NL2002959C2 - Voertuig met een accessoirekoppeling. - Google Patents

Description

Nr. NLP185361A

Voertuig met een accessoirekoppeling

ACHTERGROND VAN DE UITVINDING

De uitvinding heeft betrekking op een voertuig met een accessoirekoppeling.

5 Bekend is het gebruik van een trekhaak voor het koppelen van accessoires, zoals dragers of een aanhangwagen. Echter bepaalde type voertuigen, zoals hybride auto's, worden door de fabrikant niet geschikt geacht om een aanhangwagen te trekken. Om aan deze voertuigen dragers te 10 kunnen koppelen zijn specifieke dragerkoppelingen ontwikkeld. Deze koppelingen zijn echter niet op elkaar afgestemd waardoor de dragers niet uitwisselbaar zijn. Reeds bestaande, in het verleden gekochte dragers passen in het geheel niet op de specifieke dragerkoppelingen. De 15 keuzevrijheid en de economische levensduur van de dragers wordt daardoor beperkt.

Een doel van de uitvinding is een voertuig met een accessoirekoppeling te verschaffen, waarmee reeds bestaande accessoires aan het voertuig kunnen worden gekoppeld.

20 Een doel van de uitvinding is een accessoirekoppeling te verschaffen die het aankoppelen van een aanhangwagen merkbaar verhindert.

Een doel van de uitvinding is een universeel bruikbare accessoirekoppeling te verschaffen.

2

SAMENVATTING VAN DE UITVINDING

5 De uitvinding verschaft een voertuig omvattend een accessoirekoppeling voor het aankoppelen van accessoires aan de achterzijde van het voertuig, waarbij de accessoirekoppeling is voorzien van een met zijn hartlijn in hoofdzaak verticaal opstaand halsdeel, een met het halsdeel 10 verbonden kogeldeel, en een met het kogeldeel verbonden blokkeerlichaam, waarbij het kogeldeel een bolvormig uitwendig oppervlak bezit dat in hoofdzaak gelegen is op een denkbeeldige cirkelronde bol waarvan het middelpunt op de hartlijn gelegen is, en het blokkeerlichaam ten minste 15 gedeeltelijk gelegen is buiten de denkbeeldige cirkelronde bol.

De accessoirekoppeling bezit een kogeldeel waarop koppelingen kunnen aangrijpen die zijn ingericht om aan te grijpen op een normale trekhaak. Dit is het geval bij een 20 groot deel van de reeds bestaande accessoires. Hierdoor kunnen in het verleden reeds verkochte accessoires aan de accessoirekoppeling volgens de uitvinding worden gekoppeld.

Het blokkeerlichaam vormt een obstakel bij het aankoppelen van een aanhangwagen, waardoor kan worden 25 verhinderd dat de aanhangwagenkoppeling kan aangrijpen op het kogeldeel.

In een uitvoeringsvorm is het blokkeerlichaam voorzien aan de tegenover het halsdeel gelegen zijde van het kogeldeel. Een van bovenaf opgelegde aanhangwagenkoppeling 30 kan daardoor op afstand worden gehouden van het kogeldeel, waardoor deze niet zal aankoppelen. Een gebruiker kan de aanwezigheid van het blokkeerlichaam bovendien direct zien en reeds daardoor geen poging ondernemen een aanhangwagenkoppeling aan te koppelen.

35 In een eenvoudige uitvoeringsvorm is het blokkeerlichaam langwerpig.

Een deel van de koppelingen van de reeds 3 beschikbare accessoires sluit het kogeldeel van een trekhaak in de rijrichting in. In een uitvoeringsvorm van de uitvinding strekt het blokkeerlichaam zich daarom in zijn lengterichting dwars op de rijrichting van het voertuig uit, 5 waardoor de werking van de reeds bestaande koppelende delen niet of nauwelijks wordt gehinderd.

In een uitvoeringsvorm is het blokkeerlichaam aan de lange zijden voorzien van zich evenwijdig aan elkaar uitstrekkende zijvlakken. De koppelende delen van de reeds 10 beschikbare accessoires kunnen hier stabiel tegenaan liggen.

In een uitvoeringsvorm is in projectie evenwijdig aan de hartlijn beschouwd het blokkeerlichaam geheel binnen de buitenomtrek van het kogeldeel gelegen, waardoor het opzetten van accessoires ongehinderd kan plaatsvinden.

15 In een uitvoeringsvorm is het blokkeerlichaam aan de van het kogeldeel afgekeerde zijde voorzien van een eerste recht vlak dat zich dwars op de hartlijn uitstrekt. Het eerste rechte vlak kan opgezette accessoires stabiel ondersteunen.

