NL2004134C2 - Blokkeerinrichting voor het blokkeren van ten minste één aan een achterzijde van een voertuig, zoals een bus of auto, gelegen deur. - Google Patents

Description

Blokkeerinrichting voor het blokkeren van ten minste één aan een achterzijde van een voertuig, zoals een bus of auto, gelegen deur

De uitvinding heeft betrekking op een blokkeerinrichting voor het blokkeren van ten 5 minste één aan een achterzijde van een voertuig, zoals een bus of auto, gelegen deur.

Braak van auto’s en busjes is een toenemend verschijnsel wat veel hinder voor de eigenaar van het voertuig met zich meebrengt. Het wederrechterlijk toegang verkrijgen tot auto’s en busjes gebeurd gebruikelijk veelal door het openbreken van deuren. Meer 10 in het bijzonder de zeer frequent optredende diefstal van gereedschappen en bouwmaterialen uit bestelwagens van bouwvakkers vormt een probleem. Het verder beperken van de mogelijkheid tot het wederrechtelijk verkrijgen van toegang tot een voertuig is gewenst.

15 Een doel van de onderhavige uitvinding is te voorzien in een inrichting voor het beter beveiligen van voertuigen tegen diefstal.

De uitvinding verschaft daartoe een blokkeerinrichting voor het blokkeren van ten minste één aan een achterzijde van een voertuig, zoals een bus of auto, gelegen deur, 20 welke ten minste ene deur volgens een baan verplaatsbaar is tussen een het voertuig toegang verschaffende positie en een het voertuig afsluitende positie, omvattende: een behuizing voorzien van een opnameruimte met een opening voor het opnemen van ten minste een deel van een met het voertuig verbonden trekhaak, een met de behuizing verbonden blokkeerelement, dat zich uitstrekt tot in de baan van de ten minste ene deur, 25 in een toestand waarbij ten minste een deel van de trekhaak door de behuizing is opgenomen, borgmiddelen, die verplaatsbaar zijn tussen een de behuizing ten opzichte van de trekhaak borgende toestand en een losneembare toestand, en een slot voor het in een de behuizing borgende toestand vergrendelen van de borgingsmiddelen. Hiermee is voorzien in een inrichting die het wederrechtelijk toegang verschaffen tot een voertuig 30 aanzienlijk bemoeilijkt. Ook indien een slot van een deur is geforceerd of een ruit ervan is vernietigd, kan de deur ten gevolge van de blokkeerinrichting niet worden geopend. Met name indien toegang tot laadruimten van busjes slechts door een dergelijke deur kan worden verkregen kan de onderhavige uitvinding met voordeel worden toegepast.

2

In een eerste uitvoeringsvorm is de opnameruimte ingericht voor het opnemen van ten minste een uitkraging van de trekhaak. Trekhaken omvatten gebruikelijk een als bol of kogel uitgevoerde uitkraging. De blokkeerinrichting is daarom wenselijk zo uitgevoerd dat deze kan samenwerken met een dergelijke bol.

5

In een andere uitvoeringsvorm omvat de blokkeerinrichting positioneermiddelen, voor het eenduidig met de trekhaak positioneren van de behuizing. Niet alleen kan hierdoor eventuele schade aan het voertuig tijdens gebruik worden voorkomen, de behuizing kan immers niet van positie veranderen waardoor een onderdeel van de blokkeerinrichting 10 niet tegen een onderdeel van de auto kan dringen, ook wordt door de eenduidige positie van de blokkeerinrichting verder voorkomen dat een persoon zich wcdcrrcchtcrlijk toegang kan verschaffen tot het voertuig door het dusdanig veranderen van de positie van de blokkeerinrichting dat de ten minste ene deur alsnog in een het voertuig toegang verschaffende positie kan worden verplaatst.

15

De borgmiddelen kunnen op vele manieren zijn uitgevoerd. In het bijzonder omvatten de borgmiddelen ten minste een pen. Een pen is een eenvoudig borgmiddel. De pen kan bijvoorbeeld tot onder de uitkraging (de bol) worden gepositioneerd en in deze toestand worden vergrendeld. Ook kan de pen tot in een in de trekhaak gelegen opening worden 20 geplaatst en aldaar worden vergrendeld.

In het bijzonder omvat de blokkeerinrichting hierbij ten minste één in een zijwand van de behuizing gelegen opening voor het opnemen van de borgmiddelen. In een toestand waarbij de behuizing door de borgmiddelen is vergrendeld strekken de borgmiddelen 25 zich uit tot in de opnameruimte. Hierdoor is de mogelijkheid om de borgmiddelen te vernietigen verder beperkt doordat de borgmiddelen moeilijker toegankelijk zijn.

In een voordelige uitvoeringsvorm strekt de opening zich uit tot onder een kogel van de trekhaak, in een toestand waarbij de uitkraging door de behuizing is opgenomen. Op 30 deze wijze kan eenvoudig een borging van de behuizing worden verkregen zonder dat extra maatregelen zijn benodigd. Tevens is de blokkeerinrichting eenvoudig toe te passen bij bestaande trekhaken. In het bijzonder omvat de behuizing hierbij twee openingen welke zich tot onder de kogel uitstrekken, waarbij de borgmiddelen dan twee 3 pennen omvatten, welke zich in een de behuizing borgende toestand door de openingen uitstrekken, in het bijzonder tot onder de kogel.

