NL2002642C2 - Inrichting met concentrische kanalen voor het in fracties separeren van een fluïdum door middel van centrifugale kracht. - Google Patents

Description

Inrichting met concentrische kanalen voor het in fracties separeren van een fluïdum door middel van centrifugale kracht

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het separeren van een stromend 5 fluïdum in ten minste twee fracties met afwijkende massadichtheid, omvattende: een in hoofdzaak cilindrisch kanaal; in het kanaal aangebrachte schroeflijnvormige schotten voor het aan het door het kanaal stromend fluïdum overdragen van een bewegingscomponent met een tangentiële richting; en op het kanaal aansluitende eerste en tweede afvoermiddelen voor het gescheiden afvoeren van de als gevolg van de 10 centrifugale werking van de bewegingscomponent in tangentiële richting van het fluïdum gesepareerde fracties met afwijkende massadichtheid. De uitvinding heeft tevens betrekking op een werkwijze voor het in fracties separeren van een stromend fluïdum in ten minste twee fracties met afwijkende massadichtheid, omvattende: het in axiale richting door een hoofdzakelijk cilindrisch kanaal heen voeren van het in fracties 15 te separeren fluïdum, en het aan het door het kanaal stromend fluïdum overdragen van een tangentiële bewegingscomponent en het gescheiden afvoeren van de als gevolg van de centrifugale werking van de bewegingscomponent in tangentiële richting van het fluïdum gesepareerde fracties met afwijkende massadichtheid.

20 Een dcrgclijkc inrichting en werkwijze zijn algemeen bekend. Zij werken goed voor het separeren van fluïda met in fracties met verschillende soortelijke massa, zoals water en olie. Tijdens het separatieproces verplaatst ten minste een fractie van de deeltjes zich in radiale richting verplaatsen om zo de fracties met afwijkende massadichtheid te vormen. Om een zo volledig mogelijke separatie te verkrijgen, moeten voldoende lange 25 verblijftijden worden gecreëerd om de afzonderlijke deeltjes in voldoende mate te laten migreren. Dit leidt (mede afhankelijk van diverse procesparameters) tot een bepaalde minimale kanaallengte. Hoe langer de minimale kanaallengte hoe langer de inrichting en hoe hoger de vereiste minimale druk om het fluïdum het door het kanaal te laten voortbewegen.

30

De uitvinding poogt een inrichting van het in aanhef genoemde type te verschaffen waarbij het kanaal in tenminste twee concentrische deelkanalen is verdeeld, in elk van de deelkanalen schroeflijnvormige schotten zijn aangebracht en de eerste en tweede afvoermiddelen zijn ingericht voor het van elk van de deelkanalen afzonderlijk afvoeren 2 van de gesepareerde fracties van het fluïdum. Door het gebruik van concentrische kanalen wordt de breedte van de kanalen sterk verkleind zodat de afstand die de te separeren deeltje moeten afleggen (de maximale migratie afstand in radiale richting van het kanaal) dienovereenkomstig verkleind wordt. Hierdoor wordt de minimale 5 verblijftijd van het fluïdum in de inrichting om tot een bepaald scheidingsresultaat te komen verkleind of kan, bij gelijkblijvende lengte de mate van separatie worden verbeterd. De bouwlengte van een separatie-inrichting van het in aanhef genoemde type kan dus ten gevolge van de onderhavige uitvinding worden teruggebracht, dit leidt tot materiaalbesparing, vereenvoudigt de productie, het transport en de installatie, en stelt 10 mindere eisen ten aanzien van de inbouwlocatie van de separatie-inrichting. Een ander voordeel is dat met gelijkblijvende bouwlengte van de separatie-inrichting als volgens de stand der techniek (of zelfs ook met een beperkte reductie van de bouwlengte van de separatie-inrichting) een verbeterd scheidingsresultaat kan worden verkregen. Hierbij wordt tevens opgemerkt dat de capaciteit van de inrichting volgens de uitvinding 15 nauwelijks of hoegenaamd niet afheemt ten opzichte van een inrichting volgens de stand van de techniek omdat de doortocht slechts minimaal afneemt ten gevolge van het plaatsen van een wand tussen de deelkanalen. Om het fluïdum door de separatie-inrichting te laten stromen zullen er (doorgaans aan stroomopwaarste zijde) op de separatie-inrichting middelen aansluiten voor het initieel in axiale richting in het kanaal 20 laten stromen van het in fracties te separeren fluïdum.

