te steken; vervolgens door het geheel gevormd door het geleidingsblok 40 en de schieter 30 voor de gleuf 16 te houden zodanig dat de langgerekte vorm D van de gleuf 16 vrijwel in het vlak PI ligt en dat de vlakke zijde 41 van het geleidingsblok 40 zich tegenover het tweede hoofdvlak 12 van de stang 10 bevindt; vervolgens door de vasthoudpen 32 in de gleuf 16 te steken tot de twee vasthoudvlakken uit de gleuf 16 van de stang 10 komen aan de tegenovergestelde kant van de kant waarlang de schieter in de gleuf 16 is gestoken; en tot slot door het geheel gevormd door het geleidingsblok 40 en de schieter 30 zodanig te roteren dat het vlak PI vrijwel parallel loopt met de longitudinale richting Z van de stang 10, hetgeen aan de twee vasthoudoppervlakken toelaat vastgehouden te worden door de rand van de gleuf 16 zodanig dat de schieter 30 wordt vastgemaakt met de stang 10. Hierdoor steekt het nuttige gedeelte 34 van de schieter 30 uit het tweede hoofdvlak 12 van de stang 10, en kan de stang 10 schuiven in de twee delen van het geleidingsblok 40 tegen de vlakke zijde 41.
Een terugstelelement is bij voorkeur voorzien vastgemaakt aan het geleidingsblok 40 om de stang te transleren ten opzichte van het geleidingsblok 40 volgens de longitudinale richting Z door samenwerking met de schieter 30.
Volgens het voorbeeld dat is geïllustreerd op figuren 3A tot 3D heeft het terugstelelement de vorm van een bladveer 48 omvattende een eerste uiteinde dat bij voorkeur is gevormd uit één stuk met het geleidingsblok 40 en een tweede vrije uiteinde dat een inkeping 49 heeft die kan samenwerken met het nuttige gedeelte 34 van de schieter 30.
Op figuur 4A is er een vlakke vleugel 1 voorgesteld waarop het vergrendelingsonderdeel 3 is gemonteerd.
Zoals wordt geïllustreerd op figuur 5C heeft vleugel 1 een veel grotere afmeting H en een veel kleinere afmeting L en is het zelf gemonteerd in een lijstwerk 7 voor een enkele openslaande vleugel.
In het geïllustreerde voorbeeld gebeurt de montage van het vergrendelingsonderdeel 3 op de vleugel 1 door het tweede hoofdvlak 12 van de stang 10 tegenover vleugel 1 te plaatsen, zodanig dat de longitudinale richting van de stang Z parallel loopt met de grootste afmeting H van de vleugel 1; door vervolgens de geleidingsblokken 40 die voorzien zijn van schieters 30 in inkepingen 5 te steken die zijn gevormd op de vleugel 1; en door tot slot de geleidingsblokken 40 vast te maken met de vleugel 1 door koppeling van schroeven 43 in de gaten die zijn gevormd op de geleidingsblokken 40, zodanig dat de kop van de schroeven 43 steunt op de rand van de inkepingen 5 aan de kant tegenover de kant waarin de geleidingsblokken 40 in de inkepingen 5 zijn ingebracht, bij voorkeur door middelen van sluitringen 45.
Het zal duidelijk zijn dat, zodra het vergrendelingsonderdeel 3 is gemonteerd op de vleugel 1, de stang 10 kan schuiven volgens de longitudinale richting Z op de vleugel 1, waarbij de stang 10 in het geïllustreerde voorbeeld kan schuiven op de geleidingsblokken 40 die zijn vastgemaakt met de vleugel 1.
Zoals is geïllustreerd op figuur 4D, is er bij voorkeur een slaglat 60 aangebracht op de vleugel 1 om de stang 10 te bedekken, hetgeen vanuit esthetisch oogpunt aangenamer is.
Om niet te hinderen bij de translatiebeweging van de stang 10 heeft de slaglat 60 een opening 62 die is geconfigureerd om de hefboom 20 op afstand te omgeven wanneer de slaglat 60 is vastgemaakt aan de vleugel 1, zodanig dat de hefboom 20 kan transleren volgens de longitudinale richting Z zonder dat de slaglat 60 de beweging hindert.
Nu zullen we de eerste actuator 2 beschrijven die een ander element vormt van de bedieningsinrichting voor de vergrendeling volgens de uitvinding.
Volgens de onderhavige uitvinding kan de eerste actuator 2 beweegbaar worden gemonteerd op de vleugel 1 zodanig dat de stang 10 wordt getransleerd volgens een eerste verplaatsingsrichting volgens de longitudinale richting 2 die is voorgesteld op de figuren 5A en 5B door de referentie O.
De eerste actuator 2 omvat bij voorkeur een hendel 70 die draaiend kan worden gemonteerd rond een as 71 op de vleugel 1.
In het geïllustreerde voorbeeld zit de as van de hendel 72 in een hendelsteun 74 die is bedoeld om vastgemaakt te worden op de vleugel 1 zodanig dat de as van de hendel 72 vrijwel parallel loopt met het vlak van de vleugel 1 en vrijwel loodrecht staat op de longitudinale richting Z, zodanig dat de hendel 70 kan draaien in een vlak dat vrijwel parallel loopt met de longitudinale richting Z en dat vrijwel loodrecht staat op het vlak van de vleugel 1 wanneer de eerste actuator 2 wordt bediend.
Er is bij voorkeur een handgreep 76 voorzien in het verlengde van de hendel 70, waarbij deze twee elementen zijn gemaakt uit een enkel stuk. Zo kan de bediening van de hendel 70 worden uitgevoerd door middel van de handgreep 76, hetgeen de ergonomie van de bedieningsinrichting voor de vergrendeling verhoogt.
Volgens het voorbeeld dat is geïllustreerd op figuur 6A zijn de sloten 80 vastgemaakt in de sponning van een lijst van het lijstwerk 7, zodanig dat elk van de sloten 80 kan samenwerken met een verbonden schieter 30, wanneer de vleugel 1 zich in een gesloten positie bevindt.
