NL2006319C2 - Elektrisch handgereedschap. - Google Patents

Description

ELEKTRISCH HANDGEREEDSCHAP

De onderhavige uitvinding betreft een elektrisch handgereedschap, tenminste omvattende: een huis, welke een 5 accommodatie vormt voor ten minste een elektrische motor, een schakelaar voor het selectief in- en uitschakelen van de motor, een met de motor samenhangende overbrenging, en een met de overbrenging samenhangende werktuighouder, en een beweegbaar bedieningselement aan het huis, welke samenhangt 10 met een functie of functionering van het handgereedschap.

Dergelijke beweegbare bedieningselementen zijn in hoofdzaak algemeen bekend.

Zo is in EP-1695795 een handgereedschap in de vorm van een boormachine geopenbaard met een aan een besturingsas 15 gemonteerde knop om te selecteren tussen boren, klopboren en hameren. De draaiknop is slechts nuttig voor het instellen of besturen of in- en uit schakelen van een enkel soort functioneren, te weten het functioneren met ingeschakelde motor (al dan niet kloppen of alleen beitelen).

20 Daarnaast is uit US-2005/0224242 een boormachine als uitvoeringsvorm van een handgereedschap bekend, met soortgelijk functionerende knop.

DE-10-2006 061 600 betreft eveneens een knop voor selectie van werkzame toestanden. Wederom is sprake van 25 wederzijds uitsluitende selectie van functies of functionaliteiten.

Uit US-2008/0238001 is een knop aan een boormachine als uitvoeringsvorm van een elektrisch handgereedschap bekend met daaraan een binnenwaarts het huis in gerichte nok voor 30 het selectief in werking stellen van een blokkering, welke een aandrijfas aangrijpt in een geactiveerde toestand van de blokkering.

2

Deze en andere voorbeelden van bekende technieken vertonen het gezamenlijke nadeel dat deze weinig tot geen mogelijkheden bieden om diverse functies en functionaliteiten gelijktijdig te kunnen selecteren, 5 bedienen, instellen en/of besturen met een enkel bedieningselement. Daarentegen is een dergelijke eenvoudige selectie, bediening, instellen of besturing zeer gewenst, in het bijzonder door en voor minder ervaren gebruikers.

Met de onderhavige uitvinding is beoogd een oplossing 10 te bieden voor de bovengenoemde en/of andere problemen en nadelen van de bekende techniek of althans deze (aanzienlijk) te verminderen, waartoe het bedieningselement aan een naar het binnenste van de behuizing gerichte zijde ten minste één curvebaan omvat en de curvebaan samenwerkt 15 met ten minste één volgelement, dat ten minste deel vormt van een besturing voor een functie of functionering van het handgereedschap.

Door het gebruik van curvebanen (in tegenstelling tot bijvoorbeeld nokken) kunnen veel functies en 20 functionaliteiten worden aangestuurd, geselecteerd, bestuurd of ingesteld met een enkel bedieningselement, bijvoorbeeld een draaiknop of mogelijk zelfs een schuifelement. Volgers kunnen op een enkele curvebaan of op verschillende curvebanen zijn georiënteerd, waardoor meerdere volgers met 25 één of meer dan één curvebaan kunnen samenwerken, en elk met een andere functie of functionaliteit kunnen samenhangen. Aldus kan op verassende wijze in een zeer compacte configuratie veel meer functies en functionaliteiten worden beheerst met een enkel bedieningselement dan voorheen 30 volgens de bekende techniek voor mogelijk werd gehouden.

In een geprefereerde uitvoeringsvorm kan het handgereedschap de eigenschap vertonen, van ten minste twee curvebanen en ten minste twee volgers. Met meer dan één 3 volger voor één van de curvebanen kan het aantal volgers zelfs groter zijn dan het aantal curvebanen. Aldus kunnen ten minste zo veel functionaliteiten en functies door een gebruiker worden ingesteld, geselecteerd of bestuurd, als 5 het aantal curvebanen aan de binnenzijde van het bedieningselement.

