NL2004312C2 - Systeem voor het bevochtigen van planten, werkwijze voor het bevochtigen van planten, ophanginrichting voor planten. - Google Patents

Systeem voor het bevochtigen van planten, werkwijze voor het bevochtigen van planten, ophanginrichting voor planten. Download PDF

Info

Publication number
NL2004312C2
NL2004312C2 NL2004312A NL2004312A NL2004312C2 NL 2004312 C2 NL2004312 C2 NL 2004312C2 NL 2004312 A NL2004312 A NL 2004312A NL 2004312 A NL2004312 A NL 2004312A NL 2004312 C2 NL2004312 C2 NL 2004312C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
plant holders
feed water
suspension device
suspension
plant
Prior art date
Application number
NL2004312A
Other languages
English (en)
Inventor
Johannes Richardus Martinus Cornelis Janmaat
Carolus Albertus Maria Castelijn
Original Assignee
Frans Van Zaal B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Frans Van Zaal B V filed Critical Frans Van Zaal B V
Priority to NL2004312A priority Critical patent/NL2004312C2/nl
Priority to NL2005493A priority patent/NL2005493C2/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL2004312C2 publication Critical patent/NL2004312C2/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01GHORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
    • A01G9/00Cultivation in receptacles, forcing-frames or greenhouses; Edging for beds, lawn or the like
    • A01G9/24Devices or systems for heating, ventilating, regulating temperature, illuminating, or watering, in greenhouses, forcing-frames, or the like
    • A01G9/247Watering arrangements
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01GHORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
    • A01G31/00Soilless cultivation, e.g. hydroponics
    • A01G31/02Special apparatus therefor
    • A01G31/04Hydroponic culture on conveyors
    • A01G31/045Hydroponic culture on conveyors with containers guided along a rail
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y02TECHNOLOGIES OR APPLICATIONS FOR MITIGATION OR ADAPTATION AGAINST CLIMATE CHANGE
    • Y02ATECHNOLOGIES FOR ADAPTATION TO CLIMATE CHANGE
    • Y02A40/00Adaptation technologies in agriculture, forestry, livestock or agroalimentary production
    • Y02A40/10Adaptation technologies in agriculture, forestry, livestock or agroalimentary production in agriculture
    • Y02A40/25Greenhouse technology, e.g. cooling systems therefor
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y02TECHNOLOGIES OR APPLICATIONS FOR MITIGATION OR ADAPTATION AGAINST CLIMATE CHANGE
    • Y02PCLIMATE CHANGE MITIGATION TECHNOLOGIES IN THE PRODUCTION OR PROCESSING OF GOODS
    • Y02P60/00Technologies relating to agriculture, livestock or agroalimentary industries
    • Y02P60/20Reduction of greenhouse gas [GHG] emissions in agriculture, e.g. CO2
    • Y02P60/21Dinitrogen oxide [N2O], e.g. using aquaponics, hydroponics or efficiency measures

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Cultivation Receptacles Or Flower-Pots, Or Pots For Seedlings (AREA)
  • Hydroponics (AREA)

