NL2003214C2 - Wegafbakeningselement en uit dergelijke elementen opgebouwde wegafbakening. - Google Patents

Description

Wegafbakeningselement en uit dergelijke elementen opgebouwde wegafbakening

De uitvinding betreft een wegafbakeningselement. De uitvinding betreft tevens een uit dergelijke elementen opgebouwde wegafbakening.

5

Het afbakenen van een weg of ten minste een deel van een weg komt veelvuldig voor. Een dergelijke wegafbakening wordt bijvoorbeeld toegepast bij werkzaamheden aan of nabij een weg of in geval van een ongeluk tussen voertuigen. Indien hierbij slechts een verminderd aantal rijbanen voor de weggebruikers beschikbaar kan worden gesteld, 10 bijvoorbeeld wegens ruimtegebrek en/of gevaar voor de aan de weg werkende personen, kan gebruik worden gemaakt van een wegafbakening. Hiertoe worden meerdere gelijkvormige van een koppeling voorziene wegafbakeningselementen onderling gekoppeld in een rij geplaatst. Hoewel een dergelijke wegafbakening voor de weggebruikers gebruikelijkerwijs goed is aangegeven, is er het risico dat een voertuig 15 met een zekere snelheid tegen de wegafbakening botst. De wegafbakeningselementen dienen de botsenergie ten minste gedeeltelijk op te nemen. Hiertoe zijn bekende wegafbakeningselementen gebruikelijk relatief zwaar uitgevoerd, waardoor de elementen als gevolg van een botsing van een voertuig met de wegafbakening niet of slechts in geringe mate zullen verplaatsen. Hoewel dit voor de aan de weg werkende 20 personen een veilige wegafbakening is, kan het schade aan de met de wegafbakening botsende voertuigen alsmede aan het wegdek veroorzaken. Tevens kan het gewenst zijn om de wegafbakening in een relatief korte tijdsperiode te verplaatsen, bijvoorbeeld indien aan een op een andere locatie gelegen weggedeelte werkzaamheden dienen te worden verricht. Om de bekende relatief zwaar uitgevoerde wegafbakeningselementen 25 te verplaatsen zijn grote en complexe inrichtingen nodig, waarbij het verplaatsen van de elementen relatief veel tijd kost en er het risico van beschadiging van het wegdek aanwezig is.

Er bestaat dan ook behoefte aan een wegafbakeningselement volgens de aanhef dat 30 enerzijds in voldoende mate botsenergie van een met de wegafbakening botsend voertuig opneemt en het anderzijds mogelijk maakt om in een relatief korte tijd eenvoudig de wegafbakening te verplaatsen.

2

Dit doel wordt bereikt door een wegafbakeningselement van de bovengenoemde soort, waarbij de koppeling is ingericht voor het onderling verplaatsen van de elementen in gekoppelde toestand, en wel dusdanig dat deze verplaatsing met weerstand plaatsvindt bij een eerste verplaatsingssnelheid, en met minder weerstand bij een, van de eerste 5 verplaatsingssnelheid verschillende, tweede verplaatsingssnelheid. Deze maatregelen zorgen ervoor dat de koppeling het met een eerste verplaatsingssnelheid respectievelijk tweede van de eerste verschillende verplaatsingssnelheid onderling verplaatsen van de elementen in gekoppelde toestand meer respectievelijk minder tegenwerkt. Hierdoor kunnen, door het met een tweede snelheid onderling verplaatsen van de elementen in de 10 gekoppelde toestand, onderling gekoppelde elementen eenvoudig, dat wil zeggen met een relatief lage weerstand, gewenst worden verplaatst, terwijl het met de eerste snelheid onderling verplaatsen van de elementen in de gekoppelde toestand minder makkelijk, dat wil zeggen met een relatief hoge weerstand, plaatsvindt.