In een geprefereerde uitvoeringsvorm kan het handgereedschap de alternatieve of aanvullende eigenschap vertonen, dat de curvebaan een in hoogte ten opzichte van 10 het naar het binnenste van de behuizing gerichte zijde van het bedieningselement variërend leivlak omvat voor geleiding van de volger. De curvebaan of - banen kunnen ook een uitgefreesd spoor omvatten dat door een volger af te tasten is. De (diepte- of) hoogtevariaties langs de curvebaan komen 15 overeen met aanpassingen in functies of functionaliteiten, die met het bedieningselement te selecteren, besturen, en/of in te stellen zijn. Als alternatief kunnen laterale variaties ten opzichte van een lengterichting van een curvebaan hiertoe bepalend zijn.

20 In een geprefereerde uitvoeringsvorm kan het handgereedschap de alternatieve of aanvullende eigenschap vertonen, dat het bedieningselement een draaiknop is. Een draaiknop is op zich bekend, doch niet voor zover een draaiknop ten minste één curvebaan omvat, en deze 25 uitvoeringsvorm resulteert in een uitermate compacte configuratie, hoewel een schuif evenzeer een bruikbare en nuttige uitvoeringsvorm van de uitvinding kan vormen. In het geval van een draaiknop kan het gunstig zijn dat de curvebaan concentrisch is ten opzichte van een draai-as van 30 de draaiknop. Diverse andere curvebanen kunnen zich dan op andere diametrale afstanden van de draai-as van de knop uitstrekken, hetgeen wederom bijdraagt aan een compacte en 4 elegant vormgegeven combinatie van vele functies en functionaliteiten.

In een geprefereerde uitvoeringsvorm kan het handgereedschap de alternatieve of aanvullende eigenschap 5 vertonen, dat de volger tenminste is verbonden of samenwerkt met een op ten minste één van de motor, de overbrenging en de werktuighouder inwerkende blokkering. Bij voorkeur is deze functie gecombineerd met ook ten minste één andere functies, zoals ten minste het uitschakelen van de motor of 10 het afsluiten van een verbinding van het handgereedschap met een elektrische voeding. De gebruiker kan door de blokkering gemakkelijker een werktuig in de werktuighouder verwisselen of vervangen, zoals een boor in een boorkop of een zaagblad in een houder van een decoupeermachine, zonder dat de 15 werktuighouder meegeeft, wanneer kracht wordt gezet om het werktuig uit de houder te nemen, bijvoorbeeld wanneer een klikvergrendeling van een boorkop moet worden losgemaakt. Bovendien is bij de hierboven genoemde voorkeur in een dergelijke situatie ook geen risico dat de motor onbedoeld 20 en voor de gebruiker onverwacht in werking treedt, bijvoorbeeld als die gebruiker per ongeluk een schakelknop aan een handvat van het handgereedschap beroert, omdat de motor niet kan worden geactiveerd, zeker niet zonder verbinding met een voeding van elektrisch vermogen of als de 25 motor geforceerd uitgeschakeld blijft. Daarbij kan het gunstig zijn dat de blokkering een op een aandrijfas van de motor of de overbrenging inwerkende grendelplaat omvat. Een zijde van een dergelijke grendelplaat kan direct ook de volger vormen, hetgeen wederom bijdraagt aan een compacte 30 configuratie. De blokkering kan een blokkeerpal omvatten.

Een dergelijke blokkeerpal kan op een as van een overbrenging of direct op een motoras inwerken, en verschaft een zeer betrouwbare en wederom compacte vormgeving van de 5 blokkering. In een variant met een op een aandrijfas inwerkende blokkerpal kan de blokkeerpal tegenover het bedieningselement zijn gelegen ten opzichte van de aandrijfas. De volger is daarbij bij voorkeur naar het 5 bedieningselement gericht, en ook hierbij blijkt een compacte configuratie te resulteren, waarin de blokkering zich om de aandrijfas uitstrekt tussen de volger en de blokkerpal. Ook al is daarentegen de afstand tussen de aandrijfas en het bedieningselement klein, er is afdoende 10 ruimte gecreëerd om robuuste volgers en blokkeerpallen toe te kunnen passen, zonder gevaar dat té kleine en kwetsbare componenten en elementen hoeven te worden ingezet.

