NL2003496C2 - Leidingsamenstel. - Google Patents

Description

NLP185952A

Leidingsamenstel

ACHTERGROND VAN DE UITVINDING

De uitvinding heeft betrekking op een leidingsamenstel voor aansluiting op verspreid gelegen 5 aansluitpunten van meerdere gebouwen of delen van een gebouw.

Dergelijke leidingsamenstellen worden bijvoorbeeld toegepast in stadsverwarmingssystemen, waarbij een ondergrondse hoofdleiding bij elk te bedienen 10 woonhuis onderbroken is door een koppelsamenstel waarbinnen een koppeling is gerealiseerd tussen de hoofdleiding en een aftakleiding. De koppeling wordt omsloten door een waterdichte aftakbehuizing, voorzien van een isolatiemateriaal. De leidingen zijn voorzien van een 15 kunststof mediumbuis een flexibele isolatiemantel om de mediumbuizen en een waterdichte, geribbelde buitenlaag van een enigszins vormvaste kunststof.

Het tot stand brengen, het waterdicht maken en het isoleren van de koppeling tussen de aftakleiding en de 20 hoofdleiding in een vuile en vaak krappe geul, put of kruipruimte zijn arbeidsintensieve handelingen die voor elk woonhuis herhaald moeten worden. De overlast voor de betrokkenen is daardoor langdurig en de kwaliteit van de koppeling die tot stand komt is door de vuile en krappe 2 werkomgeving matig.

Een doel van de uitvinding is een leidingsamenstel te verschaffen dat eenvoudig te plaatsen is.

5 Een doel van de uitvinding is een betrouwbare koppeling te verschaffen tussen de hoofdleiding en de aftakleiding.

10 SAMENVATTING VAN DE UITVINDING

De uitvinding verschaft vanuit een eerste aspect een leidingsamenstel voor aansluiting op verspreid gelegen aansluitpunten van meerdere gebouwen of delen van een gebouw 15 voor transport van een vloeibaar medium van of naar deze aansluitpunten, omvattend een buigzame hoofdleiding, meerdere over de lengte van de hoofdleiding verspreide aftakbehuizingen en zich van de aftakbehuizingen uitstrekkende buigzame aftakleidingen, waarbij de 20 hoofdleiding en de aftakleidingen zijn voorzien van een mediumbuis, een flexibele warmte-isolerende mantel om de mediumbuis en een afsluitende buitenlaag om de warmte- isolerende mantel, waarbij de mediumbuizen van de aftakleidingen binnen de aftakbehuizingen aansluiten op de 25 mediumbuis van de hoofdleiding en de afsluitende buitenlagen zijn aangesloten op of verbonden met de aftakbehuizing, waarbij de hoofdleiding met de aftakleidingen daarlangs binnen het buigzame bereik in meerdere wikkelingen is gebogen om een rol te vormen. Hierdoor is het mogelijk een 30 aanzienlijke lengte van het leidingsamenstel voorzien van meerdere aftakleidingen compact te vervoeren.

In een uitvoeringsvorm strekt de aftakleiding zich ter plaatse van de aansluiting op de aftakbehuizing in hoofdzaak evenwijdig aan de hoofdleiding uit. De 35 aftakbehuizing wordt hierdoor in een evenwijdige baan meegebogen ten opzichte van de hoofdleiding.

In een efficiënte uitvoeringsvorm is het aantal 3 aftakleidingen ten minste drie.

In een voordelige uitvoeringsvorm zijn de afstanden tussen de aftakleidingen gelijk.

In een maatwerk uitvoeringsvorm komen de afstanden 5 tussen de aftakleidingen in hoofdzaak overeen met de afstanden tussen de aansluitpunten.

In een uitvoeringsvorm is de buitendiameter van de aftakleiding kleiner dan de buitendiameter van de hoofdleiding. De aftakleiding heeft daardoor andere 10 karakteristieken dan de hoofdleiding.

In een uitvoeringsvorm zijn de uiteinden van de aftakleidingen de hartlijn van de hoofdleiding volgend allen naar hetzelfde uiteinde van de hoofdleiding gericht. Hierdoor is het leidingsamenstel compact op te rollen.

15 In een uitvoeringsvorm zijn de leidingen en/of de buitenlaag en/of de aftakbehuizing vervaardigd van kunststof, bij voorkeur thermoplastische kunststof.