De uitvinding verschaft ook een werkwijze voor het in fracties separeren van een stromend fluïdum in ten minste twee fracties met afwijkende massadichtheid van het in aanhef genoemde type, waarbij het fluïdum door tenminste twee concentrische 25 deelkanalen wordt geleid, waarbij in elk van de deelkanalen aan het fluïdum een bewegingscomponent met een tangentiële richting wordt toegekend en waarbij de gesepareerde fracties met afwijkende massadichtheid gescheiden uit elk van de deelkanalen worden afgevoerd. Voor de voordelen van toepassing van deze werkwijze wordt verwezen naar de bovengaand genoemde voordelen van de inrichting volgens de 30 onderhavige uitvinding.

Alhoewel het in principe mogelijk is gebruik te maken van twee deelkanalen, vier deelkanalen of zelfs meer deelkanalen, is het gebleken dat een separatie-inrichting met drie deelkanalen tot zeer gunstige resultaten leidt.

3

De centrifugale krachten zijn in hoge mate afhankelijk van de grootte van de deeltjes en de middellijn van de inrichting, zodat de krachten en daarmede het separatievermogen op kortere afstand van de hartlijn van het cilindrisch kanaal groter zijn dan op grotere 5 afstand van de hartlijn van het cilindrisch kanaal.

Er wordt een technisch gemakkelijk te vervaardigen uitvoeringsvorm verkregen wanneer de spoed van de schroeflijnvormige schotten in elk van de deelkanalen dezelfde is.

10 Omdat de krachten die worden uitgeoefend op de te separeren fracties in de verschillende deelkanalen verschillen, mede als gevolg van het feit dat de afstanden tot de middellijn variëren, kan het aantrekkelijk zijn om met deze variaties rekening te houden zodanig dat de spoed van de schroeflijnvormige schotten in de deelkanalen onderling verschillend is.

15

Om het separatievermogen in elk van de kanalen zo veel mogelijk gelijk te laten zijn, is het aantrekkelijk wanneer de spoed van de schroeflijnvormige schotten in de deelkanalen zo is gedimensioneerd dat in elk van de deelkanalen een zelfde centrifugale kracht wordt opgewekt.

20

In sommige situaties, bijvoorbeeld bij een grote spoed, is het aantrekkelijk wanneer een meervoudige schroeflijn door de schotten wordt beschreven, oftewel dat tenminste een van de deelkanalen is voorzien van tenminste twee zich volgens een schroeflijn uitstrekkende schotten. Een schot zal gebruikelijk zijn uitgevoerd als een helixvorige 25 aaneengesloten (doorlopend) wandpaneel. Bij de toepassing van een meervoudige schroeflijn kunnen twee (of meerdere) helixvorige schroeflijnen in elkaar gedraaid zijn.

Volgens weer een andere uitvoeringsvorm neemt de spoed van de schroeflijnvormige schotten in de deelkanalen af in de stroomrichting. Deze uitvoeringsvorm heeft een 30 positief effect op de stabiliteit van het systeem en versnelt het fluïdum. Het is echter eveneens mogelijk dat de spoed van de schroeflijnvormige schotten in de deelkanalen toeneemt in de stroomrichting. Hierdoor neemt de drukval af.