15 In een voordelige uitvoeringsvorm is de eerste verplaatsingssnelheid hoger dan de tweede verplaatsingssnelheid. Het onderling verplaatsen van elementen in de gekoppelde toestand zal aldus bij de eerste, relatief hoge respectievelijk tweede, relatief lage snelheid meer respectievelijk minder worden tegengewerkt. Zo kan de koppeling dusdanig worden uitgevoerd dat een onderlinge verplaatsing van de elementen in de 20 gekoppelde toestand met een relatief hoge eerste snelheid, bijvoorbeeld als gevolg van een botsing van een voertuig met de wegafbakening, relatief in grote mate wordt tegenwerkt, waardoor de onderlinge verplaatsing van de elementen wordt verkleind en/of langzamer plaatsvindt, terwijl een onderlinge verplaatsing van de elementen in de gekoppelde toestand met een relatief lage tweede snelheid, bijvoorbeeld tijdens het 25 gewenst verplaatsen van de elementen in de gekoppelde toestand, in relatief kleine mate of zelfs in het geheel niet wordt tegenwerkt, waardoor de onderlinge (gewenste) verplaatsing van de elementen eenvoudig kan worden uitgevoerd.

De onderlinge verplaatsing van de elementen in de gekoppelde toestand kan een 30 translatie of een combinatie van een translatie en een rotatie zijn. In het bijzonder betreft de verplaatsing een rotatie. Niet alleen wordt hierdoor de onderlinge verplaatsing eenduidig bepaald, doordat er slechts één graad van vrijheid is, maar tevens kan de koppeling eenvoudig en daardoor betrouwbaar worden uitgevoerd.

3

In een praktische uitvoeringsvorm omvat de koppeling met elkaar samenwerkende eerste en tweede koppelmiddelen, waarbij de eerste koppelmiddelen een houder omvatten voor een erin opgesloten medium, evenals drukmiddelen voor het onder druk brengen van het medium bij onderlinge verplaatsing van de gekoppelde elementen, en 5 waarbij de tweede koppelmiddelen activeermiddelen omvatten voor het activeren van de drukmiddelen van de eerste koppelmiddelen. Aldus zullen bij een onderling verplaatsing van het eerste en het tweede element de activeermiddelen van de tweede koppelmiddelen de drukmiddelen van de eerste koppelmiddelen activeren. Afhankelijk van de snelheid waarmee de elementen worden verplaatst, zullen de drukmiddelen meer 10 of minder weerstand bieden. Bij het met een eerste, relatief hoge snelheid onderling verplaatsen van de elementen in de gekoppelde toestand zal het medium zich stijver gedragen waardoor de drukmiddelen relatief meer weerstand zullen ondervinden dan bij het met een tweede, relatief lage snelheid onderling verplaatsen van de elementen in de gekoppelde toestand.

15

De drukmiddelen kunnen op uiteenlopende wijze zijn uitgevoerd. In het bijzonder omvatten de drukmiddelen een in de houder verplaatsbaar wanddeel dat bij verplaatsing het medium onder druk zet door verkleining van de ruimte tussen het verplaatsbaar wanddeel en een vast wanddeel van de houder. Niet alleen levert dit een eenvoudige 20 constructie, tevens kan de mate van weerstand die de drukmiddelen leveren gewenst worden gevarieerd, door variatie in de vorm, plaats en omvang van het verplaatsbare en vaste wanddeel. In het bijzonder is hierbij het in de houder verplaatsbare wanddeel verbonden met een beweegbaar wanddeel van de houder, dat is voorzien van middelen voor het via de activeermiddelen van de eerste koppelmiddelen overbrengen van een 25 verplaatsing. Hierdoor wordt door de activeermiddelen op directe wijze een verplaatsing van de tweede koppelmiddelen overgebracht op het verplaatsbare wanddeel van de drukmiddelen. Daarmee wordt op directe wijze de ruimte tussen het verplaatsbaar wanddeel en een vast wanddeel van de houder beïnvloedt. Dit is in het bijzonder voordelig tijdens een eventuele botsing, waarbij de onderlinge verplaatsing van 30 elementen in de gekoppelde toestand geheel onverwachts en met een hoge snelheid plaatsvindt, en waarbij door deze maatregel de verplaatsing direct, dat wil zeggen binnen een relatief klein tijdsverloop, wordt tegengewerkt.

4

In nog een voordelige uitvoeringsvorm omvat het vaste en/of verplaatsbare wanddeel openingen waarlangs het medium kan ontsnappen. Door toepassing van de openingen kan de mate van weerstand die de drukmiddelen bieden verder worden aangepast aan de omstandigheden. Door toepassing van relatief veel en/of grote gaten in het verplaatsbare 5 en/of vaste wanddeel zal de door de drukmiddelen uitgeoefende weerstand relatief laag zijn; het medium kan hierbij eenvoudig, dat wil zeggen met relatief weinig weerstand, door de openingen ontsnappen. Daarentegen zal door toepassing van relatief weinig en/of kleine gaten in het verplaatsbare en/of vaste wanddeel de door de drukmiddelen uitgeoefende weerstand relatief hoog zijn; het medium kan slechts beperkt, dat wil 10 zeggen met een hoge weerstand, door de openingen ontsnappen.