De borgmiddelen kunnen losse onderdelen omvatten, welke door de gebruiker in een 5 borgende positie worden geplaatst, waarna de onderdelen worden vergrendeld. In het bijzonder zijn de borgmiddelen schamierbaar met de behuizing verbonden. Een gebmiker kan hierdoor eenvoudig de borgmiddelen tussen de de behuizing borgende en losneembare toestand verplaatsen, waarbij tevens het risico van het verliezen van onderdelen is verkleind.

10

In een andere uitvoeringsvorm zijn de pen en het slot vast met elkaar verbonden. Dit vereenvoudigt het gebmik van de blokkeerinrichting. De gebruiker hoeft immers slechts de borgmiddelen op de juiste positie te brengen en het slot dusdanig te bedienen dat deze de borgmiddelen vergrendelen.

15

In het bijzonder omvat de behuizing een oog, voor samenwerking met het slot. Hierdoor kan het slot eenvoudig in de de behuizing borgende toestand de borgmiddelen eenvoudig vergrendelen.

20 De onderhavige uitvinding zal verder worden verduidelijkt aan dc hand van dc in navolgende figuren weergegeven niet-limitatieve uitvoeringsvoorbeelden. In de figuren worden identieke onderdelen aangeduid met dezelfde verwijscijfers. Hierin toont: figuur 1 toont een plof-aanzicht op de blokkeerinrichting volgens onderhavige 25 uitvinding; figuur 2 toont de blokkeerinrichting uit figuur 1, gepositioneerd boven een trekhaak; figuur 3 toont de blokkeerinrichting uit figuur 1, gepositioneerd op een trekhaak; en 30 figuur 4 toont de blokkeerinrichting uit figuur 3, waarbij de borgmiddelen zijn vergrendeld.

Figuur 1 toont een blokkeerinrichting, in zijn geheel aangeduid met 1. De blokkeerinrichting 1 omvat een behuizing 2, voorzien van een opnamemimte 3 met een 4 opening voor het opnemen van een trekhaak 4 met een kogel 4a, welke trekhaak 4 met een achterzijde van een niet weergeven voertuig is verbonden. Aan de van de opnameruimte 3 van de behuizing 2 afgekeerde zijde is een blokkeerelement 5 star met de behuizing 2 verbonden. De behuizing 2 is voorzien van een in een zijwand van de 5 behuizing 2 gelegen doorgaande langwerpige opening 6, een oog 7 en in een zijwand van de behuizing 2 gelegen openingen 8. De blokkeerinrichting 1 omvat voorts borgmiddelen 9, voorzien van met een koppelelement 10 verbonden en onderling parallel uitstrekkende pennen 11. Het koppelelement 10 omvat een zich dwars op de lengterichting van de behuizing 2 uitstrekkende goot 12 voor het in samenwerking met 10 de langwerpige opening 6 met de behuizing 2 koppelen van het koppelelement 10 (zie figuur 2), Het koppelelement 10 omvat een ruimte 10a, waarin een slot 13 opneembaar is (zie figuur 2). Het koppelelement 10 omvat openingen 10b voor het met een sleutel toegang verkrijgen tot een in de ruimte 10a opgenomen slot 13 en een opening 10c voor het tot in de ruimte 10a opnemen van het oog 7. Het slot 13 kan vervolgens in 15 samenwerking met het oog 7 de borgmiddelen 9 vergrendelen in een stand zoals weergegeven in figuur 4. In het bijzonder zijn de behuizing 2 en het blokkeerelement 5 en de borgmiddelen 9 in hoofdzaak vervaardigd uit roestvast staal of uit tegen roestvorming beschermd staal. Tevens kan het blokkeerelement 5 aan de naar het voertuig gerichte zijde zijn voorzien van een veerkrachtig materiaal. Hierdoor raken de 20 deuren niet of ten minste minder beschadigd indien dc deuren worden geopend en tegen het blokkeerelement 5 dringen.

De blokkeerinrichting 1 omvat verder nog positioneermiddelen 14. De positioneermiddelen 14 omvatten als boog 14a uitgevoerde koppelmiddelen, waarvan 25 de benen 14b zijn voorzien van schroefdraad en welke boog om de trekhaak 4 kan worden gepositioneerd. De positioneermiddelen 14 omvatten tevens contra-koppelmiddelen 14c, voorzien van openingen 14d voor het opnemen van de benen 14b en moeren 14e voor het met de trekhaak 4 verbinden van de koppelmiddelen 14a en de contra-koppelmiddelen 14c (zie figuur 2).

