NL2006687C2

NL2006687C2 - BUILDING WITH AN INSTALLATION BOX.

Info

Publication number: NL2006687C2
Application number: NL2006687A
Authority: NL
Inventors: Thomas Philippus Renckens
Original assignee: Abb Bv
Priority date: 2011-04-29
Filing date: 2011-04-29
Publication date: 2012-10-30

Description

NLP188660ANLP188660A

Gebouw met een installatiedoosBuilding with an installation box

ACHTERGROND VAN DE UITVINDINGBACKGROUND OF THE INVENTION

De uitvinding heeft betrekking op een gebouw met een installatiedoos dat onderdeel vormt van de elektrische 5 installatie van het gebouw.The invention relates to a building with an installation box that forms part of the electrical installation of the building.

Een bekende installatiedoos voor plaatsing in een gat in een wand van een gebouw omvat een bodemwand en een van de bodemwand opstaande omtrekswand. De bodemwand en de omtrekswand bepalen gezamenlijk een inbouwruimte voor in-10 stallatiemateriaal zoals inbouwstopcontacten en schakelaars. De omtrekswand bezit een van de bodemwand afgekeerde omlopende installatierand die een primaire opening van de installatiedoos begrenst. Het installatiemateriaal omvat een blok elektrische aansluitingen dat in de inbouwruimte opge-15 nomen wordt en een montageplaat die op de muur rust en die door middel van schroeven aan de installatierand gekoppeld wordt.A known installation box for placement in a hole in a wall of a building comprises a bottom wall and a circumferential wall extending from the bottom wall. The bottom wall and the peripheral wall jointly define a built-in space for installation material such as built-in sockets and switches. The circumferential wall has a circumferential installation edge remote from the bottom wall which defines a primary opening of the installation box. The installation material comprises a block of electrical connections which is received in the installation space and a mounting plate which rests on the wall and which is connected to the installation edge by means of screws.

In de praktijk komt het vaak voor dat de installatiedoos te ver in het gat of juist niet diep genoeg in het 20 gat gestoken wordt. Wanneer de installatiedoos te ver in het gestoken is, dan komt de installatierand te diep in de muur te liggen. De schroeven moeten in een dergelijk geval een grote afstand overbruggen teneinde de montageplaat van het installatiemateriaal aan de installatierand van de installa- 2 tiedoos te kunnen koppelen. De resulterende koppeling tussen de montageplaat en de installatierand is minder stevig en kan speling bevatten. Wanneer de installatiedoos niet diep genoeg in het gat gestoken is, dan zal de installatierand te 5 ver uitsteken ten opzichte van de muur, waardoor het op de installatierand gemonteerde installatiemateriaal niet vlak op de muur kan liggen.In practice it often happens that the installation box is inserted too far into the hole or, on the contrary, not inserted deep enough into the hole. If the installation box is inserted too far into the wall, the installation edge will be too deep in the wall. In such a case, the screws must cover a large distance in order to be able to connect the mounting plate of the installation material to the installation edge of the installation box. The resulting coupling between the mounting plate and the installation edge is less firm and may contain play. If the installation box is not inserted deep enough into the hole, the installation edge will protrude too far relative to the wall, as a result of which the installation material mounted on the installation edge cannot lie flat on the wall.

Een doel van de uitvinding is het verschaffen van een gebouw omvattende een muur met een gat en een in het gat 10 opgenomen installatiedoos, waarbij onjuiste positionering van de installatiedoos in het gat in de muur kan worden tegengegaan.An object of the invention is to provide a building comprising a wall with a hole and an installation box included in the hole 10, wherein incorrect positioning of the installation box in the hole in the wall can be prevented.

15 SAMENVATTING VAN DE UITVINDINGSUMMARY OF THE INVENTION

De uitvinding verschaft vanuit een eerste aspect een gebouw omvattend een muur met een voorzijde en een zich vanaf de voorzijde in de muur uitstrekkend gat waarin een 20 installatiedoos voor elektrische installaties is opgenomen, waarbij het gat een begrenzingswand bezit die een opneem-ruimte bepaalt voor het opnemen van de installatiedoos in de muur, waarbij de installatiedoos een bodemwand en een van de bodemwand opstaande omtrekswand omvat, waarbij de bodemwand 25 en de omtrekswand gezamenlijk een binnenruimte bepalen voor opname van installatiemateriaal, waarbij de installatiedoos is voorzien van een eerste positioneeruitsteeksel dat zich vanaf de omtrekswand in een vlak evenwijdig aan de bodemwand buitenwaarts uitstrekt, waarbij de installatiedoos vanaf het 30 eerste positioneeruitsteeksel in de richting van de bodemwand in het gat in de muur steekt, waarbij het eerste positioneeruitsteeksel zich voorbij de begrenzingswand van het gat uitstrekt en met een aanligvlak aanligt tegen de voorzijde van de muur. Het eerste positioneeruitsteeksel kan een 35 referentiehulpmiddel vormen voor het bij het insteken van de installatiedoos in het gat bepalen van de insteekdiepte of de mate van uitsteken van de installatiedoos ten opzichte 3 van de voorzijde van muur. Hiermee kan worden tegengegaan dat de installatiedoos te ver in het gat gestoken wordt, hetgeen het vervolgens monteren van installatiemateriaal kan bemoeilij ken.The invention provides from a first aspect a building comprising a wall with a front side and a hole extending into the wall from the front side in which an installation box for electrical installations is accommodated, wherein the hole has a boundary wall which defines a receiving space for the receiving the installation box in the wall, the installation box comprising a bottom wall and a circumferential wall extending from the bottom wall, the bottom wall and the circumferential wall jointly defining an inner space for receiving installation material, the installation box being provided with a first positioning protrusion which the peripheral wall extends outwardly in a plane parallel to the bottom wall, the installation box extending from the first positioning protrusion in the direction of the bottom wall into the hole in the wall, the first positioning protrusion extending beyond the boundary wall of the hole and with an abutment surface abuts against the front of the wall. The first positioning protrusion can form a reference aid for determining the insertion depth or the extent to which the installation box protrudes relative to the front of the wall when the installation box is inserted into the hole. In this way it can be prevented that the installation box is inserted too far into the hole, which may make it difficult to subsequently assemble installation material.

5 In een uitvoeringsvorm zijn de omtrekswand en het eerste positioneeruitsteeksel uit één stuk gevormd. Het eerste positioneeruitsteeksel kan tegelijk met het vormen van de omtrekswand, bijvoorbeeld in een spuitgietproces, worden aangevormd aan de omtrekswand.In one embodiment, the peripheral wall and the first positioning protrusion are formed in one piece. The first positioning protrusion can be molded on the circumferential wall simultaneously with the formation of the peripheral wall, for example in an injection molding process.

10 In een uitvoeringsvorm omvat het eerste positio neeruitsteeksel een aanliglichaam dat een in hoofdzaak recht aanligvlak vormt, waarbij het aanligvlak zich in hoofdzaak evenwijdig aan de voorzijde van de muur uitstrekt. Het aanliglichaam kan vlak tegen de voorzijde van de muur aan-15 liggen, teneinde een nauwkeurige aanslag te kunnen verkrijgen .In an embodiment the first positio protrusion comprises an abutment body which forms a substantially straight abutment surface, the abutment surface extending substantially parallel to the front side of the wall. The abutment body can lie flat against the front of the wall in order to obtain an accurate stop.

