NL2003044C2 - Vernevelinrichting, luchtbehandelingsysteem en werkwijze voor het vernevelen van een vloeistof. - Google Patents

Description

Vernevelinrichting, luchtbehandelingsysteem en werkwijze voor het vernevelen van een vloeistof

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een 5 vernevelinrichting, een luchtbehandelingsysteem en een werkwijze voor het vernevelen van een vloeistof. Meer specifiek heeft de uitvinding betrekking op het aromatiseren van ventilatielucht in gebouwen.

10 Om lucht te aromatiseren zijn in luchtbehandeling- systemen tegenwoordig sproeikoppen voorzien die worden gebruikt voor het vernevelen van een vloeistof zoals een aromavloeistof. De zo ontstane vloeistofnevel wordt gemengd met lucht die met behulp van een ventilatiesysteem 15 in gebruikersruimtes kan worden geblazen. Deze werkwijze heeft het nadeel dat de concentratie van de vloeistof in de lucht niet nauwkeurig geregeld kan worden en alleen geschikt is voor relatief grote ruimtes. Verder veroorzaken de sproeikoppen een nevel met relatief grote druppels 20 waardoor de vloeistof snel wordt verbruikt.

Het is een doel van de onderhavige uitvinding om een vernevelinrichting te verschaffen waarmee op een meer economische manier een vloeistofnevel in de lucht wordt gebracht.

25 Dit doel wordt bereikt door een vernevelinrichting (1) voor het vernevelen van een vloeistof, zoals een etherische olie, omvattende: - ten minste één vloeistofcontainer voor het houden van een bepaalde hoeveelheid van de vloeistof 30 - een vibratieorgaan ingericht op of in een bodem- wand van de container, en althans in gebruik in contact met de vloeistof, waarbij het vibratieorgaan is ingericht om althans een deel van de vloeistof zodanig tot trilling 2 te brengen dat boven de vloeistof een nevel van vloeistof ontstaat; - een verwarmingselement voor het verwarmen van de vloeistof in de vloeistofcontainer.

5 Het vibratieorgaan kan zo worden ingesteld dat een optimale nevel ontstaat die kan worden gemengd met lucht voor een luchtbehandelingsysteem. Met de uitvinding wordt vloeistof bespaard in vergelijking met bestaande systemen. Door middel van het verwarmingselement kan de viscositeit 10 en de oppervlaktespanning van de vloeistof worden verlaagd. Dit is zeer geschikt bij het vernevelen van etherische oliën voor het aromatiseren van lucht.

In een uitvoeringsvorm omvat het vibratieorgaan een piezo-elektrisch element dat is ingericht om te vibre-15 ren met een frequentie tussen 20 kHz en 500 MHz, bijvoorkeur tussen 1 MHz en 3 MHz, en meer bijvoorkeur tussen 1,5 MHz en 1.7 MHz. Bij deze ultrasone frequenties ontstaat een fijne nevel, die goed kan worden gemengd met lucht en goed controleerbaar en dus reproduceerbaar is.

20 De hoogte van de vloeistof in de container ligt bijvoorkeur tussen 3-5 cm, en meer bijvoorkeur tussen 3,5 - 4,5 cm. Deze hoogtes gaven goede resultaten.

In een uitvoeringsvorm omvat de inrichting een temperatuursregeling voor het regelen van een temperatuur 25 van de vloeistof. Hierdoor kan de temperatuur worden bij-geregeld, en ook kan de temperatuur worden ingesteld voor een bepaalde olie, want verschillende oliën vereisen verschillende temperaturen.

In een uitvoeringsvorm omvat de inrichting een re-30 geling die is ingericht om afhankelijk van de luchtsnelheid in het ventilatiekanaal, een activatiepatroon van het vibratieorgaan te bepalen. Zodoende kan de intensiteit van de aroma in de ventilatielucht goed worden geregeld.

3

In een speciale uitvoeringsvorm omvat de inrichting ten minste één bijvulsysteem voor het bijvullen van de vloeistof in de vloeistofcontainer, waarbij het bijvul-systeem omvat: 5 - een luchtinlaat voor het inlaten van lucht; - een koppelorgaan voor het koppelen van een vloeistofvat met het bijvulsysteem; - een langgerekte holle buis die in fluïdum verbinding staat met de luchtinlaat, voor het althans in ge- 10 bruik, inbrengen van de lucht in het vloeistofvat; - een kamer voor het opslaan van deel van de vloeistof uit het vloeistofvat; - een vloeistofuitlaat die in fluïdum verbinding staat met kamer.

