NL2006061C2 - Plantenpot. - Google Patents

Description

PLANTENPOT

De onderhavige uitvinding betreft een plantenpot, omvattende een bodem; ten minste één, vanaf de bodem 5 verlopende wand; en een rand aan de wand op afstand van de bodem, welke rand ten minste twee indeukingen omvat en ten minste tussen de indeukingen in hoofdzaak een randbreedte heeft.

Een dergelijke plantenpot is algemeen bekend, waarbij 10 de indeukingen aan de binnenzijde van de top van de wand, en dus bij de rand, moeten zijn aangebracht, en - meer van belang - elke indeuking een zitting voor een klem van een hanger moet definiëren.

De bekende plantenpot vertoont echter een aantal 15 nadelen. Op de eerste plaats heeft de bekende plantenpot de indeukingen aan de binnenzijde van de rand. Wanneer de plantenpot goed is gevuld, kan potgrond (of enig ander toegepast substraat) terecht komen in de door de indeukingen gedefinieerde holte. Als gevolg kan insluiting van de klem 20 in de door de indeuking gedefinieerde zitting niet zeker worden gesteld, waardoor de klem kan verschuiven langs de rand van de plantenpot, die op zijn beurt als gevolg kan omkantelen, en de inhoud daaruit kan vallen. Desalniettemin omvat een bekende plantenpot dwingend de indeukingen aan de 25 binnenzijde van de rand. Een ander nadeel is, dat de klemmen van de toegepaste haken zijn ontworpen en gedimensioneerd om te passen in de rand zonder de indeukingen of andere zitting voor de klem, waardoor de indeukingen aldaar belemmeren dat de klemmen van de haken goed in de rand kunnen aangrijpen.

30 Daarenboven vertonen de bekende plantenpotten de indeukingen over een grote lengte (de indeukingen zijn lang gezien in de richting langs de rand van de bekende plantenpotten), waardoor de rand van de bekende 2 plantenpotten er storend vervomd uit ziet, althans voor het oog van een leek.

Met de onderhavige uitvinding is beoogd de voornoemde of ook andere probloemen van de bekende techniek te 5 verhelpen of althans te verminderen, waartoe een plantenpot volgens de onderhavige uitvinding zich onderscheidt van de bekende plantenpotten doordat twee naburige van de ten minste twee indeukingen een tussenruimte langs de rand voor opname van een klem van een hanger definiëren, in welke 10 tussenruimte de rand haar randbreedte heeft en de indeukingen barrières vormen tegen verplaatsing van een klem langs de rand. Aldus is op verassende wijze een sterk verbeterde plantenpot verschaft, die stabiel op te hangen is, zonder meer gevaar op losraken dan bij een pot zonder 15 indeukingen. Overigens vormen de indeukingen volgens de onderhavige uitvinding zeer duidelijke indicatoren voor een gebruiker waar deze de klemmen van een haak dient aan te brengen. Volgens de uitvinding kunnen de barrières (maar zelf geen zitting) vormende indeukingen overal zijn 20 aangebracht om de doorsnede-omtrek van de rand, aan de binnenzijde, bovenzijde of buitenzijde van de rand ten opzichte van de plantenpot zelf. De afmetingen van indeukingen kunnen klein blijven ten opzichte van de grote zittingen vormende indeukingen volgens de bekende techniek, 25 en aldus veel minder in het oog springen, als men daar niet op let, en desalniettemin een goede indicator vormen voor het aanbrengen van klemmen van haken, als men wel let op dergelijke indicatoren, al zijn die dan klein. Toch is een zeer betrouwbare arretering van de klemmen van haken 30 verschaft, juist door de opsluiting tussen de barrières vormende indeukingen. Het verschuiven van eenmaal aangebrachte klemmen van haken is aldus zeer effectief te voorkomen, en verbazingwekkend zelfs ten minste zo goed als 3 volgens de bekende techniek met grote zittingen vormende indeukingen.

De onderhavige uitvinding kent diverse geprefereerde uitvoeringsvormen, zoals die zijn gedefinieerd in de 5 afhankelijke van de bijgevoegde conclusies.

In een uitvoeringsvorm vertoont de plantenpot volgens de onderhavige uitvinding verder de eigenschap, dat de rand een in hoofdzaak van de wand afstaand flensdeel, dat in hoofdzaak de randbreedte definieert, en een in hoofdzaak 10 langs de wand georiënteerd kraagdeel omvat, en de ten minste twee indeukingen in ten minste één van het flensdeel en het kraagdeel zijn aangebracht.

