NL2002616C2 - Inrichting voor het verwerken van mest. - Google Patents

Description

Inrichting voor het verwerken van mest BESCHRIJVING: 5

Gebied van de uitvinding

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het verwerken van mest omvattende een magnetroneenheid voor het verhitten van de mest, welke 10 magnetroneenheid is voorzien van een magenetronbron en een uitvoeropening voor magnctronstralcn, welke inrichting voorts transportmiddelen omvat voor het transporteren van mest langs de uitvoeropening van de magnetroneenheid.

Stand van de techniek 15

Een dergelijke inrichting is bekend uit NL 1009486. Bij deze bekende inrichting wordt de mest door middel van een transportband onder een magnetronbron door getransporteerd waarbij de mest tot 100 °C wordt verhit waardoor het vochtgehalte met 20% wordt gereduceerd. Daarna wordt de mest verder gedroogd in een thermische 20 drooginstallatie. Nadeel van deze bekende inrichting is dat door verhitting tot 100 °C gasvorming in de mest zal plaatsvinden en de mest zal gaan borrelen waarbij chemische verontreinigingen ontsnappen.

Samenvatting van de uitvinding 25

Een doel van de uitvinding is het verschaffen van een inrichting van de in de aanhef omschreven soort waarbij de chemische verontreinigingen niet of minder dan bij de bekende inrichting uit de mest ontsnappen. Hiertoe is de inrichting volgens de uitvinding gekenmerkt, doordat de inrichting instelmiddelen omvat waarmee de 30 snelheid van de transportmiddelen en het vermogen van de magnetronbron ingesteld kunnen worden, welke instelmiddelen zodanig zijn ingesteld dat de mest tot minder dan 100 °C wordt opgewarmd,

Door het vocht in de mest niet te laten koken zal geen gasvorming plaatsvinden en de mest niet gaan borrelen. Hierdoor blijven de chemische 2 verontreinigingen in de vaste fractie van de mest. De watermoleculen worden echter voldoende verwarmd om op te stijgen en door de rustige wijze van verwarmen zullen de chemische zwevende verontreinigingen niet zo snel hechten aan de watermoleculen.

Met de inrichting volgens de uitvinding kan de mest voldoende gedroogd 5 worden waardoor het bovendien niet nodig is de mest nog verder te drogen in een thermische drooginstallatie. De overblijvende droge stof kan hergebruikt worden, bijvoorbeeld als brandstof of voedingsstof.

Bij voorkeur zijn de instelmiddelen zodanig ingesteld dat de mest tot maximaal 95 °C wordt opgewarmd.

10 Een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding is gekenmerkt, doordat magnctronbron in een trilholte aanwezig is, waarvan een wand is voorzien van sleufvormige uitvoeropeningen waardoor de straling gericht uittreedt. Hierdoor kan de energie gericht worden toegepast en optimaal worden benut, waardoor het drogen sneller en met minder energie uitgevoerd kan worden.

15 Een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding is gekenmerkt, doordat de magnetroneenheid onder de transportmiddelen aanwezig is en boven de transportmiddelen ter plaatse van de uitvoeropening van de magnetroneenheid een gasopvanginrichting aanwezig is waarin de uit de mest verdampte waterdamp wordt gecondenseerd.

20 Bij voorkeur omvat de gasopvanginrichting een dubbelwandig dak. De waterdamp zal tegen dit dak neerslaan en opgevangen worden. Door koude lucht door het dubbelwandige dak te blazen, kan het condensatieproces versneld worden.

Een verdere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding is gekenmerkt, doordat de inrichting een recirculatie-inrichting omvat voor het 25 terugvoeren van de warme lucht naar de mest voor of na de magnetronbron voor het voor- of nadrogen van de mest. Hierdoor wordt de restwarmte nuttig gebruikt waardoor minder energie nodig is voor het verhittingsproces met de magnetronbron.

Beknopte omschrijving van de tekeningen

Hieronder zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van een in de tekeningen weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van een verwerkingsinrichting volgens de uitvinding. Hierbij toont: 30 3

Figuur 1 een langsdoorsnede van een uitvoeringsvorm van de verwerkingsinrichting volgens de uitvinding; en

Figuur 2 een dwarsdoorsnede van de in figuur 1 weergegeven verwerkingsinrichting.