Description

P90888NL00
Titel: Systeem voor het bevochtigen van planten, werkwijze voor het bevochtigen van planten, ophanginrichting voor planten
De uitvinding heeft betrekking op een systeem voor het bevochtigen van planten.
Dergelijke systemen zijn bekend en worden gewoonlijk gebruikt voor het kweken van planten in een kweekinrichting. De kweekinrichting 5 kan bijvoorbeeld een kas zijn, maar ook een hal of een verwerkingsschuur of een locatie buiten. De planten worden in planthouders, bijvoorbeeld potten, gekweekt. De planthouders zijn gewoonlijk gevuld met een groeimedium waarin of waarop de planten kunnen worden gekweekt. Een groeimedium kan bijvoorbeeld een substraat zijn, zoals steenwol, maar kan ook aarde, 10 bark, molm, turf omvatten. Vele soorten groeimedium zijn mogelijk. Met planten wordt allerlei soorten gewas bedoeld, zoals bloemen of kamerplanten of bomen, etc. De planthouders worden gewoonlijk met hun onderzijde op gewasdragers geplaatst. De gewasdragers kunnen binnen de kweekinrichting getransporteerd worden, bijvoorbeeld doordat ze voorzien 15 zijn van wielen.
De huidige stand van de techniek van transport van een gewas binnen een kweekinrichting is het gebruik van gewasdragers (ook wel kweek of transporttafels, kweekgoten, containers of rolcontainers genoemd) waarop het gewas in planthouders staat. De gewasdragers zijn hierbij 20 voorzien van een gesloten of een open bodem.
In de huidige praktijk krijgt het gewas, tijdens de groeifase, water en/of voedingsstoffen toegediend volgens een van de volgende methode: a) het bovendoor watergeven, dit wil zeggen het sproeien van het gewas met een vaste of verplaatsbare sproeileiding, waarbij het groeimedium 2 waarin het gewas staat van bovenaf bevochtigd wordt, de bodem van de gewashouder is open, b) de eb en vloedmethode, dit wil zeggen het tijdelijk aanbrengen van een waterniveau op een dichte bodemplaat, waarbij het groeimedium 5 waarin de plant staat van onderaf bevochtigd wordt, en het groeimedium het water en de voedingsstoffen kan opnemen, het waterniveau op de bodemplaat is gewoonlijk maximaal 4 a 5 cm, c) de druppelleiding methode, dit wil zeggen het toedienen van water en voedingsstoffen middels dunne capillaire slangetjes waarbij het 10 groeimedium in de planthouder bevochtigd wordt, de bodem is gewoonlijk open.
De keuze van de wijze van bevochtigen, ook wel watergeven genoemd, wordt in eerste instantie bepaald door het gewas en de benodigde arbeid die voor het systeem benodigd is. De bestaande methode hebben in 15 min of meerdere mate de volgende nadelen:
Kans op afscherming van het groeimedium door het blad van de plant waardoor het groeimedium onvoldoende water krijgt. Hierdoor ontstaat een ongelijke groei binnen een groep gewas, (methode a)
Kans van kringen op blad na het verdampen van de vloeistof. Dit geeft 20 een negatief effect op de uitstraling van het gewas en zijn verkoopwaarde, (methode a)
Overmatig watergebruik omdat een deel van het toegediende water naast de planthouder valt en of het groeimedium onvoldoende de tijd krijgt om het water op te nemen (methode a) 25 - Een verhoogde vochtigheidsgraad in de kweekinrichting na het watergeven die, door middel van het toevoeren van extra energie, weer naar het gewenste niveau teruggebracht moet worden, (methode a)
Een beperkte ventilatie rondom de planthouder op een gesloten bodem waardoor een verhoogde kans op schimmelvorming aanwezig is 30 (methode b) 3
Restwater tussen planthouder en bodemplaat en beperkte ventilatie onder de planthouder waardoor een verhoogde kans op schimmelvorming aanwezig is. (methode b)
Een verstopping van de toe of afvoer waardoor het gewas onvoldoende 5 of teveel aan water krijgt met verdroging of verrotting van het wortelgestel als gevolg (methode b)
Een lekkage in de bodemplaat waardoor het gewas onvoldoende water krijgt (methode b)
Een verstevigde constructie van de gewasdrager en de ondersteunende 10 draagconstructie omdat tijdens het watergeven een extra gewicht as gevolg van het tijdelijk verhoogde waterniveau in de gewasdrager moet worden opgevangen.(methode b)
Een kans op verstopping van de capillaire druppelleiding waardoor de individuele plant geen of onvoldoende water krijgt, (methode c) 15 - Een kans op bacteriegroei in de capillaire druppelleiding door de lage stroomsnelheid in de leiding. Hiervoor dient de installatie regelmatig gedesinfecteerd te worden (methode c)
Een beperkte mate van automatisering mogelijk als gevolg van het moeten aanbrengen en verwijderen van de druppelleidingen per 20 individuele planthouder (methode c).
Nadelig aan de bekende wijzen van bevochtigen is dat er relatief veel water niet wordt opgenomen door het groeimedium van de planthouders en er daardoor relatief veel water en voedingsstoffen verloren gaan. Dit is relatief kostbaar.
25 Een doel van de uitvinding is te voorzien in een systeem voor het bevochtigen van planten, dat tenminste een van bovengenoemde nadelen tegengaat.
Hiertoe voorziet de uitvinding in een systeem voor het bevochtigen van planten in planthouders omvattende een verplaatsbare 30 ophanginrichting die is ingericht voor het hangend verplaatsen van een 4 aantal planthouders, een bevochtigingsinrichting, waarbij de ophanginrichting verplaatsbaar is tussen een eerste positie waarin de ophanginrichting zich in horizontale richting op een afstand van de bevochtigingsinrichting bevindt en een tweede positie waarin de 5 ophanginrichtig zich nagenoeg boven de bevochtigingsinrichting bevindt, waarbij het systeem is ingericht om de hangende planthouders van de ophanginrichting gelijktijdig van onderaf te bevochtigen.
De planthouders zijn aan de onderzijde vrij van een steunoppervlak en kunnen derhalve van de onderzijde eenvoudig worden bevochtigd, 10 bijvoorbeeld door van onderaf te sproeien. Door de planthouders groepsgewijs, i.e. tegelijk een aantal planthouders te transporteren en te bevochtigen kunnen alle in de ophanginrichting hangende planthouders relatief efficiënt worden verplaatst en bevochtigd. Het voedingswater wat niet wordt opgenomen door het groeimedium en/of de planten in de 15 planthouders kan bijvoorbeeld in een opvangbak worden opgevangen en zo worden hergebruikt, waardoor verlies aan voedingswater kan worden beperkt.