In nog een uitvoeringsvorm omvat de houder een rotatiesymmetrische bodem en omtrekswand, omvat het beweegbaar wanddeel van de houder een deksel, voorzien van middelen voor het via de activeermiddelen van de eerste koppelmiddelen overbrengen 15 van een verplaatsing, en omvatten de drukmiddelen met het deksel verbonden, en derhalve in de houder verplaatsbare, wanddelen. Dit levert een eenvoudige en praktische uitvoeringsvorm van de eerste koppelmiddelen. Hierdoor kunnen de koppelmiddelen niet alleen eenvoudig worden uitgevoerd, tevens zal bij een verplaatsing van de elementen in de gekoppelde toestand in verschillende richting, in 20 het bijzonder een rotatie, de mate van weerstand in hoofdzaak hetzelfde zijn, doordat de bodem van de houder rotatiesymmetrisch is uitgevoerd en de drukmiddelen zich axiaal uitstrekkende wanddelen omvatten. Door toepassing van een deksel kan het risico van het ongewenst ontsnappen van het medium in de houder worden verkleind en de werking van de koppelmiddelen worden verbeterd. Doordat het medium niet uit de 25 houder kan ontsnappen zal een door de drukmiddelen opgebouwde druk in het medium een verdere onderlinge verplaatsing van de elementen in de gekoppelde toestand tegenwerken.

In nog een andere uitvoeringsvorm omvatten de drukmiddelen met de houder verbonden 30 vaste wanddelen, en met het deksel verbonden verplaatsbare wanddelen. Hierdoor kan de mate van de door de drukmiddelen geleverde weerstand verder worden aangepast aan de omstandigheden waarin de elementen worden gebruikt.

5

In nog een voordelige uitvoeringsvorm bevinden de eerste en tweede koppelmiddelen zich elk aan een uiteinde van het element. Met name indien een weg of deel van een weg over een grote lengte dient te worden afgezet kunnen de elementen volgens onderhavige uitvinding voordelig worden toegepast. Doordat de koppelmiddelen zich 5 elk aan de uiteinden van de elementen bevinden kan met een verminderd aantal elementen een gewenste lengte van een weg of deel van een weg worden afgezet.

Het medium kan uit uiteenlopende materialen zijn vervaardigd. In het bijzonder omvat het medium in hoofdzaak een materiaal uit de groep bestaande uit een gas, een 10 vloeistof, een suspensie, een gel of een rubber. Dergelijke media zijn eenvoudig in de behuizing te plaatsen en laten een goede werking zien. In het bijzonder is het medium een vloeistof, zoals een olie. Een olie heeft een lange levensduur en vertoont gunstige visceuze of visco-elastische eigenschappen, wat voor de werking van de koppelmiddelen voordelig is. Door toepassing van een rubber kan de mate van 15 onderlinge verplaatsing van de elementen in de gekoppelde toestand worden gemaximeerd. Dit kan voordelig zijn indien slechts een geringe ruimte voor onderlinge verplaatsing van de elementen beschikbaar is en/of een te grote onderlinge verplaatsing van de elementen in de gekoppelde toestand onwenselijk is.

20 Het element kan op uiteenlopende wijzen zijn gevormd. Zo kan het element een uit beton vervaardigd langwerpig lichaam omvatten. Bij voorkeur omvat het langwerpig element een zich in zijn langsrichting uitstrekkende opening. Een dergelijke opening kan een geheel omsloten opening zijn, zoals een boring, maar ook een niet geheel omsloten opening, waardoor de opening een groef of kanaal in het element vormt. Dit 25 maakt het element lichter, waarbij door toepassing van de koppelmiddelen volgens onderhavige uitvinding toch voldoende botsenergie kan worden opgenomen, doordat de koppelmiddelen een zekere mate van botsenergie kunnen opnemen. Hierdoor is het element lichter uitvoerbaar en daardoor eenvoudiger te verplaatsen en kan tevens de inrichting benodigd voor het verplaatsen van de elementen lichter worden uitgevoerd en 30 is er een verminderde hoeveelheid brandstof benodigd voor het transport van het lichter uitgevoerde element.