In een uitvoeringsvorm is de mantel vervaardigd van schuim, bij voorkeur polyolefineschuim of 20 polyurethaanschuim.

In een uitvoeringsvorm omvat de buitenlaag dwarsribbels ter versteviging tegen dwarskrachten die worden uitgeoefend op het leidingsamenstel wanneer deze onder een laag grond is aangebracht.

25 De uitvinding verschaft voorts, vanuit een tweede aspect, een werkwijze voor het aanbrengen van een als een rol aangeleverd leidingsamenstel voor het op verspreid gelegen aansluitpunten van meerdere gebouwen of delen van een gebouw aansluiten van leidingen voor transport van een 30 vloeibaar medium van of naar deze aansluitpunten, waarbij het leidingsamenstel een buigzame hoofdleiding omvat, meerdere over de lengte van de hoofdleiding verspreide aftakbehuizingen en zich van de aftakbehuizingen uitstrekkende buigzame aftakleidingen, waarbij de 35 hoofdleiding en de aftakleidingen zijn voorzien van een mediumbuis, een flexibele warmte-isolerende mantel om de mediumbuis en een afsluitende buitenlaag om de warmte- 4 isolerende mantel, waarbij de mediumbuizen van de aftakleidingen binnen de aftakbehuizingen aansluiten op de mediumbuis van de hoofdleiding en de afsluitende buitenlagen zijn aangesloten of verbonden met de aftakbehuizing, waarbij 5 de hoofdleiding met de aftakleidingen daarlangs binnen het buigzame bereik in meerdere wikkelingen is gebogen om een rol te vormen, waarbij de werkwijze omvat het op rol verschaffen van het leidingsamenstel aan een installatielocatie, het afrollen van een lengte van het 10 leidingsamenstel, het aanbrengen van het leidingsamenstel met de hoofdleiding in een daarvoor bestemde uitsparing of ruimte, het positioneren van het leidingsamenstel ten opzichte de aansluitpunten zodat de aftakleidingen in de nabijheid van hun respectievelijke aansluitpunten 15 klaarliggen, het buigen van één of meer aftakleidingen in de richting van de aansluitpunten. Het leidingsamenstel kan door het toepassen van deze werkwijze eenvoudig worden aangebracht. De aansluitingen tussen de aftakleidingen en de hoofdleidingen zijn betrouwbaar doordat deze in een schone 20 omgeving, voorafgaand aan het transport naar de installatielocatie, zijn aangebracht.

De uitvinding verschaft voorts, vanuit een derde aspect, een werkwijze voor het aanbrengen van een leidingsamenstel voor het op een aansluitpunt van een gebouw 25 aansluiten van een leiding voor transport van een vloeibaar medium van of naar het aansluitpunt, waarbij het leidingsamenstel een buigzame hoofdleiding omvat, een aftakbehuizing en een zich van de aftakbehuizing uitstrekkende buigzame aftakleiding, waarbij de hoofdleiding 30 en de aftakleiding zijn voorzien van een mediumbuis, een flexibele warmte-isolerende mantel om de mediumbuis en een afsluitende buitenlaag om de warmte-isolerende mantel, waarbij de mediumbuis van de aftakleiding binnen de aftakbehuizing aansluit op de mediumbuis van de hoofdleiding 35 en de afsluitende buitenlagen zijn aangesloten of verbonden met de aftakbehuizing, waarbij de werkwijze omvat, het verschaffen van een aantal leidingsamenstellen aan een 5 installatielocatie, het aanbrengen van het eerste leidingsamenstel met de hoofdleiding in een daarvoor bestemde uitsparing of ruimte, het positioneren van het eerste leidingsamenstel ten opzichte het respectievelijke 5 aansluitpunt, zodat de aftakleiding in de nabijheid van het respectievelijke aansluitpunt klaarligt, het buigen van de aftakleiding in de richting van het aansluitpunt, het op dezelfde wijze aanbrengen, positioneren en buigen van één of meer van de overige leidingsamenstellen in het verlengde van 10 de hoofdleiding van het eerste leidingsamenstel, waarbij de leidingsamenstellen onderling met rechte koppelingen gekoppeld worden. De leidingsamenstellen kunnen door het toepassen van deze werkwijze eenvoudig worden aangebracht. De aansluitingen tussen de aftakleidingen en de 15 hoofdleidingen zijn betrouwbaar doordat deze in een schone omgeving, voorafgaand aan het transport naar de installatielocatie, zijn aangebracht.