20 In een uitvoeringsvorm daarvan is het snijpunt van het eerste rechte vlak met de hartlijn gelegen op de denkbeeldige bol, waardoor de hoogte van het blokkeerlichaam ten opzichte van het kogeldeel beperkt blijft.

In een uitvoeringsvorm is het kogeldeel aan de van 25 het halsdeel afgekeerde zijde voorzien van een tweede recht vlak dat zich dwars op de hartlijn uitstrekt.

In een uitvoeringsvorm is het eerste rechte vlak ten minste gedeeltelijk boven het tweede rechte vlak gelegen.

30 Het blokkeerlichaam kan het opzetten van een aanhangwagenkoppeling duidelijk merkbaar blokkeren indien het blokkeerlichaam op afstand van de hartlijn is voorzien van hoekpunten die gelegen zijn buiten de denkbeeldige bol.

De uitvinding verschaft voorts een 35 accessoirekoppeling kennelijk bestemd en geschikt voor het voertuig volgens de uitvinding.

4

KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN

De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand 5 van een aantal in de bij gevoegde tekeningen weergegeven voorbeelduitvoeringen. Getoond wordt in:

Figuren IA en 1B een isometrisch aanzicht en een gedeeltelijke langsdoorsnede van een universele accessoiredrager met koppeldeel volgens een eerste 10 uitvoeringsvorm van de uitvinding, waarop een koppeling van een eerste accessoire aangrijpt;

Figuren 1C en 1D een vooraanzicht en een zijaanzicht van het koppeldeel volgens figuur 1A-B;

Figuren 2A en 2B een isometrisch aanzicht van de 15 accessoiredrager met koppeldeel volgens figuren 1A-1D, waarop een koppeling van een tweede accessoire aangrijpt;

Figuren 3A-3C isometrische aanzichten en een gedeeltelijke langsdoorsnede van de accessoiredrager met koppeldeel volgens figuren 1A-1D, waarop een koppeling van 20 een derde accessoire aangrijpt;

Figuren 4A en 4B een isometrisch aanzicht en een gedeeltelijke langsdoorsnede van de accessoiredrager met koppeldeel volgens figuren 1A-1D, waarop een koppeling van een vierde accessoire aangrijpt; en 25 Figuren 5A-5C een isometrisch aanzicht, een vooraanzicht en een zijaanzicht van een alternatief koppeldeel voor de accessoiredrager volgens de voorgaande figuren.

30

GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN

Figuren 1A-4B tonen een universele accessoiredrager 1 volgens een eerste uitvoeringsvorm van de 35 uitvinding, waarop koppelingen 40, 140, 240, 340 van verschillende merken accessoires aangrijpen. Voor de duidelijkheid van de figuren zijn arceringen van doorsneden 5 weggelaten.

De accessoiredrager 1 omvat in de getoonde uitvoeringsvorm een metalen insteekkoppeling 4 die bedienbaar is door middel van een draaiknop 5. De 5 insteekkoppeling 4 wordt daarbij in een metalen insteekhuls 3 gestoken die vast onder de achterbumper 2 van een verder niet getoond voertuig is gemonteerd. De insteekrichting is evenwijdig aan de rijrichting van het voertuig. Een dergelijke insteekkoppeling 4 is op zich reeds bekend van 10 afneembare trekhaken van de aanvraagster. Evenzo kan de accessoiredrager onlosmaakbaar of permanent met het voertuig verbonden zijn, zoals op zich bekend van trekhaken van de aanvraagster.

De accessoiredrager 1 omvat twee evenwijdige 15 metalen zijplaten 6 die middels bouten 7 tegen de insteekkoppeling 4 zijn bevestigd. De zijplaten 6 zijn aan de onderzijde voorzien van een naar buiten omgezette verstijvingsrand 10. Tussen de zijplaten 6 is middels bouten 8 een metalen koppeldeel 20 bevestigd, waarbij de zwenkhoek 20 tussen het koppeldeel 20 en de zijplaten 6 in een verticaal vlak kan worden versteld door een passend gat uit een gatenreeks 9 te kiezen. Het koppeldeel 20 is tevens losgenomen getoond in figuren 1C en 1D.