In een voordelige uitvoeringsvorm is het element door een uit ten minste een plaat gevormde koker opgebouwd. Dit levert niet alleen een goedkoop en eenvoudig 6 geconstrueerd element op, het element kan tevens zeer licht worden uitgevoerd. Doordat het element slechts uit ten minste één (relatief dunwandige) plaat is gevormd, wordt een in hoofdzaak hol element verkregen. De botsenergie kan zowel door de koppelmiddelen volgens onderhavige uitvinding worden opgenomen alsmede door vervorming van de 5 uit de ten minste ene plaat gevormde koker. De plaatdikte kan gewenst worden gekozen, afhankelijk van het gebruik en/of de omstandigheden. Een relatief dikke plaat kan worden gebruikt voor een element welke wordt toegepast voor het afbakenen van een weg of deel van een weg waar relatief zware voertuigen en/of voertuigen met een relatief hoge snelheid worden gebruikt, zoals bijvoorbeeld op snelwegen, terwijl een 10 relatief dunne plaat kan worden toegepast in een element welke wordt toegepast voor het afbakenen van een weg of deel van een weg waar relatief lichte voertuigen en/of voertuigen met een relatief lage snelheid worden gebruikt, zoals bijvoorbeeld bij secundaire wegen, woonwijken en toe- of afritten van wegen. De dikte van de plaat kan variëren, doch is bij voorkeur gelegen tussen 2-8 mm, wat een goede opname van 15 botsenergie met een voldoende laag gewicht van het element combineert.

Het element kan uit variërende materialen zijn vervaardigd, zoals uit beton. In het bijzonder is het element in hoofdzaak vervaardigd uit een materiaal geselecteerd uit de groep bestaande uit: metaal, metaallegering, kunststof en composiet. Dergelijke 20 materialen combineren een goede sterkte met een laag gewicht, laten een goede energie opname zien en zijn weersbestendig of kunnen ten minste een behandeling ondergaan voor het tegen weersinvloeden beschermen van het element, zoals een coating, verflaag e.d..

25 In nog een uitvoeringsvorm omvat het element aangrijpmiddelen voor het heffen van het element. Hiermee kan op eenvoudige wijze door een inrichting het element worden geheven en aldus worden verplaatst of op een voertuig voor transport worden geplaatst. De aangrijpmiddelen kunnen ten minste een holte omvatten, waar uitsteeksels zoals pennen van een hefmiddel in kunnen worden geplaatst. Bij voorkeur omvatten de 30 aangrijpmiddelen een uitkraging, welke zich in hoofdzaak doch niet noodzakelijkerwijs over de lengte van het element uitstrekt. Indien de hefinrichting is voorzien van grijparmen, kunnen deze eenvoudig het element aangrijpen en heffen. In het bijzonder wordt de uitkraging gevormd door de ten minste ene plaat, waarbij de plaat om meerdere vouwlijnen is gevouwen, waarmee aldus de uitkraging is verkregen.

7

De uitvinding betreft tevens een uit dergelijke elementen opgebouwde wegafbakening, omvattende meerdere gekoppelde elementen volgens onderhavige uitvinding. Voor de voordelen van de wegafbakening volgens de uitvinding wordt verwezen naar de 5 voordelen van een wegafbakeningselement volgens de uitvinding, welke hierboven reeds zijn beschreven.

De uitvinding betreft voorts een koppeling voor het onderling koppelen van tenminste twee elementen, waarbij de koppeling is ingericht voor het onderling verplaatsen van de 10 elementen in gekoppelde toestand, en wel dusdanig dat deze verplaatsing met weerstand plaatsvindt bij een eerste verplaatsingssnelheid, en met minder weerstand bij een, van de eerste verplaatsingssnelheid verschillende, tweede verplaatsingssnelheid. Een voorbeeld van elementen welke voordelig door de koppeling volgens de onderhavige kunnen worden gekoppeld zijn een deur met een muur of kozijn, waarbij de deur in 15 afhankelijkheid van de snelheid van het bewegen van de deur meer of minder gemakkelijk open- of dichtgaat. Nog een voorbeeld is een hefboom van bijvoorbeeld een hefïnstallatie of een laadklep van een schip, waarbij de koppeling als een veiligheidskoppeling dient. Indien bijvoorbeeld aandrijfmiddelen van de hefboom of laadklep (gedeeltelijk) uitvallen, bijvoorbeeld als gevolg van een storing, zal de 20 hefboom of laadklep onder invloed van de zwaartekracht of andere externe kracht versneld neerwaarts bewegen. De koppeling volgens de onderhavige uitvinding voorkomt ten minste gedeeltelijk dat de hefboom of laadklep neerwaarts beweegt.