In het geïllustreerde voorbeeld omvat een slot 80 een pen 82 die uit de sponning van de lijst van het lijstwerk 7 steekt.
Volgens het geïllustreerde voorbeeld heeft een schieter 30 niet enkel een hellend gedeelte 39, maar eveneens een versteviging 38.
De versteviging 38 van de schieter 30 is bij voorkeur voorzien in het nuttige gedeelte 34 van genoemde schieter, tussen de vasthoudpen van de schieter 32 en het uiteinde van het nuttige gedeelte 34 tegenover het uiteinde waarlangs de schieter 30 voortloopt in de vasthoudpen van de schieter 32.
Het zal bijgevolg duidelijk zijn dat wanneer de vleugel 1 zich in de gesloten positie bevindt, de versteviging 38 kan samenwerken met de pen 82 van een slot 80 om de vleugel 1 in de gesloten positie te vergrendelen.
De bevestigingspositie van het slot 80 met de vleugel 1 kan bij voorkeur worden aangepast in het vlak van de sponning van het lijstwerk 7 met behulp van een aanpassingsysteem van de relatieve positie, in het bijzonder het systeem 84 omvattende schroeven die zijn geplaatst in de langwerpige gaten die zijn geïllustreerd op de figuren 6B en 6C. Het zal duidelijk zijn dat de aanwezigheid van een dergelijk aanpassingssysteem 84 toelaat de positie van het slot 80 op het lijstwerk 7 precies te regelen zodanig dat de versteviging 38 van een schieter 30 nog doeltreffender kan samenwerken met de pen 82 van een slot 80 wanneer de vleugel 1 zich in de gesloten positie bevindt.
Het hellend gedeelte van de schieter 30 wordt bij voorkeur gevormd in het uiteinde van het nuttige gedeelte 34 tegenover het uiteinde waarlangs de schieter 30 voortloopt in de vasthoudpen van de schieter 32, zodanig dat de versterking 38 zich tussen het hellend gedeelte 39 en de vasthoudpen van de schieter 32 bevindt.
Het hellend gedeelte 39 is zodanig geconfigureerd dat het kan samenwerken met de pen 82 van het slot 80 tijdens een sluitingsbeweging van de vleugel 1 en totdat de vleugel 1 de gesloten positie bereikt, zodanig dat de vleugel 1 wordt getransleerd volgens de eerste verplaatsingsrichting O totdat de versteviging 38 kan samenwerken met de pen 82 van het slot 80 om de vleugel 1 te vergrendelen in de gesloten positie.
De bewegingen voor het openen van de vleugel 1 worden hieronder beschreven. Wanneer de vleugel 1 zich in de gesloten positie bevindt, bevindt de stang 10 zich in een vergrendelingspositie waarin de versteviging 38 van de schieters 30 samenwerkt met de pen 82 van een overeenkomstig slot 80 om de vleugel 1 in de gesloten positie te houden, zoals is geïllustreerd op figuur 6B. Een beweging van de hendel 70 met behulp van de handgreep 76 zorg ervoor dat het nuttige gedeelte 24 van de hefboom 20 van de stang 10 in werking wordt gesteld, waardoor er een translatiebeweging van de stang 10 kan plaatsvinden volgens de eerste verplaatsingsrichting O en waardoor de stang 10 kan worden verplaatst naar een ontgrendelingspositie, zoals is geïllustreerd op figuur 6C. De vleugel 1 kan dan worden geopend door aan de handgreep 76 te trekken. Wanneer de vleugel 1 open is en de handgreep 76 wordt losgelaten, wordt de stang 10 verplaatst volgens een tegenovergestelde verplaatsingsrichting dan de eerste verplaatsingsrichting O, enerzijds onder invloed van het gewicht ervan, anderzijds door de bladveren 48 die samenwerken met een verbonden schieter 30. Hierdoor gaat de stang 10 terug naar de vergrendelingspositie.
De bewegingen voor het sluiten van de vleugel 1 worden hieronder beschreven. We hebben zonet gezien dat wanneer de vleugel 1 zich in de open positie bevindt, de stang 10 zich uiteindelijk in de vergrendelingspositie bevindt. Om de vleugel 1 te sluiten is het bijgevolg niet noodzakelijk opnieuw aan de hendel 76 te trekken. Het volstaat namelijk een enkele impuls uit te oefenen op de vleugel 1 opdat deze zich zou verplaatsen naar de gesloten positie. De inertie die wordt veroorzaakt tijdens deze beweging zorgt ervoor dat het hellend gedeelte 39 van de schieters 30 samenwerkt met de pen 82 van een overeenkomstig slot 80, zodanig dat de stang 10 wordt getransleerd volgens de eerste verplaatsingsrichting O, waardoor de stang 10 naar de ontgrendelingspositie gaat. Zodra de vleugel 1 zich in de gesloten positie bevindt, keert de stang 10 terug naar de vergrendelingspositie onder invloed van het gewicht ervan en onder invloed van de bladveren 48, zodanig dat de versteviging 48 van een schieter 30 samenwerkt met de pen 82 van een overeenkomstig slot 80 om de vleugel 1 in de gesloten positie te houden.
De bedieningsinrichting voor de vergrendeling volgens de onderhavige uitvinding kan extra functies omvatten.
Zo kan de inrichting bij voorkeur een ontgrendelingmechanisme van de vleugel 1 omvatten wanneer deze laatste zich in gesloten positie bevindt.
Volgens het voorbeeld dat is geïllustreerd op figuren 7A en 7B kan een dergelijk ontgrendelingsmechanisme 90 in het bijzonder een tweede actuator 92 omvatten die is bedoeld om bediend te worden langs de kant van de vleugel 1 tegenover de kant waarlangs de eerste actuator 2 wordt bediend; en een mobiel ontgrendelingselement 94 dat in beweging kan worden gezet door de tweede actuator 92 om een pen te verplaatsen volgens de eerste verplaatsingsrichting O van de stang.