In een uitvoeringsvorm met een met de volger samenwerkende blokkering kan het overigens tevens zeer 15 gunstig zijn dat de blokkering samenwerkt met een veerkrachtig element om onder veerkracht naar een blokkerende stand te worden gedwongen en via de volger met de curvebaan om selectief in of uit de blokkerende stand te worden gebracht. In een dusdanige uitvoeringsvorm "zoekt" de 20 blokkering de blokkerende stand, zolang of zodra de stand van de volger ten opzichte van of langs de curvebaan de dusdanige blokkerende toestand vergt (zodra of wanneer de gebruiker een dergelijke stand van het bedieningselement instelt of kiest om de blokkering te activeren).

25 In een geprefereerde uitvoeringsvorm kan het handgereedschap de alternatieve of aanvullende eigenschap vertonen, dat de volger tenminste is verbonden of samenwerkt met een hoofdschakelaar voor het selectief aan- of afsluiten van een verbinding van het handgereedschap op een 30 elektrische voeding. Zoals al hierboven is vermeld, kan het gelijktijdig blokkeren van beweging van het werktuig en afsluiten van verbinding met de elektrische voeding gemak verhogen en risico's vermijden. Daarbij kan nog immer een 6 handschakelaar zijn verschaft voor het in een aangesloten toestand van de hoofdschakelaar door een gebruiker selectief in- en uitschakelen van de motor. De gebruiker kan dan op een gebruikelijke wijze een knop aan bij voorbeeld een 5 handgreep van het handgereedschap gebruiken om het handgereedschap in werking te stellen. Die handschakelaar kan dan ook nog eens een instelling van intensiteit of toerental of motorvermogen bewerkstelligen, of in weer een ander ontwerp kan deze instelling of besturing ook in het 10 bedieningselement zijn verwezenlijkt, waarbij de handschakelaar alleen nog een aan/uit-functie betreft.

In een uitvoeringsvorm met ten minste twee curvebanen, een blokkering en een hoofdschakelaar kan het gunstig zijn, dat de curvebaan of -banen voor de blokkering en voor de 15 hoofdschakelaar zodanig zijn vormgegeven, dat gelijktijdig de voeding via de hoofdschakelaar is afgesloten in een blokkerende stand van de blokkering. Het nut hiervan is hiervoor al toegelicht.

In een geprefereerde uitvoeringsvorm kan het 20 handgereedschap de alternatieve of aanvullende eigenschap vertonen, dat de volger tenminste is verbonden of samenwerkt met een klopselector voor het selectief in en buiten werking stellen van een tril- of klopmechanisme. De klopselector voor het tril- of klopmechanisme kan werken door dat 25 mechanisme niet in te schakelen of door dat mechanisme mechanisch niet met de aandrijving of overbrenging of met de motor verbinden. Aldus is nog een voorbeeld verschaft van wederom een functie of functionaliteit van een handgereedschap die met het enkelvoudige bedieningselement 30 is in te stellen, besturen of selecteren, zonder afbreuk te doen aan een compacte configuratie in combinatie met een verhoogd gebruiksgemak.

7

In een geprefereerde uitvoeringsvorm kan het handgereedschap de alternatieve of aanvullende eigenschap vertonen, dat de volger tenminste is verbonden of samenwerkt met een schroef- of boorselector voor het selectief in en 5 buiten werking stellen van een schroef- of boormechanisme. Het schroef- of boormechanisme kan een enkelvoudig mechanisme zijn, waarvan de draaisnelheid en/of een toegepast motorvermogen bepalend is/zijn voor een gewenste toepassing. Aldus is nog een voorbeeld verschaft van wederom 10 een functie of functionaliteit van een handgereedschap die met het enkelvoudige bedieningselement is in te stellen, besturen of selecteren, zonder afbreuk te doen aan een compacte configuratie in combinatie met een verhoogd gebruiksgemak.