De onderhavige uitvinding zal nu verder worden verduidelijkt aan de hand van de in de 25 navolgende figuren weergegeven niet-limitatieve uitvoeringsvoorbeelden. Hierin toont: figuur 1: een perspectivisch aanzicht op twee gekoppelde wegafbakeningselementen volgens de uitvinding; figuur 2: een uitgevouwen detailaanzicht op eerste koppelmiddelen volgens de 30 uitvinding; figuur 3: een perspectivisch detailaanzicht op de eerste koppelingsmiddelen uit figuur 2; figuur 4: een perspectivisch detailaanzicht op de koppelingsmiddelen uit figuur 1; en figuur 5: een aanzicht in dwarsdoorsnede op een wegafbakeningselement volgens de uitvinding.

8

Figuur 1 toont twee gedeeltelijk weergegeven gekoppelde gelijkvormige wegafbakeningselementen (la,lb). De elementen (la,lb) zijn opgebouwd uit een plaat 2. De plaat 2 is om meerdere vouwlijnen 2a omgevouwen, waardoor deze een U-profïel 5 vormt, met een neerwaarts gerichte opening 3. Aan een onderzijde 4 van het element (la,lb) is het element (la,lb) voorzien van naar binnen gerichte flenzen 5. De flenzen 5 dienen ter ondersteuning van de elementen (1 a, 1 b) op bijvoorbeeld een wegdek. De elementen (la,lb) hebben een eerste einde 6a en een tweede einde 6b. Het eerste einde 6a van het eerste element la is nabij het tweede einde 6b van het tweede element lb 10 gelegen en de einden (6a,6b) van de twee te koppelen elementen (1 a, 1 b) zijn naar elkaar toe gericht. Aan het eerste einde 6a van het eerste element la zijn als twee op afstand van elkaar en zich in parallelle richting uitstrekkende platen 7 uitgevoerde tweede koppelmiddelen in het inwendige van het eerste element la met de plaat 2 verbonden. Aan het tweede einde 6b van het tweede element lb zijn een als een behuizing 8 15 uitgevoerde eerste koppelmiddelen in het inwendige van het tweede element lb met de plaat 2 verbonden. Zowel de platen 7 van de tweede koppelmiddelen als de behuizing 8 van de eerste koppelmiddelen zijn voorzien van een cirkelvormig opening (zie ook figuur 2), waar zich een koppelpen 30 (zie ook figuur 4) doorheen uitstrekt. Op deze wijze zijn de eerste en tweede elementen (la,lb) onderling zwenkbaar om de koppelpen 20 30 gekoppeld.

