NL2002710C2

NL2002710C2 - Deuraandrijving met aanvullend sluitmechanisme.

Info

Publication number: NL2002710C2
Application number: NL2002710A
Authority: NL
Inventors: Dirk Adrian Cornelis Wien
Original assignee: Kone Deursystemen B V
Priority date: 2009-04-03
Filing date: 2009-04-03
Publication date: 2010-10-05
Also published as: EP2236717A2; EP2236717A3

Description

P29720NL00/JV

Korte aanduiding: Deuraandrijving met aanvullend sluitmechanisme

De onderhavige uitvinding betreft een deuraandrijving voor de vleugel van een deur, venster en dergelijke.

Voor verschillende toepassingen zoals brandvertragende draaideuren bijvoorbeeld in openbare gebouwen, zorginstellingen, ziekenhuiscomplexen etc. is het vereist dat in geval 5 van nood de deur, ook bij het uitvallen van stroom, automatisch wordt gesloten en gesloten wordt gehouden. In huidige normen zijn de minimale en maximale eisen daarvoor vastgelegd.

Bij een uit DE 19500944 C2 bekende deuraandrijving wordt een maximaal sluitmoment bij minimale openingshoek van een deur nagestreefd, welk moment bij 10 toenemende openingshoek continu afneemt. Bij deze bekende inrichting wordt dit bereikt door de op de aandrijfas werkzame hefarm continu te veranderen. In het bijzonder toont deze publicatie een deuraandrijving voor een vleugel van een deur, venster en dergelijke met een elektromechanische motor, waarmee de vleugel onder tussenkomst van een overbrengingskast voor het koppelen van de motoras aan de aandrijfas ten minste in 15 openingsrichting via een aandrijfas verplaatst kan worden en met een als schroefvormige druk- of trekveer uitgevoerde sluitveer, waarmee de vleugel in sluitrichting via de aandrijfas kan worden verplaatst. De sluitveer en motor zijn parallel en op afstand van elkaar opgesteld. De sluitveer ligt met een uiteinde tegen een vaste aanslag in de behuizing, terwijl het andere uiteinde tegen een veerschotel aanligt die verschuifbaar in de behuizing is 20 opgesteld. De aandrijfas is voorzien van een curveschijf, die langs de omtrek verschillende "hefarmen" bezit. Een flexibel krachtoverbrengend element is gedeeltelijk om de curveschijf geslagen en koppelt deze met de verschuifbare veerschotel. Door een geschikte vormgeving van de omtrek van curveschijf kan bereikt worden dat de werkzame hefarm in de gesloten stand van de deur maximaal is.

25 De onderhavige uitvinding heeft ten doel een soortgelijke deuraandrijving te verschaffen, die uit relatief eenvoudige en goedkope onderdelen zoals standaardcomponenten, kan worden vervaardigd, dan wel een bruikbaar alternatief te verschaffen.

Volgens de uitvinding wordt dit doel bereikt met een aandrijving voor de vleugel van 30 een deur, venster of dergelijke, meer in het bijzonder van een brandwerende deur, omvattende een motor waarmee de vleugel ten minste in openingsrichting door middel van een aandrijfas aandrijfbaar is en -2- een sluitveer waarmee de vleugel in sluitrichting door middel van de aandrijfas aandrijfbaar is, waarbij de aandrijving verder is voorzien van een aanvullende sluitinrichting voor het uitoefenen van een aanvullende sluitkracht op de aandrijfas in een beperkt gebied rondom 5 een gesloten stand van de vleugel. De aandrijving volgens de uitvinding omvat naast de elektrische aandrijving voor ten minste het openen van de vleugel en de mechanische veerconstructie voor het sluiten daarvan een aanvullende sluitinrichting, die, over een beperkt gebied van de openingshoek rondom 0° (gesloten stand) van de vleugel, bijvoorbeeld van 0° tot enkele tientallen ° werkzaam is, zodat buiten dit gebied alleen de 10 sluitveer actief is. De aanvullende sluitinrichting, die geen externe elektriciteitsvoorziening nodig heeft, kan een pneumatisch of hydraulisch zuigercilindersamenstel omvatten. Meer in het bijzonder omvat de sluitinrichting een mechanische constructie, met voordeel een veerconstructie uit het oogpunt van kosten. Nog meer in het bijzonder verschaft de uitvinding een aandrijving voor de vleugel van een deur, venster of dergelijke, in het 15 bijzonder een brandwerende draaideur, omvattende een motor (ihb elektromotor) waarmee de vleugel ten minste in openingsrichting door middel van een uitgaande as aandrijfbaar is en een sluitveer waarmee de vleugel in sluitrichting door middel van de aandrijfas aandrijfbaar is, 20 waarbij de aandrijving verder is voorzien van een aanvullend sluitmechanisme voor het uitoefenen van een aanvullendesluitkracht in gesloten en nagenoeg gesloten stand (met andere woorden een beperkt gebied van de openingshoek vanaf 0°) van de vleugel, welk sluitmechanisme een op de aandrijfas voorzien asaangrijpmiddel omvat, een om een op afstand van en evenwijdig aan de aandrijfas gelegen schommelas draaibaar opgestelde 25 tussenarm met aan een eerste armuiteinde een op genoemd asaangrijpmiddel aangrijpbaar opgesteld eerste aangrijpmiddel, en een veerconstructie die met een eerste uiteinde scharnierbaar is verbonden met een tweede armuiteinde van de tussenarm en een op een vaste positie scharnierbaar opgesteld tweede uiteinde, waarbij het asaangrijpmiddel en het eerste aangrijpmiddel van de tussenarm over een voorafbepaald gebied van de 30 draaiingshoek van de aandrijfas op elkaar aangrijpen.