15 De onderhavige uitvinding zal hieronder nader worden toegelicht aan de hand van een beschrijving van een uitvoeringsvoorbeeld daarvan, dat is getoond in de bijgevoegde tekening, waarin voor dezelfde en/of gelijksoortige elementen, componenten en aspecten dezelfde 20 referentienummers kunnen zijn gebruikt, en welke geenszins is bedoeld om te worden aangegrepen als limitatie van de beschermingsomvang voor de onderhavige uitvinding tot specifieke daarin getoonde of hieronder beschreven eigenschappen, maar slechts tot de beschermingsomvang, zoals 25 die is gedefinieerd in de eveneens bijgevoegde conclusies.

In de tekening toont:

Fig. 1 een perspectivisch aanzicht van (een deel van) een boormachine als uitvoeringsvorm van een elektrisch handgereedschap volgens de onderhavige uitvinding; 30 Fig. 2 een perspectivisch aanzicht van binnenwaarts in de boormachine gericht deel van een draaiknop als uitvoeringsvorm van een bedieningselement volgens de onderhavige uitvinding; 8

Fig. 3 een perspectivisch aanzicht van een deel van het binnenwerk van een boormachine als die van Fig. 1 met een afgenomen draaiknop;

Fig. 4 een nog verder gedetailleerd aanzicht ten 5 opzichte van Fig. 3 waarin een houder voor de draaiknop is verwijderd;

Fig. 5 een perspectivisch aanzicht in doorsnede van de boormachine van Fig. 1;

Fig. 6 een perspectivisch aanzicht van in het bijzonder 10 een blokkering volgens de onderhavige uitvinding;

Fig. 7 een perspectivisch aanzicht van in het bijzonder een tril- of klopmechanisme; en

Fig. 8 een perspectivisch aanzicht van in het bijzonder een detail een hoofdschakelaar.

15 In fig. 1 is een boormachine getoond als mogelijke uitvoeringsvorm van een elektrisch handgereedschap volgens de onderhavige uitvinding. De boormachine 1 omvat een huis 2 en een boorkop 3 als mogelijke uitvoeringsvorm van een werktuighouder, omdat daarin nu eenmaal een boor als 20 uitvoeringsvorm van een werktuig te plaatsen en te vergrendelen is. Zoals hieronder nader zal worden uiteengezet, vormt het huis 2 een behuizing voor een motor en een overbrenging die vermogen van de motor overbrengt naar de boorkop 3. De motor en overbrenging zijn in fig. 1 25 niet weergegeven. Wel is in fig. 1 nog een draaiknop 4 getoond als uitvoeringsvorm van een bedieningselement volgens de onderhavige uitvinding.

In fig. 2 is een aanzicht getoond van de draaiknop 4, en wel tegen de zijde daarvan, die in de in fig. 1 getoonde 30 gemonteerde toestand van de draaiknop 4 naar het binnenste van het huis 2 is gericht. In fig. 2 is weergegeven dat aan de daarin weergegeven zijde van de draaiknop 4 curvebanen 5, 6 en 7 zijn aangebracht. De curvebanen 5 en 6 zijn op 9 eenzelfde diameter gelegen ten opzichte van het midden van de draaiknop 4, waar een gat is aangebracht om de draaiknop 4 vast mee te kunnen bevestigen aan het huis 2. Daarentegen strekt de derde curvebaan 7 twee zich op een kleinere 5 diameter ten opzichte van het doorgaande gat 8 uit. Op deze wijze zijn derhalve drie curvebanen 5, 6 en 7 verschaft aan de naar binnen gerichte zijde van de draaiknop 4. Elke van deze curvebanen kan worden gebruikt om een specifieke functie of functionaliteit aan te sturen, te besturen, te 10 selecteren of in te stellen.