Bij voorkeur omvatten de eerste afvoermiddelen voor de afvoer van de lichtere fractie in de aan de binnenzijde gelegen wanden van de deelkanalen aangebrachte openingen. In 4 het stroomafwaarts gelegen deel van de deelkanalen is het fluïdum gesepareerd in twee verschillende fracties, die zich aan de binnenzijde (lichter fractie), respectievelijk aan de buitenzijde (zwaardere fractie) van de deelkanalen bevinden. De bovengenoemde uitvoeringsvorm maakt hiervan gebruik.

5

Er wordt een constructief aantrekkelijke uitvoeringsvorm verkregen wanneer de eerste afvoermiddelen voor de afvoer van de lichtere fractie ten minste één afvoerkanaal omvatten dat aansluit op de openingen in de aan de binnenzijde gelegen wanden van de deelkanalen. Dit kan bijvoorbeeld zo worden uitgevoerd dat de openingen in hun 10 wanden worden gescheiden door versprongen ten opzichte van de wanden van de deelkanalen geplaatste en daarop aansluitende hulpwandcn. Indien zich slechts in de binnenste wand van de deelkanalen openingen bevinden impliceert dit de andere fractie via de voortzetting van het betreffende deelkanaal wordt afgevoerd. De tweede afvoermiddelen voor de afvoer van de zwaardere fractie kunnen bijvoorbeeld 15 stroomafwaarts van de openingen aansluiten op de verschillende deelkanalen.

Als variant is het ook mogelijk dat zich slechts openingen in de buitenste wand van een deelkanaal bevinden waardoor juist de zwaardere fractie zal worden afgevoerd.

Omdat de met elk deelkanaal gekoppelde afvoermiddelen elk beide fracties aanleveren, 20 is het aantrekkelijk wanneer de afvoermiddelen voor identieke fracties met gelijke eigenschappen worden gecombineerd. Hiertoe zijn de afvoermiddelen bij voorkeur ingericht voor het combineren van uit verschillende deelkanalen afkomstige fracties met overeenkomstige eigenschappen.

25 Om het gewenste stromingspatroon zo veel mogelijk te handhaven, is het aantrekkelijk wanneer in de deelkanalen elementen zijn geplaatst voor het tegengaan van wervelingen. Voor het verkrijgen van gewenste veranderende doortochten in de deelkanalen is het aantrekkelijk wanneer tenminste een van de wanden tussen twee deelkanalen tenminste gedeeltelijk conisch is gevormd.

30

Voorts kan ter invulling van een specifiek gewenste dimensionering, zoals bijvoorbeeld het verkrijgen van een afwijkende doorlochten per deelkanaal, de breedte van de deelkanalen onderling verschillend worden uitgevoerd. Een meer specifiek voorbeeld hiervan is dat de breedte van de deelkanalen naar in radiale richting afheemt.

5

De uitvinding zal verder worden verduidelijkt aan de hand van de navolgende figuren weergegeven niet-limitatieve uitvoeringsvoorbeelden. Hierin toont: figuur 1: een gedeeltelijk weggebroken perspectivisch aanzicht van een 5 separatie-inrichting volgens de stand der techniek; figuur 2: een gedeeltelijk weggebroken perspectivisch aanzicht van een separatie-inrichting volgens een eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding; figuur 3: een gedeeltelijk weggebroken perspectivisch aanzicht van een separatie-inrichting volgens een tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding; 10 figuur 4: een gedeeltelijk weggebroken perspectivisch aanzicht van een separatie-inrichting volgens een derde uitvoeringsvorm van de uitvinding; en figuur 5: een gedeeltelijk weggebroken perspectivisch aanzicht van een separatie-inrichting volgens een vierde uitvoeringsvorm van de uitvinding.