Het koppeldeel 20 omvat een recht cilindrisch 25 basisdeel 21 dat aan de bovenzijde middels een conische versmalling overgaat in een smaller recht cilindrisch halsdeel 22. Het basisdeel 21 is aan weerzijden voorzien van een afgeplat vlak 34 dat in gemonteerde toestand aanligt tegen de zijplaten 6. Het halsdeel 22 gaat over in een 30 kogeldeel 23 waarvan het omtreksvlak 2 6 gelegen is op een

denkbeeldige cirkelronde bol met een op de hartlijn S

gelegen cirkelmiddelpunt C. Het kogeldeel 23 bezit aan de onderzijde een omlopende onderafplatting 24 en aan de bovenzijde een bovenafplatting 25 die zich beiden dwars op 35 de hartlijn S van het halsdeel 22 uitstrekken. De vorm en maatvoering van het kogeldeel 23 voldoet tot zover aan de ISO normen voor trekkogels van trekhaken.

6

Het koppeldeel 20 is volgens deze uitvoeringsvorm van de uitvinding aan de bovenzijde voorzien van een recht langwerpig, metalen blokkeerlichaam 30 dat is verbonden of één geheel vormt met het kogeldeel 23. Het blokkeerlichaam 5 30 omvat een recht bovenvlak 32 dat zich dwars op de hartlijn S uitstrekt, en twee rechte zijvlakken 31 die vanaf de rechte hoekranden 33 schuin naar buiten staan, zodanig dat ze zich binnen de raaklijn tussen het kogeldeel 23 en de betreffende hoekrand 33 bevinden. De hoekranden 33 en de 10 aangrenzende eindgedeelten van het bovenvlak 32 en de zijvlakken 31 bevinden zich buiten de denkbeeldige bol met middelpunt C. Het bovenvlak 32 raakt ter plaatse van de hartlijn S de denkbeeldige bol met middelpunt C.

Figuren IA en 1B tonen de koppeling 40 van een 15 eerste verder niet getoonde accessoire achter het voertuig, bijvoorbeeld een fietsendrager, die aangrijpt op het koppeldeel 20. De functionaliteit van de koppeling 40 komt overeen met de koppeling van de fietsendrager die onder de merknaam Thule Euroway wordt verkocht. De koppeling 40 omvat 20 een U-vormige metalen behuizing 41 die vast is verbonden met de accessoire. De behuizing 41 omvat een rechte bovenwand 42 en twee evenwijdige zijwanden 44 die een opneemruimte voor het kogeldeel 23 begrenzen, twee van draad voorziene spanschroeven 48 die zich door een van draad voorziene 25 opening in de zijwanden 44 uitstrekken, en twee translerend opgesloten metalen schalen 45. De schalen 45 omvatten een eerste schaaldeel 46 dat passend aansluit op een zijde van het kogeldeel 23, en een tweede schaaldeel 47 dat passend aansluit op een zijde van het halsdeel 22. De koppeling 40 30 kan in richting B evenwijdig aan de hartlijn S op het koppeldeel 20 worden geplaatst, waarbij een binnenvlak 43 van de bovenwand 42 recht op het bovenvlak 32 van het blokkeerlichaam 30 komt te staan. Door verdraaiing van de spanschroeven 48 in richting D grijpen de schalen 45 35 vervolgens in richting E passend aan op het koppeldeel 20 en klemmen deze stevig in om zowel een vormgesloten als krachtgesloten koppeling te bewerkstelligen met het 7 koppeldeel 20.

Figuren 2A en 2B tonen een koppeling 140 van een tweede verder niet getoonde accessoire achter het voertuig, bijvoorbeeld een fietsendrager, die aangrijpt op het 5 koppeldeel 20. De functionaliteit van deze koppeling 140 komt overeen met de koppeling van de fietsendrager die onder de merknaam Spinder wordt verkocht. De koppeling 140 omvat een behuizing 141 die vast is verbonden met de accessoire, en een opsluitplaat 148 die door middel van verder niet 10 getoonde geleiders in richting D in zijn vlak kan worden verschoven en door middel van verder niet getoonde klemmen in richting E in de richting van de behuizing 141 kan worden gespannen. De behuizing 141 omvat een rechte bovenwand 142, een conisch omlopende omtrekswand 146 die aansluit op de 15 bovenwand 142, en een rechte omlopende omtrekswand 145 die het kogeldeel 23 passend opnemen. De opsluitplaat 148 omvat een ronde opening 147 voor het kogeldeel 23 en een rechte sleuf 149 voor opname van het halsdeel 22. De koppeling 140 kan in richting B evenwijdig aan de hartlijn S op het 20 koppeldeel 20 worden geplaatst, waarbij de behuizing 141 het kogeldeel 23 via de ronde opening 147 passend opneemt en het binnenvlak 143 van de bovenwand 142 recht op het bovenvlak 32 van het blokkeerlichaam 30 komt te staan. Vervolgens wordt de opsluitplaat 148 in richting D verschoven om ter 25 plaatse van de sleuf 149 onder de omlopende onderafplatting 24 aan te komen. Vervolgens wordt de opsluitplaat 148 in richting E tegen de behuizing 141 geklemd.