In een uitvoeringsvorm is de omtrekswand voorzien van een van de bodemwand afgekeerde omlopende installa-tierand die een primaire opening van de installatiedoos 20 begrenst, waarbij het eerste positioneeruitsteeksel ten opzichte van de installatierand in de richting van de bodemwand teruggelegen is. Op eenzelfde wijze is de omtrekswand vanaf de bodemwand beschouwd voorbij het aanligvlak van het eerste positioneeruitsteeksel steekt en waarbij de installa-25 tierand vanaf de bodemwand beschouwd voorbij het aanligvlak van het eerste positioneeruitsteeksel gelegen is. Bij voorkeur is de installatierand vanaf de bodemwand beschouwd ten minste drie millimeter, bij voorkeur ten minste vijf millimeter voorbij het aanligvlak van het eerste positioneeruit-30 steeksel gelegen. Doordat de positie van het eerste positioneeruitsteeksel op afstand vanaf de installatierand gelegen is, vormt het eerste positioneeruitsteeksel een aanslag of referentievlak waardoor een gedeelte van de omtrekswand en de installatierand aan het uiteinde daarvan over dezelfde 35 afstand uit blijven steken ten opzichte de plaats waar het eerste positioneeruitsteeksel aanligt tegen de muur rondom het gat. De uitstekende installatierand verkleint de afstand 4 die overbrugd moet worden teneinde het op de afwerklaag gelegen installatiemateriaal te kunnen koppelen met de installatierand.In one embodiment, the circumferential wall is provided with a circumferential installation edge remote from the bottom wall which defines a primary opening of the installation box 20, the first positioning protrusion being recessed with respect to the installation edge in the direction of the bottom wall. In a similar manner, the circumferential wall viewed from the bottom wall extends beyond the abutment surface of the first positioning protrusion and wherein the installation edge from the bottom wall viewed beyond the abutment surface of the first positioning protrusion. The installation edge from the bottom wall is preferably situated at least three millimeters, preferably at least five millimeters beyond the abutment surface of the first positioning protrusion. Because the position of the first positioning protrusion is located at a distance from the installation edge, the first positioning protrusion forms a stop or reference surface, as a result of which a portion of the circumferential wall and the installation edge at the end thereof protrude over the same distance with respect to the place where the first the projection protrudes against the wall around the hole. The protruding installation edge reduces the distance 4 that must be bridged in order to be able to couple the installation material located on the finishing layer to the installation edge.

In een uitvoeringsvorm grijpt de installatiedoos 5 tussen het eerste positioneeruitsteeksel en de bodemwand aan op de begrenzingswand van het gat. In het bijzonder is de installatiedoos tussen het eerste positioneeruitsteeksel en de bodemwand voorzien van plaatsingsuitsteeksels die zich vanaf de omtrekswand buitenwaarts uitstrekken en die zijn 10 voorzien van distaai ten opzichte van de omtrekswand gelegen eindranden die aangrijpen op de begrenzingswand van het gat. De aangrijping kan een wrijvingsweerstand bewerkstelligen tussen de installatiedoos en de begrenzingswand van het gat teneinde tegen te gaan dat de installatiedoos onbedoeld door 15 het gat verschuift.In one embodiment, the installation box 5 engages between the first positioning protrusion and the bottom wall on the boundary wall of the hole. In particular, the installation box between the first positioning protrusion and the bottom wall is provided with positioning protrusions which extend outwardly from the circumferential wall and which are provided with end edges distal to the circumferential wall which engage on the boundary wall of the hole. The engagement can bring about a frictional resistance between the installation box and the boundary wall of the hole in order to prevent the installation box from accidentally sliding through the hole.

In een uitvoeringsvorm is het eerste positioneeruitsteeksel voorzien van een streefbreukverbinding die is ingericht bij buiging van het eerste positioneeruitsteeksel ten opzichte van de omtrekswand een breuk tussen het eerste 20 positioneeruitsteeksel en de omtrekswand te veroorzaken. Door de aangebrachte streefbreukverbinding breekt het eerste positioneeruitsteeksel gemakkelijk af en kan een installatiedoos zonder positioneeruitsteeksels worden verkregen, die bijvoorbeeld kan worden toegepast in een situatie waarin het 25 gewenst is de installatiedoos verder in het gat te steken dan het eerste positioneeruitsteeksel toelaat. Dit kan bijvoorbeeld voorkomen als een muur niet verder afgewerkt wordt.In one embodiment, the first positioning protrusion is provided with a target break connection which is adapted to cause a break between the first positioning protrusion and the peripheral wall when the first positioning protrusion is bent relative to the circumferential wall. As a result of the target break connection provided, the first positioning protrusion easily breaks off and an installation box without positioning protrusions can be obtained, which can be used, for example, in a situation where it is desired to insert the installation box further into the hole than the first positioning protrusion permits. This can occur, for example, if a wall is not finished.

In een uitvoeringsvorm omvat de installatiedoos 30 een tweede positioneeruitsteeksel dat zich vanaf de omtrekswand even ver buitenwaarts uitstrekt als het eerste positioneeruitsteeksel. Het tweede positioneeruitsteeksel kan ervoor zorgen dat de installatiedoos op twee posities in aanliggend contact komt met de muur rondom het gat, teneinde 35 te voorkomen dat bij slechts één aanliggend contact de installatiedoos gaat schranken.In one embodiment, the installation box 30 comprises a second positioning protrusion which extends as far outward from the peripheral wall as the first positioning protrusion. The second positioning protrusion can ensure that the installation box comes into abutting contact with the wall around the hole at two positions, in order to prevent the installation box from sliding with only one abutting contact.

In een uitvoeringsvorm zijn het eerste positio- 5 neeruitsteeksel en het tweede positioneeruitsteeksel recht tegenover elkaar gelegen. Hiermee kan een gelijke of symmetrische verdeling van aanligkrachten van de blokkerende positioneeruitsteeksels op de voorzijde van de muur verkre-5 gen worden, hetgeen het positioneren van de installatiedoos kan vereenvoudigen.In one embodiment, the first positioning protrusion and the second positioning protrusion are directly opposite each other. Hereby an equal or symmetrical distribution of abutment forces of the blocking positioning projections on the front side of the wall can be obtained, which can simplify the positioning of the installation box.

De uitvinding verschaft vanuit een tweede aspect een installatiedoos voor elektrische installaties, voor plaatsing in een voor de installatiedoos bestemd gat in een 10 muur van een gebouw, waarbij het gat een begrenzingswand bezit die een binnenomtrekscontour bepaalt waarbinnen een opneemruimte gelegen is voor opname van de installatiedoos in de muur, waarbij de installatiedoos een bodemwand en een van de bodemwand opstaande omtrekswand omvat, waarbij de 15 bodemwand en de omtrekswand gezamenlijk een binnenruimte bepalen voor opname van installatiemateriaal, waarbij de installatiedoos is voorzien van een eerste positioneeruitsteeksel dat zich vanaf de omtrekswand buitenwaarts uitstrekt, waarbij het gedeelte van de installatiedoos vanaf 20 het eerste positioneeruitsteeksel in de richting van de bodemwand een eerste omtrekscontour bezit waarvan de meest uitstekende delen gelegen zijn op een denkbeeldige eerste kleinste cirkel in een eerste vlak evenwijdig aan de bodemwand, waarbij de eerste kleinste cirkel met een zo klein 25 mogelijke diameter het gedeelte van de installatiedoos vanaf het eerste positioneeruitsteeksel in de richting van de bodemwand volledig omsluit, waarbij de installatiedoos ter plaatse van het eerste positioneeruitsteeksel een tweede omtrekscontour bezit waarvan de meest uitstekende delen 30 gelegen zijn op een denkbeeldige tweede kleinste cirkel in een tweede vlak evenwijdig aan de bodemwand, waarbij de tweede kleinste cirkel met een zo klein mogelijke diameter de installatiedoos ter plaatse van het eerste positioneeruitsteeksel volledig omsluit, waarbij de eerste denkbeeldige 35 cirkel in geplaatste toestand van de installatiedoos in het gat kleiner is dan of gelijk is aan de binnenomtrekscontour van het gat en de tweede denkbeeldige cirkel groter is dan 6 de binnenomtrekscontour van het gat. Het eerste positioneer-uitsteeksel kan een referentiehulpmiddel vormen voor het bij het insteken van de installatiedoos in het gat bepalen van de insteekdiepte of de mate van uitsteken van de installa-5 tiedoos ten opzichte van de voorzijde van muur. Hiermee kan worden tegengegaan dat de installatiedoos te ver in het gat gestoken wordt, hetgeen het vervolgens monteren van instal-latiemateriaal kan bemoeilijken.The invention provides, from a second aspect, an installation box for electrical installations, for placement in a hole intended for the installation box in a wall of a building, the hole having a boundary wall defining an inner peripheral contour within which a receiving space is located for receiving the installation box in the wall, wherein the installation box comprises a bottom wall and a circumferential wall extending from the bottom wall, wherein the bottom wall and the circumferential wall jointly define an inner space for receiving installation material, wherein the installation box is provided with a first positioning protrusion extending outwardly from the circumferential wall wherein the portion of the installation box from the first positioning protrusion in the direction of the bottom wall has a first peripheral contour, the most protruding parts of which are located on an imaginary first smallest circle in a first plane parallel to the bottom wall, the first the smallest circle with the smallest possible diameter completely encloses the portion of the installation box from the first positioning protrusion in the direction of the bottom wall, the installation box having a second peripheral contour at the location of the first positioning protrusion, the most protruding parts of which are situated on an imaginary second smallest circle in a second plane parallel to the bottom wall, wherein the second smallest circle with the smallest possible diameter completely encloses the installation box at the location of the first positioning protrusion, the first imaginary circle in the installed state of the installation box in the hole is smaller than or equal to the inner peripheral contour of the hole and the second imaginary circle is greater than 6 the inner peripheral contour of the hole. The first positioning protrusion can form a reference aid for determining the insertion depth or the extent to which the installation box protrudes relative to the front of the wall when the installation box is inserted into the hole. In this way it can be prevented that the installation box is inserted too far into the hole, which can make it difficult to subsequently install installation material.