In een tegen het huis 2 gemonteerde toestand liggen volgelementen aan tegen de curvebanen 5, 6 en 7. Deze volgelementen kunnen zijn vormgegeven als de in fig. 3 getoonde nokken 9, 10 en 11, die respectievelijk aan komen 15 te liggen tegen de curvebanen 5, 6 en 7, als de draaiknop 4 uit fig. 2 tegen en in een cilindervormige houder 12 aan het huis 2 (dat in fig. 3 grotendeels is weggebroken) wordt gemonteerd. Daarbij werkt de nok 9 samen met de curvebaan 5, werkt de nok 10 samen met de curvebaan 6 en werkt de nok 11 20 samen met de curvebaan 7 op kortere afstand van een schroef 13, waarmee de knop 4 in het gat 8 aan het huis 2 te monteren is, dan de nokken 9 en 10.

In fig. 2 is getoond dat (ten minste) de curvebaan 6 een dip 23 als uitvoeringsvorm van een relatief ondiepe 25 uitsparing omvat. Deze dient voor het verschaffen van een auditieve of tactiele indicatie van het bij draaiing van de draaiknop bereiken van een met een functionaliteit overeenkomende stand. Daarbij wordt een volgelement, bijv. nok 10, opgenomen in de dip 23, maar belemmert verder 30 draaiing van de draaiknoop 4 niet. De gebruiker merkt aan een klikgeluid of aan een tikgevoel aan zijn of haar hand, dat voorbij een bij een van de mogelijke functionaliteiten behorende stand wordt gedraaid. Elke van de curvebanen of 10 een selectie daarvan kan één of meer dan één dip bevatten, om zo bij het bereiken van elke van de telkens bij een gewenste functionaliteit of combinatie van functionaliteiten behorende stand een indicatie daarvan te verschaffen. Bij 5 voorkeur zijn op het huis 2 ook visuele indicatoren aangebracht, hetgeen niet is getoond, zoals pictogrammen om de betreffende functionaliteiten visueel aan te duiden voor de gebruiker.

In figuren 4, 5 en 6 is een grendelplaat 14 getoond.

10 Een uiteinde van de grendelplaat 14 vormt de nok 10. Zoals in Fig. 6 is getoond, omvat de grendelplaat 14 centraal een doorgang, waardoorheen een as 15 steekt, waaromheen een ontgrendelbus 16 is aangebracht.

De grendelplaat 14 wordt door middel van een veer 17 in 15 de richting van de as 15 en van de draaiknop 4 gedrukt, waarbij de veer 17 inwerkt op het ten opzichte van de as 15 of de doorgang tegenover de nok 10 gelegen deel van de grendelplaat 14. Daarbij komt een uitstulping 18 aan de grendelplaat 14 te liggen in een uitsparing 19 in de as 15 20 om de as 15 te vergrendelen.

Door verdraaiing van de draaiknop 4 en een gepast vormgegeven curvebaan 6 wordt de nok 10 aan de grendelplaat 14, die een volgelement over de curvebaan 6 vormt, zijwaarts bewogen in de richting van pijl A in fig. 6. Het meest 25 duidelijk in fig. 6 wordt daarmee veroorzaakt, dat de uitstulping 18 uit de uitsparing in de as 15 komt, en aldus de vergrendeling van de as 15 wordt opgeheven. Bij verdere verdraaiing van de draaiknop 4, of juist draaiing terug naar de eerder genoemde positie daarvan, zal de uitstulping 18 30 weer in de uitsparing vallen in de as 15 om de vergrendelde toestand wederom tot stand te brengen. In een vergrendelde toestand van de as is het zeer wenselijk dat de motor van de boormachine 1 op geen enkele wijze in werking kan worden 11 gesteld. Zou dat wel gebeuren, dan kan ontwrichting van de overbrenging, de motor zelf of enig andere component van de boormachine resulteren. Hiervoor zorgt de curvebaan 5 in combinatie met de een volgelement vormende nok 9, die bij 5 beweging daarvan via een arm 19 inwerkt op een hoofdschakelaar 20. Als de hoofdschakelaar 20 is uitgeschakeld, kan zelfs met een bedieningsknop aan het handvat van de boormachine geen werking van de motor meer tot stand worden gebracht. De curvebanen 5 en 6 zijn zodanig 10 gevormd, dat is uitgesloten dat in een vergrendelde toestand van grendelplaat 14, inwerkend op de as 15, de motor van de boormachine 1 in werking kan worden gesteld. Dit heeft als aanvullend voordeel dat een gebruiker de boorkop 3 veilig aan kan grijpen en verdraaien om een daarin aangebrachte (en 15 niet getoonde aangrijping) van een daarin te steken boor door verdraaiing van de boorkop kan opheffen. De boor kan daarna veilig worden uitgenomen of ingestoken. Er is geen enkel risico dat dan de motor in werking komt, zelfs als de gebruiker onbedoeld een bedieningsknop voor de motor aan het 20 handvat van de boormachine 1 zou beroeren.