Figuren 3A-3C tonen een koppeling 240 van een tweede verder niet getoonde accessoire achter het voertuig, 30 bijvoorbeeld een fietsendrager, die aangrijpt op het koppeldeel 20. De functionaliteit van deze koppeling 240 komt overeen met de koppeling van de fietsendrager die onder de merknaam Twinnyload Classic wordt verkocht. De koppeling 240 omvat een behuizing 241 die vast is verbonden met de 35 accessoire. De behuizing 241 omvat een bovenwand 242 en vier zijwanden 244 die een opneemruimte voor het kogeldeel 23 begrenzen, een van draad voorziene spanschroef 248 die zich 8 door een van draad voorziene opening in één van de zijwanden 44 uitstrekken, en aan weerszijden van de spanschroef 248 een steun 251 met een positioneerstift 246, waarbij de positioneerstiften 246 zich evenwijdig aan elkaar in de 5 opzetrichting B van de koppeling 240 uitstrekken. De koppeling 240 omvat voorts twee zijsteunen 249 die tegen de metalen zijplaten 6 zijn bevestigd middels de bouten 7 van het koppeldeel 20. De zijsteunen 249 zijn voorzien van een opening 250 voor opname van de positioneerstiften 24 6. De 10 koppeling 240 kan in richting B evenwijdig aan de hartlijn S op het koppeldeel 20 worden geplaatst, waarbij de positioneerstiften 246 door de openingen 250 van de zijsteunen 249 steken en een binnenvlak 243 van de bovenwand 242 recht op het bovenvlak 32 van het blokkeerlichaam 30 15 komt te staan. Door verdraaiing van de spanschroef 248 in richting D grijpt deze in richting E aan op het halsdeel 22 van het koppeldeel 20, waardoor tevens aan de bovenzijde de behuizing 241 tegen het kogeldeel 23 wordt gedrukt en aan de onderzijde de positioneerstiften 246 tegen de zijsteunen 249 20 worden gedrukt.

Figuren 4A en 4B tonen een koppeling 340 van een tweede verder niet getoonde accessoire achter het voertuig, bijvoorbeeld een fietsendrager, die aangrijpt op het koppeldeel 20. De functionaliteit van deze koppeling 340 25 komt overeen met de koppeling van de fietsendrager die onder de merknamen Thule Euroclassic G5, Thule Europower, Twinnyload automaat en Spinder automaat wordt verkocht. De koppeling 340 omvat een U-vormige metalen behuizing 341 die vast is verbonden met de accessoire. De behuizing 341 omvat 30 een rechte bovenwand 342 en twee evenwijdige zijwanden 344 die een opneemruimte voor het kogeldeel 23 begrenzen, twee van draad voorziene spanschroeven 348 die zich door een van draad voorziene opening in de zijwanden 344 uitstrekken, en twee translerend opgesloten metalen ringen 345. De koppeling 35 340 kan in richting B evenwijdig aan de hartlijn S op het koppeldeel 20 worden geplaatst, waarbij een binnenvlak 343 van de bovenwand 342 recht op het bovenvlak 32 van het 9 blokkeerlichaam 30 komt te staan. Door verdraaiing van de spanschroeven 348 in richting D grijpen de ringen 345 vervolgens in richting E aan op het koppeldeel 20, en klemmen deze onder gedeeltelijke opname stevig in.

5 De hiervoor beschreven koppelingen 40, 140, 240, 340 zijn alle gebouwd om aan te grijpen op de trekkogel van een standaard genormeerde trekhaak, en kunnen daardoor ook aangrijpen op het kogeldeel 23 dat op zich ook aan de normen voldoet. Echter het blokkeerlichaam 40 sluit het aankoppelen 10 van een aanhangwagen uit.

Figuren 5A en 5B tonen een alternatief koppeldeel 120 volgens de uitvinding. Het halsdeel 22 gaat over in een kogeldeel 123 waarvan het omtreksvlak 126 gelegen is op een denkbeeldige cirkelronde bol met een op de hartlijn S 15 gelegen cirkelmiddelpunt C. Het kogeldeel 123 bezit aan de bovenzijde een bovenafplatting 125 die zich dwars op de hartlijn S van het halsdeel 22 uitstrekt, waarbij de bovenafplatting een diameter bezit die ongeveer de helft van de diameter van de denkbeeldige bol.