De tweede actuator 92 heeft bij de voorkeur de vorm van een geleider die schuifbaar is gemonteerd op de sponning van de lijst van het lijstwerk 7 waarop de sloten 80 zijn vastgemaakt.
De tweede actuator 92 en het mobiele ontgrendelingselement 94 zijn bij voorkeur twee afzonderlijke elementen.
In het geïllustreerde voorbeeld heeft het mobiele ontgrendelingselement 94 de vorm van een hendel die draaiend kan worden gemonteerd op de sponning van de lijst van het lijstwerk 7 waarop de sloten 80 zijn vastgemaakt en die een eerste uiteinde heeft dat kan samenwerken met een ruimte die is gevormd in een uitsparing van de geleider 92 en een tweede uiteinde dat kan samenwerken met de schieter 30 wanneer de vleugel 1 zich in de gesloten positie bevindt. Het zal duidelijk zijn dat een beweging van de geleider 92 ervoor kan zorgen dat de hendel 94 wordt gedraaid zodanig dat genoemde hendel 94 in beweging wordt gebracht en op zijn beurt de schieter verplaatst volgens de eerste verplaatsingsrichting O, zodanig dat de stang 10 kan worden getransleerd om de gesloten positie van de vleugel 1 te ontgrendelen.
De bedieningsinrichting voor de vergrendeling volgens de onderhavige uitvinding kan eveneens bij voorkeur een plaat omvatten die is vastgemaakt aan de hefboom en die kan worden vastgemaakt met de stang.
Volgens het voorbeeld dat is geïllustreerd op figuur 10A zijn de hefboom 124 en de plaat 120 gevormd uit één enkel stuk.
De plaat 120 heeft twee vasthoudpennen 122.
De plaat 120 en de vasthoudpennen 122 zijn gevormd uit één enkel stuk.
De vasthoudpennen 122 kunnen elk samenwerken met de rand van een gleuf 16 om de hefboom 124 vast te maken met de stang 10 door middel van de plaat 120.
De bedieningsinrichting voor de vergrendeling volgens de onderhavige uitvinding kan eveneens beveiligingsmiddelen omvatten van de vergrendelingspositie van de stang 10.
De beveiligingsmiddelen omvatten bij voorkeur een stopwand die is vastgemaakt aan de stang 10, en een mobiel beveiligingsmiddel met een uitstekend gedeelte dat kan samenwerken met de stopwand om genoemde vergrendelingspositie van de stang te beveiligen.
Volgens het voorbeeld dat is geïllustreerd op figuren 10A tot 10C kan de aanwezigheid van een plaat 120 benut worden om een ruimte 126 te vormen op de plaat 120 waarvan de omtrek de stopwand vormt. De omtrek van de ruimte 126 is geconfigureerd om samen te werken met een uitstekend gedeelte van een sleutelcilinder 110 onder de vorm van een pin 112, waarbij de sleutelcilinder 110 is geconfigureerd om te worden gemonteerd in een drager 174 van de eerste actuator 170 om vastgemaakt te worden op de vleugel 1.
Het is bovendien belangrijk op te merken dat de uitvoeringsvormen die hierboven zijn geïllustreerd, enkel niet-limitatieve voorbeelden zijn. Bijgevolg kan er een bedieningsinrichting voor de vergrendeling volgens de onderhavige uitvinding worden gemaakt volgens andere uitvoeringsvormen.
Een stang 10 volgens de onderhavige uitvinding heeft meer bepaald niet noodzakelijk een rechthoekige dwarsdoorsnede, zodat men, zonder af te wijken van het bereik van de onderhavige uitvinding, een stang zou kunnen voorzien met een dwarsdoorsnede in een totaal andere vorm, in het bijzonder vierkant of met een of meerdere cirkelbogen, op voorwaarde dat de stang kan schuiven op de vleugel 1.
Eerder zijn bovendien bevestigingselementen van de stang beschreven die zijn gevormd door de rand van identieke gleuven, zodanig dat men, zonder af te wijken van het bereik van de onderhavige uitvinding, bevestigingselementen van de stang zou kunnen voorzien die onderling niet analoog zijn, bijvoorbeeld bevestigingselementen van de stang die worden gevormd door de rand van gleuven die onderling niet analoog zijn, op voorwaarde dat ten minste een bevestigingselement van de stang kan samenwerken met een bevestigingselement van de hefboom, en op voorwaarde dat ten minste een bevestigingselement van de stang kan samenwerken met een bevestigingselement van de schieter.
Eerder is bovendien een bevestigingselement van de hefboom beschreven onder de vorm van een vasthoudpen van de hefboom en een bevestigingsvinger van de schieter onder de vorm van een vasthoudpen van de schieter die analoog is met de vasthoudvinger van de hefboom, zodanig dat men, zonder af te wijken van het bereik van de onderhavige uitvinding, een bevestigingselement van de hefboom zou kunnen voorzien dat niet analoog is met een bevestigingselement van de schieter, op voorwaarde dat een bevestigingsvinger van de hefboom kan samenwerken met ten minste een bevestigingselement van de stang, en op voorwaarde dat een bevestigingselement van de schieter kan samenwerken met ten minste een bevestigingselement van de stang.
Eerder is bovendien een bedieningsinrichting voor de vergrendeling beschreven omvattende twee schieters die elk kunnen samenwerken met een slot, zodanig dat men, zonder af te wijken van het bereik van de onderhavige uitvinding, een bedieningsinrichting voor de vergrendeling zou kunnen voorzien omvattende een ander aantal schieters, op voorwaarde dat dit aantal ten minste gelijk is aan één.