De curvebaan 7 werkt in op een schuifplaat 21, die ook onder inwerking van weerkracht van een veer 22 naar de draaiknop 4 wordt geduwd. De curvebaan 7 kan de nok 11 wegdrukken bij een verdraaiing van de draaiknop 4 en een 25 gewenste vormgeving van die curvebaan 7, om aldus een klop-en/of trilmechanisme in werking te brengen. Aldus kan, in een ontgrendelde toestand van de as 15 en met aan de motor te leveren vermogen (de hoofdschakelaar 20 is ingeschakeld) een gebruiker opteren voor een boor- en/of schroefstand of 30 een klop- en trilstand. Het (niet getoonde) klop- en/of trilmechanisme kan met een eigen aandrijving in werking worden gesteld of mechanisch worden verbonden en losgekoppeld met de overbrenging tussen de (niet getoonde) 12 motor van de boormachine 1 en de as 15 en de boorkop 3. Het meest gangbaar in het gebied van boormachines is dat een mechanische en selectief inschakelbare koppeling wordt toegepast tussen het klop- en/of trilmechanisme en de as 15.

5 Aldus blijkt dat met een zeer compacte draaiknop 4 zeer diverse functies kunnen worden ingesteld, in- of uitgeschakeld, geselecteerd, aangestuurd of bestuurd. Het is zelfs mogelijk om gebruik te maken van een groter aantal hoogteverschillen van afzonderlijke curvebanen om instelbare 10 of zelfs verlopende werkingstoestanden, zoals van het te leveren motorvermogen, in te stellen. Vanzelfsprekend is dit alleen wederom een instelling, die mogelijk is als de as 15 vrij is om te draaien en niet door de grendelplaat 14 wordt aangegrepen en het inschakelen van de motor niet onmogelijk 15 is gemaakt door middel van de hoofdschakelaar 20. Aldus kan een hogere mate van veiligheid worden geboden en kunnen functies en/of functionaliteiten die niet gezamenlijk een rol zouden moeten spelen, wederzijds worden uitgesloten door een gepaste vorm van de curvebanen, zoals hierboven ook is 20 aangegeven en beschreven. Tevens kunnen diverse curvebanen met onderling verschillende verlopen in hoogte daarvan zijn verschaft. Zo behoeft de grendelplaat 14 slechts te worden verplaatst over een afstand, die een weinig groter is dan de afmetingen van de nok 18, om de as 15 te ontgrendelen, welke 25 afstand door een geëigend verloop in hoogte van de betreffende curvebaan 6 is bepaald. Daarentegen kan het instellen van een andere instelling een verplaatsing over een grotere of kleinere afstand vergen, waartoe een bijbehorende afzonderlijke curvebaan een bijpassend 30 hoogteverloop dient te vertonen, dat van het hoogteverloop van de curvebaan 6 kan afwijken.

Na kennisneming van het voorgaande zullen zich vele alternatieve en aanvullende varianten en uitvoeringsvormen 13 aan de vakman opdringen. De beschermingsomvang voor de onderhavige uitvinding is geenszins beperkt tot een specifiek in de bijgevoegde tekening getoonde of hierboven beschreven eigenschap. Slechts de definitie volgens de 5 conclusies is naar letter of geest bepalend om de beschermingsomvang vast te stellen.