In een uitvoeringsvorm vertoont de plantenpot volgens de onderhavige uitvinding verder als aanvulling of als 15 alternatief de eigenschap, dat de rand ten minste twee sets naburige indeukingen omvat. Daarbij kan de plantenpot de eigenschap vertonen, dat de rand vier sets naburige indeukingen omvat.

In een uitvoeringsvorm met een flensdeel en een 20 kraagdeel als rand en met ten minste twee sets indeukingen kan een plantenpot volgens de onderhavige uitvinding verder de eigenschap vertonen, dat ten minste één van de sets naburige indeukingen in het flensdeel Is aangebracht en ten minste één van de sets indeukingen in het kraagdeel is 25 aangebracht.

In een uitvoeringsvorm vertoont de plantenpot volgens de onderhavige uitvinding verder als aanvulling of als alternatief de eigenschap, dat de tussenruimte ten minste enigszins groter is dan de afmetingen van de klem.

30 In een uitvoeringsvorm vertoont de plantenpot volgens de onderhavige uitvinding verder als aanvulling of als alternatief de eigenschap, dat de plantenpot is geproduceerd middels een dieptrek- of spuitgietproces.

4

In een uitvoeringsvorm vertoont de plantenpot volgens de onderhavige uitvinding verder als aanvulling of als alternatief de eigenschap, dat de wand is voorzien van verstevigingsribben.

5 In een uitvoeringsvorm vertoont de plantenpot volgens de onderhavige uitvinding verder de eigenschap dat ten minste één van de indeukingen een vervorming ten opzichte van de rand omvat en in ten minste twee richting is vormgegeven.

10 De onderhavige uitvinding betreft overigens tevens een samenstel van een plantenpot volgens de uitvinding in samenhang met een hanger met ten minste twee klemmen, waarbij de klemmen zijn ingericht om in te werken op de rand van de pot in ten minste twee van de tussenruimtes.

15 De onderhavige uitvinding zal hieronder nader worden toegelicht aan de hand van een beschrijving van enkele onderling verschillende uitvoeringsvoorbeelden daarvan, zoals die zijn getoond in de bijgevoegde tekening, waarin voor dezelfde en/of gelijksoortige elementen, componenten en 20 aspecten dezelfde referentienummers kunnen zijn gebruikt, en welke geenszins zijn bedoeld om te worden aangegrepen als limitatie van de beschermingsomvang voor de onderhavige uitvinding, zoals die is gedefinieerd in de eveneens bijgevoegde conclusies. In de tekening toont: 25 Fig. 1 een uitvoeringsvoorbeeld in perspectivisch aanzicht van een plantenpot volgens de onderhavige uitvinding;

Fig. 2 een detail II uit Fig. 1;

Fig. 3 een ander uitvoeringsvoorbeeld in perspectivisch 30 aanzicht van een plantenpot volgens de onderhavige uitvinding;

Fig. 4 een detail IV uit Fig. 3; 5

Fig. 5 nog een ander uitvoeringsvoorbeeld in perspectivisch aanzicht van een plantenpot volgens de onderhavige uitvinding;

Fig. 6 een zijaanzicht van een samenstel van een 5 plantenpot en een klem volgens de onderhavige uitvinding;

Fig. 7 een perspectivisch aanzicht schuin van onderaf naar een rand van de plantenpot volgens Fig. 5;

Fig. 8 gedeeltelijk opengewerkt zijaanzicht van een samenstel dat vergelijkbaar is met Fig. 6, edoch met een 10 andere uitvoeringsvorm van de plantenpot; en

Fig. 9 een perspectivisch aanzicht van een detail van nog een ander uitvoeringsvoorbeeld van een plantenpot volgens de onderhavige uitvinding.

Fig. 1 toont in perspectivisch aanzicht een plantenpot 15 1 volgens de onderhavige uitvinding. De plantenpot 1 omvat een bodem 2 en een vanaf de bodem verlopende wand 3. In een variant met een andere omtrekvorm kan sprake zijn van meer dan één wand, bijvoorbeeld in het geval van een plantenpot met een vierkante doorsnedevorm in bovenaanzicht, welke kan 20 worden geacht vier wanden te omvatten.

Verder omvat de plantenpot 1 een rand 4 aan de wand 3 op afstand van de bodem 2, welke rand 4 drie sets indeukingen 5, 6 en 7 omvat en ten minste tussen de indeukingen in hoofdzaak een randbreedte heeft, die in Fig. 25 1 is aangeduid met dubbele pijl 10. De afmetingen van bijvoorbeeld in Fig. 6 en Fig. 8 getoonde klemmen 8 van een haak 9 zijn in veel gevallen afgestemd op deze randbreedte 10. Door de onderhavige uitvinding is geen aanpassing van de afmetingen van de klemmen 8 van haken 9 nodig, in 30 tegenstelling tot de eerder aangehaalde bekende techniek. De rand 4 omvat een in hoofdzaak van de wand 3 afstaand flensdeel 11, dat in hoofdzaak de randbreedte 10 definieert, en een in hoofdzaak langs de wand georiënteerd kraagdeel 12.