Bij deze voorkeursuitvoeringsvorm van een aanvullend sluitmechanisme volgens de uitvinding is op de aandrijfas een aangrijpmiddel voorzien dat vast daarmee is verbonden. Met dit asaangrijpmiddel werkt over een beperkt gebied van de draaiingshoek van de aandrijfas, bijvoorbeeld 0 -± 30°, zoals 0 - ± 20°een tussenarm samen, meer in het bijzonder 35 een naar de aandrijfas gericht uiteinde daarvan dat voorzien is van een eerste aangrijpmiddel, dat kan samenwerken met het asaangrijpmiddel. Voorbeelden daarvan zijn combinaties van uitsteeksels en corresponderende verdiepingen, zoals pennen en sleuven.

-3-

De tussenarm is draaibaar opgesteld om een schommelas, die evenwijdig aan en op afstand van de aandrijfas is gelegen. Het andere uiteinde van de tussenarm is met een om een vast punt scharnierbare veerconstructie verbonden. De veerconstructie, zoals een trekveer, een schotelveer of drukveer, bij voorkeur een drukveer, is daartoe met zijn vrije 5 uiteinde scharnierbaar opgesteld op een vaste positie. In de niet-werkzame stand van het aanvullend sluitmechanisme is de hoek tussen de tussenarm en de veer groot (iets groter dan 180°). Bij aangrijping van het eerste aangrijpmiddel door het asaangrijpmiddel gaat de hoek tussen tussenarm en veer eerst door de nulstand (tussenarm en veer liggen in eikaars verlengde, d.w.z. hoek = 180°) en neemt daarna verder af, zodat de sluitkracht op de deur 10 toeneemt. In (nagenoeg) gesloten stand, maw een openingsstand van de vleugel van 0 - 5°, is die sluitkracht maximaal. Deze maximale sluitkracht wordt mede bepaald door de minimale hoek die tussen de tussenarm en de veerconstructie kan bestaan. De hoek en derhalve de hefboomwerking wordt bij voorkeur begrensd door het scharnierpunt van tussenarm en veerconstructie verplaatsbaar op te nemen in een sleuf met een gewenste 15 voorafbepaalde lengte, zodat de sleufuiteinden aanslagvlakken voor het scharnierpunt vormen in de uiterste werkzame standen van het aanvullend sluitmechanisme. Een of meer aanvullende aanslagvlakken kunnen zijn voorzien, bijvoorbeeld in de behuizing, waartegen in de niet-werkzame stand het uiteinde van de tussenarm met het eerste aangrijpmiddel rust..

20 Aldus wordt door de uitvinding een aandrijving verschaft die eenvoudig uit nagenoeg standaardonderdelen en zodoende tegen lage kosten is te construeren.