15 De uitvinding heeft ook betrekking op een luchtbe- handelingsysteem omvattende een locale vernevelinrichting zoals hierboven beschreven, en een centrale vernevelinrichting omvattende een besturingssysteem dat is ingericht voor communicatie met een communicatiemodule van de locale 20 vernevelinrichting voor het besturen van ten minste één parameter van de locale vernevelinrichting.

Verder heeft de uitvinding betrekking op een werkwijze voor het vernevelen van een vloeistof, volgens conclusie 17.

25

Verdere voordelen, kenmerken en details van de onderhavige uitvinding zullen nader worden verduidelijkt aan de hand van een beschrijving van enkele uitvoeringsvormen onder verwijzing naar de aangehechte figuren, waarin: 30 - Figuur 1 schematisch een luchtbehandelingsin- richting toont volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding; 4 - Figuur 2 schematisch de inrichting van Figuur 1 toont die is verbonden met een ventilatiekanaal van een luchtbehandelingsysteem; - Figuur 3 schematisch een uitvoeringsvorm van de 5 uitvinding toont met meerdere aromacontainers; - Figuur 4 een grafiek is met een voorbeeld van de aansturing van het vibratieorgaan door de besturingseenheid; - Figuur 5 schematisch een bijvulsysteem toont 10 volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding; - Figuur 6 schematisch een deel van een luchtbehandelingsysteem toont volgens een uitvoeringsvorm.

Figuur 1 toont schematisch een luchtbehandelings-15 inrichting 1 voor het verschaffen van een aroma in lucht volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding. De inrichting 1 is voorzien van een aromacontainer 2 voor het houden van een bepaalde hoeveelheid aromavloeistof 4 zoals, een etherische olie 4. De aromacontainer 2 wordt ook wel 20 vernevelkamer 2 genoemd. De binnenwand van de vernevelka-mer 2 is bijvoorbeeld vervaardigd uit P300 materiaal. Dit materiaal is licht en ook goed bestand tegen etherische oliën.

De aromavloeistof 4 kan vanuit een vloeistofvat 10 25 via een inlaat 6 de vernevelkamer 2 bereiken. Om te zorgen voor de daarbij benodigde druk, wordt het vloeistofvat 10 zelf onder druk gebracht met behulp van een regelbare luchtpomp 20 die wordt aangestuurd door middel van een besturingseenheid 22. De luchtpomp 20 is via een klep 60 en 30 een ontluchtingsklep 29 verbonden met het vloeistofvat 10. De ontluchtingsklep 29 dient voor het ontluchten van het vloeistofvat 10 na het vullen, zodat hier geen druk op blijft staan. De druk wordt bij voorkeur naar de vernevel- 5 kamer 2 ontlucht zodat er geen ongewenst aroma vrijkomt in de omgeving van het apparaat.

Opgemerkt wordt dat afmetingen van de elementen getoond in figuur 1 niet op schaal zijn en dat de verhou-5 dingen ook niet de werkelijkheid beschrijven. Beide containers 2, 10 zijn bijvoorkeur cilindervormig. Het vloei-stofvat 10 zal in werkelijkheid vaak groter zijn dan de aromacontainer 2. Een typische afmeting van de aromacon-tainer 2 is tussen 5-15 cm doorsnede en 15-30 cm hoog. Een 10 typische afmeting van het vloeistofvat 5 is tussen 10-25 cm doorsnede en 15-40 cm hoog.

De aromacontainer 2 van Figuur 1 omvat verder een luchtinlaat 14 en een luchtuitlaat 16. Lucht wordt in een ruimte 18 boven de olie 4 gepompt door middel van de 15 luchtpomp 20 onder aansturing van de besturingseenheid 22. Om de hoogte te meten is een hoogtemeter 24 ingericht aan een zijwand van de aromacontainer 2. De hoogtemeter 24 is bijvoorbeeld een optische meter die signalen doorgeeft aan de besturingseenheid 22.

