NL2004637C2 - Inrichting en werkwijze voor het reinigen van een betonmixer. - Google Patents

Description

INRICHTING EN WERKWIJZE VOOR HET REINIGEN VAN EEN BETONMIXER

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting en een werkwijze voor het reinigen van een 5 betonmixer.

Op het merendeel van de bouwplaatsen wordt beton, aangevoerd door een betonmixer, in het werk gestort. Nadat een betonmixer het naar de bouwplaats getransporteerde beton heeft gestort, moeten delen van de betonmixer, waaronder de 10 storttrechter en de stortgoot, worden schoongespoeld.

Het schoonspoelen is vereist om te voorkomen dat nog in de goot aanwezig beton daar uithardt. Naast verstopping kan zich uithardend beton tijdens een rit op de openbare weg tot van de betonmixer afvallende betonstukken 15 leiden, die medeweggebruikers kunnen beschadigen of verwonden. Hiermee gepaard gaan bijvoorbeeld schadeclaims vanwege autoschades.

Daarnaast vormen betonmixers, die zich tijdens transport van beton op de openbare weg bevinden, mede het 20 visitekaartje van de betonvervoerder. Veel betonvervoerder stellen derhalve belang aan het na afgifte van beton schoonspoelen van de betonmixers.

De betonmixer heeft vaak een reservoir van enkele honderden liters water voor de schoonspoelwerkzaamheden, en 25 het spoelwater wordt doorgaans met restresidu geloosd op de bodem. Een nadeel van de het op een bouwplaats schoonspoelen van betonmixers is aldus dat er via het gebruikte spoelwater een verontreiniging van de bodem op de bouwplaats kan optreden. De hiermee gepaard gaande belasting van het milieu 30 is ongewenst. Daarnaast kan mogelijk zelfs verstopping van het rioolstelsel optreden, wanneer spoelwater met restbeton hierin wordt geloosd.

2

Het schoonspoelen wordt veelal door de chauffeur van de betonmixer uitgevoerd, en neemt doorgaans circa vijf tot tien minuten in beslag. Tijdens deze schoonspoelwerkzaamheden is de betonmixer niet inzetbaar 5 voor transport.

Een doel van de onderhavige uitvinding is om een inrichting voor het reinigen van betonmixers te verschaffen, waarbij één of meer van bovengenoemde nadelen ten minste gedeeltelijk wordt ondervangen, en welke in het bijzonder de 10 milieubelasting reduceert.

Het genoemde doel is bereikt met de inrichting voor het reinigen van betonmixers volgens de uitvinding, omvattende: - een verplaatsbare behuizing; 15 - een spoelcircuit, omvattende: - een in de behuizing aangebracht reinigingsvloeistofreservoir; - spuitmiddelen met één of meer neerwaarts gerichte spuitmonden; 20 - een onder de spuitmiddelen, op de bodem van de behuizing, aangebrachte opvangbak voor het daarin opvangen van uit de spuitmonden van de spuitmiddelen stromende reinigingsvloeistof; en - ten minste een pomp voor het van het 25 reinigingsvloeistofreservoir naar de spuitmiddelen pompen van reinigingsvloeistof; en - waarbij de behuizing ten minste gedeeltelijk open is zodat een achterzijde van een betonmixer met zijn storttrechter en/of stortgoot ten minste gedeeltelijk tussen 30 de spuitmiddelen en opvangbak plaatsbaar is.

De reinigingsinrichting volgens de uitvinding heeft het voordeel dat er een tijdswinst is voor het reinigen van de betonmixer, waardoor de betonmixer sneller 3 weer inzetbaar is voor transport van beton. Het reinigen met de inrichting volgens de uitvinding neemt circa 3 minuten in beslag, enkele minuten minder dan nodig is om handmatig te reinigen.

5 Daarnaast wordt de handeling van het vullen van het spoelwaterreservoir op de betonmixer uitgespaard, hetgeen om de dag dient te gebeuren en omstreeks een kwartier in beslag neemt.