15 Figuur 1 toont een in zijn geheel met 1 aangeduide inrichting voor het separeren van fracties uit een door de inrichting 1 heen stromend fluïdum. De inrichting 1 omvat een cilindrisch kanaal 2, dat wordt omgeven door een cilindermantelvormige wand 3. Concentrisch met de cilindermantelvormige wand 3 is een inwendige buis 4 geplaatst. Voorts strekt zich een schroeflijnvormig schot 5 uit tussen de inwendige buis 4 en de 20 cilindcrmantclvormigc wand 3. Aan zijn bovenzijde begint het cilindrische kanaal 2 met een invoeropening 6 en aan zijn onderzijde eindigt het cilindrische kanaal met een afvoeropening 7. Deze afvoeropening 7 omvat een centraal gelegen deel 7a en een aan de buitenzijde gelegen deel 7b, die beide met afzonderlijke afvoerkanalen 8a, respectievelijk 8b zijn verbonden.

25

De toevoer van het te separeren fluïdum vindt plaats volgens pijl Pi, bijvoorbeeld door toedoen van een in deze figuur niet getoonde pomp. Het te separeren fluïdum treedt door de invoeropening 6 tot in het cilindrische kanaal 2 waar het fluïdum wordt onderworpen aan een tangentiële kracht en daarmede aan een cirkelvormige beweging.

30 Als gevolg daarvan wordt het fluïdum onderworpen aan een separerende kracht, zodat de fractie van het fluïdum met een grote massadichtheid zich verzamelt aan de buitenzijde van het kanaal 2, tegen de cilindermantelvormige wand 3 aan en de licht fractie van het fluïdum zich verzamelt aan de binnenzijde van het kanaal 2, tegen de centrale buis 4 aan. De lichte fractie zal dan ook door het centraal gelegen deel 7a van 6 de afvoeropening 7 uittreden en de zware fractie zal door het buiten gelegen deel 7b van de afvoeropening 7 uittreden. Beide fracties komen aldus gesepareerd in de afzonderlijke afvoerkanalen 8a, respectievelijk 8b terecht. Er wordt opgemerkt dat onder het scheiden van de fracties wordt verstaan het ten minste gedeeltelijk scheiden 5 van twee fracties zodanig dat er een significant verschil in de gemiddelde massadichtheid van de twee fracties ontstaat; een volledige (100%) scheiding zal moeilijk of niet realiseerbaar zijn.

De in figuur 2 getoonde eerste uitvoeringsvorm van de separatie-inrichting 11 volgens 10 de onderhavige uitvinding, omvat een cilindermantelvormige wand 13 waarbinnen zich dcclkanalcn 12a, 12b en 12c concentrisch en in axiale richting uitstrekken, evenals een centrale buis 14. De deelkanalen 12a, 12b en 12c worden gescheiden door tussenwanden 19a, 19b. In elk van de deelkanalen 12a, 12b en 12c strekt zich een schroeflijnvormig schot 15a, 15b, respectievelijk 15c uit. Al deze schroeflijnvormige 15 schotten 15a, 15b en 15c hebben dezelfde spoed, zodat deze uitvoeringsvorm gemakkelijk kan worden geproduceerd. Doordat de breedte van de deelkanalen 15a, 15b, 15c kleiner is dan een derde van die van het kanaal in de inrichting in figuur 1 volgens de stand van de techniek, hoeven de deeltjes zich voor een afdoende separatie van het fluïdum zich slechts over een wezenlijk kleinere afstand te verplaatsen dan de 20 deeltjes in de inrichting 1 volgens dc stand van dc techniek zoals getoond in figuur 1.

De inrichting kan dan ook, voor het bereiken van een gelijk scheidingseffect met een aanzienlijk kortere bouwlengte worden uitgevoerd. Bij gelijkblijvende bouwlengte kan overigens een verbeterd scheidingseffect worden verkregen.