Eerder is bovendien een bedieningsinrichting voor de vergrendeling voorzien die kan worden gemonteerd op een vleugel 1 die zelfs is gemonteerd in een lijstwerk voor een enkele openslaande vleugel, zodanig dat men, zonder af te wijken van het bereik van de onderhavige uitvinding, een vleugel 1 zou kunnen voorzien die is gemonteerd in een andere lijstwerk, in het bijzonder in een lijstwerk dat is bedoeld om twee openslaande vleugels te dragen, meer bepaald de vleugel 1 die eerder is beschreven evenals een andere vleugel die halfvaste vleugel wordt genoemd. In dat geval zijn de sloten, evenals de eerste actuator, wanneer de bedieningsinrichting voor de vergrendeling een ontgrendelingsmechanisme omvat, niet vastgemaakt op een sponning van een lijst van het lijstwerk, maar op een sponning van een lijst van de halfvaste vleugel.
Eerder is bovendien een eerste actuator beschreven onder de vorm van een hendel die draaiend kan worden gemonteerd op de vleugel rond een as die vrijwel parallel loopt met het vlak van de vleugel en die vrijwel loodrecht staat op de longitudinale richting van de stang, zodanig dat men, zonder af te wijken van het bereik van de onderhavige uitvinding, een actuator zou kunnen voorzien die op een andere manier kan worden bediend. Men zou in het bijzonder een eerste actuator kunnen voorzien omvattende een geleider 370 die schuivend kan worden gemonteerd vrijwel volgens de longitudinale richting Z op de vleugel 1, zoals is geïllustreerd op figuren 9A en 9B. Hieruit zou dan volgen dat de hefboom 324 zou worden bewogen door een translatie van de geleider 370.
Eerder is bovendien een terugstelelement beschreven onder de vorm van een bladveer, zodanig dat men, zonder af te wijken van het bereik van de onderhavige uitvinding, een terugstelelement zou kunnen voorzien met een totaal andere structuur, op voorwaarde dat een dergelijke terugstelelement de stang kan bewegen in een tegenovergestelde verplaatsingsrichting van de eerste verplaatsingsrichting O. Zoals is geïllustreerd op figuur 3E zou men in het bijzonder een terugstelelement kunnen voorzien onder de vorm van een spiraalveer 148 die is bedoeld om zodanig te worden georiënteerd dat de as van de spiralen vrijwel parallel loopt met de longitudinale richting Z, en omvattende een eerste uiteinde dat kan duwen tegen een deel van de omtrek van de opening 142 van het geleidingsblok 140 en een tweede uiteinde dat kan duwen op het nuttige gedeelte 34 van de schieter 30.
Eerder is bovendien een ontgrendelingsmechanisme van de vleugel beschreven wanneer deze laatste zich in een gesloten positie bevindt omvattende een tweede actuator onder de vorm van een geleider die schuivend kan worden gemonteerd aan de kant van de vleugel tegenover de kant waarlangs de eerste actuator is bediend, zodanig dat men, zonder af te wijken van het bereik van de onderhavige uitvinding, een tweede actuator zou kunnen voorzien die op een andere manier kan worden bediend, in het bijzonder een tweede actuator die draaiend kan worden gemonteerd op de vleugel op voorwaarde dat de tweede actuator kan worden bediend om het mobiele ontgrendelingselement in beweging te brengen.
De tweede actuator die hierboven is beschreven, kan bovendien worden gemonteerd op het lijstwerk, of op de halfvaste vleugel, wanneer er twee openslaande vleugels zijn gemonteerd in het lijstwerk, zodanig dat men, zonder af te wijken van het bereik van de onderhavige uitvinding, een tweede actuator 192 zou kunnen voorzien die rechtstreeks kan worden gemonteerd op de vleugel 1, zoals is geïllustreerd op figuren 8A en 8B.
Eerder is bovendien een tweede actuator en een mobiel ontgrendebngselement beschreven die los zijn van elkaar, zodanig dat men, zonder af te wijken van bet bereik van de onderhavige uitvinding, een tweede actuator 192 en een mobiel ontgrendelingselement 194 zou kunnen voorzien die zijn gemaakt in één stuk, zoals is geïllustreerd op figuren 8A en 8B.
Eerder zijn bovendien beveihgingsmiddelen van de vergrendelingspositie van de stang voorzien omvattende een stopwand die is vastgemaakt aan de stang onder de vorm van de omtrek van een ruimte die is gevormd in een plaat, en een uitstekend gedeelte van een mobiel beveiligingselement onder de vorm van een pin die in de ruimte kan worden gestoken, zodanig dat men, zonder af te wijken van het bereik van de onderhavige uitvinding, eveneens een ruimte zou kunnen voorzien die rechtstreeks is gevormd in de stang.
Men zou, zonder af te wijken van het bereik van de onderhavige uitvinding, eveneens een aanslag en een uitstekend gedeelte kunnen voorzien met totaal andere structuren. Zoals is geïllustreerd op figuren 11A tot 11C zouden de beveiligingsmiddelen bovendien een mobiel beveiligingselement 210 kunnen omvatten dat vrijwel vlak is, dat schuivend kan worden gemonteerd in een richting Y die vrijwel loodrecht staat op de longitudinale richting Z van de stang 10 op een drager 274 van de eerste actuator, en met een uitstekende zijde 212 die het uitstekend gedeelte vormt van het mobiele beveiligingselement; en een stopwand onder de vorm van een aanslag 226 die uitsteekt uit een plaat 220. Het zal duidelijk zijn dat de uitstekende zijde 212 zo kan duwen tegen de aanslag 226 om de vergrendelingspositie van de stang 10 te beveiligen.