In een uitvoeringsvorm is het eerste positioneer-10 uitsteeksel ingericht teneinde in geplaatste toestand op de muur naast het gat te liggen. Het eerste positioneeruit-steeksel vormt een obstakel dat bij het insteken van de installatiedoos in het gat in contact kan komen met de om het gat gelegen muur. Het contact kan tegengaan dat de 15 installatiedoos te diep in het gat in de muur gestoken wordt.In one embodiment, the first positioning protrusion is adapted to lie on the wall next to the hole when placed. The first positioning protrusion forms an obstacle which, when inserting the installation box into the hole, may come into contact with the wall surrounding the hole. The contact can prevent the installation box from being inserted too deeply into the hole in the wall.

In een uitvoeringsvorm is de omtrekswand in hoofdzaak cilindrisch, waarbij de eerste denkbeeldige cirkel en de tweede denkbeeldige cirkel concentrisch ten opzichte van 20 de in hoofdzaak cilindrische omtrekswand gelegen zijn. De concentrisch ten opzichte van de omtrekswand gelegen eerste en tweede cirkels bezitten stralen die worden bepaald door de delen van de installatiedoos die zich in de vlakken van de respectievelijke cirkels vanaf de hartlijn van de om-25 trekswand het verst buitenwaarts uitstrekken of uitsteken.In one embodiment, the circumferential wall is substantially cylindrical, the first imaginary circle and the second imaginary circle being concentric with the substantially cylindrical circumferential wall. The first and second circles concentrically with respect to the circumferential wall have rays which are defined by the parts of the installation box which extend or extend farthest outwards in the planes of the respective circles from the center line of the circumferential wall.

De uitvinding verschaft vanuit een derde aspect een werkwijze voor het positioneren van een installatiedoos voor elektrische installaties in een voor de installatiedoos bestemd gat in een muur van een gebouw, waarbij de muur een 30 voorzijde bezit en waarbij het gat dwars op de voorzijde van de muur een begrenzingswand bezit die een opneemruimte bepaalt voor het opnemen van de installatiedoos in de muur, waarbij de installatiedoos een bodemwand en een van de bodemwand opstaande omtrekswand omvat, waarbij de bodemwand 35 en de omtrekswand gezamenlijk een binnenruimte bepalen voor opname van installatiemateriaal, waarbij de installatiedoos is voorzien van een eerste positioneeruitsteeksel dat zich 7 vanaf de omtrekswand in een vlak evenwijdig aan de bodemwand buitenwaarts uitstrekt, waarbij de werkwijze de stappen omvat van het vanaf het eerste positioneeruitsteeksel beschouwd in de richting van de bodemwand in het gat steken 5 van de installatiedoos waarbij de installatiedoos vanaf het eerste positioneeruitsteeksel in de richting van de bodemwand in het gat in de muur wordt opgenomen, het brengen van het eerste positioneeruitsteeksel, dat zich voorbij de begrenzingswand van het gat uitstrekt, met een aanligvlak 10 daarvan in aanliggend contact met de voorzijde van de muur. Het eerste positioneeruitsteeksel kan een referentiehulpmid-del vormen voor het bij het insteken van de installatiedoos in het gat bepalen van de insteekdiepte of de mate van uitsteken van de installatiedoos ten opzichte van de voor-15 zijde van muur.The invention provides from a third aspect a method for positioning an installation box for electrical installations in a hole intended for the installation box in a wall of a building, wherein the wall has a front side and wherein the hole is transverse to the front side of the wall has a boundary wall defining a receiving space for receiving the installation box in the wall, the installation box comprising a bottom wall and a circumferential wall extending from the bottom wall, the bottom wall 35 and the circumferential wall jointly determining an inner space for receiving installation material, the installation box is provided with a first positioning protrusion 7 extending outwardly from the circumferential wall in a plane parallel to the bottom wall, the method comprising the steps of inserting the hole 5 of the installation box viewed from the first positioning protrusion in the direction of the bottom wall, the installation box from it first positioning protrusion in the direction of the bottom wall is received in the hole in the wall, bringing the first positioning protrusion, which extends beyond the boundary wall of the hole, with an abutment surface 10 thereof in abutting contact with the front side of the wall. The first positioning protrusion can form a reference aid for determining the insertion depth or the extent of projection of the installation box with respect to the front side of the wall when the installation box is inserted into the hole.

In een uitvoeringsvorm is de omtrekswand voorzien van een van de bodemwand afgekeerde omlopende installa-tierand die een primaire opening van de installatiedoos begrenst, waarbij het eerste positioneeruitsteeksel ten 20 opzichte van de installatierand in de richting van de bodemwand teruggelegen is zodanig, dat de installatierand na het aanbrengen van de installatiedoos in het gat tengevolge van het aanliggen van het aanligvlak van het eerste positioneeruitsteeksel tegen voorzijde van de muur ten opzichte van de 25 muur uit steekt. Hiermee kan worden tegengegaan dat de installatiedoos te ver in het gat gestoken wordt, waarna de op de muur aan te brengen afwerklaag, bijvoorbeeld gipspleis-ter, te ver voorbij de installatiedoos zou kunnen steken, hetgeen het vervolgens monteren van installatiemateriaal kan 30 bemoeilijken.In one embodiment, the circumferential wall is provided with a circumferential installation edge remote from the bottom wall and bounding a primary opening of the installation box, the first positioning protrusion being recessed relative to the installation edge in the direction of the bottom wall such that the installation edge is arranging the installation box in the hole as a result of the abutment of the abutment surface of the first positioning protrusion projects against the front of the wall relative to the wall. In this way it can be prevented that the installation box is inserted too far into the hole, whereafter the finishing layer to be applied to the wall, for example plaster slit, could protrude too far beyond the installation box, which may complicate the subsequent installation of installation material.

In een uitvoeringsvorm steekt de installatierand ten minste drie millimeter, bij voorkeur ten minste vijf millimeter uit ten opzichte van de muur. De uitstekende installatierand verkleint de afstand die overbrugd moet 35 worden teneinde de op de afwerklaag gelegen montageplaat te kunnen verbinden met de installatierand.In one embodiment, the installation edge projects at least three millimeters, preferably at least five millimeters, relative to the wall. The protruding installation edge reduces the distance that must be bridged in order to be able to connect the mounting plate located on the finishing layer to the installation edge.