25 Ook bij deze uitvoeringsvorm treedt het te separeren fluïdum de inrichting 11 binnen via invoeropeningen 16a, 16b, respectievelijk 16c, die leiden naar de respectievelijke deelkanalen 12a, 12b en 12c. Tijdens het doorlopen van de deelkanalen 12a, 12b, 12c vindt in principe op dezelfde wijze als bij de stand van de techniek scheiding plaats van het fluïdum in een zware en een lichte fractie, waarbij de zware zich telkens aan de 30 buitenzijde van het deelkanaal 12a, 12b, 12c bevindt en de lichte fractie zich aan de binnenzijde van het deelkanaal 12a, 12b, 12c bevindt. Hiertoe zijn in de tekening schematisch weergegeven afvoermiddelen 18a, 18b voorzien, die de gelijksoortige fracties van elk van de deelkanalen 12a, 12b, 12c combineren. Hiertoe zijn de afvoermiddelen voor de zware fractie 18b verbonden met telkens de buitenzijde van de 7 afvoeropening van de deelkanalen 12a, 12b en 12c, terwijl de binnenzijde van elk van de deelkanalen 12a, 12b, 12c telkens is verbonden met de afVoermiddelen voor de lichte fractie 18a.

5 In figuur 3 is een uitvoeringsvorm getoond van een separatie-inrichting 21 volgens de onderhavige uitvinding, die overeenstemt met de in figuur 2 getoonde uitvoeringsvorm, met dien verstande dat de spoed van de schroeflijnvormige schotten 25a, 25b, 25c in de deelkanalen 22a, 22b, 22c telkens verschillend is. Deze uitvoeringsvorm betreft een separatie-inrichting 21, die een cilindermantelvormige wand 23 omvat waarbinnen zich 10 de deelkanalen 22a, 22b en 22c concentrisch en in axiale richting uitstrekken, evenals een centrale buis 24. De deelkanalen 22a, 22b en 22c worden gescheiden door tussenwanden 29a, 29b. In elk van de deelkanalen 22a, 22b en 22c strekt zich een schroeflijnvormig schot 25a, 25b, respectievelijk 25c uit. Zo heeft het schroeflijnvormige schot 25c, dat zich bevindt in het buitenste deelkanaal 22c, een 15 kleinere spoed dan het schroeflijnvormige schot 25b dat zich bevindt in het middelste deelkanaal 22b. Het schroeflijnvormige schot 25a, dat zich bevindt in het binnenste deelkanaal 22a, heeft een grotere spoed dan het schroeflijnvormige schot 25b dat zich bevindt in het middelste deelkanaal 22b. Als gevolg van deze verschillen in spoed wordt aan het zich door de betreffende deelkanalen 22a, 22b, 22c stromend fluïdum een 20 onderling verschillende bcwcgingscomponcnt in tangentiele richting overgedragen, hetgeen nuttig kan zijn voor het bereiken van specifieke scheidingseffecten. Een belangrijke reden is voorts het compenseren van de verschillende diameters van de deelkanalen 22a, 22b en 22c. De gemiddelde boogstraal van het binnenste deelkanaal 22a is aanzienlijk kleiner dan de boogstraal van het buitenste deelkanaal 22c. De door 25 het fluïdum ondervonden centrifugale krachten in het binnenste deelkanaal 22a zijn dan ook veel kleiner dan die van het fluïdum in het buitenste deelkanaal 22c. Door de rotatiesnelheid van het fluïdum in het buitenste deelkanaal 22c te vergroten kan dit krachtsverschil en daarmede een verschil in scheidingsvermogen worden gecompenseerd. Een dergelijke verandering van de rotatiesnelheid kan worden 30 verkregen door verandering van de spoed van het in het betreffende deelkanaal 22a opgenomen schroeflijnvormige schot 25a.

In figuur 4 is een uitvoeringsvorm van een separatie-inrichting 31 volgens de onderhavige uitvinding getoond, waarbij in een van de deelkanalen, namelijk het 8 buitenste deelkanaal 32c, twee schroeflijnvormige schotten 35c zijn geplaatst, en wel op de wijze die overeenkomt met een tweegangige schroefdraad. Dit is in het bijzonder van toepassing bij schroeflijnvormige schotten in een deelkanaal met een grote diameter om te voorkomen dat de afstand in axiale richting tussen de schotten te groot zou worden.