5

Gedetailleerde omschrijving van de tekeningen

In de figuren 1 en 2 is een inrichting 1 voor het verwerken mest 3 volgens de uitvinding weergegeven in langs- respectievelijk dwarsdoorsnede. De 10 inrichting 1 heeft een magnetroneenheid 5 voor het verhitten van de mest. Deze magnctronccnhcid heeft een magcnctronbron 7 die in ccn trilholte 9 aanwezig is, Een wand van de trilholte is voorzien van sleufvormige uitvoeropeningen 11 voor de magnetron stralen waardoor een gerichte magnetronstraling uittreedt. De inrichting 1 heeft voorts transportmiddelen 13 voor het transporteren van de mest 3 langs de 15 uitvoeropening 11 van de magnetroneenheid 5. Deze transportmiddelen 13 zijn gevormd door een transportband 15 die wordt aangedreven door een elektromotor 17.

De inrichting 1 heeft instelmiddelen 19 waarmee de snelheid van de transportband 15 en het vermogen van de magnetronbron 7 ingesteld kunnen worden. De instelmiddelen 19 zijn zodanig ingesteld dat zij de elektromotor 17 en de 20 magnetronbron 7 regelen zodanig dat dc mest tot maximaal 95 °C wordt opgewarmd. Hiervoor zijn de instelmiddelen 19 tevens verbonden met een temperatuursensor 20.

De magnetroneenheid 5 is onder de transportband 15 aanwezig en boven de transportband ter plaatse van de uitvoeropening 11 van de magnetroneenheid is een gasopvanginrichting 21 aanwezig waarin de uit de mest 3 verdampte waterdamp 23 25 wordt gecondenseerd. Deze gasopvanginrichting heeft een dubbelwandig dak 25 waardoor koude lucht, al dan niet geforceerd, stroomt om het condensatieproces te versnellen. Het gecondenseerde water stroomt langs het dak naar beneden en wordt opgevangen en afgevoerd.

Een recirculatie-inrichting 27 voert de warme lucht terug naar de mest 3 30 voor of na de magnetroninrichting 5 voor het voor- of nadrogen van de mest.

Hoewel in het voorgaande de uitvinding is toegelicht aan de hand van de tekeningen, dient te worden vastgesteld dat de uitvinding geenszins tot de in de tekeningen getoonde uitvoeringsvorm is beperkt. De uitvinding strekt zich mede uit tot 4 alle van de in de tekeningen getoonde uitvoeringsvorm afwijkende uitvoeringsvormen binnen het door de conclusies gedefinieerde kader.

Claims (6)

1. Inrichting voor het verwerken van mest omvattende een magnetroneenheid voor het verhitten van de mest, welke magnetroneenheid is voorzien van een magenetronbron en een uitvoeropening voor magnetronstralen, welke inrichting 5 voorts transportmiddelen omvat voor het transporteren van mest langs de uitvoeropening van de magnetroneenheid, met het kenmerk, dat de inrichting instelmiddelen omvat waarmee de snelheid van de transportmiddelen en het vermogen van de magnetronbron ingesteld kunnen worden, welke instelmiddelen zodanig zijn ingesteld dat de mest tot minder dan 100 °C wordt opgewarmd.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de instelmiddelen zodanig zijn ingcstcld dat de mest tot maximaal 95 °C wordt opgewarmd.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de magnetronbron in een trilholte aanwezig is, waarvan een wand is voorzien van sleufvormige uitvoeropeningen waardoor de straling gericht uittreedt. 15

4, Inrichting volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat de magnetroneenheid onder de transportmiddelen aanwezig is en boven de transportmiddelen ter plaatse van de uitvoeropening van de magnetroneenheid een gasopvanginrichting aanwezig is waarin de uit de mest verdampte waterdamp wordt gecondenseerd.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de gasopvanginrichting een dubbelwandig dak omvat.

6. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting een recirculatie-inrichting omvat voor het terugvoeren van de warme lucht naar de mest voor of na de magnetronbron voor het voor- of nadrogen van de mest. 25