Met voordeel is de sluitveer als drukveer uitgevoerd waarvan een proximaal uiteinde op een vaste positie ten opzichte van de aandrijfas is bevestigd en het andere distale uiteinde is gekoppeld aan een verschuifbaar opgestelde veerschotel, waarbij de veerschotel 25 via een overbrengingsmiddel is verbonden met de aandrijfas.

Bij een voorkeursuitvoeringsvorm zijn het asaangrijpmiddel en het eerste aangrijpmiddel onderling zodanig opgesteld dat zij elkaar aangrijpen bij een draaiingshoek van de aandrijfas van 0 tot ongeveer ± 30°, zoals 0 tot ongeveer ± 20°.

Het asaangrijpingsmiddel is met voordeel een op de aandrijfas bevestigde schijf 30 voorzien van een aangrijpingspen aan de omtreksrand daarvan, waarbij het eerste uiteinde van de tussenarm is voorzien van een vork, bij voorkeur met ongelijke tanden. De langste tand vormt bij die uitvoeringsvorm een aanslagvlak dat zich in de bewegingsbaan van de aangrijpingspen bevindt, zodat de aangrijpingspen bij rotatie daartegen aanligt over een beperkt gebied van de openingshoek van de deur, zoals hierboven is gedefinieerd. De 35 kortste tand bevindt zich buiten de bewegingsbaan, althans in de niet-werkzame stand.

In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm is de als drukveer uitgevoerde veerconstructie gepositioneerd tussen een met het tweede armuiteinde van de tussenarm -4- scharnierbaar verbonden verbindingselement met aanslagvlak voor de drukveer en een scharnierbaar bevestigingselement met een naar het aanslagvlak van het verbindingselement gericht aanslagvlak voor de drukveer, waarbij het verbindingselement en het bevestigingselement verschuifbaar in de lengterichting van de veer met elkaar zijn 5 verbonden.

Verwijzend naar bovenstaande bespreking van de verplaatsing van het scharnierpunt is met voordeel het scharnierpunt van het tweede uiteinde van de tussenarm en de drukveer verschuifbaar gepositioneerd in een kromlijnige sleuf, bij voorkeur een concentrisch rondom de schommelas opgestelde sleuf met afmetingen van een cirkelboogsectie, waarvan de 10 schommelas het middelpunt is.

Vanuit ruimtelijke overwegingen is het aanvullend sluitmechanisme met voordeel nagenoeg diametraal tegenover de sluitveer opgesteld.

Het overbrengingsmiddel is met voordeel flexibel en omvat bij voorkeur een ketting of deel daarvan.

15 Een tweede aspect van de uitvinding betreft een draaideur, omvattende een kozijn, een om een verticale as draaibare deurvleugel, voorzien van een aandrijving volgens de uitvinding, zoals hierboven is beschreven. Meer in het bijzonder is de draaideur een brandvertragende draaideur, waarbij ten minste de deurvleugel uit een brandvertragend materiaal is vervaardigd.

20 De uitvinding wordt hierna toegelicht aan de hand van de bijgevoegde tekening, waarin

Fig. 1 een gedeeltelijk opengewerkt aanzicht in perspectief van een uitvoeringsvorm van een aandrijving van een deurvleugel volgens de uitvinding is;

Fig. 2 een uit elkaar getrokken aanzicht in perspectief van details van de in fig. 1 25 weergegeven uitvoeringsvorm van een aandrijving volgens de uitvinding is;

Fig. 3 een bovenaanzicht is van de in fig. 1 weergegeven uitvoeringsvorm van een aandrijving volgens de uitvinding in geopende stand van de deurvleugel;

Fig. 4 een bovenaanzicht is van de in fig. 1 weergegeven uitvoeringsvorm van een aandrijving volgens de uitvinding tijdens het sluiten van de deurvleugel bij een 30 deuropeningshoek van ongeveer 25°;

Fig. 5 een bovenaanzicht is van de in fig. 1 weergegeven uitvoeringsvorm van een aandrijving volgens de uitvinding in gesloten stand van de deurvleugel; en

Fig. 6 een grafiek is die het draaimoment als functie van de openingshoek van de deurvleugel weergeeft.