De in deze beschrijving en conclusies van de 8 aanvrage beschreven en/of de in de tekeningen van deze aanvrage getoonde aspecten en maatregelen kunnen waar mogelijk ook afzonderlijk van elkaar worden toegepast. Die afzonderlijke aspecten kunnen onderwerp zijn van daarop 5 gerichte afgesplitste octrooiaanvragen. Dit geldt in het bijzonder voor de maatregelen en aspecten welke op zich zijn beschreven in de volgconclusies.The aspects and measures described in this description and claims of the application and / or shown in the drawings of this application can, where possible, also be applied separately from each other. Those individual aspects can be the subject of targeted split-off patent applications. This applies in particular to the measures and aspects that are described per se in the subclaims.

10 KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN10 BRIEF DESCRIPTION OF THE DRAWINGS

De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand van een aantal in de bij gevoegde schematische tekeningen weergegeven voorbeelduitvoeringen. Getoond wordt in: 15 figuur 1 een isometrisch aanzicht van een uitvoe ringsvorm van een installatiedoos met twee positioneeruit-steeksels volgens de uitvinding; figuur 2 een zijaanzicht van de installatiedoos volgens figuur 1.The invention will be elucidated on the basis of a number of exemplary embodiments shown in the attached schematic drawings. Figure 1 shows an isometric view of an embodiment of an installation box with two positioning protrusions according to the invention; Figure 2 is a side view of the installation box according to Figure 1.

20 figuur 3 een vooraanzicht van de installatiedoos volgens figuur 1 in geplaatste toestand in een gat in een muur van een gebouw; figuur 4 een zijaanzicht in dwarsdoorsnede van de installatiedoos in geplaatste toestand volgens de lijn IV-IV 25 in figuur 3; en figuur 5 een isometrisch aanzicht van een alternatieve uitvoeringsvorm van een installatiedoos met twee positioneeruitsteeksels volgens de uitvinding.Figure 3 shows a front view of the installation box according to figure 1 in placed condition in a hole in a wall of a building; figure 4 shows a side view in cross-section of the installation box in the placed state along the line IV-IV in figure 3; and figure 5 is an isometric view of an alternative embodiment of an installation box with two positioning protrusions according to the invention.

3030

GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGENDETAILED DESCRIPTION OF THE DRAWINGS

Figuren 1 en 2 tonen een installatiedoos 1 voor elektrische installaties volgens een uitvoeringsvorm van de 35 uitvinding. De installatiedoos 1 is door spuitgieten vervaardigd van een geschikte kunststof, bijvoorbeeld polypro-pyleen. Zoals in figuren 3 en 4 is weergegeven is de instal- 9 latiedoos 1 op een nader te beschrijven wijze ingericht voor plaatsing in een gat 9 in een wand of muur 10 van een verder niet weergegeven gebouw.Figures 1 and 2 show an installation box 1 for electrical installations according to an embodiment of the invention. The installation box 1 is made by injection molding of a suitable plastic, for example polypropylene. As shown in figures 3 and 4, the installation box 1 is arranged in a manner to be described for placement in a hole 9 in a wall or wall 10 of a building not further shown.

Zoals in figuur 1 is weergegeven is de installa-5 tiedoos 1 omvattende een bodemwand 2 en een van de bodemwand 2 opstaande, in hoofdzaak cilindrische omtrekswand 3 met een hartlijn S. De installatiedoos 1 is in hoofdzaak symmetrisch ten opzichte van een spiegelsymmetrievlak V waarin tevens de hartlijn S gelegen is. De bodemwand 2 en de omtrekswand 3 10 bepalen een inbouwruimte H voor opname van elektrisch in-stallatiemateriaal. De omtrekswand 3 bezit een van de bodemwand 2 afgekeerde omlopende installatierand 4 die een primaire opening 5 van de installatiedoos 1 begrenst en waarop het installatiemateriaal kan worden gemonteerd. De installa-15 tiedoos 1 is in de inbouwruimte H voorzien van een om de hartlijn S binnen de omtrekswand 3 roteerbare ring met twee aangevormde bussen 11, 12. De bussen 11, 12 zijn voorzien van schroefdraad of een holte voor het vormen van schroefdraad voor de opname van al-dan-niet zelf draadvormende 20 bouten of schroeven 99 van het installatiemateriaal, waarvan er één in de dwarsdoorsnede van de installatiedoos 1 volgens figuur 4 is weergegeven. Voorbeelden van installatiemateriaal zijn een inbouwstopcontact of een schakelaar met, zoals dat is weergegeven in figuur 4, een vlakke montageplaat 97 25 die bij voorkeur in aanliggend contact met de installatierand 4 op de installatiedoos 1 wordt aangebracht en daarachter een schematisch door middel van onderbrekingslij-nen weergegeven blok 96 met elektrische aansluitingen dat in de inbouwruimte H wordt opgenomen.As shown in Figure 1, the installation box 1 comprises a bottom wall 2 and a substantially cylindrical circumferential wall 3 with a center line S standing up from the bottom wall 2. The installation box 1 is substantially symmetrical with respect to a mirror symmetry surface V in which also the center line S is located. The bottom wall 2 and the peripheral wall 3 define a built-in space H for receiving electrical installation material. The circumferential wall 3 has a circumferential installation edge 4 remote from the bottom wall 2, which boundary defines a primary opening 5 of the installation box 1 and on which the installation material can be mounted. The installation box 1 in the installation space H is provided with a ring rotatable about the axis S within the circumferential wall 3 with two molded bushes 11, 12. The bushes 11, 12 are provided with a thread or a cavity for forming a thread for the accommodation of whether or not self-threading bolts or screws 99 of the installation material, one of which is shown in the cross-section of the installation box 1 according to figure 4. Examples of installation material are a built-in socket or a switch with, as shown in figure 4, a flat mounting plate 97 which is preferably arranged on the installation box 1 in contiguous contact with the installation edge 4 and behind it schematically by means of interrupt lines block 96 with electrical connections shown in the installation space H.

30 Zoals in figuur 1 is weergegeven is de omtrekswand 3 voorzien van meerdere, rond de omtrek verdeelde doorsteek-vlakken 30, welke door een installateur kunnen worden doorgestoken teneinde niet weergegeven installatiebuizen of kabels in de installatiedoos 1 te steken en te laten uitmon- 35 den in de inbouwruimte H van de installatiedoos 1.As shown in Figure 1, the circumferential wall 3 is provided with a plurality of piercing surfaces 30 distributed around the circumference, which can be pierced by an installer in order to insert installation pipes or cables (not shown) into the installation box 1 and to allow them to discharge. in the installation space H of the installation box 1.

Zoals in figuren 1 en 2 is weergegeven is de installatiedoos 1 voorzien van aangevormde groepen eerste 10 plaatsingsuitsteeksels 31, tweede plaatsingsuitsteeksels 32, derde plaatsingsuitsteeksels 33, vierde plaatsingsuitsteeksels 34 en vijfde plaatsingsuitsteeksels 35 in de vorm van ribben, stroken of flappen. De groepen plaatsingsuitsteek-5 seis 31-35 zijn rondom de omtrekswand 3 verdeeld, in het bijzonder spiegelsymmetrisch aan weerszijden van het symme-trievlak V zoals dat is weergegeven in figuur 3. De groepen plaatsingsuitsteeksels 31-35 strekken zich vanaf het van de inbouwruimte H afgerichte buitenoppervlak van de omtrekswand 10 3 radiaal buitenwaarts uit. Zoals in figuur 1 is weergegeven bezitten de plaatsingsuitsteeksels 31-35 per groep elk een plat hoofdvlak dat zich dwars op de hartlijn S van de in-stallatiedoos 1 uitstrekt.As shown in Figs. 1 and 2, the installation box 1 is provided with molded groups of first placement protrusions 31, second placement protrusions 32, third placement protrusions 33, fourth placement protrusions 34 and fifth placement protrusions 35 in the form of ribs, strips or flaps. The groups of placement protrusions 31-35 are distributed around the circumferential wall 3, in particular mirror-symmetrical on either side of the symmetry plane V as shown in Figure 3. The groups of placement protrusions 31-35 extend from the installation space H facing outer surface of the circumferential wall 10 3 radially outwards. As shown in Figure 1, the placement protrusions 31-35 per group each have a flat main surface that extends transversely to the axis S of the installation box 1.