Door te voorzien in een systeem voor het bevochtigen van planten in planthouders omvattende een verplaatsbare ophanginrichting die is 20 ingericht voor het hangend verplaatsen van een aantal planthouders, een bevochtigingsinrichting die tenminste gedeeltelijk vulbaar is met een laag voedingswater, waarbij de ophanginrichting verplaatsbaar is tussen een eerste positie waarin de ophanginrichting zich in horizontale richting op een afstand van de bevochtigingsinrichting bevindt en een tweede positie waarin 25 de ophanginrichtig zich nagenoeg boven de bevochtigingsinrichting bevindt, waarbij het systeem is ingericht om de hangende planthouders van de ophanginrichting gelijktijdig ten minste gedeeltelijk in het voedingswater van de bevochtigingsinrichting te dompelen.
Door te voorzien in een verplaatsbare ophanginrichting voor de 30 planthouders, kunnen de planthouders groepsgewijs doorheen de 5 kweekinrichting worden verplaatst. De planthouders hangen in de ophanginrichting en in tegenstelling tot de bekende gewasdragers, steunen de planthouders niet op een bodem van een gewasdrager. De onderzijde van de planthouders is derhalve vrij van ondersteuning en goed toegankelijk.
5 De ophanginrichting is verplaatsbaar tussen een eerste positie en een tweede positie. In de eerste positie bevindt de ophanginrichting zich in horizontale richting op een afstand van de bevochtigingsinrichting. De ophanginrichting is in de eerste positie verwijderd van de bevochtigingsinrichting, bijvoorbeeld bevindt de ophanginrichting zich in de 10 eerste positie op een andere plaats in de kweekinrichting. In de tweede positie bevindt de ophanginrichting zich nagenoeg boven de bevochtigingsinrichting. De planthouders die in de ophanginrichting hangen bevinden zich dan boven de met voedingswater gevulde bevochtigingsinrichting.
15 De bevochtigingsinrichting is ten minste gedeeltelijk vulbaar met een laag voedingswater en bevindt zich bij voorkeur stationair in de kweekinrichting, bijvoorbeeld een kas. De bevochtigingsinrichting blijft in principe op dezelfde plaats in de kweekinrichting, zodat bevochtigen van de planthouders op één positie in de kweekinrichting kan plaatsvinden.
20 Hierdoor kan de bevochtigingsinstallatie worden vereenvoudigd, in het bijzonder leidingen voor aan- en afvoer van voedingswater kunnen worden verminderd. Onder voedingswater kan zowel water als water voorzien van voedingsstoffen, alsook water voorzien van andere toevoegingen worden verstaan.
25 Door het systeem in te richten zodat de hangende planthouders ten minste gedeeltelijk in het voedingswater kunnen worden ondergedompeld, kan worden bereikt dat de plant en/of het groeimedium in de planthouder zich relatief snel volzuigt met voedingswater. De planthouders worden ten minste gedeeltelijk in het voedingswater gedompeld, dit betekent dat ten 30 minste een onderste deel van de planthouder in het voedingswater wordt 6 gedompeld. Hierdoor kan het bevochtigen van de planthouders worden versneld. Door de planthouders die in de ophanginrichting hangen tegelijk als één groep groepsgewijs in het voedingswater onder te dompelen, kan het bevochtigen verder worden versneld. Zo kunnen in één dompelstap relatief 5 veel planthouders relatief snel worden bevochtigd. Ook is er nauwelijks verlies van voedingswater doordat de bevochtigingsinrichting zich op een bepaalde positie bevindt en de planthouders in het voedingswater worden gedompeld. Na het bevochtigen kunnen de planthouders boven de bevochtigingsinrichting uitdruppelen. Hierdoor kan het gebruik van water 10 en/of voedingsstoffen worden verminderd, wat een kostenbesparing kan opleveren. Het bevochtigen van de planten en/of groeimedium in de planthouders kan daardoor beter controleerbaar en voorspelbaar worden, wat kan leiden tot een meer gelijkmatige en/of meer voorspelbare plantengroei.
15 Doordat de planthouders slechts gedeeltelijk in het voedingswater worden gedompeld, bijvoorbeeld alleen een onderste deel van de planthouders, kan worden bereikt dat het voedingswater slechts in contact komt met de planthouders en niet met de ophanginrichting. Hierdoor kan het voedingswater relatief schoon blijven, waardoor reinigingskosten voor 20 het voedingswater beperkt kunnen blijven.
Het voedingswaterniveau in de bevochtigingsinrichting kan relatief hoog zijn bijvoorbeeld ongeveer 10 a 12 cm, of nog hoger bijvoorbeeld ongeveer 18 cm. Afhankelijk van de grootte van de planthouders, kunnen de planthouders dus relatief diep in het voedingswater worden 25 ondergedompeld, waarbij de ophanginrichting zelf vrij blijft van contact met het voedingswater. Hoe dieper de planthouders in het voedingswater kunnen worden ondergedompeld, hoe sneller de planten en/of het groeimedium zich kunnen volzuigen met voedingswater.
Door de ophanginrichting en de bevochtigingsinrichting naar 30 elkaar toe te verstellen, kunnen de planthouders die in de ophanginrichting 7 hangen in het voedingswater van de bevochtigingsinrichting worden gedompeld. Het verstellen van de ophanginrichting en de bevochtigingsinrichting naar elkaar toe, kan gebeuren wanneer de ophanginrichting zich in de tweede positie boven de bevochtigingsinrichting 5 bevindt. De ophanginrichting kan neerwaarts verstelbaar zijn naar de bevochtigingsinrichting toe. Of de bevochtigingsinrichting kan opwaarts verstelbaar zijn naar de ophanginrichting toe. Of de ophanginrichting en de bevochtigingsinrichting kunnen respectievelijk neerwaarts en opwaarts verstelbaar zijn en zo naar elkaar toe bewegen tot de planthouders 10 gedeeltelijk zijn ondergedompeld in het voedingswater. De ophanginrichting en/of de bevochtigingsinrichting kunnen daartoe zijn voorzien van bijvoorbeeld een liftinstallatie omvattende bijvoorbeeld hydraulische cilinders en bijvoorbeeld kettingen die in opwaartse georiënteerde geleiderails lopen. Ook andere verstelmechanismen zijn mogelijk, die 15 bijvoorbeeld gebruik kunnen maken van kabels en/of katrollen en elektrisch en/of mechanisch en/of hydraulisch en/of pneumatisch kunnen worden bediend. Alternatief en/of additioneel kan het voedingswaterniveau in de bevochtigingsinrichting worden verhoogd. Het voedingswaterniveau kan bijvoorbeeld worden verhoogd door te voorzien in een verstelbare bodem van 20 de bevochtigingsinrichting of door de voorzien in verstelbare wanden van de bevochtigingsinrichting. Eventueel kan ook een pomp worden gebruikt om het voedingswaterniveau te verhogen totdat de onderzijden van de planthouders in het voedingswater worden gedompeld.