Onder verwijzing naar figuur 2, worden de verschillende onderdelen van de behuizing 8 uit figuur 1 van de eerste koppelmiddelen weergegeven. De behuizing 8, welke een hoogte h heeft, omvat een houder 9, voorzien van een rotatiesymmetrische bodem 10, 25 zich vanaf de bodem uitstrekkende rotatiesymmetrische buitenste wanden 11 en zich vanaf de bodem uitstrekkende rotatiesymmetrische binnenste wanden 12, welke binnenste wanden 12 een doorgaande en concentrisch ten opzichte van de bodem 10 gelegen opening 13 omsluiten. Vanaf de bodem 10 strekken zich tussen de buitenste wanden 11 en binnenste wanden 12 vast met de houder verbonden wanddelen 14 in 30 axiale en opwaartse richting uit. De vast met de houder 9 verbonden wanddelen 14 verdelen het inwendige van de houder 9 in twee ruimten (9b,9c). Aan de van de opening 13 afgekeerde zijde van de binnenste wanden 12 zijn nabij een bovenvlak 9a een zich parallel aan het bovenvlak 9a uitstrekkende bovenste groef 15 en een zich parallel aan en op afstand van de bovenste groef 15 uitstrekkende groef 16 gelegen. In de onderste 9 groef 16 is een relatief kleine uit elastisch materiaal zoals rubber vervaardigde afsluitring 17 geplaatst. Aan de naar de binnenzijde van de houder 9 gekeerde zijde van de buitenste wand 11 is nabij een bovenvlak 9a van de houder 9 een zich parallel aan het bovenvlak 9a uitstrekkende bovenste groef 25 gelegen. De behuizing 8 omvat voorts 5 een als cirkelvormig deksel uitgevoerde afsluitwand 19, welk deksel op het bovenvlak 9a past. Het deksel 19 omvat een concentrisch geplaatste doorgaande opening 20. Aan de naar de houder toegekeerde zijde 19a van het deksel omvat het deksel wanddelen 21, voorzien van meerdere gaten 22. De wanddelen 21 hebben een dusdanige hoogte, dat indien het deksel 19 op de houder 9 is geplaatst, de wanddelen zich tot nabij de bodem 10 10 in axiale richting uitstrekken. Met nabij wordt bedoeld dat de wanddelen 21 bij voorkeur geen direct contact met de bodem 10 maken, terwijl de afstand tussen de wandelen 21 en de bodem 10 bij voorkeur is beperkt tot hooguit enkele millimeters. De wanddelen 14 en de van gaten 22 voorzien wanddelen 21 vormen drukmiddelen. Doordat de wandelen 21 van het op de houder 9 geplaatst deksel 19 zich tot nabij de 15 bodem 10 van de houder 9 uitstrekken en de vast met de houder 9 verbonden wanddelen 14 zich vanaf de bodem 10 uitstrekken is het deksel in zijn rotatie beperkt. Bij een voldoende grote rotatie, bij de onderhavige uitvoeringsvorm ongeveer 90°, van het deksel rond een as 31, zal immers een van de met het deksel 19 verbonden wanddelen 21 door een van de star met de houder 9 verbonden wanddelen 14 worden geblokkeerd. 20 Het moge duidelijk zijn dat de maximale rotatiehoek niet beperkt is tot de in dit uitvoeringsvoorbeeld gegeven maximale rotatiehoek, doch afhangt van de details van de constructie. Aan de van de houder 9 afgekeerde zijde 19b omvat het deksel 19 twee zich parallel uitstrekkende en op een afstand b geplaatste als uitkragingen 23 uitgevoerde activeermiddelen. Het deksel 19 omvat een zich langs een buitenomtrek 19c van het 25 deksel 19 uitstrekkende groef 24. In de groef 24 is een relatief grote uit elastisch materiaal zoals rubber vervaardigde afsluitring 18 geplaatst. Indien het deksel 19 op het bovenvlak 9a rust, dringt het deksel 19 dusdanig tegen de houder 9 dat het deksel 19 onder tussenkomst van de afsluitringen (17,18) de houder 9 mediumdicht afsluit. Het deksel 19 kan met de houder worden geborgd door in de bovenste groeven 15 30 respectievelijk 25 een relatief kleine borgveer 27 respectievelijk grote borgveer 28 te plaatsen. Doordat de borgveren (27,28) onder voorspanning tegen de groeven (15,25) aandringen is het deksel 19 geborgd met de houder 9. Deze toestand, waarbij de houder 9 is gesloten is weergegeven in figuur 3. Doordat de openingen 13 en 20 concentrisch ten opzichte van de behuizing 8 zijn gelegen strekken zij zich in eikaars verlengde uit.

10

De houder 9 is met een niet weergegeven medium zoals olie gevuld. In de oriëntatie zoals hier weergegeven wordt de behuizing in elkaar gezet, waarbij het deksel 19 roteerbaar met de houder 9 is verbonden. De wanddelen 21 strekken zich hierbij dwars uit ten opzichte van de vast met de houder 9 verbonden wanddelen 14. Op deze wijze 5 worden de ruimten 9b,9c van de houder 9 ieder in tweeën verdeeld door de met het deksel 19 verbonden wanddelen 21. De aldus verkregen vier ruimten zijn in deze uitgangspositie in hoofdzaak even groot. Door verdraaiing van het op de houder 9 geplaatste deksel 19 rond de as 31, worden twee van de vier ruimten vergroot en de overige twee van de vier ruimten verkleind. In de verkleinde ruimten wordt een druk 10 opgebouwd, in afhankelijkheid van de rotatiesnelheid, waarmee de rotatie in meer of mindere wordt mate wordt tegengewerkt.