De plaatsingsuitsteeksels 31-35 zijn per groep in 15 hoofdzaak gelijkvormig en de afmeting van plaatsingsuitsteeksels 31-35 neemt binnen elke groep vanaf de installa-tierand 4 beschouwd in de richting van de bodemwand 2 met elk volgend plaatsingsuitsteeksel 31-35 in tangentiële richting in omvang toeneemt. Per groep zijn de eerste, 20 tweede, derde, vierde en vijfde plaatsingsuitsteeksels 31-35 aan de distale uiteinden van de hoofdvlakken voorzien van respectievelijk een eerste distale aangrijpranden 36, een tweede distale aangrijpranden 37, een derde distale aangrij-pranden 38, een vierde distale aangrijpranden 39 en een 25 vijfde distale aangrijpranden 40.The placement protrusions 31-35 are substantially uniform per group and the size of placement protrusions 31-35 within each group from the installation edge 4 viewed in the direction of the bottom wall 2 with each subsequent placement protrusion 31-35 in tangential direction in size increases. Per group, the first, second, third, fourth and fifth placement protrusions 31-35 are provided at the distal ends of the main surfaces with a first distal engagement edges 36, a second distal engagement edges 37, a third distal engagement edges 38, a fourth distal engagement edges 39 and a fifth distal engagement edges 40.

Ten minste enkele van de distale aangrijpranden 36-40 zijn gelegen op een concentrisch ten opzichte van de omtrekswand 3 en de hartlijn S gelegen, denkbeeldige eerste cirkel C met een eerste buitendiameter D. De eerste cirkel C 30 omsluit of omschrijft ter plaatse van de plaatsingsuitsteeksels 31-35 de buitenomtrekscontour van de installatiedoos 1. De eerste cirkel C is gelegen in een eerste vlak evenwijdig aan de bodemwand 2. De eerste cirkel C is in het eerste vlak evenwijdig aan de bodemwand 2 beschouwd de kleinste cirkel 35 waarbinnen de plaatsingsuitsteeksels 31-35 vallen. In dit voorbeeld is de eerste cirkel C bepaald door de vijfde distale aangrijpranden 40 die ten opzichte van de overige 11 distale aangrijpranden 36-39 het meest distaai vanaf de omtrekswand 3 gelegen zijn. De plaatsingsuitsteeksels 31-35 zijn binnen het elastische bereik daarvan buigbaar, zodat de omtrekscontour van de installatiedoos 1 ter plaatse van de 5 plaatsingsuitsteeksels 31-35 en de daarmee samenhangende eerste cirkel C nog enigszins verkleind kunnen worden.At least some of the distal engagement edges 36-40 are located on an imaginary first circle C with a first outer diameter D concentrically with respect to the circumferential wall 3 and the center line S. The first circle C 30 encloses or describes at the location of the placement protrusions 31-35 the outer peripheral contour of the installation box 1. The first circle C is located in a first plane parallel to the bottom wall 2. The first circle C is considered in the first plane parallel to the bottom wall 2 the smallest circle 35 within which the placement protrusions 31- 35 fall. In this example, the first circle C is defined by the fifth distal engagement edges 40 which are most distal from the peripheral wall 3 relative to the remaining 11 distal engagement edges 36-39. The placement protrusions 31-35 are bendable within their elastic range, so that the peripheral contour of the installation box 1 at the location of the placement protrusions 31-35 and the associated first circle C can still be somewhat reduced.

Zoals in figuur 1, 2 en 4 is weergegeven is de installatiedoos 1 voorzien van uitlijnuitsteeksels 45 die zich vanaf de omtrekswand 3 nabij de bodemwand 2 radiaal 10 buitenwaarts uitstrekken. De uitlijnuitsteeksels 45 raken aan de begrenzingswand 90 van het gat 9 zodra de installatiedoos 1 met de hartlijn S daarvan scheef ten opzichte van het gat 9 wordt ingestoken. De uitlijnuitsteeksels 45 gaan daarmee een schuine plaatsing van de installatiedoos 1 15 binnen het gat 9 tegen.As shown in Figs. 1, 2 and 4, the installation box 1 is provided with alignment protrusions 45 which extend radially outward from the peripheral wall 3 near the bottom wall 2. The alignment protrusions 45 touch the boundary wall 90 of the hole 9 as soon as the installation box 1 with the axis S thereof is inserted obliquely with respect to the hole 9. The alignment protrusions 45 thus prevent an oblique placement of the installation box 1 within the hole 9.

Zoals in figuren 1 en 2 is weergegeven omvat de installatiedoos 1 een eerste aangevormd, plaatvormig positi-oneeruitsteeksel 6 en een tweede aangevormd, plaatvormig positioneeruitsteeksel 7 die zich met hun hoofdvlakken vanaf 20 de omtrekswand 3 buitenwaarts in een vlak evenwijdig aan de bodemwand 2 uitstrekken. De omtrekswand 3 en de positioneer-uitsteeksels 6, 7 vormen één geheel. De positioneeruitsteek-sels 6, 7 zijn gelegen op een afstand A van ongeveer vijf millimeter vanaf de installatierand 4 in de richting van de 25 bodemwand 2. Vanaf de installatierand 4 beschouwd zijn de positioneeruitsteeksels 6, 7 voor de plaatsingsuitsteeksels 31-35 gelegen. In dit voorbeeld zijn de positioneeruitsteeksels 6, 7 recht tegenover elkaar gelegen aan weerszijden van de installatiedoos 1.As shown in Figs. 1 and 2, the installation box 1 comprises a first molded-on, plate-shaped positioning protrusion 6 and a second molded-on, plate-shaped positioning protrusion 7 extending with their main surfaces from the peripheral wall 3 outwardly in a plane parallel to the bottom wall 2. The peripheral wall 3 and the positioning protrusions 6, 7 form one whole. The positioning protrusions 6, 7 are located at a distance A of approximately five millimeters from the installation edge 4 in the direction of the bottom wall 2. Viewed from the installation edge 4, the positioning protrusions 6, 7 for the positioning protrusions 31-35 are located. In this example, the positioning protrusions 6, 7 are situated opposite each other on either side of the installation box 1.

30 Het eerste positioneeruitsteeksel 6 is voorzien van een eerste aanliglichaam 60 en een eerste uitsparing 62 in het eerste aanliglichaam 60 die zich langs een groot gedeelte van de aansluiting van het eerste aanliglichaam 60 op de omtrekswand 3 uitstrekt. Aan weerszijden van de eerste 35 uitsparing 62 is het eerste aanliglichaam 60 slechts door twee dunne materiaalverbindingen 63, 64 met de omtrekswand 3 verbonden. De dunne materiaalverbindingen 63, 64 vormen een 12 eerste streefbreukverbinding of verzwakking 61 die het afbreken van het eerste positioneeruitsteeksel 6 langs de aansluiting daarvan met de omtrekswand 3 vergemakkelijken. Het eerste aanliglichaam 60 bezit een van de omtrekswand 3 5 afgekeerd, distaai eerste uiteinde in de vorm van een eerste distale eindrand 65. De omtrekswand 3 is voorzien van een eerste verstevigingsrib 66 die zich dwars op het hoofdvlak van het eerste positioneeruitsteeksel 6 uitstrekt en het eerste positioneeruitsteeksel 6 met de omtrekswand 3 ver-10 bindt.The first positioning protrusion 6 is provided with a first abutment body 60 and a first recess 62 in the first abutment body 60 which extends along a large part of the connection of the first abutment body 60 to the peripheral wall 3. On either side of the first recess 62, the first abutment body 60 is only connected to the peripheral wall 3 by two thin material connections 63, 64. The thin material connections 63, 64 form a first target break connection or weakening 61 which facilitates the breaking off of the first positioning protrusion 6 along the connection thereof with the peripheral wall 3. The first abutment body 60 has a distal first end in the form of a first distal end edge 65 remote from the circumferential wall 3. The circumferential wall 3 is provided with a first reinforcing rib 66 which extends transversely to the main surface of the first positioning protrusion 6 and the connects the first positioning protrusion 6 with the peripheral wall 3.