De in deze beschrijving en conclusies van de aanvrage beschreven en/of de in de tekeningen van deze 20 aanvrage getoonde aspecten en maatregelen kunnen waar mogelijk ook afzonderlijk van elkaar worden toegepast. Die afzonderlijke aspecten kunnen onderwerp zijn van daarop gerichte afgesplitste octrooiaanvragen. Dit geldt in het bijzonder voor de maatregelen en aspecten welke op zich 25 zijn beschreven in de volgconclusies.

KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN

30 De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand van een aantal in de bijgevoegde schematische tekeningen weergegeven voorbeelduitvoeringen. Getoond wordt in:

Figuur 1 een aanzicht van een leidingsamenstel volgens de uitvinding.

35 Figuren 2A en 2B aanzichten van een sectie van het leidingsamenstel volgens figuur 1.

Figuren 3A-C aanzichten en een doorsnede van 6 details van het leidingsamenstel volgens figuur 1.

Figuur 4 een aanzicht van het leidingsamenstel volgens de uitvinding op een rol.

Figuren 5A-C een schematische weergave van de 5 werking van het leidingsamenstel volgens figuur 4.

Figuur 6 een aanzicht van een alternatief leidingssamenstel volgens de uitvinding.

Figuren 7A-C schematische weergaven van de werking van het alternatieve leidingsamenstel volgens figuur 6.

10

GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN

Figuur 1 toont een leidingsamenstel 1 volgens een 15 eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding. Het leidingsamenstel 1 omvat een buigzame hoofdleiding 2, meerdere over de lengte van de hoofdleiding 2 verspreide vormvaste aftakbehuizingen 4 die de hoofdleiding 2 in opeenvolgende hoofdleidingsecties 21 verdeelt, en zich van 20 de aftakbehuizingen 4 uitstrekkende buigzame aftakleidingen 3. De hoofdleiding 2 met de aftakleidingen 3 evenwijdig daarlangs is gebogen binnen het buigzame bereik in meerdere wikkelingen in wikkelrichting V om een rol te vormen. De uiteinden van de aftakleidingen 3 zijn de hartlijn van de 25 hoofdleiding 2 volgend allen naar hetzelfde uiteinde van de hoofdleiding 2 gericht.

Figuur 2A toont een gedeelte van het leidingsamenstel 1 voorafgaand aan het wikkelen danwel in afgewikkelde toestand. Namelijk één aftakbehuizing 4 30 vervaardigd van kunststof, twee daarop aansluitende hoofdleidingsecties 21 aan weerszijden van de aftakbehuizing 4 en één aftakleiding 3. De hartlijnen Al van de hoofdleidingsecties 21 staan ter plaatse van de aftakbehuizing 4 in eikaars verlengden, de hartlijn BI ligt 35 daar naast en evenwijdig aan de hartlijnen Al.

Het detail van figuur 2A toont een langsdoorsnede van de hoofdleidingsectie 21, welke representatief is voor 7 de langsdoorsneden van zowel hoofdleiding 2 als de aftakleidingen 3. De hoofdleiding 2 en de aftakleidingen 3 zijn opgebouwd met een hoofdmediumbuis 11a respectievelijk een aftakmediumbuis 11b, een flexibele warmte-isolerende 5 mantel 12 om de mediumbuis lla-b en een afsluitende buitenlaag 13 om de warmte-isolerende mantel 12. De mediumbuis lla-b strekt zich aan de uiteinden van de leidingen 2, 3 vrij uit van de mantel 12 en de buitenlaag 13. De mantel 12 is vervaardigd van een schuim, bijvoorbeeld 10 polyolefineschuim of polyurethaanschuim. De mediumbuis lla-b is vervaardigd van kunststof, bijvoorbeeld een thermoplastische kunststof. De buitenlaag 13 is vervaardigd van een kunststof, bijvoorbeeld een thermoplastische kunststof, en omvat omlopende dwarsribbels 14 teneinde de 15 stijfheid van de buitenlaag 13 te verhogen.