Claims (23)

1. Bedieningsinrichting voor de vergrendeling voor een openslaande vleugel (1) van lijstwerk (7), omvattende: een stang (10) die schuivend kan worden gemonteerd volgens een longitudinale richting (Z) op genoemde vleugel (1); ten minste een schieter (30) die is vastgemaakt aan de stang (10); en een eerste actuator (2) die beweegbaar kan worden gemonteerd op genoemde vleugel (1) om de stang (10) te doen transleren volgens een eerste verplaatsingsrichting (O) volgens genoemde longitudinale richting (Z) tussen een vergrendelingspositie waarin genoemde schieter (30) kan samenwerken met een slot (80) om de vleugel (1) in de gesloten positie te houden en een ontgrendelingspositie, met het kenmerk dat de stang (10) meerdere bevestigingselementen van de stang omvat die zijn gedefinieerd langs genoemde stang (10), de translatiebeweging van de stang (10) wordt uitgevoerd met behulp van een hefboom (20), die in werking kan worden gezet door een beweging van de eerste actuator (2), en die ten minste een bevestigingselement van de hefboom (22) omvat die de hefboom (20) kan vastmaken aan de stang (10) door samenwerking met een van genoemde bevestigingselementen van de stang, genoemde schieter (30) ten minste een bevestigingselement van de schieter (32) omvat die de schieter (30) kan vastmaken aan de stang (10) door samenwerking met een andere van genoemde bevestigingselementen van de stang, de eerste actuator (2) een hendel (70) omvat die draaiend kan worden gemonteerd op de vleugel (1) rond een draaias (72) die vrijwel parallel loopt met het vlak van de vleugel en die vrijwel loodrecht staat op genoemde longitudinale richting (Z) van de stang (1).
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk dat het ten minste een terugstelelement (48, 148) omvat dat kan worden vastgemaakt aan de vleugel (1) om de stang (10) te verplaatsen volgens een tegenovergestelde verplaatsingsrichting van genoemde eerste verplaatsingsrichting (O).
3. Bedieningsinrichting voor de vergrendeling voor een openslaande vleugel (1) van lijstwerk (7), omvattende: een stang (10) die schuivend kan worden gemonteerd volgens een longitudinale richting (Z) op genoemde vleugel (1); ten minste een schieter (30) die verbonden is met de stang (10); en een eerste actuator (2) die beweegbaar kan worden gemonteerd op genoemde vleugel (1) om de stang (10) te transleren volgens een eerste verplaatsingsrichting (O) volgens genoemde longitudinale richting (Z) tussen een vergrendelingspositie waarin genoemde schieter (30) kan samenwerken met een slot (80) om de vleugel (1) in de gesloten positie te houden en een ontgrendelingspositie, met het kenmerk dat de stang (10) meerdere bevestigingselementen van de stang omvat die zijn gedefinieerd langs genoemde stang (10), de translatiebeweging van de stang (10) wordt uitgevoerd met behulp van een hefboom (20), die in beweging kan worden gebracht door bediening van de eerste actuator (2), en die ten minste een bevestigingselement van de hefboom (22) omvat die de hefboom (20) kan vastmaken aan de stang (10) door samenwerking met een van genoemde bevestigingselementen van de stang, genoemde schieter (30) ten minste een bevestigingselement van de schieter (32) omvat die de schieter (30) kan vastmaken aan de stang (10) door samenwerking met een andere van genoemde bevestigingselementen van de stang, en dat de inrichting ten minste een terugstelelement (48, 148) omvat dat kan worden vastgemaakt aan de vleugel (1) om de stang (10) te verplaatsen in een tegenovergestelde verplaatsingsrichting van genoemde eerste verplaatsingsrichting (O).
4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk dat de eerste actuator (2) een hendel (70) omvat die draaiend kan worden gemonteerd op de vleugel (1) rond een draaias (72).
5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk dat de draaias (72) van de hendel (70) vrijwel parallel loopt met het vlak van de vleugel en vrijwel loodrecht staat op genoemde longitudinale richting (Z) van de stang (1).
6. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk dat de eerste actuator (2) een geleider (370) omvat die schuiven kan worden gemonteerd vrijwel volgens de longitudinale richting (Z) op de vleugel (1).
7. Inrichting volgens één der conclusies 2 - 6, met het kenmerk dat het terugstelelement (48, 148) is vastgemaakt aan een geleidingsblok (40, 140), dat kan worden gemonteerd op de vleugel (1) om de schieter (30) daardoor te laten gaan.
8. Inrichting volgens één der conclusies 2 - 7, met het kenmerk dat het terugstelelement (48, 148) de stang (1) in beweging brengt door samenwerking met de schieter (30).