5 Overigens komt deze uitvoeringsvorm overeen met de in figuur 3 getoonde separatie-inrichting 21, waarbij erop wordt gewezen dat de referentienummers in figuur 4 telkens 10 groter zijn dan die van overeenkomstige onderdelen in figuur 3.

De afvoermiddelen zijn in de bovenstaande uitvoeringsvormen slechts schematisch 10 weergegeven. Figuur 5 toont een uitvoeringsvorm van een separatie-inrichting 41 volgens de onderhavige uitvinding waarin een constructieve uitvoering van de afvoermiddelen is afgebeeld. Ook in deze figuur zijn de referentienummers telkens 10 groter dan die van overeenkomstige onderdelen in figuur 4.

15 De afvoermiddelen omvatten in eerste instantie in het stroomafwaarts gelegen deel van de tussenwanden 49 a, 49b en de wand van de inwendige cilinder 44 gevormde gaten 50. Voorts is in het binnenste deelkanaal 42a een hoofdzakelijk cilindrische scheidingswand 51a aangebracht, die aansluit op de tussenwand 49a en wel boven dat deel ervan waarin de openingen 50 zijn aangebracht, waardoor tussen de tussenwand 20 49a cn de scheidingswand 51a een afvoerkamer 52a is gevormd. Eveneens is in het binnenste deelkanaal 42b een hoofdzakelijk cilindrische scheidingswand 51b aangebracht, die aansluit op de tussenwand 49b en wel boven dat deel ervan waarin de openingen 50 zijn aangebracht, waardoor tussen de tussenwand 49b en de scheidingswand 51b een afvoerkamer 52b is gevormd.

25

De in het stroomafwaarts gelegen deel van de tussenwanden 49 a, 49b en de wand van de inwendige cilinder 44 gevormde gaten dienen voor het uit de hoofdstroom van het door de deelkanalen 42a, 42b en 42c heen vloeiende fluïdum afvoeren van de lichte fractie. De betreffende openingen 50 zijn immers steeds in de binnenwand van het 30 betreffende deelkanaal 42a, 42b, 42c aangebracht. Deze lichte fractie komt vanuit het binnenste deelkanaal 42a door de in de wand van de buis 44 aangebrachte openingen 50 terecht in het inwendige van de cilinders, waarvandaan het kan worden afgevoerd. De lichte fractie vanuit het middelste deelkanaal 42b komt aldus terecht in de afvoerkamer 52a en de lichte fractie vanuit het buitenste deelkanaal 42c komt aldus terecht in de 9 afvoerkamer 52b. De afVoerkamcrs 52a, 52b en het inwendige van de buis 44 zijn gezamenlijk verbonden met een schematische weergegeven gezamenlijk afvoerkanaal 48a voor de lichte fractie. De onderzijde van de deelkanalen 42a, 42b, 42c is verbonden met een schematische weergegeven gemeenschappelijk afvoerkanaal voor de zware 5 fractie.

Het zal duidelijk zijn dat diverse wijzigingen kunnen worden aangebracht in de hierboven getoonde uitvoeringsvormen binnen het kader van de uitvinding. Zo kan het aantal deelkanalen gelijk zijn aan twee of groter zijn dan drie. Ook is het mogelijk de 10 spoed van de diverse schroeflijnvormige schotten aan te passen aan de situatie. Eveneens is het mogclijk dat de deelkanalen ongclijkc breedte hebben. De schotten kunnen zich over de gehele breedte van de deelkanalen uitstrekken of slechts over een deel daarvan.