6

De indeukingen zijn elk in de hier getoonde uitvoeringsvorm in zowel het flensdeel 11 als het kraagdeel 12 aangebracht. De indeukingen zouden ook buitenwaarts kunnen uitstulpen (vanuit het flensdeel 11 naar boven en/of vanuit het 5 kraagdeel radiaal naar buiten, om nog altijd te kunnen voorkomen dat klemmen voorbij zulk een indeuking kunnen schuiven), en/of alleen in één van het flensdeel 11 en het kraagdeel 12 zijn aangebracht (zich niet door de hoek 13 tussen het flensdeel 11 en het kraagdeel 12 heen 10 uitstrekken, zoals wel het geval is in de uitvoeringsvormen in de figuren). De rand kan tevens twee of vier of meer sets indeukingen omvatten, bij voorkeur vier sets, zoals in fig.

5 is getoond.

De indeukingen van de sets 5, 6 en 7 zijn in de 15 uitvoeringsvorm van Fig. 1 en Fig. 2 in hoofdzaak in het kraagdeel 12 aangebracht, in die zin, dat daarmee een effectieve, door de wand 4, het flensdeel 11 en het kraagdeel 12 ingesloten binnenruimte, waar een been van een klem 8 van de haak 9 in aangrijpt, in radiale richting van 20 de plantenpot 1 is verkleind. Een dergelijk been van de klem 8 van de haak 9 zal niet, althans niet gemakkelijk, langs zo'n indeuking kunnen schuiven, juist als gevolg van de daardoor gevormde versmalling van de genoemde binnenruimte.

In tegenstelling zijn in de uitvoeringsvorm volgens 25 Fig. 3 en Fig. 4 van een plantenpot 14 sets indeukingen 15, 16 en 17 aangebracht in in hoofdzaak het flensdeel 11. Daardoor wordt de genoemde binnenruimte verlaagd in axiale richting ten opzichte van de plantenpot 14. Benen van klemmen 8 van een haak 9 strekken zich, zoals ook in Fig. 8 30 is getoond, uit tot aan het ondergelegen oppervlak van het flensdeel 11. Aldus vormen de indeukingen ook in deze uitvoeringsvorm barrières tegen verschuiving van die benen van de klemmen 8 van de haak 9.

7

De sets indeukingen 5, 6 en 7, en 15, 16 en 17 vormen dergelijke barrières aan weerszijden van een locatie langs de rand 4 van de plantenpot 1 of 14, waar bij voorkeur klemmen worden aangebracht. De paren of sets indeukingen 5, 5 6 en 7, en 15, 16 en 17 zijn ook goed zichtbaar en verschaffen gebruikers een duidelijke indicatie van dergelijke locaties, waar het aanbrengen van klemmen 8 van de haak 9 gewenst (zo niet geprefereerd) is.

Fig. 5 toont een hybride uitvoeringsvorm van een 10 plantenpot 18, waar de rand 4 beide soorten indeukingen omvat, te weten in hoofdzaak in het kraagdeel 12 en in hoofdzaak in het flensdeel 11, hetgeen is aangeduid met resp. II en IV onder verwijzing naar de detailaanzichten van Fig. 2 en Fig. 4. De rand 4 omvat twee sets indeukingen van 15 het ene type (II) en twee sets indeukingen van het andere type (IV), en aldus een totaal van vier sets indeukingen 5 en 6, en 15 en 16.

Fig. 6 toont een samenstel van een plantenpot volgens de uitvinding met een haak 9 met klemmen 8.

20 Fig. 7 toont een aanzicht van schuin van onderen tegen de rand 4 van de in Fig. 5 getoonde plantenpot 18. Hierbij is duidelijker de tussenruimte volgens dubbele pijl A weergegeven tussen de afzonderlijke indeukingen van een set 5, 5 in het kraagdeel 12, alsmede de tussenruimte volgens 25 dubbele pijl B tussen de afzonderlijke indeukingen van een set 15, 15 in het flensdeel 11. Deze tussenruimtes tussen indeukingen geven de beperkte bewegingsvrijheid weer, die de klemmen 8 van de haak 9 hebben in een de rand tussen de indeukingen van elke set aangrijpende toestand.