Door de ophanginrichting te voorzien van een aantal 25 ophangelementen voor de planthouders, kunnen de planthouders op eenvoudige wijze in de ophanginrichting worden gehangen. Bijvoorkeur zijn de ophangelementen losneembaar verbindbaar met de ophanginrichting zodat het aantal ophangelementen en/of de positionering van de ophangelementen in de ophanginrichting flexibel kan zijn. De 30 ophangelementen kunnen bijvoorbeeld ringen of plaatdelen met gaten zijn 8 waarin de planthouders kunnen worden gehangen. De ophanginrichting kan bijvoorbeeld zijn voorzien van stangen waaraan de ophangelementen kunnen worden gehangen of geklikt of anderszins worden bevestigd. Tussen de ophangelementen zijn bij voorkeur gaten of openingen aanwezig 5 waardoorheen een luchtstroom kan stromen voor het beluchten van de planthouders.
Op voordelige wijze is de ophanginrichting over geleiderails verplaatsbaar. Bijvoorbeeld kunnen zich geleiderails bevinden op de vloer van de kweekinrichting waaroverheen de ophanginrichting kan worden 10 verplaatst. Ook kunnen geleiderails zich bevinden op een hoogte in de kweekinrichting, waarbij de geleiderails bijvoorbeeld zwevend of ondersteund kunnen zijn opgehangen in de kweekinrichting. De ophanginrichting kan dan bijvoorbeeld van schoenen of sleden zijn voorzien die over of in de geleiderails kunnen bewegen. Vanzelfsprekend kunnen de 15 ophanginrichtingen ook verplaatsbaar zijn in de kweekinrichting door ze te voorzien van wielen. De wielen kunnen eventueel in een baan worden geleid, maar kunnen eventueel ook vrij over de vloer bewegen. De ophanginrichting kan zich in de tweede positie dan als het ware overheen de bevochtigingsinrichting worden gereden zodat de planthouders van de 20 ophanginrichting zich boven de bevochtigingsinrichting bevinden.
Op voordelige wijze is de bevochtigingsinrichting voorzien van een overloopinrichting. Via de overloopinrichting kan het voedingswaterniveau in de bevochtigingsinrichting worden gecontroleerd, overtollig voedingswater kan via de overloop worden afgevoerd en eventueel in een 25 opvangbak worden opgevangen om te worden teruggepompt naar de bevochtigingsinrichting. Zo kan ook worden bereikt dat wel de planthouders in contact komen met het voedingswater, maar de ophanginrichting zelf niet. De overloopinrichting kan verstelbaar zijn uitgevoerd voor het aanpassen van het voedingswaterniveau in de bevochtigingsinrichting.
9
Echter, er kan ook een drukmeetinrichting of een vlotterkraan worden gebruikt om het vloeistofniveau te meten.
Door voorts te voorzien in een meetinrichting en/of een controle-eenheid kan het bevochtigen van de planthouders verder worden 5 geoptimaliseerd. De meetinrichting meet bijvoorbeeld het gewicht van de planthouders voor en na het dompelen, de dompeltijd, etc. De gemeten gegevens kunnen bijvoorbeeld mede gebruikt worden om het groeiproces van de planten te evalueren. Afhankelijk daarvan kunnen bijvoorbeeld parameters van het dompelen, bijvoorbeeld voedingswaterhoeveelheid, 10 dompeltijd, etc. worden aangepast. Eventueel kan hiervoor een controle-eenheid worden gebruikt. De meetinrichting kan bijvoorbeeld zijn geïntegreerd in de controle-eenheid.
De uitvinding heeft voorts betrekking op een werkwijze voor het bevochtigen van planten in planthouders.
15 De uitvinding heeft voorts betrekking op een ophanginrichting waarin planthouders groepsgewijs hangend kunnen worden getransporteerd. Planthouders die in een dergelijke ophanginrichting hangen kunnen eenvoudig van onderaf worden bevochtigd, bijvoorbeeld door ze van onderaf te besproeien of door ze te dompelen in een vloeistofbak.
20 De uitvinding kenmerkt zich door de volgende voordelen:
De planthouders worden groepsgewijs gedompeld in het voedingswater waardoor voor iedere individuele plant in een ophanginrichting de tijdsduur van het water geven en de hoogte van het voedingswater gelijk is. Door de uniformiteit in watergift ontstaat ook een 25 gelijkmatiger gewas.
De planthouder kan diep in het water gedompeld worden zonder dat de planthouder gaat drijven. Hierdoor kan de tijdsduur van een watergift worden verkort en er is minder kans op uitdrogen van het groeimedium aan de bovenzijde. De verticale vochtverdeling in het 10 groeimedium wordt beter en er bestaat minder kans op uitdroging van het groeimedium.
Het aanhangend water na het dompelen kan vrijelijk uitdruipen waardoor de planthouder eerder droog is en de noodzaak van het 5 droogstoken van de planthouder na een watergift kan vervallen.
Doordat de planthouder aan de bovenzijde is gefixeerd door de houder is er minder kans op verstoring van de ordening van de planten op de gewasdrager tijdens transport of watergift zoals omvallen of drijven van individuele planthouders 10 - De luchtstroom kan vrijelijk stromen rond de planthouder zonder obstakels van een bodemplaat of dergelijk. Hierdoor wordt de ziektedruk door slechte luchtcirculatie verminderd.
De methode van watergift kan in hoge mate geautomatiseerd worden door bijvoorbeeld het wegen van de planthouder voor en na de 15 watergift.
De watergift zal in een beperkt aantal plaatsen in de kweekinrichting plaatsvinden. Hierdoor is geen uitgebreid leidingstelsel nodig. De concentratie van bevochtigingsplaatsen geeft ook een minimale verstoring in de vochthuishouding in een kweekinrichting, zoals 20 bijvoorbeeld een kas, door het watergeven.
De uitvinding zal verder worden toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld dat is getoond in de tekening. In de tekening toont: Figuur 1 een schematisch bovenaanzicht van een ophanginrichting overeenkomstig de uitvinding; 25 Figuur la een schematisch bovenaanzicht van een alternatieve indeling van de ophanginrichting overeenkomstig de uitvinding;
Figuur 2 een schematische dwarsdoorsnede van een ophanginrichting overeenkomstig de uitvinding; 11
Figuur 3a een schematische dwarsdoorsnede van een ophanginrichting en een bevochtigingsinrichting overeenkomstig de uitvinding voor en na het dompelen;