20 Aan de onderzijde van de aromacontainer 2 is een vibratieorgaan 25 aangebracht voor het in trilling brengen van de olie 4. Het vibratieorgaan 25 trilt op een dusdanige frequentie dat de boven de olie 4 een nevel van olie ontstaat. Bij voorkeur omvat het vibratieorgaan 25 een pie-25 zo-elektrisch element dat trilt met een frequentie tussen 1,5 MHz en 1,7 MHz. Ruimere waardes zijn mogelijk zoals bijvoorbeeld tussen 1-3 MHz.

De nevel die ontstaat boven het olieoppervlak wordt met de lucht meegeblazen door de luchtuitlaat 16 met 30 behulp van de luchtpomp 20. De lucht die de aromacontainer 2 op deze manier verlaat, is nu voorzien van een aroma dat kan worden bepaald door de keuze van de aromavloeistof 4 die is gebruikt. Het vibratieorgaan 25 wordt bijvoorkeur 6 periodiek tot trilling gebracht. Een periode bestaat hierbij uit een actieve tijdsduur en een niet-actieve tijdsduur. Doordat een deel van de olie 4 vernevelt, zal de hoogte van de olie 4 in de aromacontainer 2 na verloop van 5 tijd afnemen. In een uitvoeringsvorm is de besturingseenheid 22 ingericht om de pomp 8 te activeren zodat de vloeistof 4, indien nodig, weer op een gewenste hoogte komt. Bij voorkeur wordt de pomp geactiveerd in de niet-actieve tijdsduur van een periode. Een typische hoogte h 10 van de olie 4 ligt tussen 3-5 cm en is bijvoorkeur ongeveer 4 cm. Deze genoemde waardes bleken goede resultaten te geven bij het vernevelen van etherische oliën.

Om een gewenste nevel te verkrijgen wordt de olie 4 verwarmd met behulp van een verwarmingselement 26 aange-15 bracht in het inwendige van de aromacontainer 2. Opgemerkt wordt dat het verwarmingselement 26 ook aan een buitenzijde van de aromacontainer 2 kan zitten, maar dit is echter energetisch gezien minder gunstig. Om de temperatuur goed te kunnen regelen is bijvoorkeur een temperatuursensor 28 20 voorzien die is ingericht om de temperatuur van de olie 4 (of andere vloeistof) te meten. De besturingseenheid 22 ontvangt meetsignalen van de temperatuursensor 28 en stuurt afhankelijk van de gemeten temperatuur het verwarmingselement 26 aan. Door het geschikt op temperatuur 25 brengen van de olie 4, wordt de oppervlaktespanning en de viscositeit van de olie 4 verkleind waardoor met behulp van het vibratieorgaan 25 de olie 4 aan het oppervlak zodanig trilt dat een fijne nevel kan ontstaan. De fijne nevel zorgt voor een bepaald aroma in de lucht die boven de 30 olie 4 wordt door middel van een overdruk veroorzaakt door de pomp 20, uit de aromacontainer 2 verdreven. De zo verkregen regelbare luchthoeveelheid wordt gearomatiseerd en kan in een luchtbehandelingsysteem worden gebracht voor 7 het voorzien van een aroma in een bepaalde geventileerde ruimte. In een uitvoeringsvorm omvat de inrichting 1 een luchtsnelheidsmeter 30 die kan worden aangebracht in een ventilatiekanaal van een luchtbehandelingsysteem. De 5 luchtsnelheidsmeter 30 is gekoppeld aan de besturingseenheid 22 die met behulp van de gemeten snelheid bepaalt hoe vaak de vloeistof per tijdseenheid verneveld moet worden om de gewenste concentratie C te krijgen. De zo te bepalen frequentie wordt in deze beschrijving aanstuurfrequentie 10 fa genoemd, terwijl de frequentie waarmee het vibratieor-gaan 25 zelf trilt trillingsfrequentie ft wordt genoemd.