35 Fig. 1 toon een gedeeltelijk opengewerkt aanzicht in perspectief van een uitvoeringsvorm van een aandrijving van een deurvleugel volgens de uitvinding. Een deurvleugel 10 uit een brandvertragend materiaal is met behulp van niet-weergegeven -5- scharnieren, scharnierbaar aan een deurkozijn 12 opgehangen. Aan de bovenbalk 14 van het deurkozijn 12 is een uitvoeringsvorm van een in zijn geheel met verwijzingscijfer 16 aangeduide aandrijving volgens de uitvinding opgesteld. De aandrijving 16 omvat een elektromotor 18 met horizontale motoras. Een aandrijfas 20 voor het bewegen van de 5 deurvleugel is dwars op deze motoras opgesteld in verticale richting. Een omzettingsinrichting 22 is voorzien voor het laten aangrijpen van de motoras op de aandrijfas 20. Boven de motor 18 is een sluitveer24 in een buisvormige behuizing 26 opgesteld, parallel aan de motoras. In de weergegeven uitvoeringsvorm is een proximaal uiteinde 28 van de sluitveer 24 op een vaste positie gelegen, in dit geval een aanslagvlak 30 10 voorzien op de behuizing 32 van de omzettingsinrichting 22. Het distale uiteinde 34 ligt tegen een verschuifbaar in de buisvormige behuizing 26 opgestelde veerschotel 36 aan. De veerschotel 36 is met de aandrijfas 20 verbonden via een overbrengingsmiddel 38, zoals een ketting. Een arm 40 is met een uiteinde 42 vast verbonden met de aandrijfas 20. Het andere uiteinde 44 van de arm 40 is voorzien van een verticaal naar beneden gerichte 15 glijpen 46, die verschuifbaar in een aan de scharnierzijde 48 van de deurvleugel 10 bevestigd U-vormig profiel 50 is gelegen. Voor het openen van de deurvleugel 10 wordt een draaibeweging van de motoras van elektromotor 18 via de omzettingsinrichting 22 omgezet in een draaibeweging tegen de wijzers van de klok in van de aandrijfas 20, waarbij de sluitveer 24 wordt gespannen door het wikkelen van het overbrengingsmiddel 38 om de 20 aandrijfas 20 en een daardoor teweeggebrachte verschuiving van de veerschotel 36 in de richting van de aandrijfas 20. In het algemeen is vanwege deze gangbare verbinding tussen aandrijfas 20 en vleugel 10 de openingshoek van de vleugel 10 kleiner dan de draaiingshoek van de aandrijfas 20.

Het sluiten van de deurvleugel 10 kan al dan niet aanvullend ondersteund door de 25 elektromotor 18 plaatsvinden door het ontspannen van de sluitveer 24, zodat de aandrijfas 20 via het overbrengingsmiddel 38 in dit geval met de wijzers van de klok mee wordt verplaatst.

Teneinde de sluitkracht van de deur in gesloten toestand en nagenoeg gesloten toestand te vergroten omvat de aandrijving 16 volgens de uitvinding een aanvullend 30 sluitmechanisme dat in fig. 1 in zijn geheel met verwijzingscijfer 100 is aangeduid. Het aanvullend sluitmechanisme is werkzaam in een beperkt gebied vanaf de gesloten stand tot een beperkte deuropeningshoek van de vleugel 10 zoals 0-30°.

Fig. 2 toont dit mechanisme in meer detail. Aan de aandrijfas 20 is een schijf 102 vast bevestigd. De schijf 102 heeft een holle omtreksrand 103, waarin een aangrijppen 104 35 is gepositioneerd. De aangrijppen 104 verkeert in het beperkte gebied in aangrijping met een vorkvormig eerste uiteinde 106 van een tussenarm 108, die draaibaar om een verticale schommelas 110 is opgesteld. Het tweede uiteinde 112 van de tussenarm 108 is met behulp -6- van een scharnierpen 114 scharnierbaar bevestigd aan een verbindingselement 116. Dit verbindingselement omvat daartoe een uiteinde met 2 op verticale afstand van elkaar gelegen horizontale delen waartussen de scharnierpen 114 zich uitstrekt door een in het tweede uiteinde 112 voorziene opening(niet zichtbaar). Het andere uiteinde 120 van het 5 verbindingselement 116 is verschuifbaar verbonden met een bevestigingselement 122 dat op een vaste positie is bevestigd. Het verbindingselement 116 en het bevestigingselement 122 zijn elk voorzien van naar elkaar toegekeerde aanslagvlakken 124 waartussen een drukveer 126 is geklemd. Het geheel is in uit twee delen 128 bestaande behuizing opgenomen, waarin diverse openingen zijn voorzien voor het opnemen en bevestigen van 10 diverse elementen. In het bijzonder is een sleuf 132 in de vorm van een cirkelboogsectie voorzien in het onderste behuizingsdeel 128a voor het verschuifbaar opnemen van de schommelas 110.