30

Het verbinden van de blokkeerinrichting 1 met trekhaak 4 gaat als volgt:

De positioneermiddelen 14 worden op de trekhaak 4 gemonteerd, door het om de trekhaak 4 plaatsen van de benen 14b. De contra-koppelmiddelen 14c wordt dusdanig tegen de koppelmiddelen 14a geplaatst, dat de benen 14b zich door de openingen 14d 5 heen uitstrekken. Vervolgens worden de moeren 14e op de benen gedraaid, waarmee de koppelmiddelen 14a op de trekhaak 4 worden vastgeklemd.

Vervolgens wort de behuizing 2 richting de trekhaak 4 verplaatst, waarbij de opening 5 van de opnameruimte 3 zich richting de trekhaak 4 uitstrekt en de pennen 11 zich buiten de openingen 8 bevinden (zie figuur 2). Door het verder neerwaarts verplaatsten van de behuizing 2 worden de positioneermiddelen eveneens opgenomen in de opnameruimte 3, waardoor de behuizing 2 eenduidig met de trekhaak 4 is gepositioneerd.

10 Figuur 2 toont de blokkeerinrichting 1 uit figuur 1, gepositioneerd boven de trekhaak 4. De pennen 11 bevinden zich buiten de openingen 8, waardoor de behuizing 2 neerwaarts kan worden bewogen, en de trekhaak 4 kan worden opgenomen in de opnameruimte 3 van de behuizing 2.

15 Figuur 3 toont de blokkeerinrichting 1 uit figuur 1, waarbij de trekhaak 4 en de positioneermiddelen 14 zijn opgenomen in de opnameruimte 3 van de behuizing 2. In deze positie kunnen de pennen 11 door de openingen 8 worden gestoken, waarbij de pennen 11 zich tot in de opnameruimte 3 en onder de kogel 4a uitstrekken (zie ook figuur 4). Verder toont figuur 3 een nabij de opening van de opnameruimte 3 gelegen 20 flens 15, welke zich tot onder de openingen 8 uitstrekt.

Figuur 4 toont de blokkeerinrichting 1 uit figuur 3, waarbij de borgmiddelen 9 dusdanig zijn gepositioneerd dat de pennen 11 zich door de openingen 8 uitstrekken tot in de opnameruimte 3 (zie figuur 3) en tot onder de (hier niet weergegeven) kogel 4a. Het slot 25 13 wordt vervolgens bediend, waardoor in samenwerking met het hier niet weergegeven oog 7 de borgmiddelen 9 zijn vergrendeld. De blokkeerinrichting 1 zit hierbij ‘op slot’, en kan niet van de trekhaak 4 worden verwijderd zonder het slot 13 eerst te openen. Het blokkeerelement 5 bevindt zich in deze positie tot in de baan van de deuren die aan de achterzijde van het voertuig waarop de trekhaak 4 is gemonteerd zijn gelegen. Hierdoor 30 is het wederrechtelijk toegang verkrijgen tot in het voertuig beperkt.

Claims (10)

1. Blokkeerinrichting voor het blokkeren van ten minste één aan een achterzijde van een voertuig, zoals een bus of auto, gelegen deur, welke ten minste ene deur 5 volgens een baan verplaatsbaar is tussen een het voertuig toegang verschaffende positie en een het voertuig afsluitende positie, omvattende: - een behuizing voorzien van een opnameruimte met een opening voor het opnemen van ten minste een deel van een met het voertuig verbonden trekhaak; 10. een met de behuizing verbonden blokkeerelement, die zich tot in de baan van de ten minste ene deur uitstrekt, in een toestand waarbij ten minste een deel van de trekhaak door de behuizing is opgenomen; - borgmiddelen, die verplaatsbaar zijn tussen een de behuizing ten opzichte van de trekhaak borgende toestand en een losneembare toestand; en 15. een slot voor het in een de behuizing borgende toestand vergrendelen van de borgingsmiddelen.

2. Blokkeerinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de opnameruimte is ingericht voor het opnemen van ten minste een uitkraging van de trekhaak. 20

3. Blokkeerinrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat de blokkeerinrichting positioneermiddelen omvat, voor het eenduidig met de trekhaak positioneren van de behuizing.

4. Blokkeerinrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de borgmiddelen ten minste een pen omvatten.

5. Blokkeerinrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de blokkeerinrichting ten minste één in een zijwand van de behuizing gelegen 30 opening omvat voor het opnemen van de borgmiddelen.

6. Blokkeerinrichting volgens conclusies 5, met het kenmerk dat de opening zich uitstrekt tot onder een kogel van de trekhaak, in een toestand waarbij de uitkraging door de behuizing is opgenomen.

7. Blokkeerinrichting volgens een der conclusies 4-6, met het kenmerk dat de borgmiddelen schamierbaar met de behuizing zijn verbonden.

8. Blokkeerinrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de pen en het slot vast met elkaar zijn verbonden.

9. Blokkeerinrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat aan een rand van tenminste één wanddeel van de behuizing nabij de opening een 10 zich van de opening afgekeerde flens is gelegen, welke zich tot onder de in een zijwand van de behuizing gelegen opening uitstrekt.

10. Blokkeerinrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de behuizing een oog omvat, voor samenwerking met het slot.