Claims (17)

1. Inrichting voor het separeren van een stromend fluïdum in ten minste twee fracties met afwijkende massadichtheid, omvattende: 5. een hoofdzakelijk cilindrisch kanaal; - in het kanaal aangebrachte schroeflijnvormige schotten voor het aan het door het kanaal stromend fluïdum overdragen van een bewegingscomponent met een tangentiële richting; en - op het kanaal aansluitende eerste en tweede afvoermiddelen voor het gescheiden 10 afvoeren van de als gevolg van de centrifugale werking van de bewegingscomponent in tangentiële richting van het fluïdum gesepareerde fracties met afwijkende massadichtheid, met het kenmerk dat het kanaal in tenminste twee concentrische deelkanalen is verdeeld, dat in elk van de deelkanalen schroeflijnvormige schotten zijn aangebracht en 15 dat de eerste en tweede afvoermiddelen zijn ingericht voor het van elk van de deelkanalen afzonderlijk afVoeren van de gescheiden fracties van het fluïdum.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk dat het kanaal is verdeeld in drie concentrische deelkanalen. 20

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat de concentrische kanalen zich uitstrekken rond een centrale kern.

4. Inrichting volgens conclusie 1,2 of 3, met het kenmerk dat de spoed van de 25 schroeflijnvormige schotten in elk van de deelkanalen dezelfde is.

5. Inrichting volgens conclusie 1,2 of 3, met het kenmerk dat de spoed van de schroeflijnvormige schotten in de deelkanalen onderling verschillend is.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk dat de spoed van de schroeflijnvormige schotten in de deelkanalen is gedimensioneerd voor het in elk van de deelkanalen opwekken van eenzelfde centrifugale kracht.

7. Inrichting volgens een van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk dat tenminste een van de deelkanalen is voorzien van tenminste twee zich volgens een schroeflijn uitstrekkende schotten.

8. Inrichting volgens een van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk dat de spoed van de schroeflijnvormige schotten in de deelkanalen afneemt in de stroomrichting.

9. Inrichting volgens een van de conclusies 1 - 7, met het kenmerk dat de spoed 10 van de schroeflijnvormige schotten in de deelkanalen toeneemt in de stroomrichting.

10. Inrichting volgens een van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk dat de eerste afvoermiddelen voor de afvoer van de lichtere fractie in de aan de binnenzijde gelegen wanden van de deelkanalen aangebrachte openingen omvatten. 15

11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk dat de eerste afvoermiddelen voor de afvoer van de lichtere fractie ten minste één afvoerkanaal omvatten dat aansluit op de openingen in de aan de binnenzijde gelegen wanden van de deelkanalen.

12. Inrichting volgens conclusie 10 of 11, met het kenmerk dat de tweede afvoermiddelen voor de afvoer van de zwaardere fractie stroomafwaarts van de openingen aansluiten op de verschillende deelkanalen.

13. Inrichting volgens een van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk dat in 25 de deelkanalen elementen zijn geplaatst voor het tegengaan van wervelingen.

14. Inrichting volgens een van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk dat tenminste een van de wanden tussen twee deelkanalen tenminste gedeeltelijk conisch is gevormd. 30

15. Inrichting volgens een van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk dat breedte van de deelkanalen onderling verschillend is.

16. Inrichting volgens conclusie 15, met het kenmerk dat breedte van de deelkanalen in radiale richting afneemt.

17. Werkwijze voor het in fracties separeren van een stromend fluïdum in ten minste 5 twee fracties met afwijkende massadichtheid, omvattende: - het in axiale richting door een hoofdzakelijk cilindrisch kanaal heen voeren van het in fracties te separeren fluïdum, en - het aan het door het kanaal stromend fluïdum overdragen van een tangentiële bewegingscomponent en het gescheiden afvoeren van de als gevolg van de 10 centrifugale werking van de bewegingscomponent in tangentiële richting van het fluïdum gesepareerde fracties met afwijkende massadichtheid, met het kenmerk dat het fluïdum door tenminste twee concentrische deelkanalen wordt geleid, dat in elk van de deelkanalen aan het fluïdum een bewegingscomponent met een tangentiële richting wordt toegekend en dat de gesepareerde fracties met afwijkende 15 massadichtheid gescheiden uit elk van de deelkanalen worden afgevoerd.