Het tweede positioneeruitsteeksel 7 is voorzien van een tweede aanliglichaam 70 en een tweede uitsparing 72 in het tweede aanliglichaam 70 die zich langs een groot gedeelte van de aansluiting van het tweede aanliglichaam 70 15 op de omtrekswand 3 uitstrekt. Aan weerszijden van de tweede uitsparing 72 is het tweede aanliglichaam 70 slechts door twee dunne materiaalverbindingen 73, 74 met de omtrekswand 3 verbonden. De dunne materiaalverbindingen 73, 74 vormen een tweede streefbreukverbinding of verzwakking 71 die het 20 afbreken van het tweede positioneeruitsteeksel 7 langs de aansluiting daarvan met de omtrekswand 3 vergemakkelijken. Het tweede aanliglichaam 70 bezit een van de omtrekswand 3 afgekeerd, distaai tweede uiteinde in de vorm van een tweede distale eindrand 75. De omtrekswand 3 is voorzien van een 25 tweede verstevigingsrib 76 die zich dwars op het hoofdvlak van het tweede positioneeruitsteeksel 7 uitstrekt en het tweede positioneeruitsteeksel 7 met de omtrekswand 3 verbindt .The second positioning protrusion 7 is provided with a second abutment body 70 and a second recess 72 in the second abutment body 70 which extends along a large part of the connection of the second abutment body 70 to the peripheral wall 3. On either side of the second recess 72, the second abutment body 70 is only connected to the peripheral wall 3 by two thin material connections 73, 74. The thin material connections 73, 74 form a second target break connection or weakening 71 which facilitate the breaking off of the second positioning protrusion 7 along its connection with the peripheral wall 3. The second abutment body 70 has a distal second end away from the circumferential wall 3 in the form of a second distal end edge 75. The circumferential wall 3 is provided with a second reinforcing rib 76 which extends transversely to the main surface of the second positioning protrusion 7 and the connects the second positioning protrusion 7 to the peripheral wall 3.

De eerste distale eindrand 65 en de tweede distale 30 eindrand 75 van respectievelijk het eerste aanliglichaam 60 en het tweede aanliglichaam 70 zijn gelegen op een concentrisch ten opzichte van de omtrekswand 3 gelegen, denkbeeldige tweede cirkel P met een tweede buitendiameter X die de buitenomtrekscontour van de installatiedoos 1 ter plaatse 35 van de positioneeruitsteeksels 6, 7 omsluit. De tweede buitendiameter X is groter dan de eerste buitendiameter D van de eerste cirkel C. De tweede cirkel P is gelegen in een 13 tweede vlak evenwijdig aan de bodemwand 2. De tweede cirkel P is in het tweede vlak evenwijdig aan de bodemwand 2 beschouwd de kleinste cirkel waarbinnen de positioneeruit-steeksels 6, 7 vallen.The first distal end edge 65 and the second distal end edge 75 of the first abutment body 60 and the second abutment body 70, respectively, are situated on an imaginary second circle P with a second outer diameter X which is external to the peripheral contour of the circumferential wall 3. installation box 1 at location 35 encloses the positioning protrusions 6, 7. The second outer diameter X is larger than the first outer diameter D of the first circle C. The second circle P is located in a second plane parallel to the bottom wall 2. The second circle P is considered in the second plane parallel to the bottom wall 2. smallest circle within which the positioning protrusions 6, 7 fall.

5 Figuren 3 en 4 tonen de installatiedoos 1 in geplaatste toestand in het gat 9 van de muur 10 van het verder niet weergegeven gebouw. Het gat 9 bezit een cilindrische begrenzingswand 90 en een daaraan rakende binnenom-trekscontour. De binnenomtrekscontour bepaalt een opneem-10 ruimte voor met een binnendiameter G geschikt voor opname van de installatiedoos 1 volgens deze uitvoeringsvorm. De omtrekswand 3 en de zich daarvan uitstrekkende plaatsings-uitsteeksels 31-35 zijn in het gat 9 gelegen. De plaatsings-uitsteeksels 31-35 zijn in geplaatste toestand van de in-15 stallatiedoos 1 in het gat 9 enigszins gebogen zodat de door de plaatsingsuitsteeksels 31-35 beschreven eerste cirkel C binnen binnenomtrekscontour van het gat 9 past. De distale aangrijpranden 36-40 van de installatiedoos 1 grijpen aan of liggen klemmend aan tegen de begrenzingswand 90 van het gat 20 9. De distale aangrijpranden 36-40 bewerkstelligen een wrijvingsweerstand tussen de installatiedoos 1 en het gat 9 teneinde tegen te gaan dat de installatiedoos 1 onbedoeld door het gat 9 verschuift. De distale aangrijpranden 36-40 van de plaatsingsuitsteeksels 31-35 vormen derhalve slechts 25 een vasthoudmiddel bij het plaatsvast zetten van de installatiedoos 1 in het gat 9.Figures 3 and 4 show the installation box 1 in placed condition in the hole 9 of the wall 10 of the building, not further shown. The hole 9 has a cylindrical boundary wall 90 and an inner peripheral contour touching it. The inner peripheral contour defines a receiving space with an inner diameter G suitable for receiving the installation box 1 according to this embodiment. The peripheral wall 3 and the placement protrusions 31-35 extending therefrom are located in the hole 9. The placement protrusions 31-35 are slightly bent in the installed state of the installation box 1 in the hole 9 so that the first circle C described by the placement protrusions 31-35 fits within the inner contour of the hole 9. The distal engagement edges 36-40 of the installation box 1 engage or clamp against the boundary wall 90 of the hole 9. The distal engagement edges 36-40 effect a frictional resistance between the installation box 1 and the hole 9 to prevent the installation box 1 unintentionally slides through the hole 9. The distal engagement edges 36-40 of the placement protrusions 31-35 therefore form only a retaining means when the installation box 1 is fixed in place in the hole 9.