Figuur 2 toont schematisch een inrichting 1 die is verbonden met een ventilatiekanaal 32 van een luchtbehandelingsysteem. De lucht die door de inrichting 1 van een 15 aroma is voorzien wordt in het kanaal 32 geblazen. Hier mengt de lucht zich met ventilatielucht, zie pijl 33, van het ventilatiekanaal 32. Door deze menging verkrijgt de ventilatielucht 32 hetzelfde aroma, maar dan in een lagere concentratie. Uiteindelijk zal de ventilatielucht, zie 20 pijl 35 in een te ventileren ruimte 34 komen, waar aanwezigen 36 het aroma kunnen waarnemen met hun reukorgaan.

Dit waarnemen kan bewust of onbewust plaatsvinden. Indien een aroma voor een bepaalde tijd m de ruimte 34 wordt ingébracht zullen de aanwezigen het aroma niet langer bewust 25 waarnemen. Onderzoek heeft echter aangetoond dat aroma een zeer belangrijke factor is bij het welbevinden van de mens. Een goed gekozen aroma m de juiste concentratie, kan zorgen dat de productie van de mensen wordt verhoogd. Ook is gebleken dat bijvoorbeeld arrestanten op een poli-30 tiebureau minder om rustgevende medicijnen vroegen en vaker een verzoek in dienden om te mogen douchen en minder naar het toilet gingen.

8

Figuur 3 toont zeer schematisch een uitvoeringsvorm van de uitvinding waarbij een vernevelinrichting 38 meerdere aromacontainers 2,40,42,44 omvat en een container 46 voor desinfecteervloeistof. In de container 46 is ook 5 een vibratieorgaan aanwezig, niet getoond, maar een verwarmingselement is hier niet per se nodig, en is afhankelijk van de samenstelling van de desinfecteervloeistof.

Een desinfecteervloeistof is vaak minder viscose dan een etherische olie, en behoeft geen opwarming voor een cor-10 recte verneveling. Door een desinfecteervloeistof te vernevelen, is het mogelijk de ventilatiekanalen van een luchtbehandelingsysteem te desinfecteren. Door geschikt aansturen van het vibratieorgaan, kan de concentratie nauwkeurig bepaald worden en is verspilling van de vloei-15 stof verleden tijd. De uitvoeringsvorm met zowel één of meerdere aromacontainers en een desinfecteercontainer, maakt het mogelijk dat de lucht kan worden voorzien van een aangename geur terwijl ook de lucht en de luchtkanalen kunnen worden gedesinfecteerd. Bijvoorkeur wordt de desin-20 fecteervloeistof verneveld op momenten dat mensen niet aanwezig zijn in de ruimtes, zoals 's nachts, en wordt overdag de aromavloeistof verneveld. Opgemerkt wordt dat in Figuur 3 slechts de afvoer van de lucht uit de containers 2,40,42,44,46 is getoond. Via een pomp 48 wordt bij 25 iedere container 2,40,42,44,46 en te regelen luchtstroming naar buiten tot stand gebracht. De pompen 48 worden aangestuurd door de besturingseenheid 22 die in deze uitvoeringsvorm in de behuizing van de vernevelinrichting 38 is opgenomen. Opgemerkt wordt dat de besturingseenheid ook op 30 afstand van de vernevelinrichting 38 kan zijn geplaatst. Ook is het denkbaar dat een computer is gekoppeld aan de besturingseenheid zodat een persoon op afstand de inrichting kan controleren en instellen. De gewenste concentra- 9 tie in een bepaalde ruimte kan ook via en software programma worden ingesteld waarbij bijvoorbeeld ook de temperatuur van een bepaalde te ventileren ruimte kan worden meegenoemd als een invoerparameter. Bij voorkeur is de in-5 richting 1;38 voorzien van een geïsoleerde wand zodat de inrichting geluidsarm is en niet door omstanders wordt opgemerkt .