20 Het koppeldeel 120 is volgens deze alternatieve uitvoeringsvorm voorzien van een metalen kogeldeel 123 met een alternatieve bovenafplatting 125 die zich dwars op de hartlijn S uitstrekt. De bovenafplatting 125 bezit dwars op de hartlijn S een breedte die in hoofdzaak gelijk of groter 25 is dan de diameter van de bol met middelpunt C. Het koppeldeel 120 is aan de bovenzijde voorzien van een alternatief, recht langwerpig, metalen blokkeerlichaam 130 dat is verbonden of één geheel vormt met het kogeldeel 123. Het blokkeerlichaam 130 strekt zich over de volle breedte 30 van de bovenafplatting 125 uit, en omvat een recht bovenvlak 132 dat zich dwars op de hartlijn S uitstrekt, en twee rechte zijvlakken 131 die zich evenwijdig aan de hartlijn S uitstrekken. De hoekranden 133 en de aangrenzende eindgedeelten van het bovenvlak 132 en de zijvlakken 131 35 bevinden zich buiten de denkbeeldige bol van het kogeldeel 123 met middelpunt C. Het bovenvlak 132 raakt ter plaatse van de hartlijn S de denkbeeldige bol met middelpunt C.

10

De bovenstaande beschrijving is opgenomen om de werking van voorkeursuitvoeringen van de uitvinding te illustreren, en niet om de reikwijdte van de uitvinding te beperken. Uitgaande van de bovenstaande uiteenzetting zullen 5 voor een vakman vele variaties evident zijn die vallen onder de geest en de reikwijdte van de onderhavige uitvinding.

Claims (12)

1. Voertuig omvattend een accessoirekoppeling voor het aankoppelen van accessoires aan de achterzijde van het voertuig, waarbij de accessoirekoppeling is voorzien van een met zijn hartlijn in hoofdzaak verticaal opstaand 5 halsdeel, een met het halsdeel verbonden kogeldeel, en een met het kogeldeel verbonden blokkeerlichaam, waarbij het kogeldeel een bolvormig uitwendig oppervlak bezit dat in hoofdzaak gelegen is op een denkbeeldige cirkelronde bol waarvan het middelpunt op de hartlijn gelegen is, en het 10 blokkeerlichaam ten minste gedeeltelijk gelegen is buiten de denkbeeldige cirkelronde bol.

2. Voertuig volgens conclusie 1, waarbij het blokkeerlichaam is voorzien aan de tegenover het halsdeel gelegen zijde van het kogeldeel.

3. Voertuig volgens conclusie 1 of 2, waarbij het blokkeerlichaam langwerpig is.

4. Voertuig volgens conclusie 3, waarbij het blokkeerlichaam zich in zijn lengterichting uitstrekt dwars op de rijrichting van het voertuig.

5. Voertuig volgens conclusie 3 of 4, waarbij het blokkeerlichaam aan de lange zijden is voorzien van zich evenwijdig aan elkaar uitstrekkende zijvlakken.

6. Voertuig volgens een der voorgaande conclusies, waarbij in projectie evenwijdig aan de hartlijn 25 beschouwd het blokkeerlichaam geheel binnen de buitenomtrek van het kogeldeel gelegen is.

7. Voertuig volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het blokkeerlichaam aan de van het kogeldeel afgekeerde zijde is voorzien van een eerste recht 30 vlak dat zich dwars op de hartlijn uitstrekt.

8. Voertuig volgens conclusie 7, waarbij het snijpunt van het eerste rechte vlak met de hartlijn gelegen is op de denkbeeldige bol.

9. Voertuig volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het kogeldeel aan de van het halsdeel 5 afgekeerde zijde is voorzien van een tweede recht vlak dat zich dwars op de hartlijn uitstrekt.

10. Voertuig volgens conclusies 7 en 9, waarbij het eerste rechte vlak ten minste gedeeltelijk boven het tweede rechte vlak gelegen is.

11. Voertuig volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het blokkeerlichaam op afstand van de hartlijn is voorzien van hoekpunten die gelegen zijn buiten de denkbeeldige bol.

12. Accessoirekoppeling kennelijk bestemd en 15 geschikt voor het voertuig volgens een der voorgaande conclusies. -o-o-o-o-o-o-o-o- FG/RM