Bijkomend voordeel is dat de bouwplaats van de 10 aannemer schoon wordt achtergelaten, en dat gebruikte reinigingsvloeistof niet in de bodem verdwijnt, alwaar het tot milieuverontreinigingen kan leiden.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm omvat het spoelcircuit een gesloten kring, wat het mogelijk maakt om 15 reinigingsvloeistof her te gebruiken. Daarnaast is een gesloten kring voordelig voor het milieu, daar enerzijds minder reinigingsvloeistof benodigd is, en anderzijds geen reinigingsvloeistof met verontreinigingen in de bodem verdwijnt.

20 Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvat de reinigingsinrichting verder een tweede pomp voor het vanaf de opvangbak naar het reinigingsvloeistofreservoir pompen van gebruikte reinigingsvloeistof. Doordat twee pompen worden toegepast, kan simultaan reinigingsvloeistof 25 van de opvangbak naar het reinigingsvloeistofreservoir en vice versa worden verpompt.

Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvat de verplaatsbare behuizing van de reinigingsinrichting een maximale lengte van 6 meter, een maximale breedte van 2,5 30 meter, en een maximale hoogte van 2,5 m omvat. Door deze afmetingen is de reinigingsinrichting op een gangbare trailer van een vrachtwagen die geschikt is voor '20-voet' zeecontainers verplaatsbaar.

4

Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm is de verplaatsbare behuizing van de inrichting een 20-voet zeecontainer omvat.

Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm 5 zijn in het reinigingsvloeistofreservoir schotten voorzien. Deze schotten, die bij voorkeur om en om hoog en laag zijn geplaatst, bevorderen het bezinken van zware verontreinigingen in de reinigingsvloeistof. De hoog en laag geplaatste schotten vormen een labyrint waardoorheen de 10 reinigingsvloeistof meandert.

Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm zijn de spuitmiddelen in een gestel ondergebracht dat verschuifbaar is tussen een ingeschoven transportstand en een uitgeschoven bedrijfstand. Hierdoor kan een compacte 15 transporthoogte worden gecombineerd met voldoende hoogte tijdens bedrijf.

Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm is de verplaatsbare behuizing nabij zijn opening voorzien van een aanslag voor het daartegenaan opvangen van de 20 achterzijde van de betonmixer. Een dergelijke aanslag voorkomt beschadiging, en garandeert juiste plaatsing van de te reinigen delen onder de spuitmonden van de spuitmiddelen.

Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm is de reinigingsinrichting verder voorzien van ten minste 25 één sensor voor het signaleren van de aanwezigheid van een betonmixer onder de spuitmiddelen. De reinigingsinrichting is daardoor automatisch te starten en stoppen, waardoor deze enkel in bedrijf is wanneer een betonmixer door de sensor wordt waargenomen. Onnodig bedrijf wordt voorkomen, hetgeen 30 gunstig is voor het energieverbruik van de inrichting.

Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvat de reinigingsinrichting verder signaleringsmiddelen voor het met behulp van akoestische en/of visuele signalen 5 aan de chauffeur van de betonmixer doorgeven hoe de betonmixer zich ten opzichte van de spuitmiddelen van de reinigingsinrichting bevindt. Met behulp van dergelijke signaleringsmiddelen wordt het correct onder de 5 spuitmiddelen plaatsen van de achterzijde van de betonmixer aanzienlijk vereenvoudigd.

Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm is de reinigingsinrichting verder voorzien van één of meer buffervaten die in vloeistofverbinding staan met het 10 reinigingsvloeistofreservoir en zijn ingericht om een het vloeistofniveau in het reinigingsvloeistofreservoir binnen een vooraf bepaalde bandbreedte te houden. Doordat het niveau van de reinigingsvloeistof in het reinigingsvloeistofreservoir binnen de gewenste bandbreedte 15 wordt behouden, is een correcte werking van het systeem gegarandeerd.

Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm is de reinigingsinrichting verder voorzien van een neutralisatiemiddel-opslagvat voor het daarin opslaan van 20 een neutralisatiemiddel, en een pomp voor het daarmee vanuit het neutralisatiemiddel-opslagvat naar het reinigingsvloeistofreservoir pompen van het neutralisatiemiddel. Het neutralisatiemiddel zorgt er voor dat actieve krachten tussen de cementdeeltjes worden 25 geneutraliseerd.

Bij voorkeur wordt een doseerpomp toegepast, opdat het neutralisatiemiddel gedoseerd aan het reinigingsvloeistofreservoir toevoerbaar is.

De uitvinding heeft verder betrekking op een 30 werkwijze voor het reinigen van een betonmixer, gebruikmakend van een reinigingsinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, omvattende de stappen van: 6 - het zodanig in een opening in de verplaatsbare behuizing plaatsen van een achterzijde van een betonmixer, dat deze zich met zijn storttrechter en/of stortgoot ten minste gedeeltelijk tussen de spuitmiddelen en opvangbak 5 bevindt; - het vanuit de spuitmonden van de spuitmiddelen op ten minste een deel van de storttrechter en/of stortgoot spuiten van reinigingsvloeistof; en - het in een opvangbak, die op de bodem van de 10 behuizing onder de spuitmiddelen is aangebracht, opvangen van de reinigingsvloeistof die vanuit de spuitmiddelen op ten minste een deel van de storttrechter en/of stortgoot gespoten is.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm omvat de 15 werkwijze verder de stappen van: - het van de opvangbak naar een reinigingsvloeistofreservoir pompen van de in de opvangbak opgevangen reinigingsvloeistof; - het in het reinigingsvloeistofreservoir, welke 20 daarvoor van schotten is voorzien, afscheiden van ten minste een deel van de verontreinigingen uit de reinigingsvloeistof; en - het vanuit het reinigingsvloeistofreservoir naar de spuitmiddelen pompen van de reinigingsvloeistof waaruit 25 ten minste een deel van de verontreinigingen zijn afgescheiden.

In de navolgende beschrijving worden voorkeursuitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding aan de hand van de tekening verder verklaard, waarin tonen: 30 Figuur 1: een zijaanzicht van een reinigingsinrichting volgens de uitvinding, waarbij een betonmixer op enige afstand voor de inrichting staat; 7

Figuur 2: een zijaanzicht van de reinigingsinrichting van figuur 1, waarbij de betonmixer zich met zijn achterzijde deels in de reinigingsinrichting bevindt; 5 Figuur 3: een bovenaanzicht van de in figuur 2 getoonde situatie; en

Figuur 4: een opengewerkt perspectivisch aanzicht van de in figuren 1-3 getoonde reinigingsinrichting.

In het in figuur 1 getoonde zijaanzicht bevindt 10 een betonmixer 2 zich op enige afstand voor een reinigingsinrichting 1. Aan de achterzijde van de betonmixer 2 bevinden zich een storttrechter 6 en een stortgoot 8, waardoorheen met de betonmixer 2 getransporteerd beton op een gewenste locatie kan worden gestort.

15 Wanneer de betonmixer 2 zich met zijn achterzijde 4, met de zich daar bevindende storttrechter 6 en stortgoot 8, althans grotendeels onder de spuitmonden 16 van de spuitmiddelen 14 bevindt, neemt een sensor 32 deze aanwezigheid waar, en wordt de chauffeur van de betonmixer 2 20 met (niet-getoonde) akoestische en/of visuele middelen gesignaleerd.

Desgewenst is optioneel een aanslag 36 voorzien, voor het daartegenaan opvangen van de achterzijde 4 van de betonmixer 2, mocht de chauffeur per ongeluk toch iets te 25 ver doorrijden. Overigens is het tevens denkbaar dat een alternatieve aanslag is voorzien door op enige afstand voor de reinigingsinrichting 1 op de grond een niet-getoonde balk te plaatsen.