In Figuur 4 is een voorbeeld getoond van een aansturing van het vibratieorgaan 25 door de besturingseen-10 heid 22. In de eerste 20 seconden wordt de vloeistof tot trilling gebracht. Daarna komt het vibratieorgaan tot rust en is er tijd om een hoogtemeting uit te voeren. Dit kan bijvoorbeeld met dezelfde besturingseenheid 22 worden gedaan. Ook is het denkbaar dat verschillende besturingseen-15 heden worden gebruikt. Na een niet-actieve tijdsduur van 40 seconden, wordt het vibratieorgaan opnieuw geactiveerd en zal in dit voorbeeld trillen met een frequentie van 1,65 MHz. In dit voorbeeld is de aanstuurfrequentie 1/60 = 0,016 Hz. In een uitvoeringsvorm is de besturingseenheid 20 zo ingericht dat afhankelijk van de gewenste concentratie C en de luchtsnelheid in het ventilatiekanaal 32, de aanstuurfrequentie fa wordt bepaald. Bijvoorkeur is hierbij de trilfrequentie ft constant. De beste trilfrequentie ft voor een bepaalde aromavloeistof kan eventueel empirisch 25 worden verkregen. Dit geldt ook voor een temperatuur van de vloeistoffen in de verschillende containers 2,40,42,44.

Figuur 5 toont schematisch een vernevelinrichting met een bijvulsysteem volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding. In Figuur 5 is het bijvulsysteem uitvergroot 30 om beter de verschillende onderdelen te kunnen tonen. De ontluchtingsklep 29, zie Figuur 1, is in Figuur 5 niet weergegeven. Het bijvulsysteem is aangesloten op de vloeistof container 2 van de vernevelinrichting zodat de vloei- 10 stofcontainer indien nodig kan worden bijgevuld. In deze uitvoeringsvorm omvat het bijvulsysteem een luchtinlaat 51 voor het inlaten van lucht, een koppelorgaan 52 voor het koppelen van een vloeistofvat 53. Het vloeistofvat 53 is 5 bijvoorkeur een glazen of plastic transparant vat dat een hals omvat met een schroefdraadkoppeling. Het vloeistofvat 53 kan door middel van draaien/schroeven op het bijvulsysteem worden geplaatst. Verder omvat het bijvulsysteem een langgerekte conische holle buis 54 die in fluïdum verbin-10 ding staat met de luchtinlaat 51. De holle buis 54 dient voor het inbrengen van de lucht in het vloeistofvat 53. Verder is een kamer 55 aanwezig waar de vloeistof in loopt als eenmaal het vat 53 is aangesloten. De kamer 55 dient voor het opslaan van deel van de vloeistof en is in fluï-15 dum verbinding met een vloeistofuitlaat die staat met kamer 55 via een buizensysteem 57. In het buizensysteem 57 is een terugslag kogel 59 ingericht om te voorkomen dat vloeistof uit de container 2 terugloopt naar de kamer 55.

In een uitvoeringsvorm omvat de holle buis 54 een 20 scherpe punt voor het doorprikken van een afsluitfolie, niet getoond, van het vloeistofvat 53. Het vloeistofvat 53 wordt bij het aansluiten zo gekanteld dat de afsluitfolie zich aan de onderzijde van het vat 53 bevindt. Dan wordt het vat 53 om de koppeling 52 geschroefd waarbij de buis 25 54 door de folie dringt en boven de vloeistof uitsteekt zoals te zien is in Figuur 5. Met behulp van een pomp, bij voorkeur pomp 20 die ook wordt gebruikt voor het wegpompen van de nevel uit de container 2, wordt lucht onder druk in het vat 53 gebracht. Bijvoorkeur is een klep 60 30 aanwezig in een vertakking van een buizensysteem 61, die wordt aangestuurd door de besturingseenheid 22, niet getoond in Figuur 5. Op deze wijze kan met behulp van een enkele pomp, d.w.z. pomp 22, zowel de nevelafzuiging als- 11 ook de vloeistoftoevoer worden geregeld. In Figuur 5 is verder nog een vlotter 62 getoond die op en neer kan bewegen en dient om een melding te genereren als het vat 53 leeg is.

5 Volgens een verder aspect van de uitvinding wordt een speciaal luchtbehandelingsysteem verschaft. Figuur 6 schematisch een deel van het luchtbehandelingsysteem toont volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding. Het luchtbehandelingsysteem 70 van Figuur 6 omvat ten minste één 10 vernevelinrichting 71 die een communicatie module 72 omvat. Verder is een vloeistofcontainer 73 aanwezig die hierboven al uitvoerig werd beschreven. Ook is een besturingseenheid 74 in de vernevelinrichting 71 ingericht. In Figuur 6 is ook een centrale vernevelinrichting 76 getoond 15 die een besturingssysteem 77 omvat dat is ingericht voor communicatie met de communicatiemodule 72 en voor het besturen van ten minste een parameter van de locale vernevelinrichting 71. De vernevelinrichting 71 wordt "locale" vernevelinrichting genoemd omdat deze bedoeld is een aroma 20 te veroorzaken in ventilatielucht die naar een specifieke kamer in een gebouw wordt getransporteerd. De locale inrichting 71 kan worden voorzien van een aromavloeistof die is gepersonaliseerd voor de gebruiker van de specifieke kamer. Het zal duidelijk zijn dat een gebouw kan worden 25 voorzien van meerdere locale vernevelinrichtingen.