Figuur 3 toont de behuizing 8 uit figuur 2 in samengestelde vorm. Het deksel 19 is hierbij onder tussenkomst van borgveren (27,28) met de houder 9 verbonden. De 15 werking van de koppelmiddelen is beschreven aan de hand van figuur 4.

Figuur 4 toont een detailaanzicht op de eerste koppelmiddelen uit figuur 1. De twee op een onderlinge afstand hi geplaatste en zich parallel uitstrekkende platen 7 van de tweede koppelmiddelen omsluiten een ruimte 29. De platen 7 omvatten een versmald 20 gedeelte 7a met een breedte b. De behuizing 8 met een hoogte h is dusdanig in de ruimte 29 geplaatst dat de versmalde gedeelten 7a van de op onderlinge afstand hi geplaatste platen 7 zich tussen de als uitkragingen 23 uitgevoerde activeermiddelen van het deksel 19 uitstrekken. Door de in de versmalde gedeelten 7a van de platen 7 gelegen opening en de openingen 13,20 van de behuizing 8 strekt zich een koppelpen 30 uit. De 25 koppelpen heeft aan boveneind een verdikking 30b, welke verdikking 30b een grotere diameter heeft dan de in de versmalde gedeelten 7a van de platen 7 gelegen opening en de openingen (13,20). Op deze wijze zijn het eerste en tweede element (la,lb) onderling zwenkbaar gekoppeld om een as 31.

30 Indien nu een koppel KI rond de as 31 wordt aangebracht met een eerste relatief hoge snelheid, bijvoorbeeld als gevolg van het tegen het tweede element lb botsen van een voertuig, zal de met het tweede element lb star verbonden houder 9 een ten opzichte van het deksel 19, de uitkragingen 23 en daarmee met de platen 7 en het eerste element la hoekverdraaiing om de as 31 ondergaan. De met het deksel 19 vast verbonden en van 11 gaten 22 voorziene wanddelen 21 strekken zich tot in de houder 9 bevindende olie uit. Door verdraaiing van het deksel 19 ten opzichte van de houder 9 zullen de vier ruimten in de houder 9, welke door de wanddelen 14 en 21 zijn bepaald een volume verandering ondergaan. De twee ruimten welke grenzen aan een eerste zijde van de wanddelen 21 5 zullen hierbij een bepaald groter volume verkrijgen, terwijl de twee ruimten welke grenzen aan de eerste zijde van de wanddelen 21 tegenoverliggende tweede zijden een vergelijkbare verkleining van het volume zullen verkrijgen (zie ook figuur 2). De olie zal hiertoe door de gaten 22 van de wanddelen 21 dienen te ontsnappen, vanuit de twee ruimten welke een kleiner volume verkrijgen richting de ruimten welke een volume 10 vergroting krijgen. Door aanpassing van het aantal gaten 22 in de wanddelen 21, de omvang van de wanddelen 14,21 alsmede de viscositeit van het medium, in het bijzonder de olie, wordt deze rotatie in meer of minder mate tegengewerkt. Dit is mede afhankelijk van de snelheid van het aanbrengen van het koppel KI. Bij het met een relatief hoge snelheid aanbrengen van het koppel en daarmee de onderlinge verplaatsing 15 van de elementen (la,lb) in de gekoppelde toestand, zal de olie zich door de gaten 22 van de wanddelen 21 dienen te verplaatsen. Doordat echter de olie viskeuze (of visco-elastische) eigenschappen heeft, zal de olie zich bij relatief snel verplaatsende wanddelen 21 stijver gedragen en daarmee de onderlinge rotatie van het eerste en tweede element (la,lb) tegenwerken. Indien het koppel KI langzaam wordt 20 aangebracht, bijvoorbeeld door het met behulp van een inrichting langzaam gewenst gedwongen onderling roteren van het eerste en tweede element (1 a, 1 b) in gekoppelde toestand, zal de olie zich relatief minder stijf gedragen, waardoor het onderling gedwongen roteren van het eerste en tweede element (la, lb) niet of slechts minimaal zal worden beperkt.

25

Onder verwijzing naar figuur 5 wordt een doorsnede van een langwerpig element 1 van een wegafbakening volgens de uitvinding weergegeven. Het element is uit een aluminium plaat 2 gevormd. De plaat 2 is om meerdere vouwlijnen 2a omgevouwen en vormt daarbij een U-profïel, met een neerwaarts gerichte opening 3. Het element omvat 30 een onderzijde 4, waar het element 1 is voorzien van naar binnen gerichte en zich in horizontale richting uitstrekkende flenzen 5, ter ondersteuning van het element 1 op een ondergrond, zoals een weg of berm. Het door de plaat 2 gevormde U-profiel omvat uitsparingen 35. In de uitsparingen 35 kunnen eenvoudig grijparmen van een niet weergegeven inrichting het element 1 aangrijpen en desgewenst verplaatsen.