Zoals in de dwarsdoorsnede volgens figuur 4 is de installatiedoos 1 met het gedeelte daarvan vanaf de positio-neeruitsteeksels 6, 7 in de richting van de bodemwand 2 of 30 met het gedeelte daarvan tussen de positioneeruitsteeksels 6, 7 en de bodemwand 2 passend binnen de begrenzingswand van het gat 9 opgenomen. De positioneeruitsteeksels 6, 7, waar van de tweede cirkel P en de tweede buitendiameter X groter is dan respectievelijk de eerste cirkel C en de eerste 35 buitendiameter D, passen niet in het gat 9. De positioneeruitsteeksels 6, 7 strekken zich dwars op de hartlijn S, evenwijdig aan de bodemwand 2 en de voorzijde van de muur 10 14 buitenwaarts uit tot ten minste vijf millimeter, in het bijzonder ten minste tien millimeter voorbij de begrenzings-wand 90 van het gat 9. De installateur brengt de installa-tiedoos 1 aan in het gat 9 totdat de positioneeruitsteeksels 5 6, 7 met de aanliglichamen 60, 70 daarvan aanliggen tegen of rusten op de voorzijde van de muur 10 rondom of naast het gat 9. Doordat de positioneeruitsteeksels 6, 7 op de afstand A van ongeveer vijf millimeter vanaf de installatierand 4 gelegen zijn, vormen zij een aanslag of referentievlak 10 waardoor een gedeelte van de omtrekswand 3 en de installatierand 4 aan het uiteinde daarvan over dezelfde afstand A van ongeveer vijf millimeter uit blijven steken ten opzichte de plaats waar de aanliglichamen 60, 70 aanliggen tegen de zichtzijde van de muur 10.As in the cross-section according to figure 4, the installation box 1 with its part from the position protrusions 6, 7 in the direction of the bottom wall 2 or 30 with its part between the positioning protrusions 6, 7 and the bottom wall 2 fits within the boundary wall from the hole 9. The positioning protrusions 6, 7 of which the second circle P and the second outer diameter X are larger than the first circle C and the first outer diameter D, respectively, do not fit in the hole 9. The positioning protrusions 6, 7 extend transversely to the center line S, parallel to the bottom wall 2 and the front side of the wall 14, extends outwards to at least five millimeters, in particular at least ten millimeters beyond the boundary wall 90 of the hole 9. The installer installs the installation box 1 in the hole 9 until the positioning protrusions 6, 7 with the abutment members 60, 70 abut against or resting on the front of the wall 10 around or next to the hole 9. Because the positioning protrusions 6, 7 at the distance A of approximately five millimeters are located from the installation edge 4, they form a stop or reference surface 10 through which a part of the circumferential wall 3 and the installation edge 4 at the end thereof over the same distance A of approximately five protrude by one millimeter from the location where the abutment members 60, 70 abut against the visible side of the wall 10.

15 De positioneeruitsteeksels 6, 7 bieden derhalve een referentiehulpmiddel voor het positioneren van de in-stallatiedoos 1 ten opzichte van het gat 9, op basis waarvan een installateur kan inschatten of installatiedoos 1 voldoende diep is aangebracht in het gat 9 of voldoende uit-2 0 steekt ten opzichte van het gat 9. Dit is in het bijzonder van belang wanneer de muur 10 nog niet gepleisterd is als de installatiedoos 1 geplaatst wordt. In dat geval zal de installateur de installatiedoos 1 over de afstand A van ongeveer vijf millimeter enigszins moeten laten uitsteken 25 ten opzichte van de zichtzijde of voorzijde 95 van de nog niet gepleisterde muur 10, zodat de installatierand 4 na het aanbrengen van een afwerklaag, in het bijzonder een laag pleistermateriaal 98 met een typische dikte B van ongeveer tien millimeter nog binnen het bereik van de schroeven 99 30 van de op de laag pleistermateriaal 98 aan te brengen monta-geplaat 97 gelegen is. De afstand A waarover de installatierand 4 ten opzichte van de voorzijde 95 van de muur 10 uitsteekt verkleint de afstand die door de schroeven 99 overbrugd moet worden teneinde de op de laag pleistermateri-35 aal 98 gelegen montageplaat 97 te kunnen koppelen met de installatierand 4.The positioning protrusions 6, 7 therefore offer a reference aid for positioning the installation box 1 relative to the hole 9, on the basis of which an installer can estimate whether installation box 1 is arranged sufficiently deep in the hole 9 or sufficiently off. protrudes relative to the hole 9. This is particularly important when the wall 10 is not yet plastered when the installation box 1 is placed. In that case the installer will have to let the installation box 1 protrude slightly over the distance A of approximately five millimeters relative to the visible side or front side 95 of the wall 10 not yet plastered, so that after installation of a finishing layer the installation edge 4 in particular a layer of plaster material 98 with a typical thickness B of approximately ten millimeters is still within the range of the screws 99 of the mounting plate 97 to be applied to the layer of plaster material 98. The distance A over which the installation edge 4 protrudes from the front side 95 of the wall 10 reduces the distance that must be bridged by the screws 99 in order to be able to connect the mounting plate 97 located on the layer of plaster material 98 to the installation edge 4.

Figuur 4 toont de situatie waarin de muur 10 is 15 voorzien van de hierboven genoemde laag pleistermateriaal 98, waarbij het uitsteken van de installatierand 4 tegengaat dat deze te verdiept gelegen is onder de laag pleistermateriaal 98. De montageplaat 97 van bijvoorbeeld een inbouw-5 stopcontact of een schakelaar is op de laag pleistermateriaal 98 legen en is met behulp van de schroeven 99 aan de installatierand 4 gekoppeld. Door de beperkt verdiepte gelegen positie van de installatierand 4 op ongeveer vijf millimeter onder de laag pleistermateriaal 98 is het voor de 10 installateur mogelijk om de montageplaat 97 van het instal-latiemateriaal op zeer korte afstand van de installatierand 4 aan te brengen, zodat de installateur met de schroeven 99 een stevige, korte en in hoofdzaak spelingsvrije koppeling tot stand kan brengen tussen de montageplaat 97 en de in-15 stallatierand 4.Figure 4 shows the situation in which the wall 10 is provided with the above-mentioned layer of plaster material 98, wherein the protrusion of the installation edge 4 prevents it from being located too deeply under the layer of plaster material 98. The mounting plate 97 of, for example, a built-in socket or a switch is drained on the layer of plaster material 98 and is coupled to the installation edge 4 by means of the screws 99. Due to the limited recessed position of the installation edge 4 at approximately five millimeters below the layer of plaster material 98, it is possible for the installer to arrange the mounting plate 97 of the installation material at a very short distance from the installation edge 4, so that the installer can, with the screws 99, provide a sturdy, short and substantially play-free coupling between the mounting plate 97 and the installation edge 4.

Indien men de muur 10 niet voorziet van de hierboven beschreven laag pleistermateriaal 98, of als men alsnog de insteekdiepte zonder positioneerhulpmiddelen wil aanpassen, dan kan men ervoor kiezen de positioneeruitsteeksels 6, 20 7 af te breken. Dit wordt bewerkstelligd door de aanligli- chamen 60, 70 ten opzichte van de aansluiting daarvan met de omtrekswand 3 te verbuigen. Door de aangebrachte streef-breukverbinding 61, 71 breken de positioneeruitsteeksels 6, 7 gemakkelijk af ter plaatse van de materiaalverbindingen 25 63, 64, 73, 74. De positioneeruitsteeksels 6, 7 zijn dan alleen nog met de eerste verstevigingsrib 66 en de tweede verstevigingsrib 76 aan de omtrekswand 3 verbonden. Door de positioneeruitsteeksels 6, 7 vervolgens rond een rotatieas dwars op de hartlijn S te roteren rond respectievelijk de 30 eerste verstevigingsrib 66 en de tweede verstevigingsrib 76, treed na één of meer kantelingen rond de rotatieas materi-aalmoeheid op tussen de positioneeruitsteeksels 6, 7 en de verstevigingsribben 66, 76. Tenslotte kunnen de positioneeruitsteeksels 6, 7 volledig worden losgebroken van de om-35 trekswand 3, hetgeen resulteert in een installatiedoos 1 zonder positioneeruitsteeksels 6, 7.If one does not provide the wall 10 with the layer of plaster material 98 described above, or if one still wants to adjust the insertion depth without positioning aids, then one can choose to break off the positioning protrusions 6, 7. This is accomplished by bending the abutments 60, 70 relative to their connection to the peripheral wall 3. Due to the provided target-break connection 61, 71, the positioning protrusions 6, 7 easily break off at the location of the material connections 63, 64, 73, 74. The positioning protrusions 6, 7 are then only with the first reinforcement rib 66 and the second reinforcement rib 76 connected to the peripheral wall 3. By subsequently rotating the positioning protrusions 6, 7 about an axis of rotation transversely of the axis S around the first reinforcement rib 66 and the second reinforcement rib 76, material fatigue occurs between the positioning protrusions 6, 7 and after one or more tiltings about the axis of rotation. the reinforcement ribs 66, 76. Finally, the positioning protrusions 6, 7 can be completely broken loose from the peripheral wall 3, which results in an installation box 1 without positioning protrusions 6, 7.