De centrale vernevelinrichting 7 6 omvat bij voorkeur ook één of meerdere vloeistofcontainers met de daarin aanwezige vibratieorganen, niet getoond in Figuur 6. De centrale vernevelinrichting 76 is bedoeld om te worden ge-30 installeerd zodanig dat de vernevelde vloeistof kan worden ingebracht in een centrale buis 80 van een ventilatiesysteem. In Figuur 6 is met referentiecijfer 81 een vertak- 12 king van de buis 80 getekend, die naar de specifieke kamer loopt.

Het besturingsysteem 77 van de centrale vernevel-inrichting kan één of meerdere parameters van de locale 5 vernevelinrichting bepalen door versturen van geschikte signalen, die eventueel draadloos worden verstuurd. Een voorbeeld is de temperatuur van de vloeistof in de vloeistof container 73, de frequentie van het vibratieorgaan in de vloeistofcontainer 73 of de actieve en niet-actieve 10 tijdsduur van het vibratieorgaan. Met behulp van het systeem is het mogelijk om een gedistribueerd vernevelsysteem te installeren waarbij de juiste vloeistofverneveling op de juiste plaats tot stand komt. Hierdoor wordt een besparing van de hoeveelheid vloeistof bereikt, en wordt tevens 15 de mogelijkheid geboden om aan de wensen van de gebruikers te voldoen.

Een voordeel van de bovengenoemde vernevelinrich-tingen is dat deze eenvoudig is aan te sluiten op ieder 20 bestaand luchtbehandelingsysteem en geschikt is voor iedere ruimte. Het is echter ook denkbaar dat de inrichting autonoom werkt en direct het aroma afgeeft aan de omgeving. Hierbij kan mogelijk de luchtaanvoer en afvoer worden weggelaten, waarbij een aromacontainer aan de boven-25 zijde open is. Eventueel kan ook de aanvoer van aroma-vloeistof achterwege blijven. In deze uitvoering is dan wel een manuele toevoeging van de vloeistof gewenst zodat de hoogte van de vloeistof op pijl blijft.

Door de besturingseenheid 22 is de vernevelinrich-30 ting volautomatisch en af te stellen tot op de seconde. Door het vernevelen van de vloeistof door trilling wordt weinig energie en vloeistof verbruikt en is economisch in het gebruik. Verder is zoals al genoemd, de inrichting zo- 13 wel lokaal als op afstand via de PC te bedienen en te controleren. Door meerdere containers te gebruiken zijn ook geurcombinaties mogelijk van verschillende aroma's. Zodoende kan voor iedere gelegenheid de juiste sfeer worden 5 gecreëerd.

In het voorgaande is de onderhavige uitvinding beschreven aan de hand van enkele voorkeursuitvoeringsvormen. Verschillende aspecten van verschillende uitvoeringen 10 kunnen worden gecombineerd waarbij alle combinaties die op basis van dit document door een vakman kunnen worden gemaakt dienen te worden meegelezen. Deze voorkeursuitvoeringsvormen zijn niet beperkend voor de beschermingsomvang van deze tekst. De gevraagde rechten worden bepaald in de 15 aangehechte conclusies.

Claims (17)

1. Vernevelinrichting (1) voor het vernevelen van een vloeistof, zoals een etherische olie, omvattende: 5. ten minste één vloeistofcontainer (2) voor het houden van een bepaalde hoeveelheid van de vloeistof (4) - een vibratieorgaan (25) ingericht op of in een bodemwand van de container (2), en althans in gebruik in contact met de vloeistof, waarbij het vibratieorgaan is 10 ingericht om althans een deel van de vloeistof zodanig tot trilling te brengen dat boven de vloeistof een nevel van vloeistof ontstaat; - een verwarmingselement (26) voor het verwarmen van de vloeistof (4) in de vloeistofcontainer. 15

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij het verwarmingselement (26) is ingericht in de vloeistofcon-tainer (2) .