Claims (16)

1. Wegafbakeningselement, voorzien van een koppeling voor het koppelen met een ander gelijkvormig element, waarbij de koppeling is ingericht voor het onderling 5 verplaatsen van de elementen in gekoppelde toestand, en wel dusdanig dat deze verplaatsing met weerstand plaatsvindt bij een eerste verplaatsingssnelheid, en met minder weerstand bij een, van de eerste verplaatsingssnelheid verschillende, tweede verplaatsingssnelheid.

2. Wegafbakeningselement volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de eerste verplaatsingssnelheid hoger is dan de tweede verplaatsingssnelheid.

3. Wegafbakeningselement volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat de verplaatsing een rotatie betreft. 15

4. Wegafbakeningselement volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de koppeling met elkaar samenwerkende eerste en tweede koppelmiddelen omvat, waarbij de eerste koppelmiddelen een houder omvatten voor een erin opgesloten medium, evenals drukmiddelen voor het onder druk brengen van het 20 medium bij onderlinge verplaatsing van de gekoppelde elementen, en waarbij de tweede koppelmiddelen activeermiddelen omvatten voor het activeren van de drukmiddelen van de eerste koppelmiddelen.

5. Wegafbakeningselement volgens conclusie 4, met het kenmerk dat de 25 drukmiddelen een in de houder verplaatsbaar wanddeel omvatten dat bij verplaatsing het medium onder druk zet door verkleining van de ruimte tussen het verplaatsbaar wanddeel en een vast wanddeel van de houder.

6. Wegafbakeningselement volgens conclusie 5, met het kenmerk dat het in de 30 houder verplaatsbare wanddeel is verbonden met een beweegbaar wanddeel van de houder, dat is voorzien van middelen voor het via de activeermiddelen van de eerste koppelmiddelen overbrengen van een verplaatsing.

7. Wegafbakeningselement volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk dat het vaste en/of verplaatsbare wanddeel openingen omvat waarlangs het medium kan ontsnappen.

8. Wegafbakeningselement volgens één der conclusies 4-7, met het kenmerk dat de houder een rotatiesymmetrische bodem en een omtrekswand omvat, dat het beweegbaar wanddeel van de houder een deksel omvat, voorzien van middelen voor het via de activeermiddelen van de eerste koppelmiddelen overbrengen van een verplaatsing, en dat de drukmiddelen met het deksel verbonden, en derhalve in de 10 houder verplaatsbare, wanddelen omvatten.

9. Wegafbakeningselement volgens conclusie 8, met het kenmerk dat de drukmiddelen met de houder verbonden vaste wanddelen, en met het deksel verbonden verplaatsbare wanddelen omvatten. 15

10. Wegafbakeningselement volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de eerste en tweede koppelmiddelen zich elk aan een uiteinde van het element bevinden.

11. Wegafbakeningselement volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het medium in hoofdzaak een materiaal uit de groep bestaande uit een gas, een vloeistof, een suspensie, een gel of een rubber omvat.

12. Wegafbakeningselement volgens een der voorgaande conclusies, met het 25 kenmerk dat het element door een uit ten minste een plaat gevormde koker is opgebouwd.

13. Wegafbakeningselement volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het element in hoofdzaak is vervaardigd uit een materiaal geselecteerd uit 30 de groep bestaande uit: metaal, metaallegering, kunststof en composiet.

14. Wegafbakeningselement volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het element aangrijpmiddelen omvat voor het heffen van het element.

15. Wegafbakening, omvattende meerdere gekoppelde elementen volgens één der voorgaande conclusies.

16. Koppeling voor het onderling koppelen van tenminste twee elementen, waarbij 5 de koppeling is ingericht voor het onderling verplaatsen van de elementen in gekoppelde toestand, en wel dusdanig dat deze verplaatsing met weerstand plaatsvindt bij een eerste verplaatsingssnelheid, en met minder weerstand bij een, van de eerste verplaatsingssnelheid verschillende, tweede verplaatsingssnelheid.