Figuur 3b een schematische langsdoorsnede van een ophanginrichting en 5 een bevochtigingsinrichting overeenkomstig de uitvinding tijdens dompelen.
Figuur 4 een schematisch zijaanzicht van een ophanginrichting en een bevochtigingsinrichting overeenkomstig de uitvinding.
In de figuren zijn gelijke of overeenkomende delen met dezelfde 10 verwijzingscijfers benoemd. Opgemerkt wordt dat de figuren slechts getoond worden bij wijze van uitvoeringsvoorbeeld en geenszins als beperkend dienen te worden beschouwd.
Volgens de uitvinding wordt een planthouder 2 in een ophangelement 3 in de ophanginrichting 4 geplaatst. De ophangelementen 3 in de 15 ophanginrichting 4 kunnen nagenoeg vrij gepositioneerd worden zodat aantal en rangschikking van het gewas 1 in de ophanginrichting 4 naar individuele wensen van de gebruiker kan worden aangepast. De ruimte 5 tussen de ophangelementen 3 maakt een vrije luchtstroming 6 tussen het gewas 1 en de planthouder 2 mogelijk. De planthouders 2 hangen in de 20 ophanginrichting 4 waarbij de planthouders 2 tenminste gedeeltelijk onder een bovenzijde van de ophanginrichting 4 uitsteken.
In de voorkeursvariant is de ophanginrichting 4 voorzien van looprollen 7 en beweegt de ophanginrichting 4 over rails 8 in een kweekinrichting. In een andere variant is de ophanginrichting 4 niet 25 voorzien van loopwielen en wordt de ophanginrichting 4 door een hefinrichting getransporteerd.
De ophanginrichtingen 4 worden naar een watergeefplaats of bevochtigingsplaats getransporteerd. Hier wordt de ophanginrichting 4 door middel van bijvoorbeeld een lift 9 omlaag gebracht naar de 30 bevochtigingsinrichting 10, hier een vloeistofbak 10, waarbij de 12 planthouders 2 in het voedingswater 11 worden gedompeld. Het groeimedium en/of de plant in de planthouders 2 kan zich nu volzuigen met voedingswater. In een andere variant wordt de vloeistofbak 10 omhoog bewogen naar de ophanginrichting 4. De hoogte van het vloeistofniveau in 5 de vloeistofbak 10 kan (na-)geregeld worden door de hoogte van de overloop 12 te verstellen. Het surplus aan voedingswater wordt opgevangen in een voorraadtank 13, vanwaar het voedingswater weer terug naar de vloeistofbak 10 gepompt kan worden. Alternatief en/of additioneel kan het voedingswaterniveau in de bak 10 ook worden bepaald met behulp van een 10 drukmeting van het voedingswater en/of met behulp van een vlotterkraan. Vele varianten zijn mogelijk om het voedingswaterniveau te bepalen en/of aan te passen.
Als de wateropnametijd of bevochtigingstijd is verstreken wordt de ophanginrichting 4 omhoog gebracht en kan het overtollige voedingswater 15 uit de planthouders 2 weglekken. In een andere variant wordt de vloeistofbak 10 omlaag bewogen of het voedingswaterniveau weer verlaagd. De bevochtigingstijd kan bijvoorbeeld ongeveer 10 sec tot ongeveer 5 min zijn, maar kan ook langer of korter zijn, afhankelijk van het te bevochtigen gewas.
20 Na de watergift wordt de ophanginrichting 4 naar een nieuwe positie getransporteerd, en wordt de volgende ophanginrichting 4 aangevoerd voor een watergift. De watergift vindt hier overeenkomstig de uitvinding plaats door het dompelen van de planthouders 2 in het voedingswater 11.
De voorkeursvariant kan worden uitgebreid tot een geautomatiseerd 25 systeem. Hierbij wordt het gewicht van de ophanginrichting 4 vóór de watergift gemeten. Met het gemeten gewicht en empirisch bepaalde formules wordt de watergeeftijd/dompeltijd bepaald. Na de watergift wordt het gewicht van de ophanginrichting 4 opnieuw gemeten. De gegevens kunnen samen met de groeigegevens van het gewas 1 gebruikt worden voor 30 een optimalisatie van het teeltproces.
13
In een andere variant is de vloeistofbak 10 opgedeeld in meerdere deelinrichtingen 15 die al dan niet onderling met elkaar verbonden zijn, zoals getoond in figuur 4. Hierdoor kan de ophanginrichting 4 voorzien worden van extra steunelementen 7, bijvoorbeeld bij extra grote of zware 5 gewassen 1. Door de opdeling van de vloeistofbak 10 blijven de ondersteuningspunten van de ophanginrichting 4 gescheiden van het voedingswater in de vloeistofbak 10. De delen van de vloeistofbak 10 staan bij voorkeur wel in vloeistofcommunicerende verbinding met elkaar.
De ophanginrichting 4 getoond in figuur 1 en figuur la zijn voorzien 10 van een aantal ophangelementen 3 waarin planthouders 2 kunnen worden gehangen. De ophangelementen 3 zijn hier uitgevoerd als ringvormige elementen. De ophanginrichting 4 is hier voorzien van stangen 16 waaraan de ophangelementen 3 kunnen worden gehangen of geklikt of geklemd of anderszins bevestigd. De ringen 3 zijn losneembaar verbindbaar met de 15 stangen 16 en met de ophanginrichting 4. De configuratie en aantal van de ringen 3 kan zodoende eenvoudig worden aangepast, bijvoorbeeld afhankelijk van de grootte van de plant in de planthouder. Bijvoorbeeld toont figuur 1 een configuratie voor planthouders met relatief kleine gewassen 1 en toont figuur la een configuratie voor planthouders met 20 relatief grote gewassen 1. Door ringen 3 te gebruiken is er ruimte 5 tussen de ringen 3 waardoorheen lucht kan stromen. Zo kunnen de planthouders en de gewassen 1 worden belucht, waardoor minder kans op ziektes en/of schimmelvorming ontstaat. Een ophanginrichting 4 is ingericht om een aantal planten tegelijk te transporteren, bijvoorbeeld kunnen afhankelijk 25 van de configuratie van de ophangelementen ongeveer 5 tot ongeveer 100 planthouders worden gehangen in de ophanginrichting 4.
Zoals in figuur 2 is getoond, hangen de planthouders 2 in de ophanginrichting 4. De planthouders 2 hangen aan de bovenzijde in de ophangelementen 3. De onderzijde van de planthouders 2 is derhalve vrij 14 van een steunoppervlak. Een luchtstroom 6 kan door de ruimtes 5 langs de planthouders 2 stromen.
In figuur 3a en figuur 3b worden de ophanginrichting 4 en de bevochtigingsinrichting 10 van een systeem voor het bevochtigen van 5 planten 1 getoond. De ophanginrichting 4 bevindt zich in de tweede positie boven de bevochtigingsinrichting 10. De ophanginrichting 4 is naar de tweede positie toe verplaatst vanuit een eerste positie waarbij de ophanginrichting 4 zich elders in de kweekinrichting bevindt, in horizontale richting op een afstand van de bevochtigingsinrichting 10.