30 Fig. 8 toont nog weer een andere uitvoeringsvorm van een plantenpot 19 in met een haak 9 samengestelde toestand. De plantenpot 19 verschilt van de voorgaand beschreven varianten doordat diametraal tegenover elkaar in de rand 4 8 verschillende types indeukingen zijn aangebracht. De klemmen 8 kunnen, zo blijkt wel, geheel onaangepast blijven ten opzichte van een bekende plantenpot zonder enige indeuking in de rand 4, en desondanks kan aldus een zekere aangrijping 5 en ophanging van de plantenpot 19 worden bewerkstelligd.

Ter rechterzijde bevindt zich een set indeukingen van het ene type II, die een radiaal in de binnenruimte tussen de wand 4, het flensdeel 11 en het kraagdeel 12 binnenwaarts uitstekende barrière 23 vormen. Links omvat de plantenpot 19 10 de indeukingen van het andere type IV. De klemmen 8 omvatten benen 20 en 21, welke zich in de genoemde binnenruimte uitstrekken, en aldaar zijn ingesloten tussen de diverse typen II, IV barrières.

Fig. 9 toont nog weer een andere uitvoeringsvorm van 15 een plantenpot 24 volgens de uitvinding. De plantenpot 24 verschilt van de voorgaand beschreven varianten doordat elke indeuking 25 in twee dimensies is aangebracht, hetgeen is aangeduid met de pijlen C en D in fig. 9. Ook hierbij sluit een set indeukingen een beoogde locatie in voor een in Fig. 20 9 niet getoonde klem 8 van een haak 9. De indeukingen 25 volgens Fig. 9 zijn aldus gecombineerde of hybride indeukingen 25 met elk een vormgeving, die eigenschappen vertoont van elke van de aanzichten volgens de Figuren 2 en 4, dwz dat de indeukingen 25 zich elk neerwaarts in het 25 flensdeel 11 en binnenwaarts in het kraagdeel 12 uitstrekken.

Na kennisneming van de voorgaande beschrijving in samenhang met de bijgevoegde tekening, zullen zich ten opzichte daarvan aanvullende en alternatieve 30 uitvoeringsvormen aan de vakman opdringen, die echter alle zijn gelegen binnen de beschermingsomvang voor de onderhavige uitvinding zoals die is gedefinieerd in de bijgevoegde conclusies, tenzij dergelijke hier niet 9 expliciet geopenbaarde uitvoeringsvormen naar letter of intentie afwijken van deze definities van de beschermingsomvang voor de uitvinding.

5

Claims (10)

1. Een plantenpot, omvattende: - een bodem; 5. ten minste één, vanaf de bodem verlopende wand; en - een rand aan de wand op afstand van de bodem, welke rand ten minste twee indeukingen omvat en ten minste tussen de indeukingen in hoofdzaak een randbreedte heeft, waarbij twee naburige van de ten minste twee 10 indeukingen een tussenruimte langs de rand voor opname van een klem van een hanger definiëren, in welke tussenruimte de rand haar randbreedte heeft en de indeukingen barrières vormen tegen verplaatsing van een klem langs de rand.

2. De plantenpot volgens conclusie 1, waarbij de rand 15 een in hoofdzaak van de wand afstaand flensdeel, dat in hoofdzaak de randbreedte definieert, en een in hoofdzaak langs de wand georiënteerd kraagdeel omvat, en de ten minste twee indeukingen in ten minste één van het flensdeel en het kraagdeel zijn aangebracht.

3. De plantenpot volgens conclusie 1 of 2, waarbij de rand ten minste twee sets naburige indeukingen omvat.

4. De plantenpot volgens conclusie 3, waarbij de rand vier sets naburige indeukingen omvat.

5. De plantenpot volgens conclusie 2 en conclusie 3 of 25 4, waarbij ten minste één van de sets naburige indeukingen in hoofdzaak in het flensdeel is aangebracht en ten minste één van de sets indeukingen in hoofdzaak in het kraagdeel is aangebracht.

6. De plantenpot volgens ten minste één van de 30 voorgaande conclusies, waarbij de tussenruimte ten groter is dan de afmetingen van de klem.

7. De plantenpot volgens ten minste één van de voorgaande conclusies, waarbij de plantenpot is geproduceerd middels een dieptrek- of spuitgietproces.

8. De plantenpot volgens ten minste één van de 5 voorgaande conclusies, waarbij de wand is voorzien van verstevigingsribben.

9. De plantenpot volgens ten minste één van de voorgaande conclusies, waarbij ten minste één van de indeukingen (25) een vervorming ten opzichte van de rand 10 omvat en in ten minste twee richting (C, D) is vormgegeven.

10. Een samenstel van een plantenpot volgens ten minste één van de voorgaande conclusies en een hanger met ten minste twee klemmen, waarbij de klemmen zijn ingericht om in te werken op de rand van de pot in ten minste twee van de 15 tussenruimtes.