NL2005133C2 - Inrichting voor het mengen van terug te voeren uitlaatgas met verse lucht voor een verbrandingsmotor. - Google Patents

Description

Inrichting voor het mengen van terug te voeren uitlaatgas met verse lucht voor een verbrandingsmotor 5 BESCHRIJVING:

Gebied van de uitvinding

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het mengen van 10 terug te voeren uitlaatgas met verse lucht voor een verbrandingsmotor, omvattende een luchtinlaatkanaal met aan een uiteinde een inlaatopening voor verse lucht en aan het andere uiteinde een uitlaatopening voor een mengsel van lucht en uitlaatgas, waarbij een wanddeel van de begrenzingswand van het luchtinlaatkanaal is voorzien van mengopeningen voor toevoer van uitlaatgas, welke inrichting voorts een 15 uitlaatgasrecirculatiekanaal omvat dat is aangesloten op de mengopeningen en is voorzien van een inlaatopening voor uitlaatgas.

Stand van de techniek 20 Een dergelijke inrichting is bekend uit WO-A-2007/130947. Bij deze bekende inrichting staat het uitlaatgasrecirculatiekanaal haaks op het luchtinlaatkanaal en zijn de mengopeningen over de omtrek van het luchtinlaatkanaal aanwezig.

Samenvatting van de uitvinding 25

Een doel van de uitvinding is het verschaffen van een inrichting van de in de aanhef omschreven soort waarbij het terug gevoerde uitlaatgas beter gemengd wordt met de verse inlaatlucht. Hiertoe is de inrichting volgens de uitvinding gekenmerkt, doordat het uitlaatgasrecirculatiekanaal over een deel van de lengte tegen het 30 luchtinlaatkanaal aanwezig is, waarbij over dit deel het uitlaatgasrecirculatiekanaal is gescheiden van het luchtinlaatkanaal door het van mengopeningen voorziene wanddeel, en waarbij de mengopeningen in lengterichting van de kanalen achter elkaar aanwezig zijn. Door over een deel van de lengte van het luchtinlaatkanaal het uitlaatgas in de 2 luchtstroom te voeren wordt een betere menging verkregen dan bij de bekende inrichting.

Een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding waarbij het terug gevoerde uitlaatgas nog beter gemengd wordt met verse lucht is gekenmerkt, 5 doordat het andere uiteinde van het uitlaatgasrecirculatiekanaal open is en een uitlaatopening vormt die op een van de mengopeningen is aangesloten, waarbij dit uiteinde van het uitlaatgasrecirculatiekanaal vloeiend naar deze mengopening is gebogen. Door deze vloeiende aansluiting wordt het uitlaatgas beter in de stroom verse lucht geleid waardoor een betere menging optreedt.

10 Een verdere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding waarbij het terug gevoerde uitlaatgas nog weer beter gemengd wordt met verse lucht is gekenmerkt, doordat het andere uiteinde van het uitlaatgasrecirculatiekanaal nabij de inlaatopening van het luchtinlaatkanaal aanwezig is en de overige mengopeningen stroomafwaarts in het luchtinlaatkanaal van dit uiteinde in het wanddeel aanwezig zijn.

15 Het terug gevoerde uitlaatgas stroomt hierbij in een richting tegengesteld aan de stromingsrichting van de verse lucht waardoor een nog betere menging optreedt.

Beknopte omschrijving van de tekeningen 20 Hieronder zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van een in de tekeningen weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting volgens de uitvinding. Hierbij tonen de figuren 1, 2 en 3 de deels opengewerkte inrichting in perspectief vanuit verschillende hoeken.

25 Gedetailleerde omschrijving van de tekeningen

In de figuren 1, 2 en 3 de inrichting voor het mengen van terug te voeren uitlaatgas met verse lucht voor een verbrandingsmotor volgens de uitvinding weergegeven. De inrichting is deels opengewerkt om het inwendige duidelijk te tonen.

30 De inrichting 1 heeft een luchtinlaatkanaal 3 met aan een uiteinde een inlaatopening 5 voor verse lucht 6 en aan het andere uiteinde een uitlaatopening 7 voor een mengsel van lucht en uitlaatgas 8. Een wanddeel 9 van de begrenzingswand 11 van het luchtinlaatkanaal is voorzien van mengopeningen 13, 15, 17 voor toevoer van uitlaatgas.

3

De inrichting 1 heeft voorts een uitlaatgasrecirculatiekanaal 19 dat is aangesloten op de mengopeningen en dat is voorzien van een inlaatopening 21 voor uitlaatgas 22. Het uitlaatgasrecirculatiekanaal is over een deel van de lengte tegen het luchtinlaatkanaal 3 aanwezig. Over dit deel is het uitlaatgasrecirculatiekanaal 19 5 gescheiden van het luchtinlaatkanaal 3 door het van mengopeningen 13-17 voorziene wanddeel 9. De mengopeningen zijn, gezien in lengterichting van de kanalen, achter elkaar aanwezig. Het andere uiteinde van het uitlaatgasrecirculatiekanaal 19 is open en vormt een uitlaatopening 23 (zie figuur 3) die op een van de mengopeningen 13 is aangesloten. Deze uitlaatopening 23 is hierbij vloeiend naar deze mengopening 13 10 gebogen en is nabij de inlaatopening 5 van het luchtinlaatkanaal 3 aanwezig. De overige mengopeningen 15 en 17 zijn stroomafwaarts van dit uiteinde in het wanddeel 9 van het luchtinlaatkanaal aanwezig.

Hoewel in het voorgaande de uitvinding is toegelicht aan de hand van de tekeningen, dient te worden vastgesteld dat de uitvinding geenszins tot de in de 15 tekeningen getoonde uitvoeringsvorm is beperkt. De uitvinding strekt zich mede uit tot alle van de in de tekeningen getoonde uitvoeringsvorm afwijkende uitvoeringsvormen binnen het door de conclusies gedefinieerde kader.

Claims (3)

1. Inrichting voor het mengen van terug te voeren uitlaatgas met verse lucht voor een verbrandingsmotor, omvattende een luchtinlaatkanaal met aan een uiteinde een inlaatopening voor verse lucht en aan het andere uiteinde een uitlaatopening voor een 5 mengsel van lucht en uitlaatgas, waarbij een wanddeel van de begrenzingswand van het luchtinlaatkanaal is voorzien van mengopeningen voor toevoer van uitlaatgas, welke inrichting voorts een uitlaatgasrecirculatiekanaal omvat dat is aangesloten op de mengopeningen en is voorzien van een inlaatopening voor uitlaatgas, met het kenmerk, dat het uitlaatgasrecirculatiekanaal over een deel van de lengte tegen het 10 luchtinlaatkanaal aanwezig is, waarbij over dit deel het uitlaatgasrecirculatiekanaal is gescheiden van het luchtinlaatkanaal door het van mengopeningen voorziene wanddeel, en waarbij de mengopeningen in lengterichting van de kanalen achter elkaar aanwezig zijn.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het andere uiteinde 15 van het uitlaatgasrecirculatiekanaal open is en een uitlaatopening vormt die op een van de mengopeningen is aangesloten, waarbij dit uiteinde van het uitlaatgasrecirculatiekanaal vloeiend naar deze mengopening is gebogen.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het andere uiteinde van het uitlaatgasrecirculatiekanaal nabij de inlaatopening van het 20 luchtinlaatkanaal aanwezig is en de overige mengopeningen stroomafwaarts in het luchtinlaatkanaal van dit uiteinde in het wanddeel aanwezig zijn.