10 De bevochtigingsinrichting 10 is hier uitgevoerd als een bak 10 waarin zich een laag voedingswater 11 kan bevinden. De bak 10 is voorzien van een overloopinrichting 12 zodat het voedingswaterniveau in de bak 10 kan worden gecontroleerd. Eventueel is de hoogte van de overloop 12 instelbaar. In figuur 4 is te zien dat overtollig voedingswater kan worden 15 opgevangen in een voorraadtank 13 en eventueel vandaaruit kan worden teruggepompt naar de vloeistofbak 10.
In figuur 3b worden de planthouders 2 getoond terwijl ze in het voedingswater 11 zijn gedompeld. Slechts de onderzijde, een onderste deel, van de planthouders 2 komt in contact met het voedingswater, de 20 ophanginrichting 4 komt niet in contact met het voedingswater 11, waardoor het voedingswater 11 minder vervuild raakt. Alle planthouders 2 die in de ophanginrichting 4 hangen, worden tegelijk, groepsgewijs als één groep, in het voedingswater gedompeld. Zo kan een relatief groot aantal planten tegelijk worden bevochtigd.
25 Doordat slechts de onderzijde van de planthouders 2 in contact komt met het voedingswater, kan worden tegengegaan dat de planthouders 2 gaan drijven. Echter, mochten de planthouders 2 toch gaan drijven, bijvoorbeeld doordat het groeimedium relatief droog was, of de planthouder relatief licht was, dan blijven de planthouders 2 in de configuratie van de 30 ophangelementen 3, waardoor de planthouders 2 niet of nauwelijks tegen 15 elkaar zullen botsen en er nauwelijks beschadiging van het gewas 1 optreedt.
In het uitvoeringsvoorbeeld getoond in figuur 3b is de vloeistofbak 10 in hoogte verstelbaar met behulp van een lift 9. De lift 9 kan bijvoorbeeld 5 een hydraulische verstelinrichting zijn. De ophanginrichting 4 kan zodoende in de tweede positie blijven hangen waarbij de vloeistofbak 10 omhoog beweegt naar de ophanginrichting 4 toe tot de planthouders 2 gedeeltelijk in het voedingswater 11 zijn gedompeld. Alternatief kan de vloeistofbak 10 blijven staan en de ophanginrichting 4 naar beneden bewegen tot de 10 planthouders 2 gedeeltelijk in het voedingswater 11 zijn gedompeld. Eventueel kan zowel de vloeistofbak 10 omhoog bewegen, als de ophanginrichting 4 omlaag bewegen. Ook kan het voedingswaterniveau worden verhoogd zodat de onderste delen van de planthouders in contact komen met het voedingswater.
15 In figuur 4 is een uitvoerings voorbeeld van een ophanginrichting 4 en een bevochtigingsinrichting 10 getoond. De vloeistofbak 10 is hier verdeeld in twee deelinrichtingen 15, hier uitgevoerd als deelbakken 15, die hier nog wel met elkaar in verbinding zijn, zodat het voedingswater van de ene deelbak 15 communiceert met het voedingswater van de andere deelbak 15. 20 De deelbakken 15 hebben onderling een vloeistofverbinding. De deelbakken 15 delen in feite het voedingswater dat vrij kan bewegen tussen de beide deelbakken 15. Door de verdeling in twee deelbakken 15, kan een extra ondersteuning van de ophanginrichting 4 worden gerealiseerd, waarbij deze extra ondersteuning niet in contact komt met het voedingswater 11 in de 25 vloeistofbak 10. Zo blijft het voedingswater 11 relatief onvervuild. De extra ondersteuning of additioneel steunelement is hier uitgevoerd als een extra steunrol 7. Tussen de twee deelbakken 15 kan bijvoorbeeld ook een extra geleiderad 8 zijn aangebracht.
Additioneel kan het systeem 14 zijn voorzien van een meetinrichting 30 en/of controle-eenheid voor het meten van de voedingswateropname van de 16 planten 1 en eventueel het aan de hand daarvan, in combinatie met andere parameters zoals gewasgroei, groeitijd, dompeltijd, etc. aanpassen van het voedingswater en/of de voedingswateropname om zo de teelt van de gewassen verder te optimaliseren. Ook kan de vloeistofbak 10 zijn voorzien 5 van een meetinrichting voor het monitoren van de waterkwaliteit, bijvoorbeeld met betrekking to vervuiling, desinfecteermiddelen, voedingsmiddelen. Door gebruik van het systeem 14 kan het voedingswater relatief schoon worden gehouden. Eventueel kunnen zelfs de voedingsstoffen in het water achterwege worden gelaten en kan het voldoende zijn om 10 slechts de planthouders te desinfecteren. Het systeem 14 kan voor het desinfecteren van de planthouders 2 zijn voorzien van een desinfecteerinrichting. Dit kan een verdere kostenbesparing opleveren.
Er is beschreven een werkwijze en inrichting voor het toedienen van water en voedingsstoffen aan planten door middel van groepsgewijs 15 dompelen van de planthouders in een vloeistof zonder dat de vloeistof in contact komt met de gewasdrager. De werkwijze wordt gekenmerkt door een combinatie van een vloeistofbak en een gewasdrager waarbij de een naar de ander toe wordt bewogen. De vloeistofbak is bij voorkeur opgesteld op een vaste locatie in de kweekinrichting en de werkwijze kan worden uitgevoerd 20 door een geautomatiseerd systeem. Het gewicht van de gewasdrager voor en na het watergeven kan worden gemeten. Het toedienen van water en voedingsstoffen kan worden vervangen door het desinfecteren van planthouders. Een ophanginrichting waarin het gewas in planthouders groepsgewijs wordt getransporteerd en waarin planthouders in de 25 ophanginrichting hangen teneinde van onderaf water te kunnen geven zonder dat het water in contact komt met de ophanginrichting. De ophanginrichting kan zijn voorzien van loopwielen en kan worden voortbewogen over, langs of aan rails. De indeling van de ophangelementen voor de planthouders kan vrij worden bepaald. Een vloeistofbak die door 30 middel van een lift omhoog en omlaag kan worden bewogen teneinde 17 planten in een planthouder van water te voorzien. Een vloeistofbak die uit meerdere secties kan bestaan die al dan niet hydraulisch met elkaar verbonden kunnen zijn teneinde een doorlopende ondersteuning van de gewasdrager mogelijk te maken.
5 De uitvinding is niet beperkt tot de hier weergegeven uitvoeringsvoorbeelden. Bijvoorbeeld kunnen de ophangelementen niet alleen zijn uitgevoerd als ringen, maar bijvoorbeeld ook als plaatelementen, al dan niet voorzien van verluchtingsgaten. De planthouders kunnen los in de ophangelementen worden gehangen, maar kunnen bijvoorbeeld ook zijn 10 voorzien van een klik- of clip verbinding met het ophangelement. Vele varianten zijn mogelijk en zullen de vakman duidelijk zijn binnen het bereik van de hiernavolgende conclusies.