3. Inrichting volgens één of meer van de voorgaan de conclusies, waarbij de inrichting een temperatuursensor omvat die is ingericht in de vloeistofcontainer (2).

4. Inrichting volgens één of meer van de voorgaan- 25 de conclusies, waarbij de inrichting een temperatuursrege- ling voor het regelen van een temperatuur van de vloeistof omvat.

5. Inrichting volgens één of meer van de voorgaan- 30 de conclusies, waarbij de container een binnenwand omvat die P300 materiaal omvat.

6. Inrichting volgens conclusie 5, waarbij het vi-bratieorgaan (25) is ingericht om te vibreren met een frequentie tussen 20 kHz en 500 MHz, bijvoorkeur tussen 1 MHz en 3 MHz, en meer bij voorkeur tussen 1,5 MHz en 1.7 MHz. 5

7. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de hoogte van de vloeistof in de container, althans in gebruik, ligt tussen 3-5 cm, en bijvoorkeur tussen 3,5 - 4,5 cm. 10

8. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de inrichting een regelbare luchtpomp (20) omvat voor het wegpompen van de nevel uit de container (2).

9. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de inrichting een hoogteregeling omvat voor het regelen van een hoogte van de vloeistof in de container. 20

10. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de inrichting een luchtsnelheidsmeter (30) omvat voor meten van een luchtsnelheid in een ventilatiekanaal van een ventilatiesysteem. 25

11. Inrichting volgens conclusie 10, waarbij de inrichting een besturingseenheid (22) omvat die is ingericht om afhankelijk van de gemeten luchtsnelheid, een ac-tivatiepatroon van het vibratieorgaan te bepalen. 30

12. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de inrichting ten minste één bijvulsysteem omvat voor het bijvullen van de vloeistof in de vloeistofcontainer, waarbij het bijvulsysteem omvat: - een luchtinlaat voor het inlaten van lucht; - een koppelorgaan voor het koppelen van een 5 vloeistofvat met het bijvulsysteem; - een langgerekte holle buis die in fluïdum verbinding staat met de luchtinlaat, voor het althans in gebruik, inbrengen van de lucht in het vloeistofvat; - een kamer voor het opslaan van deel van de 10 vloeistof uit het vloeistofvat; - een vloeistofuitlaat die in fluïdum verbinding staat met kamer.

13. Inrichting volgens conclusie 12, waarbij de 15 holle buis een scherpe punt omvat voor het veroorzaken van een opening in een afsluitfolie van het vloeistofvat afsluit .

14. Inrichting volgens conclusie 12 of 13, waarbij 20 de inrichting een luchtpomp omvat die is aangesloten op de container (2) voor het wegpompen van de nevel uit de container (2) en ook is aangesloten op de luchtinlaat van het bijvulsysteem.

15. Luchtbehandelingsysteem omvattende: - ten minste één vernevelinrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies omvattende een communicatie module; - een centrale vernevelinrichting omvattende een 30 besturingssysteem dat is ingericht voor communicatie met de communicatiemodule en voor het besturen van ten minste een parameter van de ten minste ene vernevelinrichting.

16. Luchtbehandelingsysteem volgens conclusie 15, waarbij de ten minste ene parameter één of meer van de volgende parameters omvat: - temperatuur van de vloeistof in de vloeistofcon-5 tainer (2); - frequentie van het vibratieorgaan; - actieve en niet-actieve tijdsduur van het vibratieorgaan .

17. Werkwijze voor het vernevelen van een vloei stof, de werkwijze omvattend: - het vullen van een container met een vloeistof, zoals een etherische olie; - het verwarmen van de vloeistof tot een bepaalde 15 temperatuur; - het tot trilling brengen van althans een deel van de vloeistof met behulp van een vibratieorgaan ingericht in of op een bodemwand van de container, zodanig dat boven de vloeistof een nevel van vloeistof ontstaat. 20 •k'k'k'k'k'kic'k