Fig. 3-5 tonen bovenaanzichten van de is van de in fig. 1 weergegeven uitvoeringsvorm van een aandrijving volgens de uitvinding op een drietal tijdstippen bij het 15 sluiten van een deur vanaf geopende stand naar gesloten stand. Fig. 3 toont een geopende stand, waarbij het aanvullend sluitmechanisme niet actief is. Door het openen van de deur is de sluitveer 24 gespannen doordat het overbrengingsmiddel 38 gedeeltelijk rondom de aandrijfas 20 is gewikkeld. In deze positie bevindt de vast met de aandrijfas 20 verbonden aangrijppen 104 zich buiten het aangrijpbereik van het vorkuiteinde 106 van de tussenarm 20 108 en is er geen contact of wrijving daartussen. Het vorkuiteinde 106 rust tegen een aanslagvlak 107. De hoek tussen de tussenarm 108 en de veer 126 is iets groter dan 180°. Alleen de sluitveer 24 is actief.

Bij de in fig. 4 weergegeven openingshoek van de deur van ongeveer 25° wordt het aanvullend sluitmechanisme bekrachtigd bij sluiten (vice versa ontkoppeld bij openen) van 25 de deur. De aangrijppen 104 komt in aanraking met de lange tand 130 van het vorkuiteinde 106. Vanwege de grote hoek (> 180 °) tussen de tussenarm 108 en de drukveer 126 is er weinig kracht nodig om de tussenarm 108 te laten draaien om de schommelas 110, welke kracht wordt geleverd door de sluitveer 24 met overbrengingsmiddel 38.

Fig. 5 toont de deur in gesloten stand. De aangrijppen 104 is opgenomen in het 30 vorkuiteinde 106. De hoek tussen de tussenarm 108 en de drukveer 126 is minimaal (< 180°) binnen het door de sleuf 132 bepaalde verplaatsingsgebied van de scharnierpen 114. Aldus oefent het aanvullend sluitmechanisme via de tussenarm 108 een maximale sluitkracht uit op de aandrijfas 20 van de aandrijving. De totale sluitkracht is het resultaat van de werking van het aanvullend sluitmechanisme en van de sluitveer 24.

35 Fig. 6 toont het totale draaimoment van een uitvoeringsvorm van een deuraandrijving volgens de uitvinding in afhankelijkheid van de openingshoek bij openen (lijn A) als bij sluiten (lijn B), zowel bij trekken als duwen. Lijn C geeft de minimale eis en lijn D het -7- maximum bij sluiten. Zoals duidelijk blijkt, voldoet lijn B ruimschoots aan de minimale eis, voorgesteld door lijn C en ligt lijn B ook onder het maximum van lijn D in het gehele openingsbereik van -120° tot + 120°. Terzijde wordt opgemerkt dat het verschil tussen lijnen A en B in draaimoment bij het sluiten van de deur, respectievelijk het openen van de deur 5 wordt veroorzaakt door inwendige wrijving van het totale samenstel.

Claims

1. Aandrijving (16) voor de vleugel (10) van een deur, venster of dergelijke, omvattende een motor (18) waarmee de vleugel (10) ten minste in openingsrichting door middel van een aandrijfas (20) aandrijfbaar is en een sluitveer (24) waarmee de vleugel (10) in sluitrichting door middel van de aandrijfas (20) 5 aandrijfbaar is, waarbij de aandrijving (16) verder is voorzien van een aanvullend sluitinrichting (100) voor het uitoefenen van een aanvullende sluitkracht op de aandrijfas (20) in een beperkt gebied rondom een gesloten stand van de vleugel (10).

2. Aandrijving volgens conclusie 1, waarbij de aanvullende sluitinrichting (100) een over een beperkt gebied op de aandrijfas (20) aangrijpende veerconstructie omvat.