Claims (16)

1. Een elektrisch handgereedschap, ten minste omvattende: 5. een huis, welke een accommodatie vormt voor ten minste een elektrische motor, een schakelaar voor het selectief in- en uitschakelen van de motor, een met de motor samenhangende overbrenging, en een met de overbrenging samenhangende werktuighouder, 10. een beweegbaar bedieningselement aan het huis, welke samenhangt met een functie of functionering van het handgereedschap, met het kenmerk, dat - het bedieningselement aan een naar het binnenste van 15 de behuizing gerichte zijde ten minste één curvebaan omvat en de curvebaan samenwerkt met ten minste één volgelement, dat ten minste deel vormt van een besturing voor een functie of functionering van het handgereedschap.

2. Het handgereedschap volgens conclusie 1, verder 20 omvattende: ten minste twee curvebanen en ten minste twee volgers.

3. Het handgereedschap volgens conclusie 1 of 2, waarbij de curvebaan een in hoogte ten opzichte van het naar het binnenste van de behuizing gerichte zijde van het 25 bedieningselement variërend leivlak omvat voor geleiding van de volger.

4. Het handgereedschap volgens conclusie 1, 2 of 3, waarbij het bedieningselement een draaiknop is.

5. Het handgereedschap volgens conclusie 4, waarbij de 30 curvebaan concentrisch is ten opzichte van een draai-as van de draaiknop.

6. Het handgereedschap volgens ten minste één van de voorgaande conclusies, waarbij de volger ten minste is verbonden of samenwerkt met een op ten minste één van de motor, de overbrenging en de werktuighouder inwerkende blokkering.

7. Het handgereedschap volgens ten minste conclusie 6, 5 waarbij de blokkering een op een aandrijfas van de motor of de overbrenging inwerkende grendelplaat omvat.

8. Het handgereedschap volgens conclusie 6 of 7, waarbij de blokkering een blokkeerpal omvat.

9. Het handgereedschap volgens conclusies 7 en 8, 10 waarbij de blokkeerpal tegenover het bedieningselement is gelegen ten opzichte van de aandrijfas.

10. Het handgereedschap volgens ten minste één van de voorgaande conclusies 6-9, waarbij de blokkering samenwerkt met een veerkrachtig element om onder veerkracht 15 naar een blokkerende stand te worden gedwongen en via de volger met de curvebaan om selectief in of uit de blokkerende stand te worden gebracht.

11. Het handgereedschap volgens ten minste één van de conclusies 1-5, waarbij de volger ten minste is verbonden 20 of samenwerkt met een hoofdschakelaar voor het selectief aan- of afsluiten van een verbinding van het handgereedschap op een elektrische voeding.

12. Het handgereedschap volgens conclusie 11, verder omvattende een handschakelaar voor het in een aangesloten 25 toestand van de hoofdschakelaar door een gebruiker selectief in- en uitschakelen van de motor.

13. Het handgereedschap volgens conclusie 2, één van de conclusies 6 - 10 en conclusie 11 of 12, waarbij de curvebaan of -banen voor de blokkering en voor de 30 hoofdschakelaar zodanig zijn vormgegeven, dat gelijktijdig de voeding via de hoofdschakelaar is afgesloten in een blokkerende stand van de blokkering.

14. Het handgereedschap volgens ten minste één van de conclusies 1-5, waarbij de volger ten minste is verbonden of samenwerkt met een klopselector voor het selectief in en buiten werking stellen van een tril- of klopmechanisme.

15. Het handgereedschap volgens ten minste één van de conclusies 1-5, waarbij de volger ten minste is verbonden of samenwerkt met een schroef- of boorselector voor het selectief in en buiten werking stellen van een schroef- of boormechanisme.

16. Het handgereedschap volgens ten minste één van de voorgaande conclusies, waarbij de curvebaan ten minst één relatief ondiepe uitsparing omvat voor het verschaffen van een auditieve of tactiele indicatie van het bij draaiing van de draaiknop bereiken van een met een functionaliteit 15 overeenkomende stand door opname in de uitsparing van het volgelement.