Figuur 2B geeft de situatie weer nadat de hoofdleidingsecties 21 en de aftakleiding 3 gebogen zijn binnen het buigzame bereik, waarbij A2 en B2 de gebogen hartlijnen van de hoofdleidingsecties 21 respectievelijk de 20 hartlijn van de aftakleiding 3 aanduiden. De aftakleiding 3 en de hoofdleidingsecties 21 zijn vrij om in elke richting binnen hun buigzame bereik te buigen. De situatie zoals weergegeven in figuur 2B is slechts een voorbeeld van de mogelijke buigrichtingen.

25 Zoals in figuur 3C is weergegeven omvat de aftakbehuizing 4 een eerste schaaldeel 41 en een tweede schaaldeel 42 die op elkaar aansluiten. Zoals in figuren 3A-C is weergegeven begrensd de aftakbehuizing 4 leidingdoorvoeropeningen 51, 52 en 53 voor opname van de 30 uiteinden van respectievelijk de twee zich in het verlengde van elkaar uitstrekkende hoofdleidingsecties 21 en de aftakleiding 3, waarbij de leidingdoorvoeropeningen 52 en 53 naast elkaar geplaatst zijn zodat de hartlijnen Al, BI van de leidingen 2, 3 zich onderling evenwijdig vanaf de 35 aftakbehuizing 4 uitstrekken. De aftakmediumbuis 11b is binnen de aftakbehuizing 4 omgebogen via een kromming of een schuin gedeelte 31 om dwars aan te sluiten op de 8 hoofdmediumbuis 11a. Deze dwarsaansluiting kan bijvoorbeeld tot stand komen door een lasverbinding 43. De aftakbehuizing 4 is ter plaatse van de leidingdoorvoeropeningen 51, 52, 53 voorzien van krimpkousen 44 voor het in combinatie met de 5 buitenlagen 13 van de leidingen 2, 3 optimaal afdichten van de leidingdoorvoeropeningen 51, 52, 53.

Het eerste schaaldeel 41 is voorzien van een met een vuldop 45 afgesloten vulgat 46 waardoorheen een isolatieschuim 47 in de aftakbehuizing 4 is aangebracht. Het 10 schuim 47 heeft dezelfde materiaalsamenstelling als de isolatiemantel 12.

Figuur 4 toont het leidingsamenstel 1 volgens de uitvinding, waarbij de hoofdleiding 2 met de aftakleidingen 3 daarlangs binnen het buigzame bereik in meerdere 15 wikkelingen in de wikkelrichting V om een rol 6, bijvoorbeeld een haspel, is gebogen om een rol te vormen.

Figuren 5A-C tonen een proces van het installeren van het leidingsamenstel 1 volgens figuur 4. Dit proces kan op een vergelijkbare wijze worden toegepast bij het 20 leidingsamenstel 1 zonder de rol 6 volgens figuur 1.

Figuur 5A geeft de situatie weer waarbij het leidingsamenstel 1 op de rol 6 is aangeleverd aan een installatielocatie waar drie op gelijke afstand van elkaar verspreide woonhuizen 7 zijn opgesteld. Elk huis 7 is 25 voorzien van een aansluitpunt 71 voor het aansluiten van de af takmediumbuis 11b van één van de aftakleidingen 3, voor bijvoorbeeld een warmwatervoorziening. De lengte van de hoofdleidingsecties 21 is zo gekozen dat de tussenafstand van de opeenvolgende aftakleidingen 3 en de tussenafstand 30 van de opeenvolgende aansluitpunten 71 in hoofdzaak gelijk is.

Figuur 5B geeft de situatie weer nadat het leidingsamenstel 1 volgens een afwikkelrichting U enkele wikkelingen is afgewikkeld, waarbij een afgewikkelde lengte 35 van de hoofdleiding 2 aangebracht kan zijn in een daarvoor bestemde verder niet weergegeven uitsparing of ruimte, bijvoorbeeld een greppel of de kruipruimte onder de huizen 9 7. De aftakleidingen 3 bevinden zich langs de hoofdleiding 2 met hun hartlijn BI in hoofdzaak evenwijdig aan de hartlijn Al van de hoofdleiding 2. De hoofdleiding 2 is gepositioneerd ten opzichte van de aansluitpunten 71, zodat 5 de aftakleidingen 3 in de nabijheid van hun respectievelijke aansluitpunten 71 klaarliggen.