9. Inrichting volgens één der conclusies 1 - 8, met het kenmerk dat de stang (10) een gleuf (16) heeft voor de hefboom waarvan de rand een van genoemde bevestigingselementen van de stang vormt, en dat het bevestigingselement van de hefboom (22) een vasthoudpen van de hefboom vormt, die kan worden vastgehouden door de rand van genoemde gleuf (16) voor de hefboom.
10. Inrichting volgens één der conclusies 1 - 9, met het kenmerk dat de stang (10) een gleuf (16) voor de schieter heeft waarvan de rand genoemde andere van genoemde bevestigingsmiddelen van de stang vormt, en dat het bevestigingselement van de schieter (32) een vasthoudpen van de schieter omvat, die kan worden vastgehouden door de rand van genoemde gleuf (16) voor de schieter.
11. Inrichting volgens één der conclusies 1 - 10, met het kenmerk dat de stang (10) bevestigingsmiddelen van de stang omvat die onderling analoog, bij voorkeur identiek, zijn.
12. Inrichting volgens één der conclusies 1 - 11, met het kenmerk dat de stang (10) bevestigingsmiddelen van de stang omvat die onderling niet analoog zijn.
13. Inrichting volgens één der conclusies 1 - 12, met het kenmerk dat de hefboom (20) een enkele of meerdere bevestigingselementen omvat van de hefboom (22) die, elk, kunnen samenwerken met een bevestigingselement van de stang.
14. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk dat het aantal bevestignigselementen van de hefboom (22) kleiner is dan het aantal bevestigingselementen van de stang die kunnen samenwerken met een bevestigingselement van de hefboom (22).
15. Inrichting volgens één der conclusies 1 - 14, met het kenmerk dat het bevestigingselement van de hefboom (22) niet analoog is met het bevestigingselement van de schieter (32).
16. Inrichting volgens één der conclusies 1-15, met het kenmerk dat de schieter (30) een afhellend gedeelte (39) heeft dat kan samenwerken met genoemd slot (80) tijdens een sluitingsbeweging van de vleugel (1) en totdat de vleugel (1) de gesloten positie bereikt, zodanig dat de stang (10) een translatiebeweging uitvoert volgens de eerste verplaatsingsrichting (O) tot de schieter (30) kan samenwerken met genoemd slot (80) om de vleugel (1) te vergrendelen in de gesloten positie.
17. Inrichting volgens conclusie 16, met het kenmerk dat de schieter (30) een versteviging (38) heeft die is voorzien tussen genoemd afhellend gedeelte (39) en genoemd bevestigingselement van de schieter (32) om samen te werken met het slot (80) om de vleugel (1) te vergrendelen in de gesloten positie.
18. Inrichting volgens één der conclusies 1 - 17, met het kenmerk dat het een ontgrendelingsmechanisme (90, 190) van de vleugel (1) omvat wanneer deze laatste zich in de gesloten positie bevindt, omvattende: een tweede actuator (92, 192) die kan worden bediend langs de kant van de vleugel tegenover de kant waarlangs genoemde eerste actuator (2) wordt bediend; en een mobiel ontgrendelingselement (94, 194) dat in beweging kan worden gebracht door de tweede actuator (92, 192) om de schieter (30) te verplaatsen volgens de eerste verplaatsingsrichting (O).
19. Inrichting volgens één der conclusies 1 - 18, met het kenmerk dat genoemde hefboom (124) is vastgemaakt aan een plaat (120) waarop genoemd bevestigingselement van de hefboom (122) is gevormd.
20. Inrichting volgens één der conclusies 1 - 19, met het kenmerk dat het beveiligingsmiddelen omvat van genoemde vergrendelingspositie van de stang (10).
21. Inrichting volgens conclusie 20, met het kenmerk dat genoemde beveiligingsmiddelen een aanslag (126, 226) omvatten die is vastgemaakt aan de stang (10), en een mobiele beveiligingselement (210) met een uitstekend gedeelte (112, 212) dat kan samenwerken met de aanslag (126, 226) om genoemde vergrendelingspositie van de stang (10) te beveiligen.
22. Inrichting volgens één der conclusies 1 - 21, met het kenmerk dat het slot (80) kan worden vastgemaakt in de sponning van een lijst van het lijstwerk (7) of een andere vleugel, afhankelijk van het feit of het lijstwerk (7) bedoeld is een enkele of twee openslaande vleugels te dragen.
23. Inrichting volgens één der conclusies 1 - 22, met het kenmerk dat de stang wordt gevormd door een stukje stang dat is genomen uit een langere stang.
NL2006742A 2010-05-10 2011-05-09 Bedieningsinrichting voor de vergrendeling van een vleugel. NL2006742C2 (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
FR1053635A FR2959770B1 (fr) 2010-05-10 2010-05-10 Dispositif de commande de verrouillage pour vantail
FR1053635 2010-05-10