3. Aandrijving (16) voor de vleugel (10) van een deur, venster of dergelijke, in het bijzonder volgens conclusie 1 of 2, omvattende 15 een motor (18) waarmee de vleugel (10) ten minste in openingsrichting door middel van een aandrijfas (20) aandrijfbaar is en een sluitveer (24) waarmee de vleugel (10) in sluitrichting door middel van de aandrijfas (20) aandrijfbaar is, waarbij de aandrijving (16) verder is voorzien van een aanvullend sluitmechanisme (100) 20 voor het uitoefenen van een aanvullende sluitkracht op de aandrijfas (20) in gesloten en nagenoeg gesloten stand van de vleugel (10), welk sluitmechanisme (100) een op de aandrijfas (20) voorzien asaangrijpmiddel (104) omvat, een om een op afstand van en evenwijdig aan de aandrijfas (20) gelegen schommelas (110) draaibaar opgestelde tussenarm (108) met aan een eerste armuiteinde (106) een op genoemd asaangrijpmiddel 25 (104) aangrijpbaar opgesteld eerste aangrijpmiddel (130), en een veerconstructie (126) die met een eerste uiteinde (116) schamierbaar is verbonden met een tweede armuiteinde (112) van de tussenarm (108) en een op een vaste positie schamierbaar opgesteld tweede uiteinde (122), waarbij het asaangrijpmiddel (104) en het eerste aangrijpmiddel (106; 130) van de tussenarm (108) over een voorafbepaald gebied van de draaiingshoek van de 30 aandrijfas (20) op elkaar aangrijpen.

4. Aandrijving volgens conclusie 3, waarbij het asaangrijpmiddel (104) en het eerste aangrijpmiddel (106; 130) onderling zodanig zijn opgesteld dat zij elkaar aangrijpen bij een draaiingshoek van de aandrijfas (20) van 0 tot ongeveer ± 30, meer bij voorkeur 0 tot 35 ongeveer ± 20°. -9-

5. Aandrijving volgens conclusie 3 of 4, waarbij het asaangrijpingsmiddel een op de aandrijfas (20) bevestigde schijf (102) voorzien van een aangrijpingspen (104) aan de omtreksrand (103) daarvan, en waarbij het eerste uiteinde (106) van de tussenarm (108) is 5 voorzien van een vork, bij voorkeur met ongelijke tanden (130).

6. Aandrijving volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de veerconstructie een drukveer (126) omvat, die is positioneerd tussen een met het tweede armuiteinde (112) van de tussenarm (108) scharnierbaar verbonden verbindingselement (116) met 10 aanslagvlak (124) voor de drukveer (126) en een scharnierbaar bevestigingselement (122) met een naar het aanslagvlak (124) van het verbindingselement (116) gericht aanslagvlak (124) voor de drukveer (126), waarbij het verbindingselement (116) en het bevestigingselement (124) verschuifbaar in de lengterichting van de drukveer (126) met elkaar zijn verbonden. 15

7. Aandrijving volgens een van de voorgaande conclusies 3-6, waarbij het scharnierpunt (114) van het tweede uiteinde (112) van de tussenarm (108) en de veerconstructie verschuifbaar is gepositioneerd in een kromlijnige sleuf (130), bij voorkeur een concentrisch rondom de schommelas (110) opgestelde sleuf (130) met afmetingen van 20 een cirkelboogsectie met voorafbepaalde lengte, waarvan de schommelas (110) het middelpunt is.

8. Aandrijving volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het aanvullend sluitmechanisme (100) nagenoeg diametraal tegenover de sluitveer (24) is opgesteld. 25

9. Aandrijving volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de sluitveer (24) als drukveer is uitgevoerd, waarvan een proximaal uiteinde (28) op een vaste positie ten opzichte van de aandrijfas (20) is bevestigd en het andere distale uiteinde (34) is gekoppeld aan een verschuifbaar opgestelde veerschotel (36), waarbij de veerschotel (36) via een 30 overbrengingsmiddel (38) is verbonden met de aandrijfas (20),

10. Aandrijving volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het overbrengingsmiddel (38) een ketting is. 35 -ΙΟΙ 1. Draaideur, omvattende een kozijn (12), een om een verticale as draaibare deurvleugel (10), voorzien van en aandrijving volgens een van de voorgaande conclusies (10).

12. Draaideur volgens conclusie 11, waarbij ten minste de deurvleugel (10) uit een brandvertragend materiaal is vervaardigd.