Figuur 5 toont een eerste alternatieve uitvoe- 16 ringsvorm van een installatiedoos 101 volgens de uitvinding voorzien van alternatieve plaatsingsuitsteeksels 131-136, welke zijn ingericht aan te grijpen op de binnenzijde van het gat 9 in de muur 10. De alternatieve plaatsingsuitsteek-5 seis 131-136 bezitten elk een hoofdvlak dat zich evenwijdig aan de hartlijn S van de alternatieve installatiedoos 1 uitstrekt, of onder een schuine hoek ten opzichte van de hartlijn S verloopt. In elk geval bepaalt de grootste diameter omschreven door de alternatieve plaatsingsuitsteeksels 10 131-135 de kleinste eerste cirkel C waarbinnen alle plaat singsuitsteeksels 131-135 vallen en de daarmee samenhangende eerste buitendiameter D van de alternatieve installatiedoos 101.Figure 5 shows a first alternative embodiment of an installation box 101 according to the invention provided with alternative placement protrusions 131-136, which are adapted to engage on the inside of the hole 9 in the wall 10. The alternative placement protrusion-seis 131 -136 each have a major surface extending parallel to the axis S of the alternative installation box 1, or extending at an oblique angle with respect to the axis S. In any case, the largest diameter defined by the alternative placement protrusions 131-135 determines the smallest first circle C within which all of the placement protrusions 131-135 fall and the associated first outer diameter D of the alternative installation box 101.

De bovenstaande beschrijving is opgenomen om de 15 werking van voorkeursuitvoeringen van de uitvinding te illustreren, en niet om de reikwijdte van de uitvinding te beperken. Uitgaande van de bovenstaande uiteenzetting zullen voor een vakman vele variaties evident zijn die vallen onder de geest en de reikwijdte van de onderhavige uitvinding.The above description is included to illustrate the operation of preferred embodiments of the invention, and not to limit the scope of the invention. Starting from the above explanation, many variations will be evident to those skilled in the art that fall within the spirit and scope of the present invention.

Claims

1. Building comprising a wall with a front and a hole extending from the front into the wall in which an installation box for electrical installations is accommodated, wherein the hole has a boundary wall which defines a receiving space for receiving the installation box in the wall, wherein the installation box comprises a bottom wall and a circumferential wall standing up from the bottom wall, wherein the bottom wall and the circumferential wall jointly define an inner space for receiving installation material, wherein the installation box is provided with a first positioning protrusion which extends parallel to the circumferential wall in a plane extends outwards on the bottom wall, the installation box extending from the first positioning protrusion in the direction of the bottom wall into the hole in the wall, the first positioning protrusion extending beyond the boundary wall of the hole and abutting against the front of the wall.

2. Building as claimed in claim 1, wherein the peripheral wall and the first positioning protrusion are formed in one piece.

3. Building as claimed in claim 1 or 2, wherein the first positioning protrusion comprises an abutment body which forms a substantially straight abutment surface, the abutment surface extending substantially parallel to the front side of the wall.

4. Building as claimed in any of the foregoing claims, wherein the circumferential wall is provided with a circumferential installation edge remote from the bottom wall and bounding a primary opening of the installation box, wherein the first positioning protrusion is recessed with respect to the installation edge in the direction of the bottom wall.

5. Building as claimed in claim 4, wherein the peripheral wall viewed from the bottom wall extends beyond the abutment surface of the first positioning protrusion and wherein the installation edge viewed from the bottom wall extends beyond the abutment surface of the first positioning protrusion.

6. Building as claimed in claim 5, wherein viewed from the bottom wall, the installation edge is situated at least three millimeters, preferably at least five millimeters beyond the abutment surface of the first positioning protrusion.

7. Building as claimed in any of the foregoing claims, wherein the installation box engages the boundary wall of the hole between the first positioning protrusion and the bottom wall.

8. Building as claimed in claim 7, wherein the installation box between the first positioning protrusion and the bottom wall is provided with positioning protrusions which extend outwardly from the circumferential wall and which are provided with end edges distant to the circumferential wall which engage on the boundary wall of the hole.

9. Building as claimed in any of the foregoing claims, wherein the first positioning protrusion is provided with a target break connection which is adapted to cause a break between the first positioning protrusion and the peripheral wall when the first positioning protrusion is bent with respect to the circumferential wall.

10. Building as claimed in any of the foregoing claims, wherein the installation box comprises a second positioning protrusion which extends as far outwards from the peripheral wall as the first positioning protrusion.

The building of claim 10, wherein the first positioning protrusion and the second positioning protrusion are directly opposite each other.

12. Installation box suitable for use in a building according to any one of the preceding claims.

13. Installation box for electrical installations, for placement in a hole intended for the installation box in a wall of a building, the hole having a boundary wall defining an inner peripheral contour within which a receiving space is situated for receiving the installation box in the wall , wherein the installation box comprises a bottom wall and a circumferential wall standing up from the bottom wall, wherein the bottom wall and the circumferential wall jointly define an inner space for receiving installation material, wherein the installation box is provided with a first positioning protrusion which extends from the circumferential wall. extending, wherein the portion of the installation box from the first positioning protrusion in the direction of the bottom wall has a first peripheral contour, the most protruding parts of which are located on an imaginary first smallest circle in a first plane parallel to the bottom wall, the first smallest circle with the smallest possible diameter completely encloses the portion of the installation box from the first positioning protrusion in the direction of the bottom wall, the installation box having a second peripheral contour at the location of the first positioning protrusion, the most protruding parts of which are located on an imaginary second smallest circle in a second plane parallel to the bottom wall, wherein the second smallest circle with the smallest possible diameter completely encloses the installation box at the location of the first positioning protrusion, the first imaginary circle in the position of the installation box in the hole being smaller than or equal to at the inner circumference of the hole and the second imaginary circle is larger than the inner circumference of the hole.

An installation box according to claim 13, wherein the first positioning protrusion is arranged to lie on the wall next to the hole in placed condition.

15. Installation box as claimed in claim 13 or 14, wherein the peripheral wall is substantially cylindrical, the first imaginary circle and the second imaginary circle being concentric with the substantially cylindrical circumferential wall.

16. Method for positioning an installation box for electrical installations in a hole intended for the installation box in a wall of a building, wherein the wall has a front side and wherein the hole transversely of the front side of the wall has a boundary wall which has a receiving space determines for receiving the installation box in the wall, wherein the installation box comprises a bottom wall and a circumferential wall standing up from the bottom wall, wherein the bottom wall and the circumferential wall jointly determine an inner space 10 for receiving installation material, wherein the installation box is provided with a first positioning spout protrusion extending outwardly from the peripheral wall in a plane parallel to the bottom wall, the method comprising the steps of inserting the installation box viewed from the first position protrusion in the direction of the bottom wall, the installation box starting from the first positioning protrusion in the direction of the bottom wall is received in the hole in the wall, bringing the first positioning protrusion, which extends beyond the boundary wall of the hole, with an abutment surface thereof in abutting contact with the front side of the wall.

17. Method as claimed in claim 16, wherein the circumferential wall is provided with a circumferential installation edge remote from the bottom wall which delimits a primary opening of the installation box, wherein the first positioning protrusion is recessed relative to the installation edge in the direction of the bottom wall such that after installation of the installation box in the hole 30, the installation edge protrudes against the front of the wall relative to the wall as a result of the abutment of the abutment surface of the first positioning protrusion.

18. Method as claimed in claim 17, wherein the installation edge protrudes at least three millimeters, preferably at least five millimeters relative to the wall.

19. Building provided with one or more of the characterizing measures described in the attached description and / or shown in the attached drawings.

20. Installation box provided with one or more of the characterizing measures described in the attached description and / or shown in the attached drawings.

21. Method provided with one or more of the characterizing measures described in the attached description and / or shown in the attached drawings. -o-o-o-o-o-o-o-o-RM / FG