Figuur 5C geeft de situatie weer nadat de aftakleidingen 3 zijn gebogen in de richting van hun respectievelijke aansluitpunten 71. De aftakmediumbuizen 11b 10 zijn vervolgens aangesloten op de aansluitpunten 71.

Hoewel de tussenafstand van de huizen 7 zoals weergegeven in figuren 5A-C gelijk is, zijn er alternatieve situaties denkbaar waar bij de tussenafstand ongelijk is. De lengtes van de hoofdleidingsecties 21 kunnen hierop 15 aangepast worden, zodat een maatwerkoplossing gevormd wordt.

Figuur 6 toont een alternatief leidingsamenstel 8, omvattende één aftakbehuizing 4, twee daarop aansluitende alternatieve hoofdleidingsecties 22 aan weerszijden van de aftakbehuizing 4 en één aftakleiding 3, waarbij de 20 hoof dmediumbui zen 11a zich aan de uiteinden van de hoofdleidingssecties 22 vrij uitstrekken van de mantel 12 en de buitenlaag 13.

Figuren 7A-C tonen een proces van het installeren van twee alternatieve leidingsamenstellen 8 volgens figuur 25 6.

Figuur 7A geeft de situatie weer waarbij twee leidingsamenstellen 8 zijn aangebracht in een daarvoor bestemde uitsparing of ruimte op een installatielocatie waar twee op gelijke afstand van elkaar verspreide woonhuizen 7 30 zijn opgesteld. De lengte van de alternatieve hoofdleidingsecties 22 is zo gekozen dat de tussenafstand van de opeenvolgende aftakleidingen 3 en de tussenafstand van de opeenvolgende aansluitpunten 71 in hoofdzaak gelijk is. De aftakleidingen 3 bevinden zich langs de alternatieve 35 hoofdleidingsecties 22 met hun hartlijn BI evenwijdig aan de hartlijn Al van de alternatieve hoofdleidingsecties 22. De leidingsamenstellen 8 zijn gepositioneerd ten opzichte van 10 de aansluitpunten 71, zodat de aftakleidingen 3 in de nabijheid van hun respectievelijke aansluitpunten 71 klaarliggen.

Figuur 7B geeft de situatie weer nadat de 5 leidingsamenstellen 8 onderling gekoppeld zijn met een rechte koppelorgaan 23.

Figuur 7C geeft de situatie weer nadat de aftakleidingen 3 zijn gebogen in de richting van hun respectievelijke aansluitpunten 71. De aftakmediumbuizen 11b 10 zijn vervolgens aangesloten op de aansluitpunten 71.

De bovenstaande beschrijving is opgenomen om de werking van voorkeursuitvoeringen van de uitvinding te illustreren, en niet om de reikwijdte van de uitvinding te beperken. Uitgaande van de bovenstaande uiteenzetting zullen 15 voor een vakman vele variaties evident zijn die vallen onder de geest en de reikwijdte van de onderhavige uitvinding.

Claims (12)

1. Leidingsamenstel voor aansluiting op verspreid gelegen aansluitpunten van meerdere gebouwen of delen van een gebouw voor transport van een vloeibaar medium van of naar deze aansluitpunten, omvattend een buigzame 5 hoofdleiding, meerdere over de lengte van de hoofdleiding verspreide aftakbehuizingen en zich van de aftakbehuizingen uitstrekkende buigzame aftakleidingen, waarbij de hoofdleiding en de aftakleidingen zijn voorzien van een mediumbuis, een flexibele warmte-isolerende mantel om de 10 mediumbuis en een afsluitende buitenlaag om de warmte-isolerende mantel, waarbij de mediumbuizen van de aftakleidingen binnen de aftakbehuizingen aansluiten op de mediumbuis van de hoofdleiding en de afsluitende buitenlagen zijn aangesloten op of verbonden met de aftakbehuizing, 15 waarbij de hoofdleiding met de aftakleidingen daarlangs binnen het buigzame bereik in meerdere wikkelingen is gebogen om een rol te vormen.

2. Leidingsamenstel volgens conclusie 1, waarbij de aftakleiding zich ter plaatse van de aansluiting op de 20 aftakbehuizing in hoofdzaak evenwijdig aan de hoofdleiding uitstrekt.

3. Leidingsamenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het aantal aftakleidingen ten minste drie is.

4. Leidingsamenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de afstanden tussen de aftakleidingen gelijk zijn.

5. Leidingsamenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de afstanden tussen de aftakleidingen in 30 hoofdzaak overeenkomen met de afstanden tussen de aansluitpunten.

6. Leidingsamenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de buitendiameter van de aftakleiding kleiner is dan de buitendiameter van de hoofdleiding.

7. Leidingsamenstel volgens een der voorgaande 5 conclusies, waarbij de uiteinden van de aftakleidingen de hartlijn van de hoofdleiding volgend allen naar hetzelfde uiteinde van de hoofdleiding gericht zijn.

8. Leidingsamenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de leidingen en/of de buitenlaag en/of 10 de aftakbehuizing zijn vervaardigd van kunststof, bij voorkeur thermoplastische kunststof.

9. Leidingsamenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de mantel is vervaardigd van schuim, bij voorkeur polyolefineschuim of polyurethaanschuim.

10. Leidingsamenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de buitenlaag dwarsribbels omvat.

11. Werkwijze voor het aanbrengen van een als een rol aangeleverd leidingsamenstel voor het op verspreid gelegen aansluitpunten van meerdere gebouwen of delen van 20 een gebouw aansluiten van leidingen voor transport van een vloeibaar medium van of naar deze aansluitpunten, waarbij het leidingsamenstel een buigzame hoofdleiding omvat, meerdere over de lengte van de hoofdleiding verspreide aftakbehuizingen en zich van de aftakbehuizingen 25 uitstrekkende buigzame aftakleidingen, waarbij de hoofdleiding en de aftakleidingen zijn voorzien van een mediumbuis, een flexibele warmte-isolerende mantel om de mediumbuis en een afsluitende buitenlaag om de warmte-isolerende mantel, waarbij de mediumbuizen van de 30 aftakleidingen binnen de aftakbehuizingen aansluiten op de mediumbuis van de hoofdleiding en de afsluitende buitenlagen zijn aangesloten of verbonden met de aftakbehuizing, waarbij de hoofdleiding met de aftakleidingen daarlangs binnen het buigzame bereik in meerdere wikkelingen is gebogen om een 35 rol te vormen, waarbij de werkwijze omvat het op rol verschaffen van het leidingsamenstel aan een installatielocatie, het afrollen van een lengte van het leidingsamenstel, het aanbrengen van het leidingsamenstel met de hoofdleiding in een daarvoor bestemde uitsparing of ruimte, het positioneren van het leidingsamenstel ten opzichte de aansluitpunten zodat de aftakleidingen in de 5 nabijheid van hun respectievelijke aansluitpunten klaarliggen, het buigen van één of meer aftakleidingen in de richting van de aansluitpunten.

12. Werkwijze voor het aanbrengen van een leidingsamenstel voor het op een aansluitpunt van een gebouw 10 aansluiten van een leiding voor transport van een vloeibaar medium van of naar het aansluitpunt, waarbij het leidingsamenstel een buigzame hoofdleiding omvat, een aftakbehuizing en een zich van de aftakbehuizing uitstrekkende buigzame aftakleiding, waarbij de hoofdleiding 15 en de aftakleiding zijn voorzien van een mediumbuis, een flexibele warmte-isolerende mantel om de mediumbuis en een afsluitende buitenlaag om de warmte-isolerende mantel, waarbij de mediumbuis van de aftakleiding binnen de aftakbehuizing aansluit op de mediumbuis van de hoofdleiding 20 en de afsluitende buitenlagen zijn aangesloten of verbonden met de aftakbehuizing, waarbij de werkwijze omvat, het verschaffen van een aantal leidingsamenstellen aan een installatielocatie, het aanbrengen van het eerste leidingsamenstel met de hoofdleiding in een daarvoor 25 bestemde uitsparing of ruimte, het positioneren van het eerste leidingsamenstel ten opzichte het respectievelijke aansluitpunt, zodat de aftakleiding in de nabijheid van het respectievelijke aansluitpunt klaarligt, het buigen van de aftakleiding in de richting van het aansluitpunt, het op 30 dezelfde wijze aanbrengen, positioneren en buigen van één of meer van de overige leidingsamenstellen in het verlengde van de hoofdleiding van het eerste leidingsamenstel, waarbij de leidingsamenstellen onderling met rechte koppelingen gekoppeld worden. -o-o-o-o-o-o-o-o- FG/RM