De spuitmiddelen omvatten in de getoonde 30 uitvoeringsvorm een uit leidingen gevormd gestel 34.

In een voorkeursuitvoeringsvorm is het gestel 34 verschuifbaar tussen een ingeschoven transportstand en een uitgeschoven bedrijfstand. Hierdoor kan een compacte 8 transporthoogte worden gecombineerd met voldoende hoogte tijdens bedrijf, dat wil zeggen wanneer een betonmixer 2 voor het reinigen daarvan onder de spuitmiddelen wordt geplaatst, zoals getoond in figuur 2. In de getoonde 5 uitvoeringsvorm zijn omvatten de leidingen een telescopische verbinding 17.

Figuur 3 toont een bovenaanzicht van de in figuur 2 getoonde situatie, waarbij duidelijk is te zien dat de storttrechter 6 en stortgoot 8 zodanig onder de 10 spuitmiddelen 14 is geplaatst, dat uit de spuitmonden 16 van de spuitmiddelen 14 stromende reinigingsvloeistof op de storttrechter 6 en stortgoot 8 spuit voor het reinigen daarvan.

De op de storttrechter 6 en stortgoot 8 gespoten 15 reinigingsvloeistof zal vervuild raken, en wordt als vervuilde reinigingsvloeistof 38 opgevangen in een opvangbak 20 die zich op de bodem 18 van de behuizing 10 van de reinigingsinrichting 1 bevindt. De vervuilde reinigingsvloeistof omvat doorgaans water met daarin cement, 20 zand en grind.

In de opvangbak 2 bevindt zich een dompelpomp 23, die in de getoonde uitvoeringsvorm in een pompbak 21 is aangebracht. De pompbak 21 is aan de bovenzijde voorzien van een zeef 22, die voorkomt dat grote delen in aanraking 25 kunnen komen met de pomp 23, en deze kunnen beschadigen.

Doordat de pompbak 21 aan de bovenzijde is voorzien van een zeef 22, worden reeds in de opvangbak 2 grote delen, zoals grind en (deels) uitgeharde betonbrokstukken, van de reinigingsvloeistof afgescheiden.

30 Immers zullen deze zware delen bezinken, en stroomt alleen reinigingsvloeistof dat zich op het hoogteniveau van de zeef 22 bevindt, in de pompbak 21. Hiervandaan verpompt de dompelpomp 23 via een (niet getoonde) leiding de 9 reinigingsvloeistof naar het reinigingsvloeistofreservoir 12 .

In het reinigingsvloeistofreservoir 12 zijn om en om laag en hoog geplaatste schotten 28, 30 aangebracht. In 5 de in figuur 3 getoonde uitvoeringsvorm zijn dit om en om een laag geplaatst schot 28, een hoog geplaatst schot 30, en weer een laag geplaatst schot 28, tezamen een labyrint vormend. Doordat het cement en het zand, dat zich als verontreinigingen in de vervuilde reinigingsvloeistof 38 10 bevindt bezinkt, en de reinigingsvloeistof tijdens het doorlopen van het labyrint van opeenvolgend laag en hoog geplaatste schotten 28, 30 telkens over de laag geplaatste schotten 28 heen dient te stromen, worden gaandeweg zware verontreinigingen afgescheiden.

15 De reinigingsvloeistof, waaruit nu een groot deel van de verontreinigingen is afgescheiden, is geschikt om opnieuw te worden aangewend voor het reinigen van een storttrechter 6 en/of stortgoot 8 van een betonmixer 2. De reinigingsvloeistof wordt daartoe door middel van een pomp 20 24 via (niet getoonde) leidingen van het reinigingsvloeistofreservoir 12 naar de spuitmiddelen gepompt. Aldus wordt een reinigingsinrichting 1 met een gesloten kringloop verkregen, waarbij wordt voorkomen dat vervuilde reinigingsvloeistof op de bodem terechtkomt, en 25 deze vervuilt.

Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm is de reinigingsinrichting (1) verder voorzien van één of meer buffervaten (38, 40) die in vloeistofverbinding staan met het reinigingsvloeistofreservoir (12) en zijn ingericht 30 om een het vloeistofniveau in het reinigingsvloeistofreservoir (12) binnen een vooraf bepaalde bandbreedte te houden.

10

In de getekende voorkeursuitvoeringsvorm worden twee buffervaten (38, 40) toegepast, waarbij een eerste buffervat (38) bij in bedrijf name in hoofdzaak gevuld is met reinigingsvloeistof, terwijl een tweede buffervat (40) 5 bij in bedrijf name in hoofdzaak leeg is. Wanneer het vloeistofniveau de vooraf bepaalde gewenste bandbreedte onderschrijdt, wordt reinigingsvloeistof vanuit het in hoofdzaak gevulde buffervat (38) naar het reinigingsvloeistofreservoir (12) gepompt. Daarentegen wordt 10 bij het overschrijden van de vooraf bepaalde gewenste bandbreedte door het vloeistofniveau, reinigingsvloeistof vanuit het reinigingsvloeistofreservoir (12) naar het buffervat (40) gepompt.

Opgemerkt wordt dat het tevens denkbaar is dat 15 slecht één buffervat wordt toegepast, dat bij in bedrijf name slechts gedeeltelijk is gevuld. Dit buffervat heeft door zijn gedeeltelijke vulling de mogelijkheid om zowel een onderschrijden als een overschrijden te kunnen compenseren.

Verder is bij voorkeur een neutralisatiemiddel-20 opslagvat 42 voor het daarin opslaan van een neutralisatiemiddel voorzien. Het neutralisatiemiddel zorgt er voor dat actieve krachten tussen de cementdeeltjes worden geneutraliseerd, en wordt met behulp van een doseerpomp 26 in de gewenste dosis van het neutralisatiemiddel-opslagvat 25 42 naar het reinigingsvloeistofreservoir 12 gepompt.

In de reinigingsinrichting 1 is een schakelkast 23 aangebracht, waarin zich onder andere niet nader beschreven aanstuurmiddelen voor de diverse pompen bevinden.

De hierboven beschreven uitvoeringsvormen zijn, 30 hoewel ze voorkeursuitvoeringsvormen van de uitvinding tonen, enkel bedoeld om de onderhavige uitvinding te illustreren en niet om op enigerlei wijze de omschrijving van de uitvinding te beperken. De omvang van de uitvinding 11 wordt dan ook uitsluitend bepaald door de nu volgende conclusies.

Claims (14)

1. Inrichting (1) voor het reinigen van een betonmixer (2), omvattende: 5. een verplaatsbare behuizing (10); - een spoelcircuit, omvattende: - een in de behuizing (10) aangebracht reinigingsvloeistofreservoir (12); - spuitmiddelen (14) met één of meer 10 neerwaarts gerichte spuitmonden (16); - een onder de spuitmiddelen (14), op de bodem (18) van de behuizing (10), aangebrachte opvangbak (20) voor het daarin opvangen van uit de spuitmonden (16) van de spuitmiddelen (14) stromende reinigingsvloeistof; en 15. ten minste een pomp voor het van het reinigingsvloeistofreservoir (12) naar de spuitmiddelen (14) pompen van reinigingsvloeistof; en - waarbij de behuizing (10) ten minste gedeeltelijk open is zodat een achterzijde (4) van een 20 betonmixer (2) met zijn storttrechter (6) en/of stortgoot (8) ten minste gedeeltelijk tussen de spuitmiddelen (14) en opvangbak (20) plaatsbaar is.

2. Reinigingsinrichting volgens conclusie 1, 25 waarbij het spoelcircuit gesloten kring omvat.

3. Reinigingsinrichting volgens conclusie 1 of 2, verder omvattende een tweede pomp voor het vanaf de opvangbak (20) naar het reinigingsvloeistofreservoir (12) 30 pompen van gebruikte reinigingsvloeistof.

4. Reinigingsinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de verplaatsbare behuizing (10) een maximale lengte (L) van 6 meter, een maximale breedte (B) van 2,5 meter, en een maximale hoogte (H) van 2,5 m omvat.

5. Reinigingsinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de verplaatsbare behuizing (10) van de inrichting een 20-voet zeecontainer omvat.

6. Reinigingsinrichting volgens een van de 10 voorgaande conclusies, waarbij in het reinigingsvloeistofreservoir (12) schotten (28, 30) zijn voorzien.

7. Reinigingsinrichting volgens een van de 15 voorgaande conclusies, waarbij de spuitmiddelen (14) in een gestel (34) zijn ondergebracht, waarbij het gestel (34) verschuifbaar is tussen een ingeschoven transportstand en een uitgeschoven bedrijfstand.

8. Reinigingsinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de verplaatsbare behuizing (10) nabij zijn opening voorzien is van een aanslag (36) voor het daartegenaan opvangen van de achterzijde (4) van de betonmixer (2). 25

9. Reinigingsinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, verder voorzien van ten minste één sensor (32) voor het signaleren van de aanwezigheid van een betonmixer onder de spuitmiddelen (14). 30

10. Reinigingsinrichting volgens conclusie 9, verder omvattende signaleringsmiddelen voor het met behulp van akoestische en/of visuele signalen aan de chauffeur van de betonmixer doorgeven hoe de betonmixer zich ten opzichte van de spuitmiddelen van de reinigingsinrichting bevindt.

11. Reinigingsinrichting volgens een van de 5 voorgaande conclusies, verder voorzien van één of meer buffervaten (38, 40) die in vloeistofverbinding staan met het reinigingsvloeistofreservoir (12) en zijn ingericht om een het vloeistofniveau in het reinigingsvloeistofreservoir (12) binnen een voorafbepaalde bandbreedte te houden. 10

12. Reinigingsinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, is verder een neutralisatiemiddel-opslagvat (42) voorzien voor het daarin opslaan van een neutralisatiemiddel, en een pomp (26) voor het daarmee 15 vanuit het neutralisatiemiddel-opslagvat (42) naar het reinigingsvloeistofreservoir (12) pompen van het neutralisatiemiddel.

13. Werkwijze voor het reinigen van een betonmixer 20 (2), gebruikmakend van een verplaatsbare reinigingsinrichting (1) volgens een van de voorgaande conclusies, omvattende de stappen van: - het zodanig in een opening in de verplaatsbare behuizing (10) plaatsen van een achterzijde (4) van een 25 betonmixer (2), dat deze zich met zijn storttrechter (6) en/of stortgoot (8) ten minste gedeeltelijk tussen de spuitmiddelen (14) en opvangbak (20) bevindt; - het vanuit de spuitmonden (16) van de spuitmiddelen (14) op ten minste een deel van de 30 storttrechter (6) en/of stortgoot (8) spuiten van reinigingsvloeistof; en - het in een opvangbak (20), die op de bodem (18) van de behuizing (10) onder de spuitmiddelen (14) is aangebracht, opvangen van de reinigingsvloeistof die vanuit de spuitmiddelen (14) op ten minste een deel van de storttrechter (6) en/of stortgoot (8) gespoten is.

14. Werkwijze volgens conclusie 13, verder omvattende de stappen van: - het van de opvangbak naar een reinigingsvloeistofreservoir pompen van de in de opvangbak opgevangen reinigingsvloeistof; 10. het in het reinigingsvloeistofreservoir, welke daarvoor van schotten is voorzien, afscheiden van ten minste een deel van de verontreinigingen uit de reinigingsvloeistof; en - het vanuit het reinigingsvloeistofreservoir naar 15 de spuitmiddelen pompen van de reinigingsvloeistof waaruit ten minste een deel van de verontreinigingen zijn afgescheiden.