Claims (17)

1. Werkwijze voor het bevochtigen van planten in planthouders omvattende - het groepsgewijs hangend transporteren van een aantal planthouders tot boven een bevochtigingsinrichting, 5. het gelijktijdig van onderaf bevochtigen van het aantal planthouders.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, omvattende het gelijktijdig dompelen van ten minste een onderzijde van het aantal planthouders in de bevochtigingsinrichting, waarbij de bevochtigingsinrichting tenminste gedeeltelijk is gevuld met een laag voedingswater.
3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, voorts omvattende het meten van de voedingswateropname van een groeimedium en/of een plant in de planthouders.
4. Systeem voor het bevochtigen van planten in planthouders omvattende een verplaatsbare ophanginrichting die is ingericht voor het 15 hangend verplaatsen van een aantal planthouders, een bevochtigingsinrichting, waarbij de ophanginrichting verplaatsbaar is tussen een eerste positie waarin de ophanginrichting zich in horizontale richting op een afstand van de bevochtigingsinrichting bevindt en een tweede positie waarin de ophanginrichtig zich nagenoeg boven de 20 bevochtigingsinrichting bevindt, waarbij het systeem is ingericht om de hangende planthouders van de ophanginrichting gelijktijdig van onderaf te bevochtigen.
5. Systeem volgens conclusie 4, waarbij de bevochtigingsinrichting ten minste gedeeltelijk vulbaar is met een laag voedingswater, waarbij het 25 systeem is ingericht om de hangende planthouders ten minste gedeeltelijk in het voedingswater van de bevochtigingsinrichting te dompelen.
6. Systeem volgens conclusie 4 of 5, waarbij tijdens het dompelen van de planthouders in het voedingswater van de bevochtigingsinrichting, de ophanginrichting vrij blijft van contact met het voedingswater.
7. Systeem volgens conclusie 4 - 6, waarbij de ophanginrichting en/of 5 de bevochtigingsinrichting in respectievelijk neerwaartse of opwaartse richting verstelbaar is en/of waarbij een voedingswaterniveau in hoogte aanpasbaar is.
8. Systeem volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de ophanginrichting een aantal ophangelementen omvat voor planthouders.
9. Systeem volgens conclusie 8, waarbij de ophangelementen losneembaar verbindbaar zijn met de ophanginrichting.
10. Systeem volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de ophanginrichting over geleiderails verplaatsbaar is.
11. Systeem volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de 15 bevochtigingsinrichting is voorzien van ten minste twee deelinrichtingen waartussen een additioneel steunelement voor de ophanginrichting kan worden opgenomen.
12. Systeem volgens conclusie 11, waarbij de ten minste twee deelinrichtingen onderling verbonden zijn zodat het voedingswater van een 20 deelinrichting communiceert met het voedingswater van een tweede deelinrichting.
13. Systeem volgens een der voorgaande conclusies, voorts omvattende een meetinrichting voor het meten van de voedingswateropname door het groeimedium en/of de planten in de planthouders.
14. Systeem volgens een der voorgaande conclusies, voorts omvattende een controle-eenheid voor het controleren van de voedingswateropname door de planthouders.
15. Systeem volgens een der voorgaande conclusies, voorts omvattende een desinfecteerinrichting voor het desinfecteren van de planthouders.
16. Ophanginrichting voor het hangend verplaatsen van een aantal planthouders, waarbij een onderzijde van de planthouders in de ophanginrichting vrij is van een steunoppervlak voor het van onderaf bevochtigen van de planthouders.
17. Ophanginrichting voor gebruik in een systeem volgens een der conclusies 4 -15.
NL2004312A 2010-02-26 2010-02-26 Systeem voor het bevochtigen van planten, werkwijze voor het bevochtigen van planten, ophanginrichting voor planten. NL2004312C2 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2004312A NL2004312C2 (nl) 2010-02-26 2010-02-26 Systeem voor het bevochtigen van planten, werkwijze voor het bevochtigen van planten, ophanginrichting voor planten.
NL2005493A NL2005493C2 (nl) 2010-02-26 2010-10-11 Ophangelement en ophanginrichting voor het hangend verplaatsen van planthouders, planthouder voorzien van een ophangelement.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2004312A NL2004312C2 (nl) 2010-02-26 2010-02-26 Systeem voor het bevochtigen van planten, werkwijze voor het bevochtigen van planten, ophanginrichting voor planten.
NL2004312 2010-02-26