Publications (2)

Publication Number Publication Date
NL2006742A true NL2006742A (nl) 2011-11-14
NL2006742C2 NL2006742C2 (nl) 2013-07-16

Family

ID=43355530

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2006742A NL2006742C2 (nl) 2010-05-10 2011-05-09 Bedieningsinrichting voor de vergrendeling van een vleugel.

Country Status (7)

Country Link
BE (1) BE1020832A3 (nl)
CH (1) CH703093B1 (nl)
DE (1) DE102011050226A1 (nl)
ES (1) ES2408907B1 (nl)
FR (2) FR2959770B1 (nl)
IT (1) ITTO20110406A1 (nl)
NL (1) NL2006742C2 (nl)

Families Citing this family (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2987642B1 (fr) * 2012-03-05 2015-05-29 Ferco Int Usine Ferrures Ferrure de verrouillage de type cremone ou cremone-serrure equipant un ouvrant de porte ou fenetre.
FR3024993A1 (fr) * 2014-08-25 2016-02-26 Ferco Dispositif de commande de ferrure de verrouillage de type cremone ou cremone-serrure
US11408212B2 (en) 2016-09-12 2022-08-09 Hewlett-Packard Development Company, L.P. Releasable latch
GB2554951A (en) * 2016-10-17 2018-04-18 Bismuth 83 Ltd A modular multipoint locking assembly
US11873669B2 (en) * 2021-01-15 2024-01-16 The Boeing Company Single release latching system with multiple independently latching latch assemblies
DE202022105395U1 (de) * 2022-09-26 2022-10-18 Gretsch-Unitas GmbH Baubeschläge Verriegelungsvorrichtung und Türanordnung mit einer solchen Verriegelungsvorrichtung

Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR536991A (fr) * 1921-06-17 1922-05-12 Salvanhac Freres Fermeture de fenêtres, portes et similaires
CH198933A (de) * 1937-12-22 1938-07-31 Glutz Blotzheim Nachfolger A G Kupplungsstange für Cremonen-Tür- und Fensterverschlüsse.
CA2302973A1 (fr) * 1999-04-01 2000-06-27 Emilio Autore Structure de fenetre comprenant un nouveau dispositif de verrouillage
US20070052247A1 (en) * 2001-05-30 2007-03-08 Caldwell Manufacturing Company Actuator for use in fenestration systems
US20080001413A1 (en) * 2006-06-14 2008-01-03 Newell Operation Company Casement Window Lock

Family Cites Families (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CH555960A (de) * 1972-09-08 1974-11-15 Schaerer U Soehne Ag Tueren- oder fensterverriegelungseinrichtung.
US5118145A (en) * 1991-05-15 1992-06-02 Truth Division Of Spx Corporation Universal window sash lock for a variety of windows
GB2266336B (en) * 1992-04-23 1995-09-06 Weidtmann Wilhelm Kg Device to actuate a mechanism releasably to secure a mobile frame to a fixed second frame
US5741031A (en) * 1996-03-18 1998-04-21 Truth Hardware Corporation Concealed window lock with detachable handle and escutcheon
US7004515B2 (en) * 2001-05-30 2006-02-28 Caldwell Manufacturing Company Fenestration locking system

Patent Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR536991A (fr) * 1921-06-17 1922-05-12 Salvanhac Freres Fermeture de fenêtres, portes et similaires
CH198933A (de) * 1937-12-22 1938-07-31 Glutz Blotzheim Nachfolger A G Kupplungsstange für Cremonen-Tür- und Fensterverschlüsse.
CA2302973A1 (fr) * 1999-04-01 2000-06-27 Emilio Autore Structure de fenetre comprenant un nouveau dispositif de verrouillage
US20070052247A1 (en) * 2001-05-30 2007-03-08 Caldwell Manufacturing Company Actuator for use in fenestration systems
US20080001413A1 (en) * 2006-06-14 2008-01-03 Newell Operation Company Casement Window Lock

Also Published As

Publication number Publication date
CH703093A2 (fr) 2011-11-15
FR2959771B1 (fr) 2018-01-05
ES2408907B1 (es) 2014-06-03
FR2959770B1 (fr) 2020-03-06
FR2959770A1 (fr) 2011-11-11
DE102011050226A1 (de) 2011-11-10
ITTO20110406A1 (it) 2011-11-11
BE1020832A3 (fr) 2014-06-03
ES2408907A2 (es) 2013-06-21
CH703093B1 (fr) 2016-07-29
NL2006742C2 (nl) 2013-07-16
ES2408907R1 (es) 2013-08-13
FR2959771A1 (fr) 2011-11-11

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL2006742C2 (nl) Bedieningsinrichting voor de vergrendeling van een vleugel.
US7201030B2 (en) Gate lock device
US20140239649A1 (en) Window Restrictor
US6257030B1 (en) Thumb-operated multilatch door lock
KR101979508B1 (ko) 래치세트를 위한 슬라이딩 액츄에이터 어셈블리
US20090113956A1 (en) Door locking system
US8678451B2 (en) Gate latch
TWM338889U (en) Door lock using key to drive transmission mechanism
NO336776B1 (no) Arrangement for styring av sperringen av en falle i en dørlås.
US3044815A (en) Latch mechanism
CA3052497A1 (en) Automatically-extendible deadbolt latch assembly
US20080211240A1 (en) Apparatus for effecting an initial, predetermined translation of a closed sliding door
TW201040371A (en) Multiple point door locking system, with handle turning direction control
CA2403443A1 (en) Door latch mechanism
RU2413062C2 (ru) Замок для внутренней двери
CA2778093A1 (en) Privacy latch
GB2134960A (en) Locking device
CA2795998C (en) Multiple access door lock mechanism with reversible cam actuation
US6361087B1 (en) Locking fitting for a door, French window or the like provided with a spring-bolt elastically restored into locking position
DE202016001540U1 (de) Schloss
US6196035B1 (en) Door lock assembly having an automatically actuated latch mechanism
CN111902593B (zh) 窗或门
EP3245360B1 (de) Schloss
AU2006203785B2 (en) A lock for a sliding door or window
AU2020202192A1 (en) Lock

Legal Events

Date Code Title Description
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20230601