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2004312C2 true NL2004312C2 (nl) 2011-08-30

Family

ID=42751561

Family Applications (2)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2004312A NL2004312C2 (nl) 2010-02-26 2010-02-26 Systeem voor het bevochtigen van planten, werkwijze voor het bevochtigen van planten, ophanginrichting voor planten.
NL2005493A NL2005493C2 (nl) 2010-02-26 2010-10-11 Ophangelement en ophanginrichting voor het hangend verplaatsen van planthouders, planthouder voorzien van een ophangelement.

Family Applications After (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2005493A NL2005493C2 (nl) 2010-02-26 2010-10-11 Ophangelement en ophanginrichting voor het hangend verplaatsen van planthouders, planthouder voorzien van een ophangelement.

Country Status (1)

Country Link
NL (2) NL2004312C2 (nl)

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPS6443143A (en) * 1987-08-11 1989-02-15 Gojiyou Kk Device for cultivation in greenhouse
JP2008178307A (ja) * 2007-01-23 2008-08-07 Osaka Prefecture Univ 定量潅水による育苗・栽培方法
JP2008220199A (ja) * 2007-03-09 2008-09-25 Seibutsu Kinou Kogaku Kenkyusho:Kk 無端駆帯走行式の浸漬及び水耕栽培装置

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPS6443143A (en) * 1987-08-11 1989-02-15 Gojiyou Kk Device for cultivation in greenhouse
JP2008178307A (ja) * 2007-01-23 2008-08-07 Osaka Prefecture Univ 定量潅水による育苗・栽培方法
JP2008220199A (ja) * 2007-03-09 2008-09-25 Seibutsu Kinou Kogaku Kenkyusho:Kk 無端駆帯走行式の浸漬及び水耕栽培装置

Also Published As

Publication number Publication date
NL2005493C2 (nl) 2011-12-22
NL2005493A (nl) 2011-08-29

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US20220007603A1 (en) Stacked shallow water culture (sswc) growing systems, apparatus and methods
JP6219294B2 (ja) 植物栽培方法及び植物栽培装置
Lieth et al. Irrigation in soilless production
US20210307268A1 (en) Hydroponics growing system and method
DK169246B1 (da) Fremgangsmåde og anlæg til at dyrke planter på mineraluld med sugetrykstyring
CA2866329C (en) Procedure and modular structure for continuously growing an aeroponic crop
JP2012518993A (ja) 植物生育装置
AU2015262785A1 (en) Plant cultivation method and equipment
CN105899069A (zh) 多重盆栽植物自灌溉系统
WO2019183734A1 (en) Apparatus for hydroponic growth of plants
EP2540156B1 (en) Method and device for cultivating a crop
NL7902310A (nl) Watercultuureenheid.
WO2020239185A1 (en) Vertical farming robot
JP2020000212A (ja) 可動型育苗棚ユニット
NL2004312C2 (nl) Systeem voor het bevochtigen van planten, werkwijze voor het bevochtigen van planten, ophanginrichting voor planten.
US20220354076A1 (en) Hydroponic cultivation system & lighting system
KR20210084559A (ko) 식물 관수를 위한 장치, 시스템, 및 방법
CN105493945A (zh) 秧苗的培育装置
JPH0614665A (ja) 植物栽培ベッドおよび植物栽培装置
JPH10248416A (ja) 渟水式養液栽培方法及び栽培装置
WO2006065210A1 (en) Procedure for the automatic infusion of a liquid solution during cultivation and a device for implementation of the procedure
CN219762153U (zh) 农艺培养架
NL1027366C2 (nl) Draagorgaan, gewasondersteuningsinrichting, watertoevoerinrichting en transportinrichting en werkwijze voor het telen van gewassen.
WO2023058257A1 (ja) イチゴ苗の生育システム及び生育方法
EP3964051A1 (en) Vertical farming